Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over het gebrek aan maatwerk bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB)
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het gebrek aan maatwerk bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) (ingezonden 31 januari 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 18 februari 2022).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het rapport van de Nationale ombudsman, waarin wordt geconcludeerd
dat Openbaar Ministerie (OM) en CJIB onvoldoende maatwerk leveren bij de uitvoering
van een schadevergoedingsmaatregel?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u reflecteren op de conclusie van de Nationale ombudsman dat het OM en het CJIB
de verzoekster geen maatwerk hebben geboden bij de uitvoering van de schadevergoedingsmaatregel,
terwijl daar wel aanleiding én ruimte voor was? Bent u van mening dat OM en CJIB dit
maatwerk alsnog, en met terugwerkende kracht, zouden moeten leveren? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 2
Het rapport ziet op de inning van een schadevergoedingsmaatregel uit 2013. Als zich
een uitzonderlijke situatie voordeed was volgens het toen geldende beleid maatwerk
mogelijk en werd dit ook geboden. Deze uitzonderlijke situatie deed uiteindelijk in
2014 voor. Toen is met verzoekster alsnog een betalingsregeling getroffen.
De schadevergoeding die in deze zaak door de strafrechter was opgelegd diende – nadat
deze onherroepelijk was geworden – in zijn geheel te worden uitgevoerd door het CJIB.
Nadat de schadevergoedingsmaatregel niet tijdig was betaald en aanvankelijk geen passende
betalingsregeling kon worden getroffen, zijn van rechtswege verhogingen opgelegd.
De hoogte hiervan is wettelijk bepaald.
De wet bood geen ruimte om de verhogingen ongedaan te maken. Deze kunnen daarom niet
alsnog ongedaan worden gemaakt. Dit zou ook niet uitlegbaar zijn aan burgers in vergelijkbare
situaties in die tijd.
Vraag 3
Kunt u aangeven wat het OM en CJIB met de aanbevelingen uit deze casus hebben gedaan?
Wat vindt u daarvan? Deelt u de mening dat in ieder geval ook de aanbeveling gevolgd
moet worden dat de verhogingen van € 6.000 geschrapt moet worden, omdat er onredelijk
en onbehoorlijk is gehandeld door de overheid? Bent u bereid daarvoor te zorgen, omdat
maatwerk belangrijk is en rechtsbescherming moet worden geboden?
Antwoord 3
De Nationale ombudsman doet in zijn rapportage een aantal aanbevelingen. Het OM en
CJIB is verzocht om opnieuw te kijken naar de verzoeken van betrokkene om verlaging
van het door haar te betalen bedrag. De Nationale ombudsman beveelt aan om a) de opgelegde
verhogingen in mindering te brengen, b) het nog openstaande bedrag opnieuw te berekenen,
en c) te bezien wat dit betekent voor de berekening van de wettelijke rente.
De conclusie en aanbevelingen in het rapport van de Nationale ombudsman zijn door
het OM en het CJIB zorgvuldig overwogen. Daarbij is niet alleen naar deze individuele
zaak maar ook breder naar het gevoerde beleid gekeken.
Enkel de aanbeveling om de wettelijke opgelegde verhogingen in mindering te brengen
op het openstaande bedrag is niet opgevolgd. Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord
op vraag 2 was hiertoe destijds – en ook nu – geen wettelijke grondslag. Alleen als
de verhogingen onterecht zijn opgelegd – bijvoorbeeld als betrokkene door gebruik
van een verkeerd adres de post niet heeft kunnen ontvangen – is er aanleiding om de
verhogingen ongedaan te maken. Daarvan is hier geen sprake.
Vraag 4
Wordt nu wel in alle gevallen bij de uitvoering van een schadevergoedingsmaatregel
maatwerk geleverd door het OM en CJIB? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom kan dit
maatwerk niet ook geleverd worden voor zaken waarover in het verleden al besloten
is, maar nog steeds lopen?
Antwoord 4
Het CJIB heeft op mijn verzoek de afgelopen jaren ingezet op meer persoonsgericht
innen en incasseren. Dit houdt in dat het CJIB waar nodig en mogelijk maatwerk toepast
om tot inning te komen. Concreet:
– het betalingsregelingenbeleid is gewijzigd en verruimd vanaf 2017. Dit heeft onder
meer tot doel om verhogingen te voorkomen;
– per 1 april 2020 is de noodstopprocedure in werking getreden. Deze procedure richt
zich op mensen voor wie het nakomen van een betalingsregeling door schuldproblematiek
niet direct haalbaar is. Voordat met afbetaling van de geldelijke sanctie moet worden
begonnen krijgen zij een adempauze, waarin zij schuldhulpverlening moeten aanvaarden,
zodat schulden op orde kunnen worden gebracht;
– per 1 december 2020 kan het CJIB ook voor schadevergoedingsmaatregelen toestemming
verlenen voor een minnelijke schuldenregeling.
Zaken waarin de tenuitvoerlegging onder het oude beleid is begonnen en nog loopt kunnen
ook van dit nieuwe, ruimere beleid profiteren. Betrokkenen kunnen altijd contact opnemen
als zich bijvoorbeeld relevante wijzigingen in de financiële omstandigheden voordoen.
In dat geval kan bijvoorbeeld een lager termijnbedrag worden overeengekomen.
Vraag 5
Klopt het dat bij het opleggen van vervangende hechtenis én bij de exorbitante verhogingen
draagkracht geen rol speelt? Is dat nog steeds zo? Bent u bereid te bezien of dit
gegeven toch meer mee kan worden gewogen bij het al dan niet opleggen van vervangende
hechtenis en verhogingen, zodat een beter onderscheid gemaakt kan worden tussen de
veroordeelde die niet kan en de veroordeelde die niet wil betalen?
Antwoord 5
Bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding houdt de strafrechter geen rekening
met de draagkracht van de dader. Het slachtoffer heeft er immers recht op dat de dader
de door hem aangerichte schade volledig vergoedt.
Bij de tenuitvoerlegging wordt sinds 2020 wel rekening gehouden met de draagkracht
van de dader. Hierdoor wordt gijzeling niet toegepast als de veroordeelde wel wil,
maar aantoonbaar niet (in termijnen) kan betalen.
Sinds 1 januari 2020 wordt overigens geen vervangende hechtenis meer opgelegd, maar
bepaalt de rechter het aantal dagen dat de veroordeelde kan worden gegijzeld, voor
het geval de veroordeelde de schadevergoedingsmaatregel niet zou betalen. Gijzeling
is een dwangmiddel en beoogt mensen die wel kunnen, maar niet willen tot betaling
te bewegen. De duur van gijzeling is gekoppeld aan de hoogte van de schadevergoedingsmaatregel
en is gemaximeerd op 1 jaar. De rechter kan in zijn vonnis wel bepalen dat betaling
door de veroordeelde in termijnen kan plaatsvinden.
Verhogingen vinden enkel plaats indien de veroordeelde niet of niet op tijd betaalt.
Hierbij wordt niet gekeken naar de draagkracht van betrokkene. De verhogingen zijn
in de wet vastgelegd. De eerste verhoging bedraagt 20 euro en de tweede 20% van het
(nog openstaande) opgelegde bedrag van de schadevergoedingsmaatregel (met een minimum
van 40 euro). Ik acht dit niet onredelijk, te meer nu het CJIB de veroordeelde voldoende
mogelijkheden biedt om op een voor hem haalbare manier het bedrag te voldoen. Daarmee
kan deze zelf verhogingen voorkomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.