Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Rajkowski en Erkens over het bericht 'Facebook vs. Zeewolde: hoe lokale politici moeten beslissen over een landelijke kwestie'
Vragen van de leden Rajkowski en Erkens (beiden VVD) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Facebook vs. Zeewolde: hoe lokale politici moeten beslissen over een landelijke kwestie» (ingezonden 30 november 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening), mede namens
de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister voor Klimaat en Energie
(ontvangen 16 februari 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Facebook vs. Zeewolde: hoe lokale politici moeten beslissen
over een landelijke kwestie»?1
Antwoord 1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vraag 2
Hoe oordeelt u over het feit dat er in Zeewolde wellicht een van de grootste datacentra
van Europa gebouwd gaat worden?
Antwoord 2
In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI)2 wordt aangegeven dat de vestiging van nieuwe hyperscale datacenter(cluster)s een
goede ruimtelijke afweging en afstemming vergt met andere belangen in de leefomgeving.
In de NOVI wordt de voorkeur uitgesproken om hyperscale datacenters te vestigen aan
de randen van Nederland, op locaties waar veel aanbod is van (hernieuwbare) elektriciteit,
waar aansluiting op het elektriciteitsnetwerk kan worden geboden en waar ruimte minder
schaars is. De voorkeur gaat uit naar vestiging in de randen van Nederland, zoals
op de bestaande locaties Eemshaven en Middenmeer. Daarnaast geeft de NOVI richtingen
mee voor het benutten restwarmte, landschappelijke inpassing en duurzame energie.
De provincie en gemeente hebben hierbij eigen afwegingen gemaakt. Voor realisatie
van het beoogde bedrijventerrein zijn Rijksgronden benodigd. Als grondeigenaar heeft
de Staatssecretaris van BZK, mede namens de Ministers van BZK en LNV en de Staatssecretaris
van EZK, voorwaarden gesteld voor de verkoop aan de gemeente Zeewolde. Deze liggen
in het verlengde van keuzes in NOVI, zijn gebaseerd op een advies van het College
van Rijksadviseurs (CRa) en betreffen maximale energiezuinigheid van servers, maximale
opwekking van zonne-energie op daken en gevels van het datacenter, minimaal gebruik
van water voor koeling en het gebruik van restwarmte voor een warmtenet.
Vraag 3
Welke impact heeft de komst van grote hyperscale datacentra op de internationale concurrentiekracht
van het economisch kerngebied van Nederland en onze digitale infrastructuur ten opzichte
van regionale, kleinere datacentra?
Antwoord 3
Rond Amsterdam zitten veel co-locatie (of multi-tenant) datacenters met zeer snelle
onderlinge verbindingen. Dit zorgt voor zogeheten hyperconnectiviteit tussen deze
datacenters. Op dit moment hebben maar vijf steden in Europa3, waaronder Amsterdam, de unieke vestigingsvoorwaarden voor (hyperconnectiviteit)datacenters.
Dit is dus bijzonder en speelt een belangrijke faciliterende rol voor de Nederlandse
maar ook de Europese digitale economie. Deze hyperconnectiviteit rond Amsterdam draagt
bij aan een zeer gunstig vestigingsklimaat voor co-locatie datacenters en bepaalde
dienstverlening waarvoor hyperconnectiviteit een vereiste is.
Hyperscale datacenters zijn voor de kwaliteit van hun dienstverlening niet genoodzaakt
om zich te vestigen in een regio met hyperconnectiviteit, internationale ontsluiting
vindt plaats via eigen connecties met hyperconnectiviteitsclusters. Dit betekent dat
de locatie waar het hyperscale datacenter is gevestigd vanuit het perspectief van
de gebruiker weinig uitmaakt.
Dit heeft tot gevolg dat hyperscale datacenters weinig bijdragen aan het in stand
houden van of uitbreiden van de in Nederland bestaande hyperconnectiviteitsclusters,
onderdeel van de Nederlandse digitale infrastructuur en daarbij voor de ambitie uit
het coalitieakkoord om van Nederland een digitaal knooppunt te maken. Ook faciliteren
co-locatie datacenters meer dan hyperscale datacenters regionale partijen in hun digitaliseringsbehoefte,
omdat hyperscale datacenters primair worden gebruikt voor het opslaan van data of
het verlenen van dienstverlening voor de internationale markt. Dit betekent dat de
vestiging van hyperscale datacenters een relatief beperkte invloed heeft op de internationale
concurrentiekracht van Nederland en de digitale infrastructuur ten opzichte van co-locatie
datacenters.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het van belang is dat Nederland haar koploperspositie niet verliest
aan Frankfurt, Londen, Amsterdam, Parijs (de FLAP-steden), Noord-Ierland of Zweden?
Kan dit ook zonder de komst van hyperscale centra?
Antwoord 4
Nederland heeft vanwege de vele onderlinge verbindingen van co-locatie datacenters
rond Amsterdam een koploperpositie binnen Europa op het gebied van hyperconnectiviteit.
Deze hyperconnectiviteit rond Amsterdam draagt bij aan een zeer gunstig Nederlands
vestigingsklimaat voor multi-tenant datacenters en bepaalde dienstverlening waarvoor
hyperconnectiviteit een vereiste is.
De FLAP-D steden zijn van groot belang voor de doorvoer van internetverkeer in Europa.
Nederland fungeert hierbij als datacenterrotonde van Europa. De hyperconnectiviteitsclusters
rond de FLAP-D steden bedienen zowel de nationale als Europese markt. Het is van belang
dat Nederland deze belangrijke rol blijft houden, mede omdat het voor alle in Europa
gevestigde bedrijven en organisaties het van belang is dat de (Europese) datacentercapaciteit
groeit.
Hyperscale datacenters dragen weinig tot niet bij aan het in stand houden van of uitbreiden
van de in Nederland bestaande hyperconnectiviteitsclusters. Dit betekent dat de Nederlandse
koppositie op het gebied van hyperconnectiviteit behouden kan blijven zonder de aanvullende
vestiging van hyperscale datacenters.
Vraag 5
Deelt u de mening dat een slimme datacenterstrategie ook betekent dat er gekeken wordt
naar het opvangen en gebruiken van restwarmte, een lang gekoesterde wens van menig
datacentrum?
Antwoord 5
Ja, het streven dient altijd te zijn om restwarmte voor zover mogelijk te benutten.
Maar of dit daadwerkelijk lukt is complex en van de specifieke situatie afhankelijk.
Een haalbare businesscase voor een warmtenet is van veel factoren afhankelijk. Datawarmte
is van (zeer) lage temperatuur (in de regel 20–30°C4, soms hoger) en moet opgewaardeerd worden indien een bestaand of beoogd warmtenet
een hogere temperatuur heeft. Cruciaal is dat er voldoende warmtevraag moet zijn in
de nabijheid van een datacenter; het vollooprisico is één van de grootste belemmeringen
voor een goede business case. Het gebruik van warmtebronnen is vraaggestuurd; een
warmtebedrijf bepaalt uiteindelijk of het afnemen van restwarmte zinvol is om een
kosteneffectieve warmtevoorziening te realiseren.
EZK stelt kaders en instrumenten ten behoeve van de benutting van restwarmte. O.a.
via het wetsvoorstel voor de Wet Collectieve Warmtevoorziening waarin een «ophaalrecht»
voor restwarmte is opgenomen. Hiermee krijgen restwarmteproducenten zoals datacenters
de verplichting om hun restwarmte af te staan aan een warmtebedrijf indien die daarom
vraagt en dat met de aanleg van een warmtenet mogelijk maakt, waarbij uitsluitend
de feitelijke uitkoppelkosten aan de restwarmteproducent worden vergoed. De SDE++-subsidie
biedt financiële ondersteuning bij het realiseren van duurzame warmteprojecten en
helpt de uitkoppelkosten te dekken.
Vraag 6
Wat is de impact van dit soort grote datacentra op de netproblematiek, gezien het
feit dat de energietransitie op veel vlakken vastloopt op de beschikbare netcapaciteit?
Deelt u de mening dat regio-overstijgende sturing voor dit soort ingrijpende besluiten
(over)belasting van het stroomnet kan voorkomen?
Antwoord 6
Datacenters leggen net als andere grootverbruikers een relatief groot beslag op de
beschikbare transportcapaciteit van het elektriciteitsnet. Een aanvraag van een grootverbruiker
op een plek waar er nog maar beperkte transportschaarste is voor afname van elektriciteit
kan tot extra knelpunten leiden. Het creëren van extra (complementaire) vraag op plekken
waar deze elektriciteit niet weg kan worden getransporteerd kan juist verlichting
brengen in de ontstane transportschaarste5.
Decentrale overheden hebben de mogelijkheid om sturing te geven aan allerlei (maatschappelijke)
initiatieven via het ruimtelijk beleid. Pas als decentrale overheden de bestemmingen
mogelijk maken en ruimtelijke vergunningen verlenen, zal een initiatief zich kunnen
vestigen en aangesloten kunnen worden. Het is dus belangrijk dat decentrale overheden
in een vroeg stadium rekening houden met beschikbare netcapaciteit bij ruimtelijke
inpassing van zowel initiatieven als netinfrastructuur. In dit verband is voorts relevant
dat het Rijk – zoals aangekondigd in het coalitieakkoord – naar aanleiding van het
grote beslag op duurzame energie in verhouding tot de economische en maatschappelijke
meerwaarde, de landelijke regie voor hyperscale datacenters zal aanscherpen en ook
de toelatingscriteria voor de vergunningverlening. De Minister voor Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening komt hier dit voorjaar in een gezamenlijke brief met de Minister
voor Klimaat en Energie op terug.
Vraag 7
Klopt het dat dit datacentrum meer energie zal verbruiken dan de provincie Flevoland
of de stad Amsterdam?6 Hoe gaat die energie opgewekt worden?
Antwoord 7
Als de datacentercampus volledig gebouwd is (dat gebeurt gefaseerd en beslaat een
periode van 2021–2028), kan het totale jaarlijkse verbruik groeien tot 1,38 TWh volgens
de plannen.
Het elektriciteitsverbruik van Flevoland is zo’n 2 TWh en het elektriciteitsverbruik
van de gemeente Amsterdam is zo’n 4,6 TWh. De vergelijking wordt vaak gemaakt met
het elektriciteitsverbruik van huishoudens. In 2020 was het elektriciteitsverbruik
van de huishoudens in Nederland 22% van het totale elektriciteitsverbruik (KEV, 2021).
Dus het klopt dat het datacenter in de eindsituatie meer elektriciteit verbruikt dan
huishoudens in Flevoland of Amsterdam. Overigens is de huidige productie van hernieuwbare
elektriciteit in Flevoland momenteel zo’n 2,7 TWh, groeiend naar maximaal 5,8 TWh
in 2030 (bron: Monitor RES 1.0 PBL). Alleen al het nabij gelegen windpark Groen zal
jaarlijks zo’n 1,8 TWh produceren, wat dus meer is dan het datacenter maximaal zal
gebruiken in de eindsituatie.
Vraag en aanbod van elektriciteit in ons land zijn op elk moment van de dag in balans.
Productie van elektriciteit zal in toenemende mate via wind en zon verlopen. In 2030
dient er volgens het Klimaatakkoord 84 TWh hernieuwbare elektriciteit uit wind en
zon te zijn. Dit is dan ca. 75% van de vraag.
De Stuurgroep extra opgave7 raamt de extra elektriciteitsvraag voor datacenters in 2030 tussen de 5–15 TWh ten
opzichte van het Klimaatakkoord. De Stuurgroep adviseert tevens hiervoor extra wind
op zee te realiseren. In lijn met de moties Boucke c.s.8 wordt ingezet op het mogelijk maken van 10 GW aan extra wind op zee tot rond 2030.
Een volgend kabinet zal besluiten over de precieze omvang van de opgave.
Vraag 8
Wat is de impact van dit datacentrum op de capaciteit van het stroomnet? Wat betekent
de komst hiervan voor de continuïteit van andere grote stroomgebruikers in de regio?
Antwoord 8
Ik heb geen zicht op de exacte impact van dit initiatief op het elektriciteitsnetwerk.
De netbeheerder zal moeten beoordelen of de gevraagde transportcapaciteit ook op korte
termijn geleverd kan worden of dat dit nog aanvullende investeringen vergt. Andere
gebruikers worden niet direct geraakt. Netbeheerders dienen bij het uitgeven van transportcapaciteit
rekening te houden met de benodigde transportcapaciteit die de gezamenlijk gebruikers
van het net nodig hebben. De netbeheerders publiceren een actueel overzicht van de
beschikbare transportcapaciteit.9 Hieruit blijkt dat er een transportprobleem is voor wat betreft invoering van elektriciteit
(door o.a. zon- en windinstallaties) en niet voor afname.
Vraag 9
Welke trajecten voor de komst van regionale kleine of hyperscale datacentra lopen
er op dit moment? Om welk type datacentrum gaat het, om welke locaties gaat het en
per wanneer?
Antwoord 9
Voor zover bekend, op basis van de informatie van TenneT en de Netherlands Foreign
Investment Agency (NFIA), lopen er rond de 20 à 25 projecten voor de vestiging en
uitbreiding van datacenters in Nederland. Dit is ook toegelicht in de brief over datacenters
van 17 december jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 968). Dit betreffen datacenters van uiteenlopende grootte die in verschillende fases
van voorbereiding zitten; van zeer globale tot concrete plannen. Het gaat onder andere
om projecten in de regio’s Noord-Holland, Flevoland en Groningen. Meer specifieke
informatie ten aanzien van de locatie van de projecten en aanvragen voor aansluitingen
op het elektriciteitsnet is bedrijfsvertrouwelijk en mag niet door de NFIA of TenneT
worden gedeeld. Dit aantal is overigens niet uitputtend. Het is mogelijk dat er ook
bij lokale overheden projecten lopen, waar op nationaal niveau geen zicht op is.
Het is tot slot goed om te benadrukken dat bedrijven bij dergelijke investeringsprojecten
vaak verschillende locaties in verschillende landen vergelijken om zo tot een vestigingslocatiekeuze
te komen. Daarom is het dus zeer onzeker of deze lopende projecten uiteindelijk ook
tot nieuwe vestigingen in Nederland zullen leiden, en zo ja op welke termijn. In de
praktijk zien we daarbij dat bedrijven met datacenters, door de teruglopende beschikbaarheid
van fysieke ruimte en stroom, steeds vaker kiezen voor een locatie buiten Nederland.
Vraag 10
Wat is de impact van dit soort grote datacentra op het energiebesparingsdoel dat Nederland
heeft vanuit de Europese Commissie?
Antwoord 10
Het energieverbruik van datacenters, net als dat van andere energieverbruikers, telt
mee voor het EU-energieverbruiksdoel zoals vastgelegd in artikel 3 van de Energy Efficiency
Directive (EED). Dit doel is vertaald naar een energieverbruiksniveau in 2030, zowel
voor primair als finaal energieverbruik. De precieze impact van grootschalige datacenters
op het Nederlandse aandeel van het Europese energieverbruiksdoel is niet te geven.
Volgens het CBS verbruikten datacenters in 2020 2,8% van de totale elektriciteit in
Nederland. Indien datacenters in de toekomst (netto) meer energie verbruiken, zal
het energieverbruik van andere verbruikers verder moeten afnemen om aan de EU-verbruiksdoelen
te voldoen. Dit geldt overigens ook indien andere energie-intensieve bedrijven zich
in Nederland vestigen of in de toekomst meer energie verbruiken. Voor datacenters
zijn er eisen met betrekking tot energie-efficiëntie vastgelegd in de Erkende Maatregelenlijst
energiebesparing (EML Commerciële Datacenters). Vanaf 2023 vallen alle datacenters,
inclusief de grote datacenters, automatisch onder de energiebesparingsplicht.
In de voorgestelde herschikking van de EED worden er op EU-niveau strengere eisen
aan datacenters gesteld. Zo komt er een verplichting om energieverbruik van datacenters
te monitoren en rapporteren. De herschikking van de EED is onderdeel van het Fit-for-55
pakket dat momenteel in Brussel wordt besproken.
Vraag 11
Is de energie-infrastructuur aangepast in zowel (groot) Amsterdam als Almere, zoals
te lezen is in de «Ruimtelijke Strategie Datacenters»?10 Zo nee, waarom niet en wanneer en hoe gaat dit gebeuren? Hoe zit het met de andere
locaties die in de strategie worden genoemd?
Antwoord 11
Pas als decentrale overheden de bestemmingen mogelijk maken en ruimtelijke vergunningen
verlenen, zal een initiatief zich kunnen vestigen en aangesloten kunnen worden op
het elektriciteitsnet. Het is bij het maken van deze ruimtelijke plannen belangrijk
om ook na te denken over de afstemming met het energiesysteem.
De netbeheerder zelf maakt geen onderscheid tussen functies en sluit functies aan
op volgorde van binnenkomst. De netbeheerder zal bij een aansluitverzoek moeten beoordelen
of de gevraagde transportcapaciteit ook op korte termijn geleverd kan worden of dat
dit nog aanvullende infrastructuurversterkingen vergt.
De netbeheerders werken op veel locaties in Nederland aan de versterking van de elektriciteitsinfrastructuur.
Dit gebeurt echter niet voor een specifieke sector.
Vraag 12
Op welke manier is er afstemming geweest tussen lokale bestuurders, de provincie en
de rijksoverheid en wat is er afgesproken over randvoorwaarden voor de bouw van het
datacentrum?
Antwoord 12
In aanloop naar de mogelijke vestiging van het Meta datacenter in Zeewolde hebben
de netbeheerders de Minister van Economische Zaken en Klimaat advies gevraagd over
een bijzondere wijze van aansluiting op het hoogspanningsnet die Meta wenste. Vervolgens
is getoetst of de Elektriciteitswet deze bijzondere wijze van aansluiting toestond,
en geconstateerd dat dit het geval is.
Op dat moment zijn ook de provincie Flevoland en gemeente Zeewolde benaderd over de
vestiging, waar zij benadrukten een zorgvuldige afweging te hebben gemaakt en grote
belangen te hechten aan de vestiging.
Een van de vervolgstappen van de provincie en gemeente was het verzoek aan het Rijk
om rijksgronden te verkopen in het kader van de beoogde bestemmingswijziging en daaraan
gekoppelde procedures. Naar aanleiding van dit verzoek heeft het Rijk, in overleg
met de gemeente en provincie, aan het College van Rijksadviseurs (CRa) de opdracht
gegeven voor een verkenning naar een optimaler ontwerp en inpassing van het datacenter.
De Staatssecretaris van BZK stelde, mede namens de Ministers van BZK en LNV en de
Staatssecretaris van EZK, op basis van deze verkenning de onder antwoord 2. genoemde
voorwaarden. Op dit moment heeft Zeewolde nog geen aangepast plan gedeeld, het Rijksvastgoedbedrijf
is in afwachting van dit aangepast plan.
Vraag 13
Welke afspraken zijn er gemaakt met Meta/Facebook over onder andere het betalen van
(lokale) belastingen, het wel of niet ontvangen van subsidies, de komst van arbeidsplaatsen
en watercompensatie?
Antwoord 13
De inhoudelijk betrokkenheid van het Rijk bij deze mogelijke investering van Facebook
richtte zich op de netaansluiting en de mogelijke verkoop van grond van het Rijksvastgoedbedrijf.
Belastingen, subsidies, arbeidsplaatsen en watercompensatie waren geen onderwerpen
in deze gesprekken. In de gesprekken tussen het Rijksvastgoedbedrijf en de gemeente
over de eventuele verkoop van de grond zijn voorwaarden van het Rijk gesteld. Daarbij
zijn ook de processtappen besproken die voorschrijven dat de gemeente zorgt voor een
aangepast plan, het Rijk deze laat toetsen en vervolgens beoordeelt en daarna beslist
over verkoop (zie de brief van de Staatssecretaris van BZK van 13 december jl.11).
Vraag 14
Deelt u de mening dat het niet wenselijk zou zijn als lokale politici en bestuurders
zonder afstemming met provincie en rijksoverheid zouden besluiten over de komst van
een datacentrum vanwege de regio-overstijgende consequenties?
Antwoord 14
De NOVI is zelfbindend voor het Rijk maar geeft ook de onder 2 genoemde richtingen
mee voor deze afwegingen.
Het verdient daarbij voorkeur als provincies zelf beleid formuleren voor vestiging
van datacenters en de inrichting van locaties. Het Rijk gaat hier met provincies over
in overleg. In lijn met het coalitieakkoord zal dit kabinet de landelijke regie en
de toelatingscriteria ten aanzien van (hyperscale) datacenters aanscherpen. De Minister
voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zal hier komt hier dit voorjaar in een
gezamenlijke brief met de Minister voor Klimaat en Energie op terug.
Vraag 15
Deelt u de mening dat de komst van een regionaal klein datacentrum bij kan dragen
aan de internationale concurrentiekracht van het economisch kerngebied van Nederland
en het onze digitale infrastructuur versterkt, mits het geen blokkerende impact heeft
op het Nederlandse stroomnet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u dit meenemen in de
datacentervisie die naar de Tweede Kamer wordt gestuurd?
Antwoord 15
Het merendeel van de datacenters in Nederland zijn regionale datacenters waarvan een
groot deel in de regio Amsterdam gevestigd is. Regionale (co-locatie) datacenters
spelen een belangrijke faciliterende rol in de digitalisering van Nederlandse bedrijven
en organisaties en daarmee de internationale concurrentiekracht van deze bedrijven
maar datacenters in Nederland zorgen ook voor uitstekende internationale connectiviteit.
Clusters van co-locatie datacenters rond Amsterdam en de AMS-IX zorgen voor deze zeer
snelle internationale verbindingen, de zogenoemde hyperconnectiviteit. Deze hyperconnectiviteit
draagt bij aan de goede digitale infrastructuur en is daarmee ook gunstig voor het
Nederlands vestigingsklimaat, met name voor multi-tenant datacenters en bepaalde dienstverlening
waarvoor hyperconnectiviteit een vereiste is. De Metropoolregio Amsterdam (MRA) houdt
bij het opstellen van de nieuwe verstedelijkingsstrategie met het oog op groei van
deze hyperconnectiviteitclusters dan ook rekening met de beschikbare (toekomstige)
energie-infrastructuur. Met betrekking tot de datacentervisie verwijs ik u naar het
antwoord op vraag 16.
Vraag 16
Deelt u de mening dat er meer landelijke sturing moet zijn en dat er meer duidelijkheid
moet komen over het beleid rondom het bouwen van datacentra in Nederland? Zo ja, welke
randvoorwaarden zouden hier volgens u van toepassing zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 16
Op 17 december jl. heeft uw Kamer een brief ontvangen over datacenters (Kamerstuk
32 813, nr. 968) die verder ingaat op de verwachte groei van de datacentersector, de elektriciteitsvraag
die daarbij gepaard gaat en de wenselijkheid van datacenters mede gezien schaarse
ruimte en de landschappelijke impact. Voorts: in het coalitieakkoord constateert het
kabinet dat hyperscale datacentra een onevenredig groot beslag leggen op de beschikbare
duurzame energie in verhouding tot de maatschappelijke en/of economische meerwaarde.
Daarom scherpen we de landelijke regie en de toelatingscriteria bij de vergunningverlening
hiervoor aan. De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening komt hier
dit voorjaar in een gezamenlijke brief met de Minister voor Klimaat en Energie op
terug.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Mede namens
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie -
Mede namens
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.