Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Esch over het bericht 'Deltacommissaris: woningbouw houdt veel te weinig rekening met klimaatverandering'
Vragen van het lid Van Esch (PvdD) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Deltacommissaris: woningbouw houdt veel te weinig rekening met klimaatverandering» (ingezonden 10 december 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening), mede namens
de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 28 januari 2022). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1237.
Vraag 1
Kent u het bericht «Deltacommissaris: woningbouw houdt veel te weinig rekening met
klimaatverandering»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit artikel in het Financieel Dagblad over het advies dat de
Deltacommissaris onlangs heeft uitgebracht over klimaatadaptatie en woningbouw op
de lange termijn. Zoals aangekondigd in de Kamerbrief2 van 12 november 2021 zal ik u in het eerste kwartaal van 2022 de reactie op dit advies
doen toekomen.
Vraag 2 en 3
Wat is uw reactie op de stelling dat «het leeuwendeel van de één miljoen woningen
die er bijgebouwd moeten worden de komende jaren, gepland zijn in gebieden die kunnen
overstromen, gebieden met een slappe ondergrond of gebieden met een natte bodem»?
Bent u geschrokken van de schatting dat waarschijnlijk 820.000 van de nieuwe woningen
op een locatie zouden komen die te maken krijgt met extreem weer, pieken in de rivierafvoer
en/of een stijgende zeespiegel?
Antwoord 2 en 3
In bijna alle delen van ons land zijn er risico’s vanuit wateroverlast, hitte, droogte
of waterveiligheid. Laaggelegen gebieden en gebieden langs beekdalen en rivieren zijn
kwetsbaar voor overstromingen, terwijl hooggelegen zandgronden te maken hebben met
droogteproblematiek. Dat de kwetsbaarheden er zijn, laten de overstromingen in Limburg
ons de afgelopen zomer helaas zien. Het overgrote deel van de Nederlandse bevolking
woont en werkt momenteel in voor klimaatverandering gevoelige gebieden. In deze gebieden
zijn ook de woningtekorten het grootst en is op korte termijn grote behoefte aan betaalbare
woningen. In dat licht is het niet vreemd dat het grootste deel van de nieuwbouw ook
in deze gebieden is gepland. Echter, dat betekent ook een (extra) opgave als het gaat
om klimaatadaptatie. In sommige gebieden kan er een spanning zijn tussen de ambities
van aantal woningen en klimaatadaptie.
Hierbij zijn er (grote) verschillen in de omvang van de risico’s binnen en tussen
gebieden en regio’s in Nederland, waardoor de inspanning om de risico’s door middel
van adaptieve maatregelen te mitigeren hiermee verschilt. Door klimaatbestendig te
bouwen en binnen plangebieden de meest kwetsbare plekken te mijden, kunnen de risico’s
en benodigde middelen worden beperkt.
Vraag 4
Welke actie gaat u ondernemen om te zorgen dat de nieuw te bouwen woningen gebouwd
worden op locaties en met methodes die ze toekomstbestendig maken?
Antwoord 4
Het is belangrijk om bij de woningbouwopgave rekening te houden met de langetermijngevolgen
van klimaatverandering, zodat de gevolgen niet op de toekomstige generaties worden
afgewenteld. Tegelijkertijd is de woningnood groot en is er op korte termijn behoefte
aan betaalbare woningen om de woningnood op te lossen. Hierbij staan we vanuit het
oogpunt van klimaatadaptatie voor een flinke uitdaging, omdat een groot deel van onze
bestaande woningvoorraad zich bevindt in voor klimaatverandering gevoelige gebieden,
zo ook een groot deel van onze nieuwbouwopgave. Voor sommige gebieden met grote kwetsbaarheden
en veel nieuwbouwwoningen kan er een spanning zijn tussen de ambities van aantal woningen
en klimaatadaptie. In de reactie op het advies van de Deltacommissaris zullen we aangeven
hoe we aan de slag gaan met deze uitdaging om enerzijds snel betaalbare woningen te
realiseren en anderzijds rekening te houden met gevolgen van klimaatverandering. Dit
zullen we bezien voor zowel de locatiekeuze, de gebiedsinrichting als de bouwwijze.
Op dit moment inventariseren gemeenten al risico’s door middel van stresstesten en
formuleren ambities voor klimaatadaptatie in de gemeentelijke omgevingsvisies. Verder
wordt er samen met de collega’s van IenW en LNV gewerkt aan een Nationaal Actieprogramma
Klimaatadaptatie gebouwde omgeving, waarin de bestaande stad en klimaatadaptieve nieuwbouw
belangrijke onderdelen zijn. Toekomstbestendige woningen omvatten naast klimaatadaptatie
nog vele andere aspecten (zoals woningvraag, leefbaarheid, verstedelijking, bereikbaarheid
en verduurzaming). De acties uit het Actieprogramma bieden de basis voor het onderdeel
klimaatadaptatie in deze afweging. Het Actieprogramma wordt in de eerste helft van
2022 aan uw Kamer gestuurd.
Vraag 5
Welke actie gaat u ondernemen nu de Deltacommissaris stelt dat klimaatadaptief bouwen
een no-regret maatregel is omdat de kosten ervan lager zijn dan de schade in de toekomst
wanneer we niet klimaatadaptief bouwen? Bent u alsnog bereid om natuur inclusief bouwen
en renoveren op te nemen in het bouwbesluit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
en meerwaarde kan hebben voor andere opgaven, zoals het verbeteren van de biodiversiteit,
gezondheid en de energietransitie. Er is echter geen duidelijk kader dat aangeeft
waaraan voldaan moet worden om klimaatadaptief te zijn. Decentraal zijn er al initiatieven
op regionaal of lokaal niveau om nieuwe woningen zoveel mogelijk klimaatadaptief te
laten bouwen. Naar aanleiding van het briefadvies van de Deltacommissaris zal er het
komende jaar met collega’s van IenW en LNV samen gewerkt worden aan een nationale
maatlat die duidelijk maakt wat verstaan wordt onder klimaatadaptief bouwen, waarbij
er voldoende ruimte blijft voor maatwerk. Hiervoor bouwen we voort op de regionale
ervaringskennis en betrekken we de relevante stakeholders. De maatlat zal de thema’s
hitte, wateroverlast en overstroming, droogte, klimaatbestendig en biodivers groen
omvatten. Dit is ook een actie die terug zal komen in het eerdergenoemde Actieprogramma
Klimaatadaptatie gebouwde omgeving. Over deze maatlat zal uw Kamer eind dit jaar (2022)
informeren.
In het nota overleg Groen in de Stad van 27 september 2021 heeft de voormalig Minister
van BZK uw Kamer toegezegd voor de zomer van 2022 te zullen informeren of aanvullende
bouwregelgeving voor natuurinclusief bouwen wenselijk is en, zo ja, hoe deze mogelijkheid
kan worden gecreëerd. Daarnaast werk ik in het kader van de door Uw Kamer aangenomen
motie Valstar aan het in kaart brengen van mogelijkheden en reeds bestaande voorbeelden
ter bevordering van natuur en biodiversiteit rondom nieuw te bouwen en te renoveren
woonhuizen en het onderzoeken op welke wijze natuur en biodiversiteit geïncorporeerd
kunnen worden in de bouw en renovatie van woningen. Hierover zal ik uw Kamer voor
de zomer van 2022 nader informeren.
Vraag 6 en 7
Deelt u de mening dat het belangrijk is om de klimaatcrisis, de woningcrisis, de stikstofcrisis
en de biodiversiteitscrisis in samenhang op te lossen?
Deelt u ook de mening dat beleid dat gericht is op het oplossen van slechts een van
deze problemen gedoemd is te mislukken?
Antwoord 6 en 7
Uitgangspunt voor het maken van beleid is dat er rekening wordt gehouden met de effecten
van het beleid op andere beleidsterreinen. Het is daarmee belangrijk om de verschillende
problemen in samenhang op te lossen. De individuele crises zijn groot en op alle onderdelen
zijn oplossingen nodig. De druk op de ruimte is daarbij groot en belangen kunnen soms
tegengesteld zijn. Daarom is het belangrijk deze opgaven in samenhang te bezien en
als Rijk hierop samen te werken, samen met andere overheden en partners. Hierdoor
kunnen in samenhang keuzes worden gemaakt als de situatie daarom vraagt.
Vraag 8, 9 en 11
Klopt het dat u als rijksoverheid eigenlijk niet of nauwelijks stuurt op een toekomstbestendige
verdeling van de woningbouw over Nederland?
Klopt het dat u met uw beleid via de woondeals alleen maar stuurt op het bijbouwen
op locaties met veel vraag?
Op welke manier bent u van plan om wél te gaan sturen op een toekomstbestendige verdeling
van de woningbouw over Nederland?
Antwoord 8, 9 en 11
Zoals verwoord in het coalitieakkoord is het beleid van de rijksoverheid gericht op
het bouwen van woningen in heel Nederland, zowel binnenstedelijk als buitenstedelijk.
Bij de actualisatie van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en de aangekondigde Nationale
Woon- en Bouwagenda zal ik u aangeven hoe dit beleid verder vorm gegeven zal worden.
In zijn algemeenheid kan ik u aangeven dat voor de locatiekeuze en inrichting van
de nieuwbouwgebieden meerdere belangen een rol spelen, zoals de woningvraag, leefbaarheid,
verstedelijking, bereikbaarheid en verduurzaming inclusief klimaatadaptatie. Een locatiekeuze
waarbij integraal rekening wordt gehouden met deze belangen maakt voor mij onderdeel
uit van een toekomstbestendige verdeling van de woningbouw.
Daarnaast is in het coalitieakkoord opgenomen dat water en bodem sturend moeten worden
in ruimtelijke planvorming. Dit houdt in dat bij de locatiekeuze voor nieuwe ontwikkelingen
en functies, er gekeken wordt wat past vanuit het bodem- en watersysteem, waarbij
integraal rekening wordt gehouden met de andere belangen die een rol spelen bij woningbouwontwikkeling.
In mijn reactie op het advies van de Deltacommissaris kom ik uitgebreider terug op
een uitwerking hiervan.
Vraag 10
Ziet u een relatie tussen de groei van de grote steden en de wijze waarop de (rijks)overheid
zich al decennia actief terugtrekt uit de regio?3
Antwoord 10
Urbanisatie (de trek naar de stad) is een wereldwijd fenomeen en gaat al decennia
terug in de tijd. Wereldwijd wonen er steeds meer mensen in steden. In 1800 leefde
slechts twee procent van de wereldbevolking in steden. In 1950 was dit percentage
opgelopen tot dertig procent en in 2007 woonde meer dan de helft van de wereldpopulatie
in steden. Ook in Nederland is sprake van een trek van en naar de stad zoals het PBL4 constateerde in 2019. Elke drie jaar voert het Rijk een grootschalig WoonOnderzoek
uit onder de Nederlandse bevolking over de huidige en toekomstige woning en woonomgeving.
Het beleid van de rijksoverheid volgt de ontwikkelingen die hieruit naar voren komen
en speelt hierop in. Zoals verwoord in het coalitieakkoord is mijn beleid voor de
komende periode erop gericht om te bouwen in heel Nederland, zowel binnen- als buitenstedelijk.
Vraag 12
Kunt u een uitgebreide reactie geven op het rapport «Op Waterbasis» waarin geschetst
wordt welke delen van Nederland, op basis van de ondergrond, voor nu en de toekomst
geschikt zijn voor woningbouw? Hoe gaat u uw beleid aanpassen op basis van deze kennis?
Antwoord 12
De informatie in dit rapport en achterliggende onderzoeken vormen belangrijk basismateriaal
in de verdere uitwerking van het principe dat het bodem- en watersysteem mede sturend
is in ruimtelijke planvorming, zodat we ook in de (verre) toekomst veilig en prettig
kunnen blijven wonen en werken. De Deltacommissaris heeft onder meer de inzichten
van het rapport gebruikt om te komen tot zijn advies en benoemt het leidend laten
zijn van het water- en bodemsysteem bij de woningbouwopgave als belangrijk principe
om de gevolgen van klimaatverandering niet af te wentelen op toekomstige generaties.
Met de reactie op het advies van de Deltacommissaris gaan we ook in op het rapport.
Vraag 13
Bent u bereid uw klimaatadaptatie en klimaatmitigatiebeleid extreem te versnellen
nu de Deltacommissaris aangeeft dat we nu al weerextremen zien die op basis van de
modellen nog niet werden verwacht? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Wat betreft het klimaatmitigatiebeleid gaat het kabinet inderdaad versnellen, zoals
in het Coalitieakkoord te zien is. Het doel voor 2030 in de Klimaatwet wordt aangescherpt
tot ten minste 55% CO2-reductie. Om dit doel zeker te halen wordt het beleid gericht op een hogere opgave,
wat neerkomt op circa 60% CO2-reductie in 2030. Om de nodige extra stappen te zetten, is een pakket aan maatregelen
aangekondigd en wordt een Klimaat- en transitiefonds ingericht van € 35 mld.
Voor wat betreft klimaatadaptatie wordt de noodzaak onderstreept dat overheden en
burgers blijven werken aan het klimaatbestendig inrichten van Nederland. Er is nog
veel te doen aan het tegengaan van wateroverlast en hittestress, bestrijding van droogte
en er zijn blijvend inspanningen nodig om de waterveiligheid te garanderen. De nieuwste
inzichten van het KNMI (KNMI Signaal ’21) over klimaatverandering moeten worden vertaald
in ruimtelijke inrichting en keuzes en klimaatbestendig bouwen, met ruimte voor regionaal
maatwerk.5 Dit sluit aan bij de aanpak zoals uitgewerkt in het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie,
waarin alle overheidslagen samenwerken aan de ambitie om Nederland in 2050 klimaatbestendig
en waterrobuust ingericht te hebben. Het is ook in lijn met de aanpak die de Nationale
Adaptatie Strategie voorstaat en die momenteel wordt geëvalueerd.
In de tijdelijke beleidstafel wateroverlast en waterveiligheid worden naar aanleiding
van de wateroverlast in Limburg van afgelopen zomer adviezen geformuleerd voor onder
meer de versterking van de aanpak van klimaatadaptatie voor wateroverlast en waterveiligheid.
Op dit moment loopt al de impulsregeling ruimtelijke adaptatie waarmee een bijdrage
wordt gegeven aan regionale overheden voor ruimtelijke aanpassingen aan de gevolgen
van klimaatverandering. Deze regeling loopt tot en met 2023. Daarnaast is in het coalitieakkoord
300 miljoen vrij gemaakt voor maatregelen te nemen in de beekdalen van de Maas.
Vraag 14
Kunt u ingaan op het advies van de Deltacommissaris om nu al rekening te houden met
de effecten van klimaatverandering? Op welke praktische wijze gaat u het beleid versnellen
en intensiveren om overlast door hitte, droogte, neerslag en/of overstromingen te
voorkomen?
Antwoord 14
Zoals al eerder genoemd kom ik samen met mijn collega van IenW in het eerste kwartaal
van 2022 met een reactie op het advies van de Deltacommissaris, waarin wordt aangegeven
hoe het rijk met de aanbevelingen uit het advies van de Deltacommissaris reeds aan
de slag is en gaat.
Vraag 15
Deelt u de mening dat het belangrijk is om nu al in te zetten op het klimaat adaptief
maken van steden omdat het grofweg 30 jaar duurt voordat een boom die je plant gegroeid
is tot het formaat dat de koelende werking heeft van 10 airco’s?
Antwoord 15
Ja, ik deel de mening dat het belangrijk is om nu al in te zetten op het klimaatadaptief
maken van steden. Het beschermen tegen hitte is een belangrijk onderdeel van klimaatadaptatie
en is ook als aandachtspunt opgenomen in het coalitieakkoord. Langere blootstelling
aan hitte heeft impact op mensen, zowel in de buitenruimte als in binnenruimtes. Klimaatadaptief
bouwen biedt daarbij kansen om woningen op een andere wijze te koelen dan via airco’s.
Bomen en groen dragen vanwege schaduwwerking en verdamping bij aan verkoeling, maar
er zijn ook andere manieren om hitte buiten en binnen te verminderen. Bijvoorbeeld
schaduwwerking, ventilatie en verkoeling door stromend water. In het Bouwbesluit worden
sinds deze zomer eisen gesteld aan nieuwbouw om oververhitting van gebouwen te voorkomen.
Vraag 16
Deelt u de mening dat het belangrijk is om nu al versneld in te zetten op het tegengaan
van bodemdaling zodat de schade aan funderingen de komende decennia hopelijk enigszins
beperkt blijft?
Antwoord 16
Ik deel de mening dat het van belang is om in te zetten op het tegengaan van bodemdaling
om schade aan funderingen te voorkomen. Tegelijkertijd is bodemdaling een autonome
ontwikkeling die te maken heeft met de gesteldheid van bodem en ondergrond en de bovenliggende
bebouwing. Droogte en ontwatering kunnen die bodemdaling versnellen.
Het kabinet geeft in zijn coalitieakkoord 2021–2025 aan zich in te zullen zetten voor
het tegengaan van funderderingsproblematiek door bodemdaling. Hierbij zijn verschillende
trajecten binnen het Rijk relevant: de landelijke aanpak rond de Veenweidegebieden,
de nog nader uit te werken NOVI-programma’s (zoals het Nationaal Programma Landelijke
Gebied (NPLG) en het programma Bodem en Ondergrond) en het Rijksprogramma aanpak Funderingsproblematiek
(RPAF) uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Dit laatste
is een ondersteunend programma met als doel het verzamelen en delen van kennis en
het bevorderen van kennisontwikkeling en innovaties op het gebied van de aanpak van
funderingsproblematiek maar ook preventie. Het programma kijkt daarbij naar de verschillende
oorzaken van funderingsproblematiek, zoals paalrot bij droogstand, bacteriële aantasting,
negatieve kleef, verkeerde aanleg en verkeerde verbouw. Het RPAF is vanuit het funderingsdossier
ook aangesloten bij de Coalitie Stevige Steden, dat vanuit het veld werkt aan bodemdaling
in bebouwd gebied.
Vraag 17
Deelt u de mening dat het, vanwege toekomstig overstromingsgevaar, belangrijk is om
bebouwing in de kuststrook en in gebieden langs de rivieren nu en de komende jaren
te beperken?
Antwoord 17
Er gelden vanuit het huidige waterveiligheidsbeleid reeds strikte regels voor het
ontwikkelen in de kuststrook (strand en duingebied). Nieuwe ontwikkelingen worden
door de waterkeringbeheerder beoordeeld, zodat de waterkerende functie van de zeewering
niet wordt aangetast. Langs de rivieren dient onderscheid gemaakt te worden tussen
binnendijks en buitendijks gebied. Langs de grote rivieren is buitendijks (in het
rivierbed) het beleid gericht op behoud of vergroten van de afvoer- en bergingscapaciteit
van de rivier. Dat betekent dat woningbouw in buitendijks gebied middels de Beleidslijn
Grote Rivieren enkel onder deze strenge voorwaarden mogelijk zijn en bebouwing direct
langs de rivieren, die het bergend vermogen en de mogelijkheid tot rivierverruiming
feitelijk onmogelijk maken, niet zijn toegestaan.
In het algemeen geldt dat het waterveiligheidsbeleid rekening houdt met het toekomstige
overstromingsrisico op basis van een inschatting van de ontwikkeling van de economische
waarde van het te beschermen gebied. Dit betekent bijvoorbeeld, dat rekening is gehouden
met de stijgende waarde door bijvoorbeeld nieuwe woningen in overstroombare gebieden
bij het vaststellen van de normen voor de waterkeringen, in de Randstad en daarbuiten.
We versterken keringen wanneer dat nodig is. Omdat we hierbij rekening houden met
een toename van rivierafvoeren en een hogere zeespiegel in de toekomst, is er geen
directe dreiging. Het Expertisenetwerk Waterveiligheid geeft aan dat het huidige systeem
op die wijze zeker 1 meter zeespiegelstijging aan kan (Advies Houdbaarheid Nederlandse
waterveiligheidsstrategieën bij versnelde zeespiegelstijging – ENWinfo). Langs de
rivieren dient onderscheid gemaakt worden tussen binnendijks en buitendijks gebied.
In het buitendijks gebied geldt de Beleidslijn Grote Rivieren (Bgr). De beleidslijn
heeft als doel de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed van
de grote rivieren te behouden en bebouwing direct langs de rivieren tegen te gaan,
die het bergend vermogen en de mogelijkheid tot rivierverruiming feitelijk onmogelijk
maken.
Met het oog op de lange termijn gevolgen van klimaatverandering wordt in het Kennisprogramma
Zeespiegelstijging nader onderzoek gedaan naar de effecten van zeespiegelstijging
op ons water(veiligheids)systeem, hoe lang dat systeem houdbaar is en hoe we op andere
manieren om kunnen gaan met meerdere meters zeespiegelstijging in de toekomst.
Zoals eerder benoemt evalueert en beziet de tijdelijke Beleidstafel Wateroverlast
en Hoogwater wat de gebeurtenissen afgelopen zomer in Limburg betekenen voor het huidige
beleid. Ook zal de komende periode de lijn van het bodem- en watersysteem als ordenend
principe in ruimtelijke planvorming, zoals benoemd in het coalitieakkoord, nader uitgewerkt
worden, zowel landelijk en regionaal. In 2026 kunnen de uitkomsten van het Kennisprogramma
Zeespiegelstijging desgewenst tevens worden benut voor de volgende herijking van het
Deltaprogramma.
Vraag 18
Welke concrete acties gaat u ondernemen om de drie bovenstaande punten te realiseren?
Antwoord 18
Genoemde punten komen aan bod in het Actieprogramma Klimaatadaptatie Gebouwde Omgeving
en de reactie op het advies van de Deltacommissaris, waarin wordt aangegeven hoe het
rijk met de aanbevelingen uit het advies van de Deltacommissaris reeds aan de slag
is en gaat.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Mede namens
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.