Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bouchallikh en Bromet over het bericht 'Treinverkeer in Nederland heeft last van slappe bodem'
Vragen van de leden Bouchallikh en Bromet (beiden GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Treinverkeer in Nederland heeft last van slappe bodem» (ingezonden 16 december 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens
de Minister voor Natuur en Stikstof (ontvangen 27 januari 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1210.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Treinverkeer in Nederland heeft last van slappe bodem»1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat grote ambities op het gebied van spoor
niet waargemaakt kunnen worden als de funderingen van spoorlijnen niet sterk genoeg
zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Het vraagstuk baanstabiliteit heeft nadrukkelijk de aandacht van zowel ProRail als
mijzelf. ProRail onderzoekt voor specifieke, beoogde frequentieverhogingen of deze
mogelijk zijn voor het baanlichaam. Dit doet ProRail bijvoorbeeld voor het traject
Delft-Schiedam waarover mijn voorganger u begin dit jaar heeft geïnformeerd.2
Naast deze specifieke aanpak voor individuele productstappen, pakt ProRail dit vraagstuk
ook op voor het gehele spoorsysteem. Dit om ons spoor steeds intensiever te kunnen
benutten met behoud van het huidige hoge veiligheidsniveau. Mijn voorganger heeft
uw Kamer op 20 december 2019 dan ook geïnformeerd dat ProRail de kwaliteit van alle
baanlichamen nauwkeurig in kaart brengt.3 Bij dit onderzoek werkt ProRail samen met vier gespecialiseerde ingenieursbureaus.
De resultaten van dat onderzoek zijn naar verwachting eind 2022 beschikbaar. Daarnaast
werkt ProRail samen met externe kennisinstituten zoals Deltares en de TU Delft om
meer kennis te ontwikkelen over dit onderwerp voor de lange termijn.
Daarbij benadruk ik dat het aanpakken van baanstabiliteit op zichzelf nietbetekent dat er meteen meer, langere of zwaardere treinen kunnen rijden. Voor nieuwe
productstappen zijn in veel gevallen ook andere typen investeringen nodig in bijvoorbeeld
tractie-energievoorziening, overwegveiligheid en capaciteit van stations. Deze integrale
benadering – mede op basis van de bovengenoemde onderzoeksuitkomsten over de baanlichamen
– is de basis voor verdere besluitvorming.
Vraag 3
Heeft u dit probleem zien aankomen aangezien dergelijke problemen al in 2017 speelden
rondom het zogenaamde Kamperlijntje?
Antwoord 3
Zie mijn antwoord op vraag 2. Dit probleem speelt al langer en op meerdere plekken.
Zo is uw Kamer in juli 2018 geïnformeerd dat op een groot deel van de corridor Leiden-Utrecht
extra maatregelen moeten worden getroffen vanwege de baanstabiliteit om frequentieverhoging
mogelijk te maken.4 In de brief over de Staat van de hoofdspoorweginfrastructuur van mei 2019 heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd over het bredere vraagstuk.5
Vraag 4
Hoe gaat u voorkomen dat de bodemgesteldheid op drukke delen van het spoor nog meer
gaat leiden tot langzamere treinen of zelfs het schrappen van treinen?
Antwoord 4
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 5
Staat het onderhoud van het spoor en diens funderingen hoog op de agenda, bijvoorbeeld
door veengronden te stabiliseren met sterkere grondsoorten als grind en zand? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 5
Het onderhoud van het spoor is van groot belang. Wat betreft het spoor in veengebieden:
het veen klinkt in als gevolg van droogte en ontwatering, de veenbodem daalt, de spoorbaan
daalt mee. Bruggen en andere kunstwerken zijn onderheid (ze staan op palen) en dalen
niet. Dit kan leiden tot hinderlijke ongelijkheid in de spoorbaan als een trein een
brug op en af rijdt. Hierdoor kan bijvoorbeeld een snelheidsbeperking op zo’n traject
in veengebied noodzakelijk zijn totdat een structurele oplossing is gerealiseerd.
In het eerder genoemde onderzoek naar baanstabiliteit zal ProRail ingaan op mogelijke,
structurelere oplossingen voor de baanstabiliteitsproblematiek. Daarbij onderzoekt
ProRail verschillende manieren om veengronden te stabiliseren.
Vraag 6
Kijkt u naar de mogelijkheden om in overleg met NS te kijken of er lichter materieel
kan worden ingezet op «zwakke» trajecten?
Antwoord 6
Als het rijden met zwaar materieel op een traject een risico is voor de baanstabiliteit,
verken ik samen met ProRail en de betreffende vervoerder(s), de mogelijkheden van
alternatieve materieelinzet. Dit is bijvoorbeeld gebeurd op het traject Leiden-Utrecht.
Dit is maatwerk per corridor en moet ook passen in de «puzzel» welk materieel op welk
moment waar rijdt.
Vraag 7
Wat vindt u ervan dat het spoor op dit moment niet klimaatbestendig genoeg is, omdat
hevige regen en hitte nu en in de toekomst tot grote gevolgen leiden?
Antwoord 7
Het klimaatbestendig maken van het spoor heeft mijn nadrukkelijke aandacht. Naast
het bovengenoemde onderzoeksprogramma voor baanstabiliteit, brengt ProRail ook de
gevoeligheid van het spoornetwerk voor klimaatverandering, de risico’s en mogelijke
oplossingen daarvoor in kaart. Dit zal uitmonden in een Uitvoeringsagenda Klimaatadaptatie
Spoor. Naar verwachting zal in de loop van 2022 een eerste versie van die uitvoeringsagenda
beschikbaar zijn. Ik bewaak hierbij de aansluiting met de besluitvorming over baanstabiliteit
later dit jaar.
Vraag 8
Is het extra geld voor onderhoud van het spoor dat in 2020 gereserveerd werd ook bestemd
voor het klimaatbestendig maken van het spoornetwerk? Zo nee, bent u voornemens om
flink te investeren in klimaatadaptatie om het Nederlandse spoornetwerk klimaatbestendig
te maken?
Antwoord 8
Binnen de huidige beschikbare middelen voor het spooronderhoud is nog geen budget
opgenomen voor het klimaatbestendig maken van het spoor. Hierover specifiek hebben
mijn voorgangers uw Kamer in eerdere brieven over instandhouding geïnformeerd.6 Na afronding van de onderzoeken naar baanstabiliteit en klimaatadaptatie zal beter
inzichtelijk zijn wat er nodig is om het spoor meer klimaatadaptief te maken.
Vraag 9
Welke stappen heeft u ondernomen na de noodkreet van ProRail in januari 20207 dat dergelijke investeringen in klimaatadaptatie cruciaal zijn?
Antwoord 9
Zie het antwoord op vraag 7.
Vraag 10
Was u zich ervan bewust dat deze problemen zich vooral afspelen in veengebieden? Hebben
de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit contact hierover?
Antwoord 10
Infrastructuur in veengebieden vraagt om bijzondere aandacht. Zie ook het antwoord
bij vraag 5. De Ministeries van LNV en IenW zijn hierover in overleg. Zie ook het
antwoord op vraag 11.
Vraag 11
In hoeverre wordt de veenweideproblematiek op dit moment integraal aangepakt? Worden
de verzakkingen in het landelijk gebied, het stedelijk gebied én met betrekking tot
infrastructuur gelijktijdig aangepakt?
Antwoord 11
Er zijn twee belangrijke oorzaken van daling van slappe bodems. Ten eerste door lage
grondwaterstanden waarbij slappe bodems inklinken en het veen onder invloed van zuurstof
wordt afgebroken. Ten tweede daalt de bodem door belasting met zware ophoog- en bouwmaterialen
en gebruik van zware machines. Daarmee verschilt de problematiek van bodemdaling afhankelijk
van de specifieke situatie. Ook verschillen daardoor de mogelijke oplossingsrichtingen
om de problemen aan te pakken of te voorkomen.
Daar waar problemen en oplossingsrichtingen samenvallen worden die ook integraal aangepakt.
Via bijvoorbeeld de Regiodeal Bodemdaling Groene Hart en onderzoek via het Nationaal Kennisprogramma Bodemdaling ontwikkelen overheden en bedrijfsleven toepassingsgerichte kennis.8 Hiermee kunnen ze burgers en bedrijven op een goede manier handelingsperspectief
geven in het voorkomen van en omgaan met de gevolgen van bodemdaling in zowel het
landelijke als het stedelijke gebied. Ook opgaven met betrekking tot kabels en leidingen
en andere infrastructuurvoorzieningen in de openbare ruimte hebben daar aandacht.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.