Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Paternotte, Aukje de Vries en Kuiken over boostervaccinaties voor Nederlanders die met AstraZeneca of Janssen gevaccineerd zijn
Vragen van de leden Paternotte (D66), Aukje de Vries (VVD) en Kuiken (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over boostervaccinaties voor Nederlanders die met AstraZeneca of Janssen gevaccineerd zijn (ingezonden 10 november 2021).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 20 januari
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 906.
Vraag 1
Klopt het dat onder zestigers, het leeftijdscohort grotendeels gevaccineerd met AstraZeneca,
momenteel relatief veel doorbraakinfecties plaatsvinden in verhouding tot andere leeftijdscohorten?1
Antwoord 1
Op 11 januari jl. heeft het RIVM berekend dat van de 398.852 SARS-CoV2-meldingen tussen
1 december tot en met 31 december de vaccinatiestatus van 75% bekend was2. De vaccinatiestatus van positief geteste personen, per 100.000 inwoners, per leeftijdsgroep
wordt wekelijks geactualiseerd3. In de periode van 29 november t/m 9 januari 2022 (de afgelopen 6 kalenderweken)
waren er per 100.000 zestigers 1.535 volledig gevaccineerden die positief testten.
In andere leeftijdscohorten was het aandeel volledig gevaccineerden onder de positief
geteste personen per 100.000 inwoners vergelijkbaar; 30–39 (2.049), 40–49 (2.215),
50–59 (1.724), 70–79 (1.089). De vaccinatiestatus van een deel van de positief geteste
personen in deze periode was op het moment van publicatie (nog) niet bekend. Bovendien
kan testgedrag tussen deze leeftijdscohorten enigszins verschillen.
Het RIVM heeft op 16 december jl. een rapport over de vaccineffectiviteit (VE) tegen
infectie met de deltavariant gepubliceerd4. Hieruit blijkt dat het verloop van de VE naar tijd sinds vaccinatie verschilt per
vaccin en leeftijdsgroep. De vectorvaccins, waaronder AstraZeneca, laten – afhankelijk
van leeftijd – een stijging van de VE zien in de eerste maanden na vaccinatie, waarna
de VE stabiliseert of geleidelijk afneemt. De VE tegen infectie van de deltavariant
voor 50–69 jarigen die gevaccineerd zijn met AstraZeneca wordt geschat op 79% gebaseerd
op testen in het kader van klachten tegenover 83% Pfizer, 89% Moderna en 73% Janssen.
De schattingen in het kader van BCO in zijn algemeenheid lager. Het is op dit moment
nog niet te zeggen wat de VE tegen infectie met de omikron variant is. Hier zal in
de loop der tijd meer over duidelijk worden.
Het RIVM heeft op 28 december jl. een rapport over de vaccineffectiviteit tegen ziekenhuis-
en IC-opnames over de periode 11 juli t/m 21 december gepubliceerd. In dit rapport
wordt vaccineffectiviteit opgesplitst voor de verschillende types vaccin waarmee in
Nederland tegen SARS-CoV-2 wordt gevaccineerd, waaronder het AstraZeneca-vaccin. Hieruit
is op te maken dat in de hiervoor genoemde periode de vaccineffectiviteit van AstraZeneca
tegen ziekenhuis- en IC-opname 87% en 93% respectievelijk bedroeg.
Vraag 2
Is bekend of ook onder andere groepen die in het vroege voorjaar met AstraZeneca zijn
gevaccineerd, zoals de risicogroepen via huisartsen en ontvangers van een «prullenbakvaccin»,
relatief veel doorbaakinfecties c.q. onderlinge besmettingen plaatsvinden?
Antwoord 2
Het RIVM beschikt niet over data van personen die behoren tot een risicogroep en ontvangers
van een «prullenbakvaccin» en de vaccinatiestatus op het moment van een positieve
test.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u in dit licht de uitspraak van een arts-microbioloog bij Sanquin dat
het erop lijkt dat het AstraZeneca-vaccin de minste antistoffen geeft en minder dan
de mRNA-vaccins?5
Antwoord 3
Een afname in het aantal antistoffen betekent niet direct dat je dan niet meer goed
beschermd bent tegen het virus. Er zijn ook andere delen van het afweersysteem, de
zogenoemde T-cellen, die delen van het virus kunnen herkennen en opruimen en die langdurig
bijdragen aan bescherming tegen ernstige ziekte door COVID-19. Zoals ik in het antwoord
op vraag 1 heb aangegeven, heeft het RIVM op 28 december jl. een rapport over de vaccineffectiviteit
tegen ziekenhuis- en IC-opnames over de periode 11 juli t/m 21 december gepubliceerd.
Hieruit is op te maken is dat in deze periode de vaccineffectiviteit van AstraZeneca
tegen ziekenhuis- en IC-opname 87% en 93% respectievelijk bedroeg.
Vraag 4
Herinnert u zich dat u op 1 november, in antwoord op vragen van de leden Paternotte,
Aukje de Vries en Kuiken antwoordde: «Ik heb de Gezondheidsraad op 15 oktober jl. is gevraagd een aanvullend advies te
geven over het inzetten van mRNA-vaccins als booster, ook na een primaire serie met
de coronavaccins van AstraZeneca of Janssen.»6
Antwoord 4
Het klopt dat mijn voorganger dit op 1 november heeft geantwoord.
Vraag 5
Klopt het dat de Gezondheidsraad in haar advies d.d. 2 november 2021 benoemt dat iedereen,
ongeacht het type vaccin in de primaire serie, een booster dient te krijgen? Zo nee,
wat is dan het advies voor mensen die eerder AstraZeneca of Janssen hebben ontvangen?
Antwoord 5
De Gezondheidsraad concludeerde in zijn advies van 2 november jl. dat de huidige COVID-19-vaccins
in de algemene bevolking nog goed beschermden tegen ernstige ziekte. De raad adviseerde
toentertijd te starten met een boosteraanbod aan ouderen vanaf 60 jaar en bewoners
van zorginstellingen vanaf 18 jaar, ongeacht welk vaccin zij in de primaire serie
ontvangen hebben, om op deze manier toename van ernstige ziekte te voor te zijn. In
aanvulling hierop heeft mijn voorganger uw Kamer op 2 november jl. laten weten dat
ook zorgpersoneel met patiëntencontact in aanmerking komt voor een boostervaccinatie.
Tevens is er toen besloten dat de overige mensen jonger dan 60 jaar ook een boostervaccinatie
kunnen krijgen wanneer bovengenoemde groepen de gelegenheid hebben gehad.
Vanwege signalen over de mogelijke afname in bescherming van het Janssen- en het AstraZeneca-vaccin
en diverse internationale ontwikkelingen rondom de inzet van boostervaccins, heeft
mijn voorganger de Gezondheidsraad op 10 november jl. gevraagd met spoed te adviseren
over het al dan niet beschikbaar stellen van boostervaccins aan alle mensen die zijn
gevaccineerd met deze vaccins. Daarbij is specifiek gevraagd of prioritering ten opzichte
van andere groepen nodig is. Op 25 november jl. heeft de Gezondheidsraad hierover
geadviseerd. In dit advies benadrukt de Gezondheidsraad dat er op dat moment onvoldoende
medisch-wetenschappelijke gronden waren om tot een andere prioritering te komen dan
op leeftijd. De Gezondheidsraad heeft tevens gezegd dat de prioritering van specifieke
groepen altijd afgewogen moet worden tegen de nadelen van een complexere vaccinatiecampagne,
en daarmee risico’s op vertragingen in de uitvoering. De raad gaf aan dat de beperkte
verschillen in bescherming tussen vaccins die zijn ontvangen in de primaire serie
onvoldoende opwegen tegen de nadelen van een complexere vaccinatiecampagne en de mogelijke
gevolgen daarvan. Dit heeft mijn voorganger ook in mijn brief aan uw Kamer van 26 november
jl. benoemd.
Er is nog veel onduidelijkheid over wat de opkomst van de omikronvariant betekent
voor de bescherming van de huidige vaccins. Hier is mijn voorganger in de Kamerbrief
van 18 december jl. op in gegaan. In het Verenigd Koninkrijk en Zuid Afrika is duidelijk
geworden dat de relatieve snelheid in de toename van het aantal besmettingen door
de omikronvariant heel hoog is in vergelijking met de deltavariant. Dat kan ertoe
leiden dat er meer mensen in het ziekenhuis en op de IC terecht komen dan de zorg
aan kan. Dit is een scenario dat we moeten voorkomen en het is gebleken dat daar uit
voorzorg actie voor nodig was. Het OMT adviseerde daarom zo snel mogelijk te handelen.
In lijn met het OMT advies heeft mijn voorganger het RIVM gevraagd om in samenwerking
met de GGD GHOR de boostercampagne verder te versnellen. Uit de eerste en voorlopig
nog beperkte resultaten van een recente Britse studie blijkt dat boostervaccins de
bescherming tegen symptomatische infecties met de omikronvariant verhoogt tot zo’n
75%. Met andere woorden: als je onlangs een boostervaccinatie hebt gehad, dan verkleint
dit de kans dat je besmet raakt met de omikronvariant en het virus overdraagt. Tot
en met 12 januari jl. zijn in totaal ruim 7,2 miljoen boostervaccinaties en derde
prikken gezet. Het streven is om iedereen vanaf 18 jaar in de tweede helft van januari
2022 de mogelijkheid te hebben gegeven een boostervaccinatie te ontvangen.
Vraag 6
Waarom dient er gewacht te worden op een uitspraak van het Europees Medicijn Agentschap
(EMA) over het geven van boosters met het Janssen-vaccin terwijl mRNA-vaccins ook
geschikt zijn als booster (ongeacht het vaccin in de primaire serie)?
Antwoord 6
Op het moment van het indienen van uw vragen waren alleen de vaccins van Pfizer/BioNTech
en Moderna door het EMA goedgekeurd voor gebruik als boostervaccin. Deze vaccins worden
op advies van de Gezondheidsraad ingezet in de huidige boostercampagne, ongeacht het
vaccin in de primaire serie. Mensen die een booster krijgen met BioNTech/Pfizer worden
gevaccineerd met dezelfde dosis als voor de primaire serie gebruikt wordt. Mensen
die een booster krijgen met Moderna, krijgen de helft van de dosis die bij de primaire
serie wordt gebruikt. Er zijn op dit moment voldoende vaccins van BioNTech/Pfizer
en Moderna beschikbaar om iedereen van 18 jaar en ouder een booster aan te bieden.
Inmiddels is ook het Janssen-vaccin goedgekeurd als booster door het EMA. De Gezondheidsraad
blijft echter bij de voorkeur voor een mRNA-vaccin als booster. Het is wel mogelijk
het Janssen-vaccin in te zetten als booster bij een contra-indicatie voor een mRNA-vaccin,
of wanneer mensen liever niet met een mRNA vaccin gevaccineerd willen worden.
Vraag 7
Dienen de mensen met een Janssen of AstraZeneca-vaccin prioriteit te krijgen in het
ontvangen van een boostervaccinatie met een mRNA-vaccin? Waarom wel, waarom niet?
Hoe doen andere landen binnen Europa dit?
Antwoord 7
Zie hiervoor het antwoord op vraag 5.
In de meeste EU-landen krijgt iedereen boven de 18 jaar een booster aangeboden, ongeacht
het vaccin in de primaire serie. Wel zien we dat het interval tussen de primaire serie
en de boostervaccinatie in veel andere lidstaten bij Janssen korter is dan bij andere
vaccins.
Vraag 8
Bent u bereid de Gezondheidsraad met spoed te vragen over het belang van boosters
met een mRNA-vaccin bij een eerdere AstraZeneca-vaccinatie, ook voor mensen jonger
dan zestig, mede gezien de uitspraak van het RIVM over de noodzaak van boostervaccinaties
tijdens de huidige coronagolf? Zo nee, waarom niet?7
Antwoord 8
Hier ben ik in mijn brief van 26 november jl. aan uw Kamer nader op ingegaan.
Vraag 9
Bent u bereid bij dit advies en, n.a.v. de uitspraak van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (RIVM), ook de vraag te betrekken over het belang van boosters bij een eerdere
Janssen vaccinatie, ook voor mensen jonger dan zestig? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Hier ben ik in mijn brief van 26 november jl. aan uw Kamer nader op ingegaan.
Vraag 10
Bent u bereid om – indien het advies van de gezondheidsraad positief is – vanaf december
boosters ook open te stellen voor ontvangers van het Janssenvaccin en AstraZeneca-vaccin?
Antwoord 10
Zie hiervoor het antwoord op vraag 5.
Vraag 11
Heeft u kennisgenomen van het besluit van de Oostenrijkse regering om vanaf 3 januari
2022 één dosis van het Janssen-vaccin niet meer te accepteren? Hoe beoordeelt u dit
besluit?
Antwoord 11
Ja, ik ben bekend met dit besluit. Europees zijn we in overleg om afspraken te maken
omtrent de geldigheidsduur van vaccinatiecertificaten. Uitgangspunt daarbij is dat
er geen onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende soorten vaccins. Het is echter
aan lidstaten zelf om nationale maatregelen te treffen om de volksgezondheid te beschermen.
Vanaf 3 januari is het Janssen-vaccin, na 28 dagen niet meer geldig voor het maatschappelijk
verkeer wanneer er geen boostervaccinatie is verstrekt. Ik ben van mening dat vaccins,
goedgekeurd door de EMA, als volwaardig beschouwd moeten worden.
Vraag 12
Kunt u aangeven welke afspraken Europees zijn gemaakt over de toepassing van het Digitaal
Corona Certificaat in relatie tot boosters of wanneer deze afspraken worden gemaakt?
Antwoord 12
Het Sloveense voorzitterschap beoogt spoedig een politiek akkoord te bereiken voor
de herziening van de Raadsaanbeveling 2020/1475 betreffende een gecoördineerde aanpak
van de beperking van het vrije personenverkeer, in reactie op de COVID-19 pandemie.
Initieel stelde de Commissie voor om deze vervolgens op 10 januari in werking te doen
treden. In de onderhandelingen is dit aangepast naar 1 februari. In deze Raadsaanbeveling
wordt onder andere de geldigheidsduur van vaccinatiecertificaten van een primaire
COVID-19 vaccinatie afgesproken met het oog op reizen. Er worden geen afspraken gemaakt
over de geldigheid van boostervaccinaties, omdat hier nog onvoldoende over bekend
is. Omdat dit een Raadsaanbeveling betreft kunnen lidstaten hier vervolgens gemotiveerd
van afwijken. Om deze reden heeft de Europese Commissie de geldigheidstermijn van
9 maanden vastgelegd in een gedelegeerde handeling op grond van de DCC verordening,
deze gedelegeerde handeling gaat eveneens in op 1 februari
Vraag 13
Kunt u deze vragen voor het eerstvolgende coronadebat beantwoorden?
Antwoord 13
Dit is niet gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.