Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over Nederlandse betrokkenheid bij luchtaanvallen.
Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de Minister van Defensie over Nederlandse betrokkenheid bij luchtaanvallen (ingezonden 16 december 2021).
Antwoord van Minister Kamp (Defensie) (ontvangen 6 januari 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met de eerdere antwoorden op mijn vragen over Nederlandse betrokkenheid
bij luchtaanvallen?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Kunt u toelichten waarom het meer dan vier en een halve maand heeft geduurd voordat
deze vragen zijn beantwoord, terwijl er nauwelijks inhoudelijke informatie in wordt
gedeeld? Dit had toch gemakkelijk binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoord
kunnen worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 2
De vragen konden niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord omdat het
daarvoor benodigde archiefonderzoek nog niet was afgerond. De Kamer is hier op 7 september
jl. over geïnformeerd (Aanhangsel van de Handelingen, Vergaderjaar 2020–2021, nr.
3946).
Zoals bekend kwamen de ontwikkelingen in Afghanistan kort na het indienen van de vragen
in een stroomversnelling, die vervolgens leidden tot een crisis en de evacuatie. Gegeven
de ernst van die situatie heeft Defensie de keuze gemaakt om de inzet op de actuele
ontwikkelingen voorrang te geven op de beantwoording van genoemde Kamervragen.
Vraag 3 en 4
Kunt u alsnog aangeven, aangezien het kennelijk niet in Afghanistan was, wanneer en
waar de in het AD-artikel beschreven luchtaanval op de rotsformatie, die volgde op
het (mede) door Nederland verzamelen en/of analyseren en delen van inlichtingen, werd
uitgevoerd? Zo nee, waarom niet? Was dit in Irak?
Kunt u alsnog aangeven wat de gevolgen van deze luchtaanval waren? Hoeveel mensen
werden erdoor gedood? Wat is u bekend over de identiteit van de slachtoffers? Wist
men van tevoren wie er gedood zouden worden? Hoe is uitgesloten dat er burgers tussen
zaten? Hoe is dit vastgesteld?
Antwoord 3 en 4
Zoals in de beantwoording op uw eerdere schriftelijke vragen is aangegeven werd deze
wapeninzet niet uitgevoerd door Nederland. Het betreft hier inderdaad een aanval in
Irak als onderdeel van de luchtcampagne van de anti-ISIS coalitie.
Het is te allen tijde aan het land dat een doel accepteert, en ultimo aan de vlieger
van dat land, om op basis van de informatie die op dat moment beschikbaar is te besluiten
of een aanval doorgang kan vinden of niet. Het kabinet kan daarom enkel uitspraken
doen over wapeninzet die Nederland zelf heeft uitgevoerd, aangezien Nederland voor
die aanvallen de verantwoordelijkheid draagt. Het is daarom niet aan Nederland maar
aan het land dat deze aanval uitvoerde om daarover nader te communiceren.
Ten aanzien van mogelijke burgerslachtoffers geldt dat wanneer op basis van informatie
van derden of op basis van eigen informatie van de coalitie kan worden vastgesteld
dat een coalitiepartner mogelijk betrokken was bij mogelijke burgerslachtoffers, het
desbetreffende land daar zo snel mogelijk van op de hoogte wordt gesteld. Het land
in kwestie bepaalt vervolgens eigenstandig hoe met die kennis wordt omgegaan (zoals
onder meer aangegeven in Kamerstuk 27 925, nr. 670).
Als Nederland middels de door onze PED-capaciteit geleverde producten mogelijk betrokken
zou zijn geweest bij mogelijke burgerslachtoffers ten gevolge van deze aanval dan
zou Nederland daar dus door de coalitie van op de hoogte gesteld zijn. Dit is niet
gebeurd. Er is bij het kabinet dan ook geen vermoeden van mogelijke burgerslachtoffers
bij deze aanval bekend. De informatie in het AD-artikel geeft evenmin aanleiding voor
een vermoeden.
Vraag 5
In hoeveel gevallen heeft Nederland door middel van een inlichtingenbetrokkenheid
via inzet van een of meerdere drones bijgedragen aan luchtaanvallen door een ander
land in Afghanistan en Irak? Aangezien Nederland de zogenaamde PED-capaciteit in totaal
606 keer heeft ingezet, betekent dit dan ook dat een bijdrage is geleverd aan honderden
luchtaanvallen?2
Antwoord 5
De Processing Exploitation & Dissemination (PED) capaciteit is ingezet ten behoeve van de algemene beeldopbouw van de coalitie
in zijn geheel. De PED-cel leverde daarvoor beeldanalyses op basis van camerabeelden
van sensoren van vliegtuigen. Dit gebeurde doorgaans door het opleveren van een rapport,
dat vervolgens onderdeel werd van het geheel aan coalitie-informatie die de coalitie
tot haar beschikking had voor targeting processen. Sporadisch kwam het voor dat de coalitie al tijdens een «live» beeldanalyse van
de PED-cel besloot tot een wapeninzet, omdat de waarnemingen konden bijdragen aan
een bestaand targeting proces. Beide varianten worden door de Defensie-collega in het AD-artikel genoemd.
Het is voorts niet te zeggen in hoeveel gevallen een product van de Nederlandse PED-capaciteit
heeft bijgedragen aan luchtaanvallen door een ander land in Afghanistan en Irak. Net
als bij andere producten van overige coalitiepartners die bijdroegen aan de beeldopbouw
van de coalitie, was het uiteindelijk aan de targeting experts van de coalitie om te selecteren welke informatie er al dan niet gebruikt werd voor
een targeting proces. Het is niet zo dat de PED-cel, na een bijdrage te hebben geleverd aan het geheel
aan coalitie-informatie, werd ingelicht of en zo ja hoe het product werd gebruikt
voor een targeting proces. Enkel als de coalitie al tijdens een «live» beeldanalyse van de PED-cel besloot
tot wapeninzet kon dit door de PED-cel worden geconstateerd.
Wel is door Nederland op voorhand kenbaar gemaakt dat producten enkel voor de missies
Operation Inherent Resolve(OIR) van de anti-ISIS coalitie en Resolute Support Mission (RSM) in Afghanistan, en niet voor andere doeleinden mochten worden gebruikt. Ook
is op voorhand kenbaar gemaakt dat producten enkel gebruikt mochten worden t.b.v.
wapeninzet die binnen de Nederlandse Rules of Engagement viel. Beide voorwaarden werden aangegeven op elk product dat door de PED-cel werd
geleverd. Nederland moet erop kunnen vertrouwen dat deze nationale restricties door
coalitiegenoten worden nageleefd, zoals coalitiegenoten daar andersom ook op moeten
kunnen vertrouwen.
Vraag 6
Heeft Nederland afgelopen jaren ook een inlichtingenbijdrage geleverd aan luchtaanvallen
in andere dan deze twee landen? Zo ja, welke?
Antwoord 6
Nee. De PED-capaciteit is uitsluitend ingezet t.b.v. de missies OIR van de anti-ISIS
coalitie en RSM in Afghanistan.
Vraag 7
Kunt u een beeld schetsen van de gevolgen van de luchtaanvallen waar Nederland afgelopen
jaren een inlichtingenbijdrage aan heeft geleverd, in het bijzonder wat (mogelijke)
burgerslachtoffers betreft? Zo nee, kunt u dat niet omdat u dat niet weet of omdat
u dat niet wilt delen?
Antwoord 7
Zie het antwoord op vraag 5. Defensie is er niet mee bekend dat Nederland middels
de door onze PED-capaciteit geleverde producten mogelijk betrokken was bij mogelijke
burgerslachtoffers ten gevolge van wapeninzet.
Vraag 8
Werden er door Nederland bijzondere voorwaarden gesteld aan het gebruik door andere
landen van door Nederland verworven of bewerkte inlichtingenproducten? Zo ja, welke?
Antwoord 8
Zie het antwoord op vraag 5.
Vraag 9
Heeft Nederland afgelopen jaren soms medewerking, via de PED-capaciteit, geweigerd
aan luchtaanvallen door een ander land? Zo ja, hoe vaak en om welke reden(en)?
Antwoord 9
Zie het antwoord op vraag 5.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Kamp, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.