Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Campen over de beoordeling van de European Food Safety Authority (EFSA) van noodtoepassingen van neonicotinoïden op suikerbieten in 2020/2021
Vragen van het lid Van Campen (VVD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de beoordeling van de European Food Safety Authority (EFSA) van noodtoepassingen van neonicotinoïden op suikerbieten in 2020/2021 (ingezonden 23 november 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 21 december
2021).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de EFSA-beoordelingen van noodtoelatingen door 11 EU-lidstaten
voor het gebruik van op neonicotinoïden gebaseerde insecticiden op suikerbieten in
2020 en 2021?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Kunt u aangeven waarom Nederland, anders dan België, Kroatië, Denemarken, Finland,
Frankrijk, Duitsland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slowakije en Spanje, in 2020 en 2021
níet koos voor de noodtoelating van op neonicotinoïden gebaseerde middelen?
Antwoord 2
In 2018 hebben de EU-lidstaten restricties aangenomen op het gebruik van drie neonicotinoiden
vanwege de risico’s voor de gezondheid van bijen. Hierdoor was gebruik van deze stoffen
alleen nog toegestaan in gesloten teelten. Ik heb deze restricties gesteund en sta
hier nog steeds achter.
Het verlenen van een vrijstelling in verband met een noodsituatie in een teelt is
een eigenstandige bevoegdheid van een lidstaat. Wanneer een tijdelijke vrijstelling
in Nederland wordt aangevraagd, laat ik mij hierop adviseren door de NVWA op landbouwkundige
noodzaak en door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden
(Ctgb) op risico’s bij toepassing.
In 2019 is een tijdelijke vrijstelling aangevraagd voor het gewasbeschermingsmiddel
Cruiser, op basis van de neonicotinoide thiamethoxam, voor het bestrijden van de bietenvlieg
in de suikerbietenteelt. Uit de adviezen van de NVWA en het Ctgb kwam naar voren dat
de voorwaarden die nodig worden geacht voor een veilige toepassing niet uitvoerbaar,
controleerbaar of handhaafbaar zijn. Hierdoor konden de risico’s voor bijen onvoldoende
worden beperkt. Ik heb uw Kamer hier op 28 januari 2019 over geïnformeerd (Kamerstuk
27 858, nr. 443).
In 2020 is opnieuw een vrijstelling aangevraagd voor hetzelfde middel, nu voor het
bestrijden van bladluizen. Uit het advies van de NVWA bleek dat deze aanvraag niet
voldeed aan de voorwaarde dat concreet zicht moet zijn op een oplossing voor het landbouwkundig
probleem binnen 3 jaar. Ik heb uw Kamer hier op 5 januari 2021 over geïnformeerd (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1270).
Naast het feit dat ik op beide aanvragen negatief ben geadviseerd, ben ik van mening
dat een tijdelijke vrijstelling niet in lijn is met de door mij gesteunde Europese
restricties op neonicotinoïden uit 2018. Ik heb daarom op beide aanvragen besloten
geen tijdelijke vrijstelling te verlenen voor dit middel.
Vraag 3
Waarom was u, anders dan in voornoemde lidstaten, destijds van mening dat gevaren
voor gewassen met andere middelen konden worden ingeperkt, waarmee daardoor in Nederland
geen rechtvaardiging voor de toepassing van deze middelen bestond?
Antwoord 3
Zie mijn antwoord op vraag 2. Als alternatief heb ik wel tijdelijke vrijstelling verleend
voor twee andere middelen (zonder neonicotinoïden) in de suikerbietenteelt om het
gewas te kunnen beschermen.
Vraag 4
Bent u het eens met de stelling dat de concurrentiepositie van de Nederlandse akkerbouw
door het niet gebruik maken van de noodtoelating onnodig op achterstand is gezet ten
opzichte van de andere Europese lidstaten?
Antwoord 4
Het verlenen van een vrijstelling in verband met een noodsituatie in een teelt is
een eigenstandige bevoegdheid van een lidstaat, waarbij de ernst van de noodsituatie
en beschikbare alternatieven mede een rol spelen. Dit kan helaas leiden tot een ongelijke
situatie in de beschikbaarheid van middelen, wat inherent is aan het principe van
tijdelijke vrijstellingen.
Vraag 5
Wat is uw reactie op de EFSA-conclusie dat in alle 17 noodtoelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen
die clothianidin, imidacloprid, thiamethoxam en thiacloprid bevatten de noodtoelatingen
gerechtvaardigd waren?
Antwoord 5
EFSA heeft beoordeeld of bij de betreffende verleende vrijstellingen een juiste beoordeling
is uitgevoerd, conform een hiervoor vastgesteld protocol uit 2017. Uit de publicatie
blijkt dat de lidstaten bij de beoordeling van de vrijstellingsaanvragen een correcte
beoordeling hebben uitgevoerd en dat bijvoorbeeld goed is gekeken of alternatieve
middelen of methoden beschikbaar waren. Deze publicatie van EFSA heeft geen invloed
op de Nederlandse overweging om geen vrijstelling te verlenen aan een neonicotinoide-houdend
middel in de bietenteelt.
Vraag 6
Bent u het eens met de stelling dat in lijn met deze beoordeling ook voor Nederland
geldt dat er geen alternatieve producten of methoden zijn – chemisch, of niet-chemisch– –,
ofwel dat er risico’s bestaan dat plagen resistent kunnen worden tegen alternatieve
producten? Zo ja, bent u bereid om uw besluit om geen gebruik te maken van de noodtoepassing
op neonicotinoïden gebaseerde gewasbeschermingsmiddelen te heroverwegen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 6
De beoordelingen en overwegingen van andere lidstaten om een tijdelijke vrijstelling
te verlenen staan in de basis los van de beoordelingen die de NVWA en het Ctgb op
Nederlandse aanvragen hebben uitgevoerd en ook van mijn overwegingen om geen tijdelijke
vrijstelling te verlenen. De conclusie van EFSA dat de betreffende lidstaten een juiste
beoordeling hebben uitgevoerd, doet hier niets aan af.
Vraag 7
Bent u het eens met de stelling dat de EFSA-conclusie ook voor Nederland betekent
dat toepassing van neonicotinoïden gerechtvaardigd is en dat hiervoor, in lijn met
de EU Plant Protection Products Regulation, spoedige besluitvorming noodzakelijk is
zodat akkerbouwers hierover ruim voor het komende teeltseizoen duidelijkheid hebben?
Zo ja, bent u bereid om hierover spoedig met de sector in overleg te treden en de
Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Nee, de conclusie van EFSA geeft alleen aan dat de betreffende beoordelingen in verschillende
lidstaten volgens het hiervoor vastgestelde protocol uit 2017 zijn uitgevoerd. Het
geeft geen kwalificering van de beoordelingen die de NVWA en het Ctgb in Nederland
hebben uitgevoerd.
Ik begrijp echter wel dat telers in Nederland niet blij zijn met het feit dat andere
lidstaten een tijdelijke vrijstelling verlenen voor een gewasbeschermingsmiddel waarvan
de werkzame stof niet meer mag worden toegepast in open teelten vanwege risico’s voor
bijen. Ik ben daarom met de sector in overleg gegaan om te zoeken naar oplossingen
die passen binnen de principes van geïntegreerde gewasbescherming en binnen mijn Toekomstvisie
gewasbescherming 2030. Vooruitlopend daarop heb ik voor alternatieve middelen (zonder
neonicotinoiden) een tijdelijke vrijstelling verleend voor de suikerbietenteelt.
Daarnaast heeft de sector inmiddels een projectvoorstel ingediend in het kader van
het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 met het verzoek om subsidie.
Binnen dit onderzoeksproject wordt gezocht naar alternatieven voor neonicotinoide-houdende
middelen in de teelt van suikerbieten. Ik sta positief tegenover dit subsidieverzoek
en heb dit inmiddels in behandeling genomen, zodat het verzoek kan worden getoetst
aan de Europese regels voor staatssteun.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.