Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over onschuldigen die zich geïntimideerd voelen door undercoveragenten
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over onschuldigen die zich geïntimideerd voelen door undercoveragenten (ingezonden 24 november 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 17 december
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1119.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de reportage van Nieuwsuur over onschuldigen die zich geïntimideerd
voelen door undercoveragenten?1 Herinnert u zich eerdere Kamervragen over dit onderwerp?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat terughoudend moet worden omgegaan met het op deze wijze betrekken
van onschuldige derden, nu uit diverse casussen blijkt dat onschuldigen zich ernstig
bedreigd en geïntimideerd hebben gevoeld en daar maanden last van hebben gehad, door
optreden van, wat dan pas veel later blijkt, undercoveragenten?
Antwoord 2
Bij de inzet van opsporingsbevoegdheden geldt dat de verantwoordelijke professionals
een zorgvuldige afweging van belangen moeten maken op basis van de geldende kaders
uit wet en jurisprudentie. Die afweging wordt in geval van de bevoegdheid uit deze
casus gemaakt door een officier van justitie voorafgaand aan de inzet waarna de rechter
achteraf de rechtmatigheid van de inzet toetst. Het is niet aan mij om uitspraken
te doen over beslissingen van officieren van justitie en rechters in individuele casussen.
Vraag 3 en 5
Hoe ver strekt de bevoegdheid die artikel 126j van het wetboek van strafvordering
nu precies, mede gelet op de wetsgeschiedenis? Wat is nu wel en wat is nu niet toegestaan
richting derden (anderen dan de verdachte zelf) waar het gaat om opsporingsmethoden,
die een verregaande inbreuk maakten op de rechten en veiligheidsgevoelens van een
onschuldige derde?
Hoe wordt voortaan in de praktijk getoetst of de geplande inzet onder alle omstandigheden
proportioneel is en niet kan worden volstaan met de inzet van lichtere middelen (subsidiariteit)?
Antwoord 3 en 5
Op grond van de bevoegdheid tot het stelselmatig inwinnen van informatie als bedoeld
in artikel 126j van het Wetboek van Strafvordering kan de opsporingsambtenaar informatie
inwinnen over een verdachte op een wijze waarmee een min of meer volledig beeld van
bepaalde aspecten van diens leven kan worden verkregen. In die gevallen zoekt de opsporingsambtenaar
contact met de verdachte of met personen uit diens directe omgeving. Er mag daarbij
actief worden geïnterfereerd in het leven van de verdachte, zonder dat de betrokken
opsporingsambtenaar zich kenbaar maakt als politieambtenaar. De benodigde informatie
kan worden verkregen bij de verdachte, maar ook bij derden.
De inzet van stelselmatige informatie-inwinning is aan een aantal voorwaarden verbonden.
Er moet allereerst sprake zijn van een verdenking van een strafbaar feit. Daarnaast
moet de inzet van de bevoegdheid in het belang van het onderzoek zijn. Het is aan
de officier van justitie, als bevoegd gezag bij de strafrechtelijke handhaving van
de rechtsorde, op aangeven van de opsporingsambtenaar, om te toetsen of de inzet proportioneel
en subsidiair is. Dat betekent dat wordt afgewogen of dit het juiste middel is om
het doel te bereiken. Indien de officier van justitie de inzet proportioneel en subsidiair
acht, dan geeft deze een bevel af waardoor de inzet kan plaatsvinden. In het bevel
worden de feiten en omstandigheden vermeld waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van
artikel 126j van het Wetboek van Strafvordering wordt voldaan. Het bevel omvat tevens
de wijze waarop aan het bevel uitvoering moet worden gegeven door de politie. Een
belangrijk verschil tussen de bevoegdheid tot stelselmatig inwinnen van informatie
en infiltratie (artikel 126h) is dat bij infiltratie in het bevel toestemming kan
worden gegeven tot het plegen van bepaalde strafbare feiten. Dat is bij stelselmatig
inwinnen van informatie niet mogelijk. Bij de uitoefening daarvan mogen de informanten
dus geen strafbare feiten plegen. De bevoegdheid tot stelselmatig inwinnen van informatie
ex artikel 126j heeft weliswaar een ruim bereik, maar is door de bovengenoemde inkadering
niet ongelimiteerd.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het feit dat de rechter in concrete gevallen heeft moeten oordelen
dat in concrete zaken het optreden van politie en justitie grenzen is overgegaan,
waarmee het openbaar ministerie (OM) naar het oordeel van de rechtbank de grenzen
van het toelaatbare heeft overschreden?3
Antwoord 4
Het past mij niet om te oordelen over rechterlijke uitspraken in concrete gevallen.
In ons rechtssysteem zijn waarborgen opgenomen om de grondrechten van burgers te beschermen
tegen ongeoorloofde inbreuken op die grondrechten door de overheid, in dit geval politie
en justitie. Daarbij is het aan de strafrechter om per geval te bezien of het optreden
van politie en justitie rechtmatig is. Wanneer een rechter oordeelt dat in een specifieke
casus grenzen zijn overschreden, en ook wanneer dat niet het geval is, zie ik dat
als een teken dat het stelsel functioneert. Het is niet aan mij om daar een uitspraak
over te doen of een waardeoordeel over te geven.
Vraag 6
Zijn er redenen de regels aan te scherpen, of bijvoorbeeld de OM-aanwijzing te verduidelijken,
om duidelijker te maken waar de grenzen liggen voor dit soort politieoptreden? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 6
Naar de toekomst toe zal een nieuwe commissie zich onder andere richten op de vraag
op welke aspecten van de undercover bevoegdheden nadere versterking van de waarborgen
nodig is, met daarbij aanvullend aandacht voor ethische vraagstukken die kunnen spelen
bij de inzet van dergelijke bevoegdheden. Ook zal deze commissie adviseren over de
(verbetering) van de werkwijze in het heimelijke domein. Mevrouw mr. W. Sorgdrager
zal deze commissie voorzitten.
Waar het gaat om de vraag naar de wenselijkheid van aanpassing van wet- en regelgeving
of de OM-aanwijzing wil ik eerst de uitkomsten van de commissie Sorgdrager afwachten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.