Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Woude, Kamminga en Becker over het bericht 'French government protests EU Commissioner meeting with 'Islamist' NGO'
Vragen van de leden Van der Woude, Kamminga en Becker (allen VVD) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «French government protests EU Commissioner meeting with «Islamist» NGO» (ingezonden 29 november 2021).
Antwoord van Minister Knapen (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(ontvangen 16 december 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «French government protest EU commissioner meeting with
«Islamist» NGO»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de uitspraken van de Franse Minister voor Burgerschap Schiappa en
de Franse Staatssecretaris voor Europese Zaken Beaune dat de ontmoeting tussen FEMYSO
en de Eurocommissaris voor Gelijkheid Dalli op zijn zachtst gezegd onwenselijk was?
Sluit u zich bij deze uitspraken aan?
Antwoord 2
Het kabinet heeft op dit moment geen redenen om zich aan te sluiten bij deze uitspraken.
Zie ook antwoord op vraag 3.
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat voorkomen moet worden dat islamistische organisaties als
gesprekspartners worden betrokken bij de uitvoering of ontwikkeling van beleid, ook
op Europees niveau? Zo ja, op welke wijze gaat u het Franse standpunt hierop dan ondersteunen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Nee, het kabinet acht participatie van en consultatie met een divers maatschappelijk
middenveld, inclusief religieuze organisaties, op nationaal, Europees en internationaal
niveau waar mogelijk en relevant, van belang voor het bevorderen van een inclusieve
dialoog en duurzame beleidsontwikkeling. Om een inclusieve dialoog te kunnen waarborgen
dienen gesprekspartners uiteraard mensenrechten en het non-discriminatie beginsel
te respecteren.
Vraag 4
Klopt het dat de Haagse studentenvereniging MashriQ als «member organisation» verbonden
is aan FEMYSO? Wat is de hoogte van de bijdrage en de bestuursbeurzen die MashriQ
heeft ontvangen van de Haagse Hogeschool over de afgelopen vijf jaar?
Antwoord 4
Op de website van FEMYSO staat de Haagse studentenvereniging MashriQ niet vermeld
als lid («member organisation»). De Haagse Hogeschool heeft aangegeven niet bekend
te zijn met een dergelijke verbinding. De studentenvereniging MashriQ heeft volgens
De Haagse Hogeschool nooit een bijdrage ontvangen; de instelling verstrekt geen directe
bijdragen aan studentenverenigingen. De instelling geeft aan dat in de periode 2016–2021
bestuursleden van MashriQ die als student ingeschreven waren aan De Haagse Hogeschool
in totaal € 10.086 aan bestuursbeurzen hebben ontvangen. Dit betrof vijf bestuursbeurzen
in de jaren 2017 en 2018.
Vraag 5
Klopt het dat de Moslimstudenten Associatie Nederland verbonden is als «member organisation»
aan FEMYSO? Op welke manier heeft deze organisatie bijdrages ontvangen van onderwijsinstellingen
of via sponsoring door de door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
gesubsidieerde Landelijke Studentenvakbond?
Antwoord 5
Op de website van FEMYSO staat de Moslimstudenten Associatie Nederland inderdaad vermeld
als lid («member organisation»). De Landelijke Studentenvakbond (LSVb) heeft laten
weten nooit financiële steun te hebben verstrekt aan de Moslimstudenten Associatie
Nederland (MSA Nederland). De bond geeft aan wel een partnerschap met de MSA Nederland
te hebben en hier ook achter te staan, omdat daarmee een bredere groep studenten kan
worden bereikt en vertegenwoordigd.
De toekenning van bestuursbeurzen voor studentenverenigingen is een zaak van de instellingen.
De koepelorganisatie Universiteiten van Nederland (UNL) geeft aan dat de instellingen
verschillende criteria hanteren bij het toekennen (en eventueel intrekken) van bestuursbeurzen
vanuit hun profileringsfondsen. De keuzes en afwegingen worden zorgvuldig gemaakt,
met oog voor de diversiteit aan studenten en typen verenigingen (gezelligheid, sport,
levensbeschouwelijk, e.d.). Daarbij zijn altijd juristen van de instellingen betrokken
en kunnen ook specifieke uitsluitingsgronden worden gehanteerd, bijvoorbeeld in geval
van organisaties en activiteiten die gericht zijn op het in stand houden of bevorderen
van discriminatie. Het is bij de UNL niet bekend of bestuurders van de Moslimstudenten
Associatie Nederland op grond van deze door de instellingen geformuleerde en vastgelegde
criteria moeten en kunnen worden uitgesloten.
Vraag 6
Zijn er nog andere studie- of studentenverenigingen die aangesloten zijn bij FEMYSO
die subsidies of bestuursbeurzen hebben ontvangen van Nederlandse onderwijsinstellingen?
Zo ja, welke zijn dit en hoe hoog waren de bijdrages en bestuursbeurzen die de afgelopen
vijf jaar aan deze verenigingen zijn verstrekt?
Antwoord 6
Uit de informatie op de website van FEMYSO kan opgemaakt worden dat er behalve de
Moslimstudenten Associatie Nederland geen andere Nederlandse studie- of studentenverenigingen
zijn aangesloten bij FEMYSO.
Vraag 7
Vindt u het wenselijk dat er geld via het profileringsfonds van hoger onderwijsinstellingen
of via de door het ministerie gesubsidieerde organisaties gaan naar studie- en studentenverenigingen
die zich aangesloten hebben bij islamistisch gelieerde organisaties zoals FEMYSO?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Het profileringsfonds heeft als doel het financieel ondersteunen van studenten die
door bijzondere omstandigheden studievertraging hebben opgelopen of naar verwachting
zullen oplopen. Een bijzondere omstandigheid kan het lidmaatschap van het bestuur
van een studentenorganisatie zijn, maar ook activiteiten op bestuurlijk of maatschappelijk
gebied die naar het oordeel van het instellingsbestuur mede in het belang zijn van
de instelling of van het onderwijs dat de student volgt. Het is aan de instelling
om te bepalen welke organisaties of activiteiten zij wil ondersteunen. De keuzes en
afwegingen bij het toekennen (en eventueel intrekken) van bestuursbeurzen vanuit het
profileringsfonds worden zorgvuldig gemaakt, met oog voor de diversiteit aan studenten
en typen verenigingen (gezelligheid, sport, levensbeschouwelijk, e.d.). Daarbij zijn
altijd juristen van de instellingen betrokken en kunnen ook specifieke uitsluitingsgronden
worden gehanteerd, bijvoorbeeld in geval van organisaties en activiteiten die de rechtsstaat
ondermijnen, de rechtsgelijkheid van burgers niet onderschrijven of gericht zijn op
het in stand houden of bevorderen van discriminatie.
Daarnaast subsidieert het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bestuursfuncties
bij de twee landelijke studentenbonden die de belangen van alle studenten behartigen.
Vraag 8
Welke stappen gaat u nemen om te voorkomen dat Nederlandse onderwijsinstellingen direct
of indirect, bijvoorbeeld via het profileringsfonds of indirect via gesubsidieerde
organisaties, subsidies, sponsoring of beurzen verlenen aan studentenorganisaties
wanneer er signalen zijn dat deze de integratie zouden kunnen tegenwerken?
Antwoord 8
Het kabinet heeft er vertrouwen in dat onze instellingen voor hoger onderwijs uitstekend
in staat zijn om aanvragen voor financiële ondersteuning voor studentenorganisaties
kritisch te beoordelen op hun beoogde doelstellingen en daarbij ook bredere maatschappelijke
criteria hanteren dan alleen onderwijsgerichte. Mochten er echter signalen zijn dat
er activiteiten plaatsvinden die de rechtsstaat ondermijnen, de rechtsgelijkheid van
burgers niet onderschrijven of gericht zijn op het in stand houden of bevorderen van
discriminatie, dan zal de betreffende instelling daarop aangesproken worden.
Vraag 9
In hoeverre heeft de Taskforce ongewenste buitenlandse beïnvloeding en problematisch
gedrag zicht op mogelijke beïnvloeding via studie- en studentenverenigingen en bent
u bereid de Taskforce hier mee aan de slag te laten gaan? Zo ja op welke wijze? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 9
De Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering (hierna:
Taskforce PG & OBF) heeft tot doel de informatiepositie van het Rijk en gemeenten
te versterken, het handelingsperspectief van gemeenten en Rijk te vergroten en ongewenste
buitenlandse financiering tegen te gaan.
De Taskforce PG&OBF kan adviseren als er sprake is van gedrag van personen of groepen
dat voornamelijk binnen de grenzen van de wet valt, maar tot aantasting en ondermijning
van de democratische rechtsorde kan leiden of wanneer er sprake is van ongewenste
buitenlandse financiering.
De Taskforce doet geen eigenstandig onderzoek naar personen of organisaties. Als er
sprake zou zijn van problematisch gedrag of ongewenste buitenlandse financiering bij
de genoemde, of andere, studie- en studentenverenigingen, dan kan de Taskforce gemeenten
of het Rijk hierover adviseren. Hierin is leidend dat er dan sprake moet zijn van
problematische gedragingen, waarbij ideologie op zichzelf nooit een reden is voor
ingrijpen waarbij vrijheden worden beperkt.
Tegelijkertijd zet het kabinet in op het vergroten van de weerbaarheid van, onder
andere, de islamitische gemeenschap en van vrouwen en jongeren in het bijzonder. Het
kabinet vindt deze benadering momenteel het meest passend en doeltreffend.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.