Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wassenberg over disproportioneel politiegeweld, de aanhouding van een journalist en rechtsongelijkheid bij een demonstratie van Extinction Rebellion
Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over disproportioneel politiegeweld, de aanhouding van een journalist en rechtsongelijkheid bij een demonstratie van Extinction Rebellion (ingezonden 14 oktober 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 14 december 2021). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 540.
Vraag 1
Klopt het dat bij een demonstratie van Extinction Rebellion op 11 oktober jongstleden
een journalist van de Volkskrant is gearresteerd?1
Antwoord 1
Het klopt dat er tijdens de demonstraties van 11 oktober jl. aanhoudingen zijn verricht.
Onder deze aanhoudingen bevond zich tevens een journalist.
Vraag 2
Klopt het dat de journalist op dat moment een duidelijk zichtbare politieperskaart
droeg en zich bovendien al twee keer op verzoek had gelegitimeerd? Zo nee, hoe zit
het dan?
Antwoord 2
Het strafrechtelijk optreden van de politie heeft plaatsgevonden onder gezag van de
officier van justitie. Het is niet aan mij als Minister om in individuele strafzaken
te treden of daarover informatie openbaar te maken.
Vraag 3
Klopt het dat de betrokken agent bij aankomst van de journalist de echtheid van de
perskaart in twijfel trok en hem het zicht op de gebeurtenissen belemmerde? Zo nee,
hoe zit het dan?
Antwoord 3
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Klopt het dat de journalist na het mompelen van «kind» tegen de politieagent, met
geweld tegen een politiebusje aan werd geduwd, er vervolgens hardhandig in werd gesleurd,
alwaar hem werd verteld dat hij was aangehouden, en hij vervolgens vier uur lang werd
opgesloten in een arrestantenbus? Zo nee, hoe zit het dan?
Antwoord 4
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 5
Klopt het dat de journalist inmiddels is vrijgelaten, maar dat hij nog wel verdacht
wordt van belemmering en belediging? Kunt u aangeven hoe de aanklacht precies luidt
en wat de verdere procedure zal zijn?
Antwoord 5
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 6
Erkent u dat de politie de journalist heeft belemmerd zijn werk te doen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 6
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 7
Wat vindt u daarvan, gezien de maatschappelijke functie van journalisten in een democratische
rechtsstaat?
Antwoord 7
De journalistieke vrijheid is een groot goed. Hier zet het kabinet zich met volle
toewijding voor in. Het beschikken over een (politie-)perskaart kent een journalist
extra rechten en vrijheden toe. Dit laat onverlet dat er ook grenzen zitten aan de
vrijheid van een journalist bij de uitoefening van zijn vak. De journalist is uiteraard
ook aan (gedrags-)regels gebonden.
De politie hanteert interne aanwijzingen om de vrijheden en rechten van journalisten
te borgen. In gevallen dat de openbare orde verstoord wordt of dreigt te worden verstoord
kan de politie overgaan tot aanhouding van de aanwezigen op een bepaalde plaats. Bij
grootschalige verstoringen van de openbare orde, of dreigingen hiertoe, kan het zijn
dat de journalistieke status van een aanwezige pas later kan worden uitgezocht dan
op het moment van aanhouding. Hierbij vindt pas naderhand een beoordeling plaats van
de aanhouding. Bij deze beoordeling zal de journalistieke status altijd worden meegewogen.
Vraag 8
Erkent u dat de politie in principe dient af te zien van aanhouding van een journalist,
indien de journalist zich kan legitimeren en strikt in het kader van zijn beroep opereert?
Zo ja, hoe verklaart u dan dat de betreffende journalist is aangehouden? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 8
Zie de antwoorden op vraag 2 en vraag 7.
Vraag 9
Erkent u dat de betrokken agent een waarschuwing had kunnen geven of het gesprek had
kunnen aangaan, in plaats van meteen over te gaan tot hardhandige aanhouding?
Antwoord 9
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 10
Erkent u dat het gebruikte geweld disproportioneel was in verhouding tot de situatie?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Het is aan andere autoriteiten – in voorkomende gevallen de rechter – om te beoordelen
of het geweldsgebruik rechtmatig was. Ik kan en zal niet in die beoordeling treden.
Vraag 11
Erkent u dat de politie een voorbeeldrol te vervullen heeft als het gaat om de bescherming
van de persvrijheid en de veiligheid van journalisten, en dat zij er alles aan zou
moeten doen om bij te dragen aan het vertrouwen in onafhankelijke nieuwsgaring? Hoe
beoordeelt u de bovenstaande gebeurtenissen in relatie tot dit streven?
Antwoord 11
Zie het antwoord op vraag 7.
Vraag 12
Bent u bereid excuses te maken aan de journalist en zijn werkgever en, zo ja, bent
u bereid daaraan een schadevergoeding te verbinden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Deze afweging is allereerst niet aan mij, maar aan de politie zelf. De politie geeft
aan dat de journalist uitgenodigd was voor een gesprek. Verder heeft de politie mij
aangegeven dat de hoofdredacteur van de journalist heeft gesproken met de hoofdofficier.
De journalist zelf heeft geen gebruik gemaakt van het aanbod om met de politie te
praten.
Vraag 13
Hoe beoordeelt u de proportionaliteit van het politiegeweld tegen demonstranten van
Extinction Rebellion op 11 oktober jongstleden?
Antwoord 13
Zoals in het antwoord op vraag 10 aangegeven is het niet aan mij om te oordelen over
de rechtmatigheid van geweldsaanwending door de politie.
Vraag 14
Hoe beoordeelt u de proportionaliteit van de wijze waarop de politie het de demonstranten
op verschillende manieren onmogelijk maakte om te demonstreren op hun eigen wijze,
onder andere door spullen in beslag te nemen?
Antwoord 14
Het is aan de burgemeester om demonstraties te faciliteren en in goede banen te leiden
waarbij het demonstratierecht ook kan worden begrensd wanneer dat noodzakelijk is
op basis van de in de Wet openbare manifestaties genoemde beperkingsgronden. De burgemeester
bedient zich van de onder diens gezag staande politie en legt hierover verantwoording
af aan de gemeenteraad. Dit is niet aan mij.
Vraag 15
Bent u bereid een onderzoek in te stellen naar de handelwijze van de politie bij de
demonstratie van Extinction Rebellion, gezien het disproportionele politiegeweld en
de manier waarop het recht op demonstratie, de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid
zijn gehinderd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de uitkomsten met de Kamer delen?
Antwoord 15
Zoals aangegeven is het niet aan mij als Minister om daarover te oordelen.
In uw vraag ligt besloten dat de politie in dit geval buitensporig geweld zou hebben
gebruikt. Of geweldsaanwending rechtmatig is kan pas na gedegen onderzoek worden vastgesteld.
Iedere geweldsaanwending moet worden gemeld en getoetst door de hulpofficier van justitie.
Meer ingrijpende vormen van geweldsaanwending – die op grond van artikel 18 van de
Ambtsinstructie2 aan het OM moeten worden gemeld – worden tevens door de officier van justitie beoordeeld.
Zie verder het antwoord op vraag 10.
Vraag 16
Bent u bereid om naar aanleiding van de handelwijze van de politie in Den Haag het
bewustzijn over de omgang tussen politie en pers en de regels over politiegeweld conform
de Politiewet en de ambtsinstructie na te gaan en waar nodig te verbeteren? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Antwoord 16
Ik zie vooralsnog geen aanleiding om dit te doen. Zie verder het antwoord op vraag
15.
Vraag 17
Kunt u zich herinneren dat demonstrerende boeren in 2019 in Den Haag zich niet aan
de aangewezen demonstratieplek hielden, door afzettingen braken, trambanen blokkeerden,
met een trekker door winkelstraten reden en over snelwegen reden en daarbij rode kruizen
negeerden? Erkent u dat de demonstrerende boeren daarmee de verkeersveiligheid in
gevaar brachten? Erkent u dat er bij deze demonstraties geen aanhoudingen zijn verricht
vanwege het hinderen van het verkeer3, omdat de politie het naar eigen zeggen «niet op de spits wilde drijven»?4 Hoe beoordeelt u deze werkwijze?
Antwoord 17
In mijn brief van 5 november 2019 aan de Tweede Kamer5 ben ik ingegaan op het handhaven van de rechtsorde tijdens acties door boeren- en
klimaatdemonstranten. Zoals ik daarin heb aangegeven, vergt het in goede banen leiden
van demonstraties maatwerk en een inschatting door de driehoek op basis van kennis
van de lokale situatie. Daarbij heb ik opgemerkt dat ik mij niet herken in het beeld
dat sprake is van rechtsongelijkheid bij de wijze waarop is opgetreden bij de acties
van boeren- en klimaatdemonstranten, omdat de verschillende situaties zich niet laten
vergelijken.
Het is ook niet aan mij als Minister om te treden in de afwegingen van het lokaal
gezag.
Vraag 18
Klopt het dat er op 11 oktober jongstleden zo’n 60 klimaatactivisten zijn gearresteerd
en dat zij allemaal een aanklacht hebben gekregen voor het overtreden van artikel
5 van de Wegenverkeerswet wegens het hinderen van het verkeer? Kunt u aangeven hoe
de aanklacht precies luidt en wat de verdere procedure zal zijn? Zo nee, hoe zit het
dan?
Antwoord 18
Op 11 oktober jl. zijn inderdaad ongeveer 60 arrestaties verricht. Verder kan ik geen
uitspraken doen over dit lopende proces.
Vraag 19
Hoe verklaart u dit verschil in optreden van de politie tegen de boerendemonstraties
in Den Haag in 2019 en de demonstratie van Extinction Rebellion op 11 oktober jongstleden?
Antwoord 19
Zie het antwoord op vraag 17.
Vraag 20
Hoe beoordeelt u de proportionaliteit van het politieoptreden tijdens de demonstratie
van Extinction Rebellion in relatie tot het politieoptreden bij de boerenprotesten
2019 in Den Haag in het algemeen? Kunt u daarbij gedetailleerd ingaan op de verschillen
in ordeverstoring, aangerichte vernielingen, verkeershinder en gebruikt geweld?
Antwoord 20
Zie het antwoord op vraag 17.
Vraag 21
Hoe komt de politie tot het besluit om bij een demonstratie van boeren niet op te
treden om te voorkomen dat «de boel escaleert»6, terwijl er wel degelijk sprake is van verkeershinder en wetsovertredingen?
Antwoord 21
Zie het antwoord op vraag 17.
Vraag 22
Speelt hier mee dat de politie het veiligheidsrisico van hardhandig ingrijpen bij
een boerenprotest zwaarder beoordeelt dan het veiligheidsrisico van hardhandig ingrijpen
bij een klimaatdemonstratie? Zo nee, hoe zit het dan?
Antwoord 22
Zie het antwoord op vraag 17.
Vraag 23
Erkent u dat deze werkwijze ertoe leidt dat er hardhandiger en strenger wordt opgetreden
tegen klimaatactivisten dan tegen boerendemonstranten van wie een dreiging voor de
openbare veiligheid uitgaat? Erkent u dat dit in de praktijk leidt tot rechtsongelijkheid?
Zo ja, wat bent u van plan te doen om dit in de toekomst te voorkomen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 23
Zie het antwoord op vraag 17.
Vraag 24
Bent u bereid om, samen met de driehoek in Den Haag, te bezien hoe het recht op demonstratie
van klimaatactivisten beter beschermd kan worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke
termijn en wijze?
Antwoord 24
Het recht op demonstratie is een belangrijk recht. Het is echter niet aan mij om in
de beoordeling van individuele gevallen te treden. Het lokaal gezag zal in ieder individueel
geval beslissen naar gelang de feiten en omstandigheden die op dat moment relevant
zijn.
Vraag 25
Kunt u deze vragen een voor een en binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden?
Antwoord 25
De vragen zijn per stuk beantwoord, helaas is het niet gelukt dit binnen de gebruikelijke
termijn te doen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.