Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Plas over de Regeling ten behoeve van de gerichte opkoop van veehouderijen ter vermindering van de stikstofdepositie op overbelaste stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden, zoals toegezonden aan de Kamer op 24 november
Vragen van het lid Van der Plas (BBB) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de Regeling ten behoeve van de gerichte opkoop van veehouderijen ter vermindering van de stikstofdepositie op overbelaste stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden, zoals toegezonden aan de Kamer op 24 november (ingezonden 26 november 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 13 december
2021).
Vraag 1
Wat bedoelt u met het doel van de maatregel «om veehouderijactiviteiten definitief
te laten beëindigen»?1
Antwoord 1
Het doel van de regeling is het structureel verminderen van stikstofdepositie in stikstofgevoelige
en overbelaste Natura 2000-gebieden via het opkopen en definitief beëindigen van veehouderijen.
De definitieve beëindiging van de veehouderijen die opgekocht worden is nodig om de
stikstofopbrengst blijvend te borgen.
Vraag 2
Is het doel van de Regeling ten behoeve van de gerichte opkoop van veehouderijen ter
vermindering van de stikstofdepositie op overbelaste stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden
nu gewijzigd van stikstofreductie naar bedrijfsbeëindiging?
Antwoord 2
Nee, er is geen sprake van wijziging van het doel. Er is sprake van een budgetophoging
van de 1e tranche van de regeling met daarbij enkele inhoudelijke wijzigingen die ertoe leiden
dat meer koopovereenkomsten met veehouderijen tot stand kunnen komen. Het doel van
de regeling blijft hetzelfde, namelijk het structureel verminderen van stikstofdepositie
op natuurgebieden via het opkopen en definitief beëindigen van veehouderijen.
Vraag 3
Hoe verhoudt dit doel zich tot uw eerdere uitspraken dat het stoppen van bedrijven
geen doel op zich is maar dat het om reductie van stikstof gaat?
Antwoord 3
De definitieve beëindiging van veehouderijen is geen doel op zich maar staat ten dienste
van het doel om de stikstofdepositie op overbelaste stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden
structureel te verminderen.
Vraag 4
Kunt u toelichten waarom de bepaling dat een veehouder die deelneemt aan de opkoopregeling
niet elders in Nederland een veehouderij zal vestigen of overnemen, ook niet via een
deelneming van de veehouder in een vennootschap, samenwerkingsverband of anderszins
(artikel 6, lid 3, sub a) in de opkoopregeling is gehandhaafd, terwijl in het kader
van de onderhandelingen over de Wet stikstofreductie en natuurverbetering was overeengekomen
dat deze bepaling uit de opkoopregeling zou worden verwijderd?
Antwoord 4
De 1e tranche van de regeling, inclusief de ophoging daarvan met extra geld, is bedoeld
voor ondernemers die willen stoppen en hun bedrijf vrijwillig definitief willen beëindigen.
Voor hen kan deze regeling perspectief bieden. Het doorstartverbod is nodig om de
emissiereductie blijvend te borgen en te voorkomen dat elders nieuwe emissies door
veehouderijactiviteiten gaan ontstaan.
Momenteel bereid ik de 2e tranche van de regeling voor. In lijn met de door de Kamer aangenomen motie van de
leden De Groot en Van Otterloo (Kamerstuk 35 600, nr. 45) onderzoek ik of het tot de mogelijkheden behoort de 2e tranche open te stellen voor ondernemers die willen verplaatsen. De motie verbindt
daar voorwaarden aan: overname van een bestaand bedrijf elders, enkel gericht op het
houden van dieren met productierecht en via innovatie een verdere emissiereductie
realiseren. Op dit moment ben ik met deze verkenning nog niet zo ver om dergelijke
wijzigingen in de eerste tranche van de regeling te kunnen doorvoeren.
Vraag 5
Onder welke voorwaarden is het mogelijk om de depositieruimte die ontstaat door de
vermindering van de stikstofdepositie, al dan niet via het stikstofregistratiesysteem,
toe te delen aan tracébesluiten of woningbouwprojecten en aan de legalisatie van in
het kader van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) gemelde en meldingsvrije activiteiten?
Antwoord 5
Bij het treffen van bronmaatregelen is het uitgangspunt van het beleid dat het effect
van maatregelen vast moet staan voordat depositieruimte kan worden ingezet voor economische
ontwikkelingen en het legaliseren van meldingen en meldingsvrije activiteiten. Ook
moeten de maatregelen additioneel zijn ten opzichte van wat nodig is om te voldoen
aan art. 6 lid 1 en 2 van de Habitatrichtlijn. Het kabinet geeft ook invulling aan
deze verplichtingen. Met de structurele aanpak wordt beoogd via een pakket aan maatregelen
duurzaam behoud van de natuur te verzekeren en wordt verder gewerkt aan het realiseren
van de verbeterdoelstellingen. Dit door én in te zetten op een aanmerkelijke vermindering
van de stikstofdepositie én een verdere impuls te geven aan verbetering van de voor
stikstof gevoelige natuur. Dit draagt bij aan het op landelijk niveau realiseren van
een gunstige staat van instandhouding. Als via monitoring blijkt dat de effecten te
weinig blijken te zijn, worden extra maatregelen genomen waardoor de omgevingswaarden
alsnog worden behaald.
Vraag 6
Hoe verhoudt het toedelen van depositieruimte die ontstaat door de vermindering van
de stikstofdepositie door de opkoopregeling zich tot de verplichtingen die voortvloeien
uit artikel 6, eerste en tweede lid, van de Habitatrichtlijn?
Antwoord 6
Er is geen overzicht van wat specifiek het effect is geweest van de opkoop van veehouderijen
in het verleden. Wanneer een veehouderij stopt en er geen nieuwe activiteiten met
stikstofdepositie voor in de plaats komen, is er sprake van stikstofreductie en hiermee
een verminderde belasting op de stikstofgevoelige natuur. Dat blijkt dan vervolgens
in de jaren erna uit de berekeningen van de achtergronddepositie in AERIUS Monitor.
De reductie van de stikstofdepositie sinds circa 1990 heeft aantoonbaar positieve
effecten opgeleverd. Zo bleek bijvoorbeeld de heide minder snel te vergrassen en was
de kunstmatige toevoer van gebufferd grondwater om verzuring van heidevennen tegen
te gaan niet meer nodig. Door de lange duur van de resterende overbelasting, dreigt
er echter toch weer verslechtering op te treden en is dit deels daadwerkelijk gebeurd.
Daarom is een verdere reductie van die overbelasting noodzakelijk.
Overigens betekent een verminderde overbelasting niet automatisch dat er sprake is
van daadwerkelijk natuurherstel. Daarvoor is veelal ook actief inrijpen in de natuur
zelf nodig door herstelmaatregelen. Zowel stikstofbronmaatregelen als natuurherstelmaatregelen
maken dan ook onderdeel uit van de stikstofaanpak.
Vraag 7
Kunt u een overzicht geven van de aangetoonde positieve effecten op natuurherstel
door in het verleden opgekochte veehouderijen nabij Natura 2000-gebieden en van de
aangetoonde effecten van eerdere reductie van de stikstofdeken door stikstofreductie
die sinds 1990 gerealiseerd is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Over de voortgang en gevolgen van de bron- en natuurherstelmaatregelen van het Programma
Stikstofreductie en Natuurverbetering, waaronder de opkoopregelingen, wordt iedere
twee jaar gerapporteerd, voor het eerst in 2023.
In 2021 hebben PBL, RIVM en WUR op verzoek van LNV onderzocht welke informatie en
methoden nodig en beschikbaar zijn om over de gevolgen van de maatregelen en de effecten
te kunnen rapporteren. Het gaat daarbij zowel om de gevolgen voor de omvang van de
stikstofdepositie als de ontwikkelingen in de natuurgebieden, waaronder het herstel
van flora en fauna. Duidelijk is dat niet alle informatie en methoden nu al beschikbaar
zijn. Er is bovendien veelal sprake van meerdere factoren die van invloed zijn op
ecologische ontwikkelingen, waardoor het effect van één maatregel moeilijk te isoleren
is. Het verder ontwikkelen van methodieken en het op orde brengen van de (kwaliteit,
actualiteit en continuïteit van de) gegevensvoorziening met de bestuursorganen die
de maatregelen uitvoeren, is onderdeel van een groeipad.
Vraag 8
Hoe gaat u monitoren wat de daadwerkelijke effecten op de overbelaste Natura 2000-gebieden
zijn van deze opkoopregeling, bijvoorbeeld als het gaat om herstel van flora en fauna?
Antwoord 8
De Regeling biedt de mogelijkheid voor provincies om bij de opkoop van een bedrijf
ook bedrijfsmiddelen te verwerven. Onder bedrijfsmiddelen worden hier roerende zaken
verstaan, zoals inventarissen en landbouwmachines. Doorgaans zullen agrariërs bij
bedrijfsbeëindiging de bedrijfsmiddelen zelf verkopen. In het geval dat provincies
deze bedrijfsmiddelen wel aankopen, is dat voor een marktconforme prijs. Vervolgens
zullen provincies deze vaak zo snel mogelijk ook voor een marktconforme prijs (door)verkopen.
Vraag 9
Wat gaan provincies doen met de aangekochte bedrijfsmiddelen?
Antwoord 9
De Regeling is als onderdeel van de structurele aanpak stikstof bedoeld om de reductie
van stikstofdepositie op Natura-2000 gebieden te bewerkstelligen. Daarnaast kan stikstofruimte
uit deze regeling ingezet worden voor o.a. het legaliseren van PAS-meldingen en meldingsvrije
activiteiten en voor woningbouw en MIRT-projecten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.