Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Simons over politie-ingrijpen bij demonstraties en de veiligheid van vreedzame demonstranten en journalisten
Vragen van het lid Simons (BIJ1) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over politie-ingrijpen bij demonstraties en de veiligheid van vreedzame demonstranten en journalisten (ingezonden 19 oktober 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 2 december 2021).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 599.
Vraag 1
Bent u bekend met de politieacties tegen demonstranten bij de Woonopstand in Rotterdam
op 17 oktober jl.?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u een tijdlijn geven van alle gebeurtenissen die hebben geleid tot het politie-ingrijpen?
Kunt u daarin ook aangeven wanneer het politie-ingrijpen gepland werd? Kan ook een
tijdlijn worden gegeven van de gebeurtenissen tijdens het politie-ingrijpen?
Antwoord 2
De gebeurtenissen waarnaar u verwijst hebben plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid
van het lokale gezag. Voor een overzicht van de feiten verwijs ik u naar de brief
van de burgemeester van Rotterdam van 21 oktober 2021 aan de Rotterdamse gemeenteraad.1
In verband met mijn toezegging bij de behandeling van de begroting van mijn ministerie
om de uitkomst van een gemeentelijke evaluatie met uw Kamer te delen, laat ik u het
volgende weten.
De gemeenteraad van Rotterdam heeft een motie aangenomen waarin de burgemeester wordt
gevraagd om de ongeregeldheden rondom de Woonopstand in dialoog tussen een vertegenwoordiging
van de demonstranten en de driehoek te evalueren. De uitkomsten hiervan worden teruggekoppeld
aan de Rotterdamse gemeenteraad. Ik heb de burgemeester gevraagd om mij de uitkomst
daarvan eveneens te doen toekomen, zodat ik die met uw Kamer kan delen.
Vraag 3
Op basis van welke signalen is tot politie-ingrijpen overgegaan? Van waar waren deze
signalen afkomstig? Of leidden gepleegde strafbare feiten tot het politie-ingrijpen?
Zo ja, welke gepleegde strafbare feiten waren dit?
Antwoord 3
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Was de Nationaal Coordinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) betrokken
bij de totstandkoming van het politie-ingrijpen? Zo ja, op welke manier?
Antwoord 4
Nee, de NCTV was niet betrokken bij de totstandkoming van het politie-ingrijpen.
Vraag 5
Oordeelt u dat het opsplitsen van een demonstratie en zo een brede geweldstoepassing
de proportionele middelen waren om opvolging te geven aan signalen dan wel de constatering
van gepleegde strafbare feiten? Kun u uw oordeel onderbouwen?
Antwoord 5
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 6
Waarom heeft de politie, zeker met het oog op het vreedzame karakter van de demonstratie,
ingezet op escalatie? Op welke manier is vervolgens geprobeerd in te zetten op deëscalatie
door de politie? Klopt het dat een burger het voortouw heeft genomen in deëscalatie?
Antwoord 6
De politie heeft niet ingezet op escalatie. De mobiele eenheid opereert onder lokaal
gezag en probeert waar mogelijk altijd toenadering te zoeken, begeleiding te bieden
en contact te houden met demonstranten, zo ook in Rotterdam tijdens voornoemde demonstratie.
Ik verwijs voor een verder antwoord op uw vraag naar de brief ingezonden door de locoburgemeester
van de gemeente Rotterdam.
Vraag 7
Klopt het dat politiehonden zijn ingezet bij het politie-ingrijpen in Rotterdam? Zo
ja, hoeveel honden zijn ingezet? Wat was de aanleiding voor de inzet van dit zware
geweldsmiddel? Vindt u de inzet van politiehonden tegen vreedzame demonstranten proportioneel?
Antwoord 7
De inzet van politiehonden kan onderdeel uitmaken van de ME, zo ook tijdens de woonprotesten
in Rotterdam. Politiehonden hebben in de praktijk bewezen dat zij een de-escalerend
effect hebben tijdens orde handhavend optreden. Het optreden van de ME valt onder
verantwoordelijkheid van het lokaal gezag. Ik verwijs voor een verder antwoord op
uw vraag naar de bij de beantwoording van vraag 2 genoemde brief van de burgemeester
van Rotterdam.
Vraag 8
Is het gebruikelijk dat aan demonstraties agenten in burgerkleding deelnemen die verschillende
stickers op hun kleding dragen waarmee zij het doel van de demonstratie onderschrijven?
Is dit in Rotterdam gebeurd? Hoe dienen deze agenten in burgerkleding zich tegenover
burgers te identificeren als politie, alvorens zij overgaan tot geweldstoepassing?
Kunt u bevestigen dat deze politieagenten dit ook altijd hebben gedaan in Rotterdam?
Antwoord 8
De inzet van agenten in burger, ook wel onopvallend werken genoemd, is een veelgebruikte
operationele keuze. Deze is nodig voor een goede uitvoering van de politietaak. Zo
kan de arrestatie eenheid opereren als onderdeel van de mobiele eenheid en als zodanig
in burgerkleding optreden. Wanneer zij in burgerkleding opereren zullen zij aansluiten
zoeken bij de doelgroep om hun werk zo onopvallend mogelijk te kunnen doen. Dit mede
om zo min mogelijk geweld in te hoeven zetten tijdens een aanhouding en zo doelmatig
mogelijk te kunnen optreden.
De legitimatieplicht voor optreden in burgerkleding is vastgelegd in artikel 2, eerste
lid, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere
opsporingsambtenaren (hierna: Ambtsinstructie). Op grond van dit artikel dient een
politieambtenaar zich voorafgaand aan zijn optreden als politieambtenaar ongevraagd
te legitimeren met het politielegitimatiebewijs, tenzij bijzondere omstandigheden
dit onmogelijk maken. Het optreden in groepsverband als arrestatie eenheid als onderdeel
van de mobiele eenheid maakt het legitimeren niet altijd opportuun waar snelheid in
de actie is geboden.
Vraag 9
In welke mate is juist de politie, naar uw oordeel, debet aan het verstoren van een
vreedzame demonstratie? Wat vindt u überhaupt van het feit dat in een democratische
rechtsstaat een vreedzame demonstratie geen doorgang kan vinden door het handelen
van de politie? Hoe beoordeelt u in dat licht het handelen van de burgemeester van
Rotterdam, de heer Aboutaleb?
Antwoord 9
Op grond van artikel 9 Grondwet heeft een ieder het recht om te demonstreren. Het
recht om te demonstreren is echter geen absoluut grondrecht. Artikel 9, tweede lid
van de Grondwet en de Wet openbare manifestaties biedt de burgemeester de bevoegdheid
om een demonstratie te beperken en in een uiterst geval zelfs te verbieden. Dit mag
hij op grond van artikel 2 Wet openbare manifestaties alleen doen wanneer dit noodzakelijk
is in het kader van: de bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer
of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
De inzet van de mobiele eenheid (ME) geschiedt slechts na toestemming van het gezag.
De burgemeester heeft gezag over de politieambtenaren die in zijn gemeente zijn belast
met de handhaving van de openbare orde en kan de politieambtenaren de daarvoor nodige
bevelen te geven. Ik verwijs voor een verder antwoord op uw vraag naar voornoemde
brief van de burgemeester van Rotterdam.
Vraag 10
Ziet u ook een patroon in het handelen van de Rotterdamse politie, die in 2020 een
vreedzame Black Lives Matter-demonstratie vlak voor het einde opbrak en in 2016 disproportioneel
ingreep tegen het Kick Out Zwarte Piet-protest om daar 168 arrestaties te verrichten,
waarvan geen tot vervolging leidde vanwege een gebrek aan bewijs of omdat arrestanten
ten onrechte werden aangemerkt als verdachte?2 Wat is uw oordeel daarover?
Antwoord 10
Nee, ik kan het bestaan van een patroon niet onderschrijven. Ik heb vertrouwen in
het optreden van de politie, onder verantwoordelijkheid van het lokale gezag, en het
openbaar ministerie om deze zaken goed af te handelen.
Vraag 11
Sluit u zich aan bij het oordeel van het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten
(NJCM) die het politieoptreden bij de demonstratie hebben gezien en dit optreden «schokkend»
noemen?3
Antwoord 11
Gebruik en effectueren van de geweldsbevoegdheid ziet er vaak heftig uit, ook wanneer
dit op proportionele en subsidiaire wijze wordt toegepast.
De beoordeling of geweldgebruik in een specifiek geval rechtmatig was, is echter niet
aan mij als Minister maar aan andere autoriteiten. Ik kan en zal niet in de beoordeling
hiervan treden.
Vraag 12
Bent u bereid onderzoek in te stellen naar het handelen van de politie in Rotterdam?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties moeten volgens u hangen aan een disproportionele
geweldstoepassing door de politie?
Antwoord 12
Geweldsaanwending door de politie moet worden gemeld bij- en getoetst door de hulpofficier
van justitie. Dat is hier niet anders. Meer ingrijpende vormen van geweldsaanwending
– die op grond van artikel 18 van de Ambtsinstructie aan het Openbaar Ministerie moeten
worden gemeld – worden tevens door de officier van justitie beoordeeld.4 Op dit moment zie ik geen aanleiding om aanvullend op deze procedure een onderzoek
in te stellen.
Vraag 13
Welke maatregelen gaat u nemen een situatie zoals in Rotterdam in het vervolg te voorkomen?
Antwoord 13
Ik zie geen aanleiding voor het treffen van maatregelen.
Vraag 14
Klopt de berichtgeving van verschillende media dat zo’n 50 personen zijn gearresteerd
bij de Woonopstand in Rotterdam? Rechtvaardigt, naar uw oordeel, de arrestatie van
zo’n 50 personen, het opbreken van een demonstratie en de geweldstoepassing door de
politie tegen vreedzame demonstranten?
Antwoord 14
Ik kan, zoals aangegeven, niet in de beoordeling treden van het door u gevraagde.
Het OM heeft mij bericht dat er geen 50 personen zijn aangehouden maar 9.
Vraag 15
Er zijn signalen binnengekomen dat de pers is gehinderd door de mobiele eenheid (ME)
in het verslag doen van de demonstratie en het politie-ingrijpen, zelfs na vertoon
van perskaart, kunt u dit bevestigen of ontkrachten? Indien dit is gebeurd, hoe oordeelt
u hierover?
Antwoord 15
Ik ken en herken de signalen waarnaar u verwijst niet.
Vraag 16
Hoeveel arrestanten zijn dezelfde avond of volgende dag zonder aanklacht vrijgelaten?
Hoeveel arrestanten worden vervolgd en hoe luidt de aanklacht tegen hen?
Antwoord 16
Er zijn in totaal negen aanhoudingen verricht. Alle aangehouden verdachten zijn na
verhoor dezelfde dag heengezonden. Acht verdachten kregen een strafrechtelijke afdoening.
Eén zaak is geseponeerd door de officier van justitie.
Vraag 17
Bent u op de hoogte dat ook in Amsterdam na afloop van het Woonprotest mensen gearresteerd
zijn? Hoeveel arrestanten zijn toen dezelfde avond of de volgende dag zonder aanklacht
vrijgelaten? Hoeveel arrestanten worden vervolgd en hoe luidt de aanklacht tegen hen?
Antwoord 17
Er zijn in totaal 59 mensen gearresteerd. 39 demonstranten hebben een boete gekregen
voor het verstoren van de openbare orde en 7 demonstranten zijn aangehouden voor het
niet kunnen tonen van een identiteitsbewijs. Zij zijn allen dezelfde dag nog heengezonden.
De resterende 13 demonstranten worden verdacht van zwaardere vergrijpen zoals zware
mishandeling, het voorhanden hebben van vuurwerk en openlijke geweldpleging. Deze
zaken zijn in behandeling bij het openbaar ministerie.
Vraag 18
Het politie-ingrijpen in Rotterdam volgt op een week van politie-ingrijpen tegen klimaatdemonstraties
in Den Haag, oordeelt u dat bij de klimaatdemonstraties op een proportionele manier
gehandeld is door de politie ten opzichte van demonstranten? Kunt u uw oordeel onderbouwen?
Antwoord 18
De beoordeling of geweldgebruik in een specifiek geval rechtmatig was, is niet aan
mij als Minister. Ik kan en zal niet in de beoordeling hiervan treden.
Vraag 19
Gezien het feit dat bij demonstraties in Den Haag meerdere journalisten zijn gearresteerd,
hoe oordeelt u dat het politie-ingrijpen in Den Haag zich verhoudt tot de persvrijheid?
Deelt u de mening en onderschrijft u de Grondwet door te oordelen dat het onbestaanbaar
is dat journalisten worden gearresteerd terwijl zij van een demonstratie en het politie-ingrijpen
daarop verslag doen?
Antwoord 19
De journalistieke vrijheid is een groot goed, hier zetten wij ons met volle toewijding
voor in. Dit laat onverlet dat er ook grenzen zitten aan de vrijheid van een journalist
bij de uitoefening van zijn vak. Het beschikken over een (politie-)perskaart kent
een journalist extra rechten en vrijheden toe. De journalist is echter ook aan (gedrags-)regels
gebonden.
De politie hanteert interne aanwijzingen om de vrijheden en rechten van journalisten
te borgen. In gevallen dat de openbare orde verstoord wordt of dreigt te worden verstoord
kan de politie overgaan tot aanhouding van de aanwezigen op een bepaalde plaats. Bij
grootschalige verstoringen van de openbare orde, of dreigingen hiertoe, kan het zijn
dat de journalistieke status van een aanwezige pas later kan worden uitgezocht dan
op het moment van aanhouding. Waarbij er naderhand een beoordeling plaatsvindt van
de aanhouding. Bij deze beoordeling zal de journalistieke status altijd worden meegewogen.
Vraag 20
Hoeveel arrestanten bij de klimaatdemonstraties in Den Haag zijn dezelfde dag van
hun arrestatie of de dag erna zonder aanklacht vrijgelaten? Hoeveel arrestanten worden
vervolgd en hoe luidt de aanklacht tegen hen?
Antwoord 20
Gedurende de betreffende actieweek zijn, onder gezag van het Openbaar Ministerie (OM),
in totaal 133 aanhoudingen verricht. De gronden waren o.a. belediging, belemmering,
het in het gevaar brengen van het verkeer, mishandeling van een agent en het niet
voldoen aan een bevel of vordering. Alle arrestanten zijn dezelfde dag heengezonden.
Deze zaken zijn in behandeling bij het openbaar ministerie.
Vraag 21
Wat doet, volgens u, het politie-ingrijpen zoals dat bij voornoemde demonstraties
in de verschillende steden heeft plaatsgevonden met het vertrouwen van burgers in
de politie? Wat is uw oordeel daarover?
Antwoord 21
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 9.
Vraag 22
Welke nazorg bestaat voor de mensen die het doel waren van geweldstoepassing door
de politie?
Antwoord 22
In beginsel tracht de ambtenaar die geweld aanwend ook nazorg te bieden waar dit geboden
is. Soms laat de situatie dit echter niet toe, bij grootschalige verstoringen van
de openbare orde bijvoorbeeld. Bij iedere redelijke mogelijkheid zet de politie zich
in om hulp te verlenen aan hen die het behoeven. Dus wanneer iemand zich meldt bij
de agenten met letsel zal deze, wanneer de situatie het toelaat, geholpen worden.
In gevallen dat een arrestant letsel heeft opgelopen bij een aanhouding bestaat de
mogelijkheid om een forensisch arts te zien, belast met de zorg van arrestanten. Dit
kan worden geïnitieerd via arrestantenbewaarder en wordt tevens getoetst door de (hulp)
officier van justitie tijdens de voorgeleiding. Voor niet aangehouden verdachten geldt
dat zij toegang hebben tot het reguliere zorgstelsel.
Vraag 23
Deelt u de mening dat demonstranten in vrijheid gebruik moet kunnen maken van hun
grondrecht, zonder dat zij te maken krijgen met geweldstoepassing vanuit de politie?
Antwoord 23
Zie mijn antwoord op vraag 9.
Vraag 24
Hoe gaat u garanderen dat burgers, die gebruik willen maken van hun grondrecht te
demonstreren, in het vervolg niet te maken krijgen met geweldstoepassing door de politie
en dus hun grondwettelijke recht om te demonstreren wordt geborgd?
Vraag 24
Hoe gaat u garanderen dat burgers, die gebruik willen maken van hun grondrecht te
demonstreren, in het vervolg niet te maken krijgen met geweldstoepassing door de politie
en dus hun grondwettelijke recht om te demonstreren wordt geborgd?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.