Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over de nagekomen bekentenis van de PwC onderzoek dat ze bij de hoorzitting in de Tweede Kamer niet de waarheid verklaard hebben over het cruciale punt dat de centrale term in de memo-Palmen (waarover het onderzoek ging), namelijk 'laakbaar' wel degelijk genoemd is in ten minste een interviewverslag die al ging over de eerste dat van het onderzoek, 4 juni
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Staatssecretaris van Financiën over de nagekomen bekentenis van de PwC onderzoek dat ze bij de hoorzitting in de Tweede Kamer niet de waarheid verklaard hebben over het cruciale punt dat de centrale term in de memo-Palmen (waarover het onderzoek ging), namelijk «laakbaar» wel degelijk genoemd is in ten minste een interviewverslag die al ging over de eerste dat van het onderzoek, 4 juni (ingezonden 8 november 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Van Huffelen (Financiën – Toeslagen en Douane) (ontvangen
26 november 2021).
Vraag 1
Herinnert u zich u de vragen over het cruciale memo-Palmen, het officiële juridische
advies over de CAF 11-zaak aan het managementteam van de Belastingdienst/Toeslagen,
dat 2,5 jaar voor bijna iedereen is achtergehouden (Kamervragen 2020/21, nr. 1363),
waarop al twee keer een aanvullend antwoord gegeven is (2020/21, 1538 en 2021/22,
nr. 125) omdat de oorspronkelijke antwoorden (meer dan tien keer «zie vraag 8») nou
niet bepaald een antwoord waren?
Antwoord 1
Ja, naar aanleiding van deze vragen en de daarop gegeven antwoorden is opdracht gegeven
aan PwC om hier onderzoek naar te doen. Ik betreur ten zeerste dat er in 2017 beleidsmatig
en in de uitvoering geen adequate opvolging is gegeven aan het advies in het memo
van de vaktechnisch coördinator. Ook betreur ik dat het memo niet tijdig met de politieke
leiding, de Tweede Kamer en de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
is gedeeld. PwC heeft onderzoek gedaan naar de gang van zaken, dit onderzoek heb ik
u op 30 september jl. toegestuurd.1 In de toekomst mag het niet meer gebeuren dat een dergelijk belanghebbend memo zo
lang niet bekend is bij de leiding, wij werken daarom hard aan een ruime informatievoorziening
aan de Kamer en verbetering van de informatiehuishouding binnen Toeslagen. Ik zal
u hierover ook informeren in de Stand van de Uitvoering Toeslagen.
Vraag 2
Herinnert u zich dat deze vragen gaan over het memo-Palmen, waarin het oordeel luidde
dat de Belastingdienst laakbaar had gehandeld en het advies luidde dat de ouders gecompenseerd
dienden te worden?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Herinnert u zich dat u het met de indiener van de vraag eens was dat adequate uitvoering
van het advies van mevrouw Palmen veel leed bespaard zou hebben (antwoord 5, Kamervragen
2020/21, nr. 1363)?
Antwoord 3
Ja. Het memo bevat een zeer treffende analyse van de problematiek in de CAF-11 zaak,
zoals die later ook door de ADR en de Adviescommissie uitvoering toeslagen (AUT) is
beschreven. Ik betreur het dan ook zeer dat het advies destijds niet is opgevolgd.
Vraag 4
Heeft u kennisgenomen van de brief met bijlage van PwC Nederland inzake antwoorden
op de resterende vragen van de commissie Financiën van 29 oktober jongstleden, betreffende
de reconstructie en tijdlijn memo-Palmen?
Antwoord 4
Ja.
Vraag 5
Heeft u kennisgenomen op de aanvulling naar aanleiding van een vraag van het Kamerlid
Omtzigt (pagina 7 van de bijlage) waarin – ter correctie van een hoorzitting met PwC
waarin dit werd ontkend – onder meer staat: «Het woord «laakbaar» is in één van de
interviews genoemd. Op basis van de ons ter beschikking staande informatie (interviews,
emails en agenda’s) is het niet mogelijk geweest eenduidig te reconstrueren of het
woord laakbaar is genoemd tijdens een bijeenkomst op 4 juni 2019.»?
Antwoord 5
Ja.
Vraag 6
Realiseert u zich dat dit een kernpunt is in de reconstructie van de juni-week 2019,
waarvoor u PwC opdracht gaf?
Antwoord 6
Nee dit is voor mij geen kernpunt in de reconstructie. PwC heeft in haar onderzoek
ondermeer interviews afgenomen en documenten zoals mails en memo´s onderzocht. Op
basis hiervan hebben zij een beeld geschetst wat er gebeurd is in de juni week van
2019. In de brief van 29 oktober jl.2 heeft PwC hierover het volgende verklaard:
«Het woord «laakbaar» in relatie tot een bijeenkomst op 4 juni 2019 is in één van
de interviews genoemd. Op basis van de ons ter beschikking staande informatie (interviews,
emails en agenda’s) is het niet mogelijk geweest eenduidig te reconstrueren of het
woord «laakbaar» is genoemd tijdens een bijeenkomst op 4 juni 2019. De eerste vastlegging
met betrekking tot het gebruik van het woord «laakbaar» is in de aantekeningen van
de ambtelijke voorbespreking op 5 juni 2019 om 8.30 uur inzake de factsheets (zie
alinea 285 in het rapport). Op basis van het voorgaande was voor ons onvoldoende onderbouwd
dat het woord «laakbaar» is gebezigd in een bijeenkomst op 4 juni 2019 en hebben wij
dit niet als feit in ons rapport opgenomen.»
PwC heeft uw Kamer hier op 12 november jl. een aanvullende toelichting op gezonden.3
Vraag 7
Realiseert u zich dat RTL (en Trouw) al lang hadden gereconstrueerd dat het memo-Palmen
op 4 juni was rond gegaan en dat het woord laakbaar was genoemd in het bijzijn van
de toenmalige Staatssecretaris, de secretaris-generaal en de directeur-generaal Belastingdienst?
Antwoord 7
Ik heb de berichtgeving van RTL en Trouw ook gezien en gelezen. Zoals aangegeven in
de antwoorden op bovenstaande vragen stelt PwC dat het niet mogelijk is geweest eenduidig
te reconstrueren of het woord «laakbaar» is genoemd tijdens een bijeenkomst op 4 juni
2019.
Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 33 in de brief van 24 oktober jl.4 van PwC en de aanvulling naar aanleiding van een vraag van het Kamerlid Omtzigt in
de brief van 29 oktober jl. van PwC en de aanvullende toelichting van 12 november
jl.
Vraag 8
Realiseert u zich dat elke reconstructie van Pieter Klein en Jan Kleinijenhuis in
deze zaak accuraat gebleken is?5
Antwoord 8
Ik ben de heren Klein en Kleinijenhuis zeer erkentelijk dat hun vasthoudendheid in
dit dossier er mede toe geleid heeft dat de gedupeerde ouders gecompenseerd worden.
Hun reconstructies en de rapporten van onder meer de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen,
de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag en van PwC hebben allemaal
geholpen bij een vollediger beeld van de gebeurtenissen rondom de Kinderopvangtoeslag.
Vraag 9
Deelt u de mening dat het buitengewoon merkwaardig zou zijn als de PwC-onderzoekers
van dit artikel geen kennis genomen zouden hebben, dit niet onderzocht zouden hebben
en verbaasd zouden zijn als hiernaar gevraagd zou worden?
Antwoord 9
PwC heeft ook onderzoek gedaan naar de juni week in 2019. De conclusie uit het artikel
dat het memo besproken is met de toenmalige Staatssecretaris, de secretaris-generaal
en de directeur-generaal Belastingdienst wordt niet ondersteund door het onderzoek
van PwC.
Vraag 10
Kunt u navraag laten doen hoe het kan dat deze verklaring (over het noemen van de
term laakbaar) niet is opgenomen in het concept-rapport van 17 september en evenmin
in het eindrapport van 28 september?
Antwoord 10
In de brief van 29 oktober jl. heeft PwC hier de volgende verklaring voor gegeven:
«Op basis van het voorgaande was voor ons onvoldoende onderbouwd dat het woord «laakbaar»
is gebezigd in een bijeenkomst op 4 juni 2019 en hebben wij dit niet als feit in ons
rapport opgenomen.»
PwC heeft uw Kamer hier op 12 november jl. een aanvullende toelichting op gezonden.
Vraag 11
Is de strekking van de verklaring rond het noemen van het laakbaar handelen op 4 juni
2019 voorgelegd aan andere functionarissen, bijvoorbeeld via hoor- en wederhoor? Wilt
u per (hoge) functionaris aangeven wat hierover is verklaard?
Antwoord 11
PwC heeft een zorgvuldig proces van hoor- en wederhoor ingericht waarbij betrokkenen
de gelegenheid hebben gehad om op de bevindingen in het rapport te reageren. Op basis
van het onderzoek en de hoor- en wederhoor heeft PwC geconstateerd dat onvoldoende
onderbouwd is dat het woord «laakbaar» is gebezigd in een bijeenkomst op 4 juni 2019
en heeft PwC dit niet als feit in het rapport opgenomen.
Vraag 12
Wilt u – als opdrachtgever van PwC – navraag laten doen aan welke bijeenkomst op dinsdag
4 juni 2019 hier door de betrokken ambtenaar wordt gerefereerd en de Kamer over de
uitkomst informeren?
Antwoord 12
Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 11 en de aanvullende toelichting van PwC van
12 november jl. Hierbij constateert PwC:
«Op basis van vorenstaande is derhalve niet bevestigd of en in welke bijeenkomst op
4 juni 2019 het woord «laakbaar» is gebezigd door de SG en wij hebben dit daarom niet
als feit opgenomen in het rapport.»
Vraag 13
Klopt het dat dit een bijeenkomst was waarbij zowel uw ambtsvoorganger alsmede de
toenmalig secretaris-generaal en de directeur-generaal Belastingdienst aanwezig waren?
Antwoord 13
Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 12. De Staatssecretaris, de directeur-generaal
en de secretaris-generaal waren aanwezig bij verschillende bijeenkomsten op 4 juni.
Maar PwC heeft geconcludeerd dat onvoldoende onderbouwd is dat tijdens een bijeenkomst
op 4 juni het woord «laakbaar» is gebezigd.
Vraag 14
In de aanvullende antwoorden van PwC van 29 oktober wordt gesteld: «...hadden wij
ter plekke onvoldoende scherp wat er in de gespreksverslagen is opgenomen». Wilt u
in dit licht opheldering vragen aan PwC over de eerdere beantwoording van vragen van
de commissie Financiën van 24 oktober, waaronder antwoord op de vragen 27, 28, 29
en 30, waarin wordt gesteld: «Geen van de geïnterviewden heeft aan ons aangegeven
dat het memo-Palmen aan de orde is gesteld in de betreffende bijeenkomst van 4 juni.»
Hoe kan het dat de Tweede Kamer ook bij die gelegenheid onjuist is geïnformeerd over
de gang van zaken?
Antwoord 14
In de aanvullende antwoorden van 29 oktober jl. heeft PwC aangegeven:
«Het woord «laakbaar» in relatie tot een bijeenkomst op 4 juni 2019 is in één van
de interviews genoemd. Op basis van de ons ter beschikking staande informatie (interviews,
emails en agenda’s) is het niet mogelijk geweest eenduidig te reconstrueren of het
woord «laakbaar» is genoemd tijdens een bijeenkomst op 4 juni 2019.»
Dat staat los van de constatering van PwC in de antwoorden op vragen 27, 28, 29 en
30 die in de vraagstelling beschreven wordt. Samengevat stelt het PwC onderzoek, inclusief
de aanvullingen via de vragen/antwoorden van uw Kamer, dat er door één persoon aangegeven
is dat het woord laakbaar gevallen is in één van de besprekingen op 4 juni 2021 maar
dat geen van de geïnterviewden verklaard heeft dat het memo, waarin het woord laakbaar
eveneens is opgenomen, aan de orde is gesteld in de betreffende bijeenkomst.
Vraag 15
In het PwC-rapport staat beschreven dat uw ambtsvoorganger zich in het overleg op
4 juni 2019 afvroeg «of niemand eerder signalen had opgevangen dat er problemen waren
met het CAF-11 dossier». Wilt u PwC verzoeken alsnog antwoord te geven op vraag 29,
te weten: «Is in het antwoord op die vraag van de Staatssecretaris aangegeven wat
de kern van het memo-Palmen was (laakbaar handelen en compensatie)?»?
Antwoord 15
PwC heeft naar deze omstandigheden uitgebreid onderzoek gedaan. Deze treft u in alinea’s
262–271 van het rapport van PwC.
Vraag 16
Wilt u PwC opdracht geven alsnog antwoord te geven op vraag 30, die luidt: «Heeft
de ambtenaar die deze vergadering verliet om de opsteller van het memo-Palmen te bellen
(de VaCo 2017) bij terugkeer iets gezegd over het bestaan van het memo-Palmen en over
de kern van het memo-Palmen?»?
Antwoord 16
PwC heeft hier al antwoord op gegeven. Ze verwijzen naar antwoord 28, deze luidt:
«Uit het rapport blijkt dat gedurende de bespreking in de ochtend op op 4 juni 2019
(in het rapport de derde bespreking op 4 juni) de Lavaco Toeslagen naar aanleiding
van de vraag van Staatssecretaris Snel de vergadering heeft verlaten en heeft gebeld
met de Vaco Toeslagen (2017) (zie alinea 263 van het rapport). Geen van de geïnterviewden
heeft aan ons aangegeven dat het «memo-Palmen» aan de orde is gesteld in de betreffende
bijeenkomst van 4 juni. Er zijn ook geen notulen of aantekeningen van deze vergadering
beschikbaar om dit te verifiëren.»
Vraag 17
Hoe duidt u het feit dat PwC op vraag 29 geen antwoord geeft en antwoordt «zie vraag
28» waarin juist op deze vraag geen antwoord wordt gegeven?
Antwoord 17
In het antwoord op 28 staat hiervoor:«Geen van de geïnterviewden heeft aan ons aangegeven dat het «memo-Palmen» aan de
orde is gesteld in de betreffende bijeenkomst van 4 juni. Er zijn ook geen notulen
of aantekeningen van deze vergadering beschikbaar om dit te verifiëren.»
Vraag 18
Hoe duidt u het feit dat PwC op vraag 30 geen antwoord geeft en antwoordt «zie vraag
28» waarin juist op deze vraag geen antwoord wordt gegeven?
Antwoord 18
Vraag 30 luidt:
«Heeft de ambtenaar die deze vergadering verliet om de opsteller van het memo-Palmen
te bellen (de VaCo 2017) bij terugkeer in de vergadering iets gezegd over het bestaan
van het memo-Palmen en over de kern van het memo-Palmen.»
In het antwoord op 28 staat hiervoor:
«Geen van de geïnterviewden heeft aan ons aangegeven dat het «memo-Palmen» aan de
orde is gesteld in de betreffende bijeenkomst van 4 juni. Er zijn ook geen notulen
of aantekeningen van deze vergadering beschikbaar om dit te verifiëren.»
De ambtenaar die deze vergadering verliet om de opsteller van het memo-Palmen te bellen
was één van de geïnterviewden.
Vraag 19
Hoe duidt u het feit dat PwC op de mondelinge vraag tijdens de hoorzitting van de
vaste commissie voor Financiën van de Kamer op 26 oktober 2021 ontkent dat er over
het memo-Palmen en het woord laakbaar verklaard is?
Antwoord 19
Ik ben de onderzoekers van PwC zeer erkentelijk dat zij in een hoorzitting u het onderzoek
hebben kunnen toelichten. Een aantal vragen die ter plekke niet beantwoord konden
worden zijn zoals met uw Kamer afgesproken later nagezonden. Op een aantal vragen
die beantwoord waren is nog een aanvulling gekomen zoals dat uit de gespreksverslagen
blijkt dat één van de geïnterviewden verklaard had dat er zou zijn gesproken over
laakbaar handelen bij een overleg op 4 juni 2019.
Vraag 20
Heeft u kennisgenomen van de vraag en het antwoord onder 33 (in de beantwoording van
vragen door PwC op 24 oktober), waarin wordt gesteld: «Wij hebben het al dan niet
rondgaan van het memo (fysiek dan wel digitaal) uitdrukkelijk en herhaaldelijk ter
sprake gebracht gedurende de interviews met betrokkenen bij de «juni-week» van 2019,
maar dit is door geen van de geïnterviewden aan ons bevestigd.»? Wilt u PwC vragen
te verhelderen/bevestigen of dit klopt?
Antwoord 20
Ja. PwC staat achter haar onderzoek en de gegeven antwoorden.
Vraag 21
Wat heeft de ambtenaar die sprak van het noemen van «laakbaar» handelen en het memo-Palmen
verklaard over het al dan niet rondgaan van het memo-Palmen (fysiek of digitaal) in
de vergadering van 4 juni 2019?
Antwoord 21
In het antwoord op 28 uit de brief van PwC van 24 oktober jl. staat hierover:
«Geen van de geïnterviewden heeft aan ons aangegeven dat het «memo-Palmen» aan de
orde is gesteld in de betreffende bijeenkomst van 4 juni. Er zijn ook geen notulen
of aantekeningen van deze vergadering beschikbaar om dit te verifiëren.»
De ambtenaar die «laakbaar» handelen noemde was één van de geïnterviewden. PwC heeft
in haar brief van 12 november jl. hier een aanvullende toelichting op gegeven.
Vraag 22
Herinnert u zich het openbare verhoor onder ede van de vaktechnisch coördinator uit
2017 ten overstaan van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
(POK)?
Antwoord 22
Ja
Vraag 23
Herinnert u zich dat zij aangaf dat zij dinsdag 4 juni 2019 door de Lavaco is gebeld
en dat hij het memo heeft doorgemaild?
Antwoord 23
Ja. Dit staat ook beschreven in het PwC rapport (alinea 263).
Vraag 24
Heeft u kennisgenomen van paragraaf 263 van de Reconstructie en tijdlijn van PwC,
waarin de volgende formulering is opgenomen: «De Lavaco Toeslagen verliet even de
vergadering en belde vervolgens de Vaco Toeslagen (2017) om te vragen of er bij Toeslagen
iets bekend was ten aanzien van het CAF-11 Hawaï dossier.» Wilt u bij PwC navraag
doen wat er voorafging aan dit telefoontje van de Lavaco, in de vergadering van 4 juni
2019?
Antwoord 24
Dit staat beschreven in alinea 262 en 263 van het rapport van PwC.
Antwoord 262
De derde bespreking kan worden beschouwd als de voortzetting van de eerste bespreking
van die dag, maar dan met Staatssecretaris Snel en de Secretaris-Generaal Ministerie
van Financiën (2013–2020) erbij. De discussie inzake de concept Kamerbrief en de deugdelijkheid
van het CAF-11 Hawaï dossier werden voortgezet, waarbij Teamleider 2 Toeslagen opnieuw
de bevindingen van de reconstructie van het CAF-11 Hawaï dossier met de gesprekspartners
deelde, alsmede de implicaties die dit voor het CAF-11 Hawaï dossier had uiteenzette.
Antwoord 263
Tijdens deze bijeenkomst vroeg Staatssecretaris Snel zich af of niemand eerder signalen
had opgevangen dat er problemen waren met het CAF-11 Hawaï dossier. De Lavaco Toeslagen
verliet even de vergadering en belde vervolgens de Vaco Toeslagen (2017) om te vragen
of er bij Toeslagen iets bekend was ten aanzien van het CAF-11 Hawaï dossier. De Vaco
Toeslagen (2017) vertelde toen hierover zelf een advies te hebben geschreven. Vervolgens
stuurde de Vaco Toeslagen (2017) om 12:20 uur het «memo-Palmen» aan de Lavaco Toeslagen
(appendix A.10.80).
Vraag 25
Wilt u bevorderen dat daarbij ook de volgende vragen worden beantwoord: Heeft iemand
in die bijeenkomst gesteld dat er een signaal of een memo uit 2017 was? Kreeg de Lavaco
de opdracht of een verzoek de Vaco 2017 te bellen? Wat is hier door betrokkene over
verklaard? Heeft de Lavaco iets verklaard over een terugkoppeling in de bewuste vergadering
van 4 juni?
Antwoord 25
Dit wordt in het PwC rapport beschreven in met name de alinea’s 262–271.
Vraag 26
Wilt u als opdrachtgever van PwC bevorderen dat de Kamer inzage krijgt in het geaccordeerde
gespreksverslag van de ambtenaar die heeft verklaard dat het woord laakbaar in de
vergadering van 4 juni 2019 is genoemd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 26
PwC heeft in haar brief van 12 november jl. hier een aanvullende toelichting op gegeven.6 De verslagen waar u op doelt zijn in het bezit van PwC. Het ministerie heeft en krijgt
hier geen afschrift van deze verklaringen. Deze verklaringen zijn vrijwillig afgelegd
door betrokkenen onder de toezegging dat de verslagen vertrouwelijk blijven. Die belofte
kan en wil ik niet breken en ik heb begrepen dat dit ook geldt voor PwC. Ook het vertrouwelijk
delen met de Kamer van de gespreksverslagen zou die afspraak tenietdoen. Deze belofte
breken zou het vertrouwen schenden en waarheidsvinding nu en in de toekomst hinderen.
Vraag 27
Indien u niet bereid zou zijn dit gespreksverslag ter inzage te leggen, wilt u er
dan voor zorgdragen dat er een sluitende, kloppende samenvatting over deze verklaring
wordt verstrekt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 27
Het rapport van PwC is als een samenvatting hiervan te beschouwen. PwC heeft in haar
rapport in de alinea’s 52–58 de beperkingen in haar onderzoek aangegeven.
Vraag 28
Heeft de Vaco Toeslagen (2017) tegenover PwC verklaard of zij in die juni-week van
2019 of nadien van medewerkers van Belastingdienst/Toeslagen dan wel van het kerndepartement
terugkoppeling heeft gehad over wat er over haar memo aan de orde is gesteld in vergaderingen
en waarom het andermaal van de radar verdween? Wilt u haar geaccordeerde gespreksverslag
ter inzage leggen, dan wel bevorderen dat er een sluitende, kloppende samenvatting
over deze verklaring wordt verstrekt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 28
De verslagen waar u op doelt zijn in het bezit van PwC. Het ministerie heeft en krijgt
hier geen afschrift van deze verklaringen. Deze verklaringen zijn vrijwillig afgelegd
door betrokkenen onder de toezegging dat de verslagen vertrouwelijk blijven. Die belofte
kan en wil ik niet breken en ik heb begrepen dat dit ook geldt voor PwC. Ook het vertrouwelijk
delen met de Kamer van de gespreksverslagen zou die afspraak tenietdoen. Deze belofte
breken zou het vertrouwen schenden en waarheidsvinding nu en in de toekomst hinderen.
Vraag 29
Wilt u PwC verzoeken nadere helderheid te verschaffen over de zogenoemde «rode draden
rapportage» die zou worden geleverd? Bestaan daar concepten van? Wordt in die concepten
gewag gemaakt van de informatie over het noemen van laakbaar handelen of verwijzen
naar het memo-Palmen?
Antwoord 29
PwC heeft in de hoorzitting toegelicht welke afwegingen zij gemaakt hebben over het
rode draden verslag. Er is geen apart rode draden verslag. De rode draden uit de verslagen
zitten verwerkt in het rapport op de relevante plekken zodat deze beter tot zijn recht
komen.
Vraag 30
Kunt u PwC vragen waarom kennelijk meer waarde wordt toegekend aan verklaringen van
hoge ambtenaren die volgens PwC mogelijk in verband worden gebracht met meineed (aldus
verslag van begeleidingscommissie) dan aan ambtenaren die verklaren dat het woord
«laakbaar» viel in een vergadering en dat de ambtelijke top dus wist van het bestaan
en de strekking van het memo-Palmen.
Antwoord 30
Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 6. PwC heeft in haar onderzoek ondermeer interviews
afgenomen en documenten zoals mails en memo´s onderzocht. Op basis hiervan hebben
zij een beeld geschetst wat er gebeurd is in de juni week van 2019. In de brief van
29 oktober jl. heeft PwC hierover het volgende verklaard:
«Het woord «laakbaar» in relatie tot een bijeenkomst op 4 juni 2019 is in één van
de interviews genoemd. Op basis van de ons ter beschikking staande informatie (interviews,
emails en agenda’s) is het niet mogelijk geweest eenduidig te reconstrueren of het
woord «laakbaar» is genoemd tijdens een bijeenkomst op 4 juni 2019. De eerste vastlegging
met betrekking tot het gebruik van het woord «laakbaar» is in de aantekeningen van
de ambtelijke voorbespreking op 5 juni 2019 om 8.30 uur inzake de factsheets (zie
alinea 285 in het rapport). Op basis van het voorgaande was voor ons onvoldoende onderbouwd
dat het woord «laakbaar» is gebezigd in een bijeenkomst op 4 juni 2019 en hebben wij
dit niet als feit in ons rapport opgenomen.»
Vraag 31
Valt uit de verklaring van de betrokken ambtenaar betreffende het noemen van het laakbaar
handelen een redelijk vermoeden af te leiden dat meineed is gepleegd voor de POK?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 31
Het eindrapport van PwC biedt voor mij geen aanleiding om aangifte te doen.
Vraag 32
Wat gaat u doen om te bewerkstelligen dat alsnog waarheidsvinding zal plaatsvinden
over die cruciale juni-week in 2019?
Antwoord 32
Op verzoek van uw Kamer heeft PwC een diepgravend onderzoek uitgevoerd naar wat er
precies gebeurd is met het memo. In het onderzoek zijn interviews gehouden en zijn
de relevante mailboxen van de personen onderzocht die rechtstreeks of zijdelings op
de hoogte waren of konden zijn van het bestaan en de inhoud van het memo. Dit geldt
ook voor de personen waarvan de onderzoekers wilden vaststellen dat zij geen betrokkenheid
bij het memo hadden. De onderzoekers hadden toegang tot de archieven van het ministerie.
Van een aantal personen is ook de (privé)telefoon onderzocht. Het eindrapport van
PwC, ondanks de beperkingen die het heeft zoals beschreven in alinea's 52–58, levert
voor mij een goed beeld op van de feitelijkheden rondom het memo-Palmen en de juni
week van 2019. Zoals PwC ook aangaf in de hoorzitting is de juni-week 2019 meerdere
jaren geleden. Herinneringen gaan dan soms door elkaar lopen waardoor niet alles meer
exact te reconstrueren is. Aanvullend onderzoek zou naar mijn mening geen nieuwe inzichten
opleveren.
Vraag 33
Voldoet het PwC onderzoek aan de professionele standaarden die u voor de prijs van
het onderzoek mocht verwachten?
Antwoord 33
Ja.
Vraag 34
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden evenals de andere
vragen die over het PwC rapport gesteld zijn?
Antwoord 34
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.