Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over de lobby en vertragingen in zowel het Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) op Europees niveau als de Wet Zorgplicht Kinderarbeid op nationaal niveau
Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de lobby en vertragingen in zowel het Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) op Europees niveau als de Wet Zorgplicht Kinderarbeid op nationaal niveau (ingezonden 24 september 2021).
Antwoord van Minister De Bruijn (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking)
(ontvangen 17 november 2021).
Vraag 1 en 2
Waarom geeft u geen antwoord op mijn eerdere vraag hoeveel gesprekken de Permanente
Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie in 2019–2021 heeft gevoerd met
belanghebbenden inzake IMVO-wetgeving, opgesplitst naar bedrijfsleven en maatschappelijk
middenveld?1
Kunt u concrete aantallen noemen, in lijn met mijn motie (Kamerstuk 35 663, nr. 19), om de gesprekken met de publieke en private lobby meer in balans te brengen?
Antwoord 1 en 2
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft frequent contact met stakeholders zoals
bedrijven en maatschappelijke organisaties over diverse onderwerpen, waaronder IMVO.
Sinds de aankondiging van Eurocommissaris Reynders in april 2020 om een wetgevend
initiatief op het gebied van duurzaam ondernemingsbestuur te zullen ontwikkelen, waar
gepaste zorgvuldigheid onderdeel van uitmaakt, is de aandacht voor IMVO-wetgeving
onder stakeholders toegenomen.
Zoals aangegeven in mijn antwoord op de motie van Dijk (Kamerstuk 35 663, nr. 19) en in reactie op uw eerdere vragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021,
nr. 3857) is de Permanente Vertegenwoordiging beschikbaar voor contacten met belanghebbenden
zoals maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en het bedrijfsleven over
IMVO, wanneer zij daartoe het initiatief nemen. De Permanente Vertegenwoordiging wordt
tevens door het departement in Den Haag geïnformeerd over inhoud van gesprekken die
stakeholders in Den Haag voeren met de verschillende ministeries. Zo wordt de Permanente
Vertegenwoordiging bijvoorbeeld op de hoogte gehouden van de opbrengst van stakeholderconsultaties
die zijn georganiseerd in het kader van de evaluatie, vernieuwing en uitwerking van
het IMVO-beleid. Informatie over deze stakeholderconsultaties is overigens ook toegankelijk
gemaakt via www.rijksoverheid.nl.2
Sinds 2019 hebben zich in ieder geval één individueel bedrijf en één coalitie van
bedrijven gemeld bij de Permanente Vertegenwoordiging met het verzoek om specifiek
over IMVO-wetgeving, gerelateerd aan het aangekondigde Commissievoorstel van Eurocommissaris
Reynders, te spreken. Beide spraken zich overigens uit vóór IMVO-wetgeving. Ook is
over dit onderwerp gesproken met ten minste één coalitie van maatschappelijke organisaties.
Daarnaast is het mogelijk dat het onderwerp IMVO-wetgeving zijdelings ter sprake wordt
gebracht in gesprekken over andere onderwerpen. In hoeveel gesprekken dit het geval
is geweest, is niet na te gaan.
Ook besteedt de Permanente Vertegenwoordiging zelf aandacht aan het onderwerp IMVO,
zoals tijdens een evenement in het kader van International Chocolate Day, op 13 september jl., dat in samenwerking met de Nederlandse ambassade in België
werd georganiseerd. Hier waren belanghebbenden uit zowel de publieke als private sector
aanwezig.
Het is verder ondoenlijk om het aantal gesprekken over IMVO, of andere gerelateerde
onderwerpen, te kwantificeren per belanghebbende.
Vraag 3
Kunt u tevens het aantal gesprekken benoemen van de DG’s van Buitenlandse Zaken en
de Minister zelf die over IMVO-wetgeving zijn gevoerd, uitgesplitst naar maatschappelijk
middenveld en het bedrijfsleven, alsmede het aantal afwijzingen tussen 2019 en 2021?
Antwoord 3
Uitgangspunt van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is dat contact wordt onderhouden
met alle stakeholders en dat een verzoek om contact in principe op geëigend niveau
wordt ingewilligd. Op basis van dit uitgangspunt vond en vindt frequent contact plaats
met belanghebbenden uit het bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld over diverse
onderwerpen, ook in de periode 2019–2021. Vaak waren gesprekken specifiek aan IMVO
gewijd, geregeld waren ook andere onderwerpen geagendeerd of kwam IMVO zijdelings
aan de orde. Hierdoor is het lastig om het aantal gesprekken waar IMVO-wetgeving aan
de orde is geweest exact te kwantificeren. Wel kan ik hieronder een beeld geven van
de aard en frequentie van de bedoelde contacten.
Zoals eerder aangegeven in reactie op de schriftelijke vragen van het lid Van Dijk
(Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3857) zijn in het project «IMVO-maatregelen in perspectief» zes bijeenkomsten georganiseerd
waarbij het bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld gezamenlijk aansloten in de
periode november 2019 tot en met oktober 2020. Vier van de zes bijeenkomsten vonden
plaats in het bijzijn van of onder de leiding van de directeur-generaal Buitenlandse
Economische Betrekkingen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Een overzicht
van de bijeenkomsten, inclusief gespreksverslagen, die plaats hebben gevonden in het
kader van de vernieuwing van het IMVO-beleid is te vinden op de webpagina.3
Van november 2020 tot op heden zijn bij de uitwerking van de nieuwe IMVO-beleidsnota
(Kamerstuk 26 485, nr. 337) op werkniveau stakeholderbijeenkomsten georganiseerd en gesprekken gevoerd. Bij
de bijeenkomsten over een nieuwe vorm van sectorale samenwerking en de bouwstenen
voor IMVO-wetgeving waren belanghebbenden uit het bedrijfsleven alsmede maatschappelijk
middenveld in gelijke mate aanwezig. Voor de bouwstenen is tevens een consultatie
met juridische experts uitgevoerd. Daarnaast vindt op werkniveau jaarlijks een aantal
bijeenkomsten plaats binnen de Structurele Multi-stakeholderdialoog over IMVO, die
gezamenlijk wordt gedragen door MVO Platform, VNO-NCW/MKB Nederland en het Ministerie
van Buitenlandse Zaken. De dialoog heeft als doel om de kwaliteit en implementatie
van het IMVO-beleid te verbeteren. Buiten de formele consultaties en dialogen om hebben
met name maatschappelijke organisaties zich gemeld om hun standpunten over IMVO-wetgeving
naar voren te brengen.
Zoals eerder aangegeven in reactie op de schriftelijke vragen van het lid Van Dijk
(Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3857) heeft mijn voorganger in de periode tussen 2019 en 2021 het IMVO-beleid en het belang
van IMVO bij bedrijven zelf onder de aandacht gebracht, bijvoorbeeld tijdens bedrijfsbezoeken
en handelsmissies, als ook in gesprekken met werkgeversorganisaties en verschillende
sectoren. Bij het ondertekenen van de convenanten in de periode 2019–2021 sprak mijn
voorganger met vertegenwoordigers van onder meer bedrijven, ngo’s en vakbonden.
Op 15 september jl. maakte ik in afzonderlijke bijeenkomsten kennis met MVO Platform
en VNO-NCW/MKB Nederland als koepelorganisaties van respectievelijk het maatschappelijk
middenveld en het bedrijfsleven. IMVO-wetgeving was bij deze bijeenkomsten een belangrijk
gespreksonderwerp. Bovendien heb ik eind september contact gehad met SER-voorzitter
Mariëtte Hamer, voorzitter van VNO-NCW Ingrid Thijssen en FNV-voorzitter Tuur Elzinga.
Daarnaast heb ik, evenals mijn ambtsvoorganger, frequent contact met het Nederlandse
bedrijfsleven. Hierbij staat steevast IMVO geagendeerd. Voorbeelden van zulke ontmoetingen
zijn mijn kennismakingsgesprekken met Heineken, Friesland Campina, Rabobank, Shell,
Unilever en MVO Nederland in september en oktober jl. In de komende periode zal ik
ook andere bedrijven spreken. Uiteraard zal ik ook met hen spreken over IMVO en IMVO-wetgeving.4
Vraag 4
Wilt u met mij voorkomen dat WOB-verzoeken moeten worden ingediend om een concreet
antwoord te krijgen op deze vragen?
Antwoord 4
Met bovenstaande uiteenzetting heb ik een zo concreet mogelijk beeld geschetst van
de aard en frequentie van contacten met stakeholders op het gebied van IMVO.
Vraag 5
Deelt u de mening dat VNO-NCW zich richting de Europese Commissie, bijvoorbeeld in
de consultatie in februari van dit jaar, expliciet niet uitspreekt als voorstander
van MVO-wetgeving? Waarom ziet het kabinet dit niet als «concrete aanwijzing voor
een andere opstelling van VNO-NCW in Europa»?5
Antwoord 5
VNO-NCW heeft zich in de SER-adviezen «Samen naar duurzame ketenimpact» en «Effectieve
Europese gepaste zorgvuldigheidswetgeving voor duurzame ketens» (Kamerstuk 26 485, nr. 376) uitgesproken voor Europese IMVO wetgeving. Deze adviezen staan aan de basis van
de bouwstenen voor IMVO-wetgeving die op 5 november jl. zijn gedeeld met uw Kamer
(Kamerstuk 26 485, nr. 377). VNO-NCW heeft deze visie herhaald tijdens een rondetafelgesprek over IMVO, georganiseerd
door uw Kamer op 29 september jl.
VNO-NCW heeft zich in de publieke consultatie6 van het aanstaande initiatief op het gebied van duurzaam ondernemingsbestuur (sustainable corporate governance) positief uitgelaten over IMVO-wetgeving. VNO-NCW stelde in de consultatie dat introductie
van een wettelijk EU-kader instrumenteel kan zijn, op voorwaarde dat het nauwkeurig
is opgesteld en geen onwerkbare of disproportionele verantwoordelijkheden voor bedrijven,
met name het MKB, met zich meeneemt.
Vraag 6
Vindt u het aanvaardbaar dat het kabinet zonder stemming in het parlement kan besluiten
een aangenomen wet niet uit te voeren? Kan het aan de Kamer verzenden van een beleidsnota
de democratische aanname van een wet ongedaan maken of meerjarig uitstel daarvan legitimeren?7
Antwoord 6
Ik maak graag van deze gelegenheid gebruik om de indruk weg te nemen dat het kabinet
de Wet Zorgplicht Kinderarbeid (WZK) niet uitvoert. In oktober 2020 heeft het kabinet
nieuw IMVO-beleid gepresenteerd. Het kernelement van het nieuwe beleid is brede IMVO-wetgeving,
die bij voorkeur op EU-niveau wordt ingevoerd. De inzet van het kabinet is om de WZK
op te laten gaan in brede IMVO-wetgeving op EU-niveau, die zich in tegenstelling tot
de WZK niet beperkt tot één risico maar alle thema’s van de OESO-richtlijnen beslaat.
Mijn voorganger heeft hierover met uw Kamer uitvoerig van gedachten gewisseld, onder
meer tijdens het notaoverleg op 8 december 2020.
In de begeleidende brief bij de IMVO-beleidsnota (Kamerstuk 26 485, nr. 337) heeft het kabinet aangegeven tevens door te zullen gaan met de uitwerking van de
openstaande vraagstukken van de WZK. Deze openstaande vraagstukken overlappen een
op een met de bouwstenen die nodig zijn voor de inrichting van brede IMVO-wetgeving.
Deze bouwstenen zijn op 5 november jl. gedeeld met uw Kamer (Kamerstuk26 485, nr. 337). Daarnaast heeft mijn voorganger laten onderzoeken welke regeldruk voortvloeit uit
zowel de WZK als uit brede IMVO-wetgeving (Kamerstuk 26 485, nr. 373). Dit onderzoek is immers ook nodig voor de uitwerking van de openstaande vraagstukken
van de WZK. De uitkomst van dit onderzoek is betrokken bij het opstellen van de bouwstenen.
Als brede IMVO-wetgeving op EU-niveau gerealiseerd wordt zoals beoogd, zal de WZK,
zoals gezegd, daarin opgaan. Mocht een uitvoerbaar en effectief Europees voorstel
niet tijdig van de grond komen, dan kunnen de bouwstenen gebruikt worden voor de invoering
van nationale dwingende maatregelen. Mijn voorganger heeft tijdens het WGO Jaarverslag
en Slotwet BuHa-OS 2020 aangegeven dat een nieuw kabinet het voortouw bij deze beslissing
moet nemen.
Vraag 7
Waarom heeft u de Eerste Kamer – conform uw toezegging – niet geïnformeerd over uw
besluit om de Wet Zorgplicht Kinderarbeid op de lange baan te schuiven?
Antwoord 7
De Wet Zorgplicht Kinderarbeid is niet op de lange baan geschoven. Tijdens de behandeling
van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2021 is de Eerste Kamer geïnformeerd over
het nieuwe IMVO-beleid.
Mijn voorganger heeft daarnaast het tijdpad van de Europese en nationale wetgevingsvoorstellen
op het terrein van IMVO met de Eerste Kamer gedeeld middels de geannoteerde agenda
voor de RBZ Handel van 20 mei jl.
De bouwstenen voor IMVO-wetgeving zijn op 5 november jl. ook gedeeld met de Eerste
Kamer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.J.A.M. de Bruijn, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.