Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuik over de berichten ‘Daar sta je dan: mishandeld, vergeten en met lege handen’ en ‘Driekwart slachtoffers gelooft niet meer in aangifte doen’
Vragen van het lid Kuik (CDA) aan de Ministers voor Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over de berichten «Daar sta je dan: mishandeld, vergeten en met lege handen» & «Driekwart slachtoffers gelooft niet meer in aangifte doen» (ingezonden 30 september 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) en van Minister Dekker
(Rechtsbescherming) (ontvangen 17 november 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2021–2022, nr. 400.
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten van de Telegraaf van 29 september «Daar sta je dan:
mishandeld, vergeten en met lege handen» & «Driekwart slachtoffers gelooft niet meer
in aangifte doen»?1, 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u geschrokken van het gegeven dat driekwart van de slachtoffers geen aangifte
meer doet omdat men niet gelooft dat het zin heeft? Welke doelstellingen heeft u om
de aangiftebereidheid te verhogen?
Antwoord 2
Het is belangrijk dat slachtoffers geen drempel ervaren om aangifte te doen van een
strafbaar feit. Echter, het is hier ook van belang om te benadrukken dat dé aangiftebereidheid
niet bestaat; de bereidheid tot het doen van aangifte hangt sterk samen met de soort
en ernst van het delict en het slachtoffer. De meest recente cijfers hierover, die
in het artikel worden aangehaald, komen uit de Veiligheidsmonitor 2019 en zien op
de traditionele criminaliteit (zijnde: gewelds-, vermogens- en vandalismedelicten).
Uit de Veiligheidsmonitor blijkt overigens dat er verschillende redenen zijn voor
slachtoffers om wel of niet een delict bij de politie te melden of aangifte te doen
van een strafbaar feit. Naast het idee «dat dat toch niet helpt» (45%), gaat het daarbij
onder meer om «het was niet belangrijk» (18%), «dit is geen zaak voor de politie»
(16%), en «geen zin of tijd voor gehad» (12%). Om aangiftebereidheid bij slachtoffers
te vergroten streeft de politie ernaar om de drempel om contact te leggen met de politie
zo laag mogelijk te maken. Ook is de politie erop gericht zo snel mogelijk, wanneer
een burger dit wenst, een melding of aangifte op te nemen. Vanuit de «omnichannel»-strategie
van politie, staan verschillende kanalen voor burgercontact (waaronder het doen van
aangifte en meldingen) open, zowel fysiek als digitaal.
Vraag 3
Bent u het met het ermee eens dat, ondanks dat er de afgelopen jaren vooruitgang is
geboekt, er nog een hoop moet gebeuren wat betreft de verbetering van slachtofferrechten?
Kunt u uiteenzetten hoe hier werk van gemaakt wordt?
Antwoord 3
De verbetering van de positie van slachtoffers van criminaliteit is een speerpunt
van dit kabinet. Uw Kamer is de afgelopen jaren regelmatig geïnformeerd over de uitvoering
van de Meerjarenagenda (MJA) slachtofferbeleid 2018–2021. De versterking van de rechtspositie
van slachtoffers op papier en in de praktijk is daar een belangrijk onderdeel van.
Dit heeft onder andere geleid tot het aannemen van het Wetsvoorstel Uitbreiding Slachtofferrechten
door Uw Kamer. De verbetering van de positie van het slachtoffer moet ook in de praktijk
plaatsvinden. Daartoe zijn verschillende maatregelen genomen, waaronder een impuls
van 40 fte aan slachtoffercoördinatoren bij het OM. Het werk aan de verbetering van
de positie van het slachtoffer is echter nog niet klaar. Op korte termijn zal de Minister
voor Rechtsbescherming Uw Kamer middels een eindrapportage over de realisatie van
de MJA informeren.
Vraag 4 en 5
Welke rol heeft het slachtoffer in het geval dat het Openbaar Ministerie zelf afdoet?
Hoe ziet u de balans tussen enerzijds een snelle afdoening en anderzijds tegemoet
komen aan de rechten en noden van slachtoffers?
Acht u het wenselijk dat er, vanwege achterstanden onder meer veroorzaakt door corona,
nu ook ernstige mishandeling- en zedenzaken worden afgedaan door het Openbaar Ministerie
zonder tussenkomst van de rechter?
Antwoord 4 en 5
Hoewel een snelle afdoening van een strafzaak door het Openbaar Ministerie ook in
het belang van het slachtoffer kan zijn, achten wij het van groot belang dat ook in
dat geval slachtofferrechten worden gerespecteerd. Bij de keuze tot een bepaalde afdoening
(dagvaarden, OM-strafbeschikking), zo heeft het Openbaar Ministerie de Minister voor
Rechtsbescherming desgevraagd laten weten, wordt rekening gehouden met de belangen
van slachtoffers, en daarnaast met de ernst van het misdrijf, de persoon van de verdachte,
en de voor het OM geldende aanwijzingen/richtlijnen. Om het belang van een goede afweging
van het slachtofferperspectief te benadrukken heeft het OM ernstige spreekrechtwaardige
feiten, zoals ernstige mishandelings- en zedenzaken, waarbij het slachtoffer of familieleden
van het overleden slachtoffer te kennen hebben gegeven van het spreekrecht gebruik
te willen maken expliciet als contra-indicatie opgenomen in de OM-Aanwijzing Strafbeschikking.
Het Openbaar Ministerie heeft op verzoek van de Minister voor Rechtsbescherming voor
een aantal door Slachtofferhulp Nederland aangedragen zaken uitgezocht of, ondanks
dat sprake was van een ernstig spreekrechtwaardig delict, toch gekozen is voor afdoening
met een OM-strafbeschikking. In een beperkt aantal zaken bleek dat het geval. Daarbij
kon niet worden achterhaald of de slachtoffers ook hadden aangegeven van hun spreekrecht
gebruik te willen maken. Het Openbaar Ministerie heeft daarbij aangegeven dat de betreffende
officieren van Justitie binnen de beoordelingsruimte die hen toekomt in die specifieke
situaties tot de afweging te zijn gekomen om de zaak toch zelf af te doen.
Als door de Officier van Justitie wordt beslist tot een buitengerechtelijke afdoening
van een strafzaak en er is sprake van schade bij een slachtoffer, dan is de werkwijze
dat het slachtoffer door het Openbaar Ministerie in de gelegenheid gesteld wordt om
deze schade te melden en deze nader te onderbouwen. Nadat het Openbaar Ministerie
het proces-verbaal van de politie heeft ontvangen, krijgt het slachtoffer een wensenformulier
en een schadeformulier toegestuurd.3 Daarop kan het slachtoffer onder meer aangeven dat hij/zij informatie en/of een schadevergoeding
wenst. Wordt er een OM-hoorgesprek (het horen van de verdachte door de officier van
justitie in het kader van een OM-strafbeschikking) gepland, dan krijgt het slachtoffer,
indien gewenst, een brief waarin het van deze beslissing op de hoogte wordt gesteld.
In de brief met de datum van het OM-hoorgesprek wordt het slachtoffer herinnerd aan
de mogelijkheid om een schadevergoeding te vragen. Het schriftelijk doorgeven van
de datum van het OM-hoorgesprek doet het OM zodat een slachtoffer of zijn/haar gemachtigde
op tijd voor het OM-hoorgesprek de benodigde stukken kan indienen om de eventueel
geleden schade te onderbouwen.
Helaas is gebleken dat er een vertraging bij het OM is voor wat betreft het uitsturen
van deze brieven, hetgeen tot onwenselijke situaties kan leiden voor slachtoffers.
Het kan voorkomen dat slachtoffers niet of te laat in de gelegenheid worden gesteld
hun schade kenbaar te maken en te onderbouwen, waardoor geen schadevergoedingsmaatregel
kan worden opgelegd. Het OM heeft aangegeven met prioriteit te werken aan het oplossen
van deze problemen. In het antwoord op vraag 10 gaan wij daar nader op in. Overigens
heeft het slachtoffer in zo’n geval de mogelijkheid een klacht in te dienen bij het
OM, waarbij een gegronde klacht kan leiden tot gedeeltelijke tegemoetkoming van de
schade.
Vraag 6 en 7
Klopt het dat slachtoffers van (ernstige) mishandeling- en zedenzaken niet betrokken
worden bij een zaak omdat er sprake is van afdoening door het Openbaar Ministerie?
Zo ja, is dit volgens u wenselijk?
Bent u bereid te onderzoeken hoe er meer recht gedaan kan worden aan het slachtoffer
in zaken die het Openbaar Ministerie zelf afdoet? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6 en 7
Zie hiervoor het antwoord op vraag 4 en 5. Wij zien op dit moment geen aanleiding
om onderzoek te doen hoe er meer recht kan worden gedaan aan slachtoffers in zaken
die door het Openbaar Ministerie zelf af worden gedaan.
Vraag 8 en 9
Acht u het nuttig als Slachtofferhulp Nederland en het Openbaar Ministerie meer gaan
samenwerken op dit terrein? Welke samenwerking is er al en kunt u aangeven hoe deze
samenwerking wordt ervaren?
Bent u bereid in gesprek te gaan met het Openbaar Ministerie en Slachtofferhulp Nederland
om meer samenwerking te bevorderen ten bate van slachtoffers? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8 en 9
Op verschillende fronten werken het Openbaar Ministerie en Slachtofferhulp Nederland
reeds samen om de belangen van slachtoffers te borgen. Bijvoorbeeld als een Officier
van Justitie op een ZSM-locatie besluit de zaak met een OM-strafbeschikking af te
doen. Bij deze afdoeningen zoekt het Openbaar Ministerie de samenwerking met Slachtofferhulp
Nederland om de schade snel inzichtelijk te maken en ook bij het snel afdoen van deze
zaken recht te doen aan de belangen van slachtoffers. Daarnaast is er in het kader
van het wegwerken van de corona achterstanden een structureel overleg tussen het OM
en Slachtofferhulp Nederland. Dat heeft geresulteerd in de werkwijze dat het OM wekelijks
parketnummers van zaken waarin een slachtoffer is geregistreerd, aanlevert aan Slachtofferhulp
Nederland, waardoor eerder contact kan worden gezocht met de slachtoffers.
Op dit moment wordt deze wijze van samenwerking tussen OM en SHN bij de zaken die
middels een OM-strafbeschikking worden afgedaan geëvalueerd. Vanuit het ministerie
wordt daarnaast op reguliere basis overleg gevoerd met het Openbaar Ministerie en
Slachtofferhulp Nederland. Het ministerie heeft in onderhavige problematiek aanleiding
gezien om hierover in gesprek te gaan met betrokken partijen.
Vraag 10
Welke concrete doelen zijn er gesteld ten aanzien van de problematiek met het versturen
van brieven door het Openbaar Ministerie? Wanneer wordt er verbetering verwacht?
Antwoord 10
Waar er achterstanden zijn bij het uitsturen van brieven aan slachtoffers in zaken
die worden afgedaan middels een OM-strafbeschikking (zoals het wensen- en schadeformulier
en de brieven waarin de datum van het OM-hoorgesprek wordt medegedeeld en slachtoffers
ook worden gewezen op het onderbouwen van hun schade) werkt het OM aan het oplossen
hiervan. Concreet wordt er ingezet op het verbeteren van het functioneren van het
huidige ICT-systeem en worden bepaalde brieven geprioriteerd zodat deze eerder uitgaan.
Om op korte termijn verbetering te bewerkstelligen werken daarnaast OM-medewerkers
door in de avonden en zijn er extra tijdelijke krachten in dienst genomen. De vorderingen
in het wegwerken van de ontstane achterstanden worden per week gemonitord en te zien
valt dat in de meeste arrondissementen de achterstanden al fors zijn ingelopen. Het
Openbaar Ministerie werkt hierbij ook samen met de andere betrokken organisaties.
Vraag 11
Acht u het wenselijk dat slachtoffers in het geval van een afdoening door het Openbaar
Ministerie veel lastiger hun schade kunnen verhalen op een dader? Welke mogelijkheden
ziet u om in de procedure slachtoffers tegemoet te komen?
Antwoord 11
Wij verwijzen naar het antwoord op de vragen 4 en 5.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.