Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 15 en 16 november 2021 (deel II) (Kamerstuk 21501-32-1354)
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1359 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 22 november 2021
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 3 november 2021 inzake de geannoteerde agenda van de Landbouw- en
Visserijraad van 15 november 2021 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1354).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 november 2021 aan Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 16 november 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Nouse
Vragen en antwoorden
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie zijn verheugd over het feit dat het Europese Parlement
het belang erkent van een grote biodiversiteit in een landschap en is ingenomen met
het EU-doel om ten minste 10% van het landbouwareaal hiervoor te gebruiken. Deze leden
hopen dat de Minister deze ambities in de Raad benadrukt. Kan de Minister toelichten
hoe de gesprekken in de Raad hierover tot nu toe verlopen en wat de inzet van Nederland
is ten opzichte van deze plannen?
Antwoord
Ik deel het inzicht van de leden van de D66-fractie over het onderliggende belang
van landschapselementen voor biodiversiteit, behoud van cultuurhistorisch landschap
en klimaatadaptatie en -mitigatie. De Raad heeft ingestemd met de hoofdlijnen van
het Europese Biodiversiteitsstrategie, maar deze doelstelling zelf is niet expliciet
besproken in de Raad. Uw Kamer heeft de kabinetsappreciatie van deze plannen ontvangen.
Lidstaten kunnen bijdragen aan deze Europese doelstellingen, binnen en buiten het
GLB-NSP. In het toekomstig GLB worden deelnemende landbouwers via de zogenaamde conditionaliteiten
verplicht 4% van hun bouwland te gebruiken als niet-productieve areaal en voor landschapselementen.
Daarnaast zet ik in op het stimuleren en ondersteunen van boeren om dit, en waar mogelijk
meer te realiseren, door beheersvergoedingen van landschapselementen en het stimuleren
van nieuwe aanleg. Daarnaast ben ik voornemens, mede op basis van input van het Aanvalsplan
Landschapselementen, te bezien of en hoe ik tot een hoger doel voor landschapselementen
kan komen en hoe dit vervolgens in instrumentarium te beleggen is.
De leden van de D66-fractie vinden de bescherming van bijen erg belangrijk. Aan de
hand van de Landbouw- en Visserijraad van 19 juli hebben deze leden echter nog een
aantal vragen over het EU Bestuivers Initiatief. Kan de Minister toelichten of er
in de tussentijd al nieuwe beschermdoelen zijn gesteld voor andere bestuivers? Kan
de Minister toelichten wat de inzet van Nederland is of gaat zijn bij deze onderhandelingen?
Kan de Minister tot slot toelichten of er binnen Nederland nog extra maatregelen in
gang worden gezet om de bijen en andere bestuivers beter te kunnen beschermen?
Antwoord
Er zijn nog geen nieuwe beschermdoelen gesteld voor andere bestuivers. Het is ook
nog niet bekend wanneer een voorstel daartoe te verwachten is. Mijn inzet is gericht
op een maximaal toelaatbare sterfte van 7% voor hommels en wilde solitaire bijen conform
de moties van het lid Ouwehand (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1175) en het lid Wassenberg c.s. (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 50).
De Nationale Bijenstrategie is erop gericht om te mobiliseren, enthousiasmeren en
bewustwording te creëren. De inmiddels 85 partners werken met veel enthousiasme en
gedrevenheid aan het uitvoeren van deze strategie en dragen daarmee bij aan het bevorderen
en behouden van bestuivers.
Daarnaast ben ik in gesprek met andere departementen om de koppelingskansen te verkennen
om bestuivers op te nemen in andere beleidsopgaven zoals de klimaatadaptatie, de woningbouw
en groen in de stad. Ook zijn we in gesprek met provincies en gemeenten om de mogelijkheden
van het bijvriendelijker maken van het (maai)beleid te bespreken. Ook buiten de overheid
spreken we met initiatiefnemers, zoals die van het Deltaplan Biodiversiteitsherste,l
om mogelijke samenwerking te organiseren. Dit alles met het doel om bestuivers in
de verschillende beleidsdossiers beter op de kaart te krijgen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Diertransporten naar landen buiten de Europese Unie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn zeer teleurgesteld over het besluit
van de Minister om weer transporten met levende dieren toe te staan naar landen buiten
de Europese Unie, ook als daar een rustplaats buiten Europa voor nodig is.1 Het gaat hier om extreem lange diertransporten over soms wel duizenden kilometers
afstand. Transporten die per definitie zorgen voor dierenleed, waarbij ook nog eens
niet kan worden geborgd of zelfs maar gecontroleerd dat de wettelijke regels worden
nageleefd. De Minister schrijft dat lidstaten nog niet op een objectieve manier kunnen
vaststellen dat de rustplaatsen in niet-EU-landen voldoen en volgens de regels gebruikt
worden. Ondanks het oordeel van het Europees Hof van Justitie in 2015 dat de EU-regels
die bedoeld zijn om het welzijn van dieren tijdens transport te garanderen ook moeten
worden nageleefd buiten de grenzen van de Europese Unie. Deze leden vragen de Minister
hoeveel levende dieren er vanuit Nederland in 2018, 2019 en 2020 zijn getransporteerd
naar landen buiten de Europese Unie. Om welke diersoorten ging dit, op welke wijze
werden zij getransporteerd, met welk doel, naar welk land en hoe lang duurde het transport?
Antwoord
Zoals uw Kamer bekend is, worden vanuit Nederland geen dieren naar niet-EU landen
geëxporteerd met bestemming slachthuis. Onderstaand staan de gegevens over de export
van runderen, varkens, geiten en eendagskuikens van de afgelopen jaren.
In 2018, 2019 en 2020 zijn respectievelijk ongeveer 10.000, 16.500 en 10.000 fokrunderen
geëxporteerd naar landen buiten de EU. Hierbij waren Rusland, Oezbekistan en Kazachstan
de meest voorkomende bestemmingslanden.
In 2018, 2019 en 2020 zijn respectievelijk ongeveer 20.000, 28.000 en 135.000 varkens
als fok of gebruiksdieren geëxporteerd naar landen buiten de EU. De meest voorkomende
bestemmingslanden waren Albanië, Servië, Rusland, Moldavië en Israël.
In 2018, 2019 en 2020 zijn respectievelijk ongeveer 5, 25, en 18,5 miljoen eendagskuikens
geëxporteerd naar landen buiten de EU. De meest voorkomende bestemmingslanden waren
Ghana, Oeganda, Rusland, Mali, Ivoorkust, de Filipijnen en Georgië.
In 2018, 2019, 2020 zijn ongeveer 1.000, 1.300 en 2.000 geiten geëxporteerd naar landen
buitende EU. De meest voorkomende bestemmingslanden waren Rusland en Montenegro.
Voor wat betreft de dieren die 2018, 2019 en 2020 als luchtvracht werden vervoerd,
uitgesplitst naar diersoort, verwijs ik uw Kamer naar de beantwoording in de Slotwet
2020, vraag 1862.
De gegevens met betrekking de duur van exporten naar niet-EU landen wordt door de
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) niet centraal bijgehouden.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie brengen in herinnering dat de Minister
niet voor niets het besluit nam om deze transporten niet meer toe te staan.3 Er bleek destijds sprake te zijn van ernstige misstanden en misleiding door de sector.
Bij een Duits onderzoek waarbij 11 rustplaatsen in Rusland werden bezocht, bleek dat
veel rustplaatsen niet bestonden of al lang niet meer in gebruik waren. Toch werden
verschillende van die niet-bestaande rustplaatsen geregeld opgegeven in de reisplanning
van Nederlandse exporteurs van runderen. De toenmalige voorzitter van Vee & Logistiek
Nederland maakte zich desondanks geen zorgen over zijn frauderende leden.4 Zij was niet voornemens hen daar op aan te spreken. Toch vertrouwt de Minister nu
wederom op een door de sector uitgewerkt plan.
De Minister zegt al jaren dat ze een verbod nastreeft op transporten met dieren naar
landen buiten de Europese Unie. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie roepen
haar op om op haar besluit terug te komen en zelf in de praktijk te brengen waar ze
in Europa voor pleit: stop met het toestaan van diertransporten naar landen buiten
de EU.
Antwoord
Ik neem een duidelijke stelling in tegen dit soort lange afstand transporten naar derdelanden,
maar ik ben gebonden aan de Europese regels en kan niet eigenstandig, generiek en
zonder gegronde reden, een verbod invoeren. Vorig jaar had ik, mede door het in de
vraag genoemde Duitse onderzoek, een duidelijke aanleiding om de exporten waarbij
rustplaatsen buiten de EU gebruikt moeten worden te staken. Ik heb dit uw Kamer gemeld
(Kamerstuk 28 286, nr. 1093) en gaf daarbij aan dat het bedrijfsleven moet zorgen voor geschikte faciliteiten
en een systematiek die de NVWA voldoende basis geeft om hun controles en verificaties
uit te voeren. In mijn brief van 12 oktober jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 1228) meldde ik uw Kamer dat Vee en Logistiek Nederland dit heeft opgepakt. De NVWA is
van oordeel dat ze met dit plan goed kan nagaan of de rustplaatsen voldoen en of ze
volgens de regels worden gebruikt. Zoals ik tijdens het Commissiedebat van 9 september
jl. in antwoord op een vraag van het lid Valstar (VVD) benadrukte, wil ik naast dit
sectorplan ook zelf op een objectieve manier vaststellen dat de rustplaatsen in niet-EU-landen
voldoen en volgens de regels gebruikt worden. Ik ben daarom in nauw contact met overheden
in andere Europese lidstaten die zelf ook relatief veel met exporten van vee naar
niet-EU-landen te maken hebben. De uitgebreide informatie die dit heeft opgeleverd,
geeft voldoende vertrouwen over de locatie en bruikbaarheid van de rustplaatsen die
in het plan van Vee en Logistiek worden genoemd. Daarom is er nu geen gegronde reden
om deze exporten nog langer te weigeren. De NVWA houdt deze transporten en de naleving
van de afspraken scherp in de gaten. Er zullen gepaste maatregelen volgen als hier
aanleiding toe is.
Import kangoeroevlees en -leer
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben al eerder aandacht gevraagd voor
de gruwelijke jacht op kangoeroes in Australië. Ook de Minister heeft beelden bekeken
van de documentaire «Kangaroo. A love-hate story» waarin wordt getoond met welke gruwelijke
misstanden de jacht op kangoeroes gepaard gaat. Zo worden dieren in de nacht aangeschoten
en dus lang niet altijd in het hoofd geraakt zoals de nationale gedragscode voorschrijft.5 Volgens berekeningen van onder andere de Royal Society for the Prevention of Cruelty
to Animals (RSPCA) wordt tot wel 40% van de dieren in hun nek of lichaam geraakt;
op jaarbasis gaat het om 65.000 tot 652.000 dieren (in 2015).6 Gewond worden zij aan hun lot overgelaten. Babykangoeroes (joeys) worden tegen auto’s
doodgeslagen, onthoofd of aan hun lot overgelaten als hun moeder is doodgeschoten.
Hun doodsstrijd kan in het laatste geval wel tien dagen duren. Deze vreselijke bevindingen
werden onlangs nogmaals bevestigd in een parlementair onderzoek naar de commerciële
jacht op kangoeroes, uitgevoerd door het parlement in New South Wales.7
Toch blijft Nederland doorgaan met het grootschalig importeren van kangoeroevlees.
In 2020 importeerde Nederland maar liefst 183.000 kilogram kangoeroevlees, waarvan
125.000 kilo was bestemd voor Nederland zelf en de rest werd doorgevoerd.8 De EU is de grootste importeur van kangoeroevlees en kangoeroeleer en de import is
tussen 2016 en 2019 weer gestegen. Op deze manier speelt de EU dus een grote rol in
het in stand houden van de gruwelijke jacht op kangoeroes. De leden van de Partij
voor de Dieren-fractie vragen de Minister of zij de brief heeft gezien van een grote
groep organisaties, gericht aan EU-commissaris Stella Kyriakides, met daarin de dringende
oproep om te stoppen met de import van kangoeroeproducten.9 Wat vindt de Minister van deze oproep en van het onderzoek van het parlement in New
South Wales waar in deze brief naar wordt verwezen? Gaat de Minister zich nu eindelijk
inspannen om een einde te maken aan deze import?
Antwoord
Ik heb kennisgenomen van de brief gericht aan Eurocommissaris Kyriakides, waarin opgeroepen
wordt tot een importverbod op kangoeroeproducten voor de EU-markt. In Australië is
de commerciële jacht op kangoeroes gebonden aan een National Code of Practice for
the Humane Shooting of Kangaroos and Wallabies for Commercial Purposes. Het is aan
de Australische autoriteiten toe te zien op deze code en de bevindingen van het parlementaire
onderzoek in New South Wales te bestuderen en zo nodig actie te ondernemen. Ik heb
eerder de Australische autoriteiten aangesproken op de filmbeelden en uw Kamer daarover
geïnformeerd (zie Beantwoording vragen Schriftelijk Overleg over de Landbouw- en Visserijraad
op 16 juli 201810).
Er is op basis van EU-marktregelgeving geen reden om tot een importverbod over te
gaan; de zendingen van kangoeroeproducten uit Australië voldoen aan de EU-diergezondheids-
en voedselveiligheidsregelgeving.
Kan de Minister een overzichtslijst geven van de 60 soorten vis waar Nederland een
aandeel in heeft, voor welke soorten er een TAC zal worden vastgesteld en voor welke
soorten niet? Klopt het dat voor de soorten waar geen TAC van wordt vastgesteld, de
data mist om een TAC vast te stellen? Hoe kan dan gehandeld worden naar het VN voorzorgsprincipe?
Kan de Minister een overzicht geven, voor welke van de 60 soorten vis (waar Nederlandse
schepen op vissen) de quota worden verruild met die van andere landen voor de laatste
vijf jaar, graag uitgesplitst per jaar? Kan de Minister per quota-ruil aangeven met
welk land de quota zijn geruild, voor hoeveel quota en welke soort?
Antwoord
Deels reeds beantwoord.
Om tot een gedegen antwoord te komen op de overige gestelde vragen is meer tijd nodig,
De antwoorden op de vragen die betrekking hebben op visserij worden binnen de driewekentermijn
naar uw Kamer verstuurd.
Daarbij merken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie op dat er momenteel voorstellen
liggen bij de Commissie om visnetten, bedoeld voor het vangen van de schol, zo aan
te passen dat er «selectiever» gevist kan worden. Er wordt zelfs gesproken over het
verplicht invoeren van deze netten. Uit onderzoek blijkt dat deze «selectievere» vangnetten
juist de grote kabeljauw als bijvangst hebben.11 Dit betekent dat de grotere vissen, die momenteel het grootste gedeelte van de kabeljauwpopulatie
uitmaken en die voor meer nageslacht zorgen, weggevangen worden, waardoor de populatie
van kabeljauw nog meer onder druk komt te staan.
Antwoord
Om tot een gedegen antwoord te komen op de overige gestelde vragen is meer tijd nodig.
De antwoorden op de vragen die betrekking hebben op visserij worden binnen de driewekentermijn
naar uw Kamer verstuurd.
Ook de kleinere schollen blijken door de netten gevangen te worden. Dit zal nadelig
zijn voor de voortplanting van schol. Klopt het dat deze voorstellen voor selectievere
netten klaarliggen? Klopt het dat het Europese Parlement hierover een veto kan uitspreken?
Wat is de positie van Nederland ten aanzien van de voorstellen voor selectiever vangen
en dit mogelijk te verplichten? Is er onderzoek gedaan naar de gevolgen van dit selectief
vissen op vispopulaties? Is onderzocht wat de impact van deze nieuwe netten is op
de kabeljauwaantallen, rekening houdend met de stijging van de TAC voor schol? Zo
nee, waarom niet? Zal Nederland toestaan dat de bijvangstquota voor kabeljauw blijven
bestaan, als het nieuwe vistuig niet zo efficiënt blijkt te zijn als voorspeld en
de scholvisserij hierdoor eerder in het seizoen zal moeten sluiten? Hoe kan Nederland
instemmen met het voorstel tot verplichte selectieve netten als de netten niet selectief
genoeg zijn voor kleinere maten schol, waardoor het zal leiden tot een afname van
de rekrutering van schol op lange termijn, in het licht van de verhoging van de schol-TAC?
Is de Minister bereid om in Europa voor te stellen geen onomkeerbare stappen te nemen
met betrekking tot het verplicht invoeren van nieuwe netten, totdat er gedegen wetenschappelijk
onderzoek is gedaan naar de werking van deze netten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Om tot een gedegen antwoord te komen op de overige gestelde vragen is meer tijd nodig,
De antwoorden op de vragen die betrekking hebben op visserij worden binnen de driewekentermijn
naar uw Kamer verstuurd.
Octopussen
Door de toenemende vraag naar octopussen zijn de wilde populaties zodanig gedaald
dat er vanuit de industrie nu belangstelling is om octopussen in gevangenschap te
kweken. In Europa doet met name Spanje onderzoek naar het kweken van octopussen. Vanuit
dierenwelzijnsoogpunt maar ook vanuit ecologische oogpunt zijn er ernstige bezwaren
in te brengen tegen de kweek van octopussen. Octopussen zijn buitengewoon intelligente
en sociale dieren, en zijn niet geschikt om bij elkaar in kleine bassins of bakken
te worden gehouden. Bovendien eten octopussen vis, waardoor de kweek van octopussen
bijdraagt aan overbevissing. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden
dat de kweek van octopussen geen plek zou mogen hebben in Europa. Onderschrijft de
Minister dat de kweek van octopussen niet thuishoort een duurzame samenleving, die
op een respectvolle manier met dieren omgaat? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Om tot een gedegen antwoord te komen op de overige gestelde vragen is meer tijd nodig,
De antwoorden op de vragen die betrekking hebben op visserij worden binnen de driewekentermijn
naar uw Kamer verstuurd.
Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) – kortvinmakreelhaai
Het gaat slecht met de kortvinmakreelhaai, die op de rode lijst van het International
Union for Conservation of Nature and Natural Resources (IUCN) is aangemerkt als wereldwijd
bedreigde diersoort. Desondanks blijft de EU een internationaal vangstverbod te blokkeren.
Wetenschappers en verschillende landen die zijn aangesloten bij de ICCAT adviseren
al sinds 2017 een internationaal verbod op vangst en aanlanding van de bedreigde haaiensoort.
Een dergelijk vangst- en aanlandverbod was onderwerp van discussie tijdens een bijeenkomst
van ICCAT afgelopen juli. Maar de EU blijkt juist een van de partijen te zijn geweest
die een vangstverbod blokkeerden. In een brief aan de Europarlementariërs schrijft
blokkeercommissaris Sinkevičius dat de EU voorstander is van een verdere bejaging
van de Atlantische kortvinmakreelhaai, «met observeerders aan boord en een maximale
vangst van 500 ton per jaar». Nu vergadert ICCAT opnieuw over beschermingsmaatregelen
voor de kortvinmakreelhaai.
Antwoord
Om tot een gedegen antwoord te komen op de overige gestelde vragen is meer tijd nodig,
De antwoorden op de vragen die betrekking hebben op visserij worden binnen de driewekentermijn
naar uw Kamer verstuurd.
Nederland laat in antwoorden op eerdere vragen van de leden van de Partij voor de
Dieren-fractie weten in de ICCAT nadrukkelijk te blijven inzetten voor het consequent
volgen van het wetenschappelijk advies; in dezen dus voor een moratorium. Toch merken
deze leden op dat de Europese Commissie de continuering van de jacht op de kortvinmakreelhaai
met een quotum van 300 of 500 ton ook binnen wetenschappelijk advies vindt vallen.
De kans dat de kortvinmakreelhaai populatie hiervan herstelt is over tientallen jaren
volgens wetenschappelijk advies 50 tot 60%.12 De Commissie vindt dus dat ze het wetenschappelijk advies opvolgt door voor quota
te pleiten. Deze leden keuren dit af en wijzen er op dat de ICCAT een totaal vangst-
en retentieverbod als primaire aanbeveling heeft gedaan. Kan de Minister verduidelijken
dat het «wetenschappelijk advies volgen» wat Nederland zegt te doen ook daadwerkelijk
een vangst- en retentieverbod behelst? Is de Minister bereid om een vangst- en retentieverbod
te ondersteunen?
Antwoord
Om tot een gedegen antwoord te komen op de overige gestelde vragen is meer tijd nodig,
De antwoorden op de vragen die betrekking hebben op visserij worden binnen de driewekentermijn
naar uw Kamer verstuurd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
Meerdere lidstaten hebben aangegeven zich zorgen te maken over de kleine marges in
de landbouwsector tegenover de hoge doelstellingen van het Fit-for-55 pakket. Daarnaast
zijn er onderzoeken die aandacht vragen voor de gevolgen van de extensivering van
de landbouw: hogere prijzen voor de consument en een lagere productie. Hoe kijkt de
Minister naar deze aandachtspunten en erkent zij deze? Ziet de Minister andere lidstaten
die tegen dezelfde punten aanlopen? Zo ja, ziet de Minister mogelijkheden tot het
uitwisselen van oplossingen en ziet ze een mogelijkheid om de komende Raadsvergadering
hier aandacht voor te vragen?
Antwoord
Zoals reeds aan uw Kamer gemeld, heb ik zowel de Farm-to-Fork-strategie als de Fit for 55-agenda op hoofdlijnen verwelkomd. Ik ben me goed bewust van de zorgen die uw Kamer
en sommige lidstaten benoemen en zal daar ook oog voor blijven houden. Tegelijkertijd
zijn de genoemde zorgen mede ontstaan door uitkomsten van een aantal onderzoeken naar
de effecten van o.a. de Farm-to-Fork-strategie. Die onderzoeken beperken zich echter tot deelaspecten van o.a. de Farm-to-Fork-strategie en beoordelen haar niet in haar geheel, noch berekenen ze eventuele synergiewinsten.
Ik heb daarom sterke reserveringen bij de uitkomsten van deze onderzoeken. Desalniettemin
zal ik bij alle door de Commissie aangekondigde en uitgewerkte voorstellen mijn positie
per voorstel bepalen en daarbij het kabinetsbeleid als meetlat gebruiken. De kabinetsinzet
per voorstel zal ik zoals gebruikelijk met uw Kamer delen via het BNC-fiche en daarbij
ook ingaan op subsidiariteit, proportionaliteit, regeldruk, administratieve lasten
en concurrentiekracht. Tijdens de onderhandelingen over de deelvoorstellen in de Raad
zal ik, waar opportuun, optrekken met andere lidstaten.
Daarnaast geven lidstaten aan zich zorgen te maken over de voedselzekerheid. De Commissie
benadrukt dat boeren op tijd helderheid nodig hebben en er meer onderzoek zal worden
gedaan naar de voedselzekerheid en lastenverdeling tussen lidstaten. In de Van boer
tot bord-strategie heeft de Commissie aangekondigd met een noodplan voor het waarborgen
van de voedselvoorziening en voedselzekerheid te komen. Kan de Minister aangeven wat
zij graag terug zou willen zien in het noodplan? En welke specifieke punten voor de
Nederlandse situatie zou de Minister aan de Commissie mee willen geven rondom voedselzekerheid?
Ziet de Minister andere lidstaten die tegen dezelfde punten aanlopen? Zo ja, ziet
de Minister mogelijkheden tot het uitwisselen van oplossingen? Is de Minister bereid
een terugkoppeling te geven van de overige uitdagingen die worden gesignaleerd rondom
de voedselzekerheid en hierbij te kijken welke stappen er kunnen worden gezet in grensoverschrijdende
samenwerking om deze uitdagingen weg te nemen?
Antwoord
Als onderdeel van de van de boer-tot-bord-strategie heeft de Europese Commissie een
Contingency Plan opgesteld om voedselvoorziening en voedselveiligheid binnen de Europese Unie te waarborgen
in tijden van crisis. In meerdere werkgroepen heeft de commissie bij lidstaten, alsook
externe stakeholders (zoals bedrijven in voedselvoorziening of -logistiek), relevante
informatie opgehaald om tot een diepgaande analyse te komen van de voedselwaardeketen,
inclusief stakeholders, risico’s (waaronder gevolgen van klimaatverandering) en mogelijkheden
tot versterking. De COVID-19-crisis en de problemen waar stakeholders en lidstaten
toen tegenaan zijn gelopen vormde de basis voor de discussie en «lessons learned». Hierbij zijn gemeenschappelijke knelpunten en eventuele oplossingen uitvoerig en
regelmatig uitgewisseld, tijdens deze werkgroepen waren de stakeholders qua input
sterker vertegenwoordigd dan de lidstaten. De positie van individuele lidstaten is
tijdens deze verkennende fase niet sterk naar voren gekomen. Eén van de meest gehoorde
wensen was dat problemen bij grenzen te allen tijde voorkomen moeten worden, denk
hierbij aan de zogenoemde «green lanes». En dat duidelijke en tijdige communicatie vanuit EU in crisissituaties nodig is
om onduidelijkheid en versnipperd handelen te voorkomen. Hier kan ik mij ook in vinden.
Daarnaast is het voor mij belangrijk dat eventuele maatregelen geen negatieve uitwerking
hebben op derde, en dan vooral, kwetsbare landen. Een eerste uitwerking van de resultaten
van de analyse, in de vorm van een eerste versie van een contingency plan, is tot op heden nog niet verschenen of gepresenteerd.
Zoals aangegeven in het verslag van de vorige Landbouw- en Visserijraad geeft de Europese
Commissie aan dat het succes van het nieuwe GLB afhangt van een goede consultatie
van de boeren. Kan de Minister aangeven of deze consultatie in Nederland voldoende
heeft plaatsgevonden? Op welke manier heeft deze consultatie plaatsgevonden? Ziet
de Minister na deze consultaties ook mogelijkheden tot maatwerk voor verschillende
sectoren in verschillende gebieden, zowel rondom nieuwe wet- en regelgeving als de
herverdeling van subsidies?
Antwoord
Zoals in mijn brief van 24 september 2021 (Kamerstuk 28 625, nr. 298) over de voortgang van het NSP aangegeven hecht ik erg aan betrokkenheid van stakeholders.
Consultatie en samenwerking vindt daarom plaats via de Maatschappelijke Begeleidingsgroep
van het GLB-NSP, de landelijke stakeholder-conferenties, de praktijkproef (ecoregeling
en conditionaliteiten), GLB-pilots en bestuurlijke overleggen met stakeholders. Ik
verstuur op korte termijn ook de Strategische M.E.R. naar uw Kamer. In mijn beeld,
mede op basis van het WUR-rapport en de SWOT-analyse, hebben álle sectoren opgaven
te verrichten. En ik vind het belangrijk dat alle sectoren ook kunnen bijdragen. Daarom
onderzoekt de WUR momenteel opnieuw de sociaaleconomische impacts op de verschillende
sectoren en wordt onder meer via de gebiedsgerichte processen en interventies waar
mogelijk, maatwerk geleverd. Het uitgangspunt is een gelijk speelveld voor wat betreft
de verdeling van de subsidies met regionale en sectorale invulling.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie constateren dat mede vanwege de Brexit er Europees gezien
nog minder capaciteit is voor de (her)beoordeling en toelating van werkzame stoffen
in gewasbeschermingsmiddelen. Dat betekent vertraging en opschorting van (her)beoordelingen.
Deelt de Minister de mening van deze leden dat inzet nodig is voor meer harmonisatie
en samenwerking? Hoe gaat de Minister hier aandacht voor vragen?
Antwoord
Ik vind het belangrijk dat de beoordelingscapaciteit van de lidstaten in de Europese
Unie zodanig is, dat de (her)beoordelingen van werkzame stoffen en gewasbeschermingsmiddelen
op basis van goedgekeurde werkzame stoffen tijdig worden afgerond. De Europese Commissie
heeft dit probleem erkend en heeft in het kader van de REFIT voorstellen gedaan om
het beoordelingsproces te verbeteren, zonder daarvoor Verordening (EG) 1107/2009 te
hoeven wijzigen. Daarnaast heeft de Europese Commissie een financiële bijdrage van
10 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het verruimen van de beoordelingscapaciteit
van de lidstaten. Nederland heeft de Europese Commissie geadviseerd om dit budget
vooral aan te wenden voor een transitie van bevoegde autoriteiten in andere lidstaten
naar een kostendekkende structuur, zoals het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
en biociden (hierna: Ctgb) hanteert, waardoor deze lidstaten hun beoordelingscapaciteit
op orde kunnen brengen.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
De Bossenstrategie biedt kansen voor boomkwekers, er is veel nieuw uitgangsmateriaal
nodig. Echter hebben deze kwekers steeds minder middelen ter beschikking om het plantmateriaal
te beschermen. Het toelaten van nieuwe laagrisicobeschermingsmiddelen verloopt te
traag. Dit in combinatie met een zaadtekort maakt dat het onzeker is of de doelen
uit de Bossenstrategie wel gehaald kunnen worden. Wat is de visie van de Minister
hierop en kan zij ervoor zorgen dat de toelatingsprocessen vereenvoudigd worden en
sneller verlopen?
Antwoord
In zijn algemeenheid is er in de EU sprake van een capaciteitstekort voor de (her)beoordeling
van werkzame stoffen. Dit kan ook consequenties hebben voor de goedkeuring van nieuwe
potentiële laagrisicostoffen en uiteindelijk het kunnen aanvragen van toelatingen
van gewasbeschermingsmiddelen op basis van deze stoffen voor de Nederlandse markt
bij het Ctgb. Of dit ertoe leidt of er ook meer middelen worden toegelaten en beschikbaar
komen voor de boomkwekers is uiteindelijk afhankelijk van producenten van deze middelen.
Mijn inzet is erop gericht dat de aanvraagprocedures voor toelatingen op de Nederlandse
markt geen vertraging oploopt. Met het Ctgb levert Nederland al een meer dan gemiddelde
bijdrage aan de EU (her)beoordelingscapaciteit van werkzame stoffen. De Europese Commissie
heeft budget vrijgemaakt om de EU beoordelingscapaciteit te versterken. Ik zal uw
Kamer binnenkort informeren over mijn inzet op dit terrein. Voor het oplossen van
het tekort aan kwalitatief goed zaad voor enkele soorten, zijn belangrijke spelers
in de productieketen met elkaar in gesprek. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit zal daar een faciliterende rol in spelen.
Zijn dit aspecten die de Minister ook meeneemt als het gaat over (nationale) voedselzekerheid?
Antwoord
Momenteel wordt gewerkt aan een Draaiboek voedselzekerheid in crisissituaties (essentiële
voedingsmiddelen). Voedselzekerheid in Nederland is innig verknoopt met voedselzekerheid
en voedselsystemen in de rest van Europa. Supermarkten en distributiecentra spelen
in de voedselvoorziening van Nederland een grote rol. In normale tijden ligt daar
geen taak voor de overheid. Dit draaiboek zal gaan over crisissituaties waarin de
bevolking geen toegang meer heeft of dreigt te hebben tot essentiële voedingsmiddelen.
Dan kunnen private partijen in dit normaal goed draaiende systeem hun taken niet meer
vervullen en wordt samenwerking met overheden noodzakelijk om de bedreigde voedselzekerheid
ten aanzien van essentiële voedingsmiddelen veilig te stellen.
Welke aspecten zou de Minister willen opnemen in een nationaal noodplan voor het waarborgen
van voedselzekerheid en welke stakeholders gaat zij betrekken bij het opstellen van
een dergelijk pan?
Antwoord
Een onderdeel van het Draaiboek voedselzekerheid in crisissituaties (essentiële voedingsmiddelen)
zal ook het sluiten van een convenant met koepelorganisaties van voedselproducenten
en distributiecentra zijn. We zoeken samen met relevante stakeholders zoals TLN, CBL,
FNLI en de veiligheidsregio’s, uit of deze aspecten moeten worden meegenomen bij het
opstellen van het draaiboek.
Dit lid vindt de huidige situatie zorgelijk en vraagt de Minister om een inschatting
te maken van gevolgen voor de voedselzekerheid en de betaalbaarheid van voedsel in
Nederland.
Het voedselsysteem in Nederland kan op basis van onderzoek en de ervaringen tot nu
toe als robuust beschouwd worden. Verschillende crises de afgelopen jaren – denk aan
de uitbraak van diverse dier- en plantenziekten, handelsboycotten, grotere prijsvolatiliteit
als gevolg van de verminderde prijsbescherming van het GLB – hebben aangetoond dat
de gevolgen van dergelijke crises goed zijn op te vangen, zo toont ook onderzoek van
Wageningen Economic Research aan.13 Oxfam Novib wees begin 2014 Nederland aan als het land met de beste voedselvoorziening
ter wereld.
Het lid van de BBB-fractie ziet een probleem bij de procedures omtrent gewasbeschermingsmiddelen
op Europees niveau. Op dit moment zit er een tijdelijke stop op het aannemen van nieuwe
dossiers. Hierdoor loopt de toelating van nieuwe stoffen vertraging op. Dit zijn stoffen
die zorgen voor vergroening van het middelenpakket. Dit lid vindt dit zeer zorgelijk
en vraagt de Minister om te pleiten voor een urgente aanpak van deze problematiek.
Antwoord
Ik vind het belangrijk dat de beoordelingscapaciteit van de lidstaten in de Europese
Unie zodanig is, dat de (her)beoordelingen van werkzame stoffen en gewasbeschermingsmiddelen
op basis van goedgekeurde werkzame stoffen tijdig worden afgerond. De Europese Commissie
heeft dit probleem erkend en heeft in het kader van de REFIT voorstellen gedaan om
het beoordelingsproces te verbeteren, zonder daarvoor Verordening (EG) 1107/2009 te
hoeven wijzigen. Daarnaast heeft de Europese Commissie een financiële bijdrage van
10 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het verruimen van de beoordelingscapaciteit
van de lidstaten. Nederland heeft de Europese Commissie geadviseerd om dit budget
vooral aan te wenden voor een transitie van bevoegde autoriteiten in andere lidstaten
naar een kostendekkende structuur, zoals het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
en biociden (hierna: Ctgb) hanteert, waardoor deze lidstaten hun beoordelingscapaciteit
op orde kunnen brengen.
Het Ctgb heeft een «green team» dat heel goed geëquipeerd is om aanvragen van laagrisicomiddelen
snel te kunnen beoordelen. Naar aanleiding van de motie van de leden Tjeerd de Groot
en Boswijk (Kamerstuk 27 858, nr. 539) zal het Ctgb de toelating van laagrisicomiddelen versnellen, waarbij het Ctgb aangeeft
de capaciteit van het «green team» tijdig te laten mee ontwikkelen met de groei van
het aantal aanvragen voor laagrisicomiddelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
L.L. Nouse, adjunct-griffier