Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 925 XVII Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2022
Nr. 10 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 19 november 2021
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met
het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te
brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 26 oktober 2021 voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking. Bij brief van 11 november 2021 zijn ze door de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Meijers
1
Kunt u een totaaloverzicht geven van alle uitgaven op het gebied van onderwijs binnen
de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en dit uitsplitsen
naar beleidsartikel en kanaal?
Bijgevoegd een overzicht van de totale begrote uitgaven aan onderwijs in 2022 op hoofdstuk 17.
Totaal onderwijs
Budget 2022 EUR (mln)
Artikel 1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden
Nexus onderwijs en werk
11,30
Artikel 2.1 Voedselzekerheid (Kennis en capaciteitsopbouw o.g.v. voedselzekerheid)
Internationaal hoger onderwijsprogramma’s.
15,00
Artikel 3.4 Onderwijs
69,55
Waarvan:
Global Partnership for Education
10,00
Internationaal hogeronderwijsprogramma’s
48,25
Overig, waaronder Generation Unlimited
11,30
Artikel 4.1 Humanitaire Hulp
Education Cannot Wait
1,00
Artikel 4.2 Opvang in de regio
Uitbreiding en verbetering van onderwijsvoorzieningen voor vluchtelingen en gastgemeenschappen
Ca. 27,40
Totaal
124,25
Naast het genoemde bedrag onder artikel 1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt
in ontwikkelingslanden voor onderwijs, wordt een gelijk bedrag aan middelen voor jeugdwerkgelegenheid
in een geïntegreerde aanpak ingezet om de aansluiting tussen onderwijs en werk te
bevorderen.
Het genoemde bedrag onder artikel 4.2 Opvang in de regio betreft een raming van de
bijdragen aan partners van het Prospects programma (waaronder UNICEF) voor onderwijs.
Naast bovengenoemde bedragen ontvangt een aantal VN-organisaties (zoals UNICEF, UNHCR,
en CERF) en multilaterale ontwikkelingsbanken een niet-geoormerkte algemene bijdrage
die ook deels aan onderwijs wordt besteed.
In zijn algemeenheid kunnen in andere activiteiten of programma’s die Nederland ondersteunt
onderwijs- of trainingsactiviteiten zijn opgenomen. De hiermee gemoeide bedragen zijn
niet te specificeren.
2
Hoeveel is extra uitgetrokken voor onderwijs, specifiek bedoeld om de gevolgen van
de COVID-19 crisis op te vangen? Via welke kanalen loopt dit? Worden hiervoor bedragen
in 2022 en verder voor gereserveerd?
Hoeveel is extra uitgetrokken voor onderwijs, specifiek bedoeld om de gevolgen van
de COVID-19 crisis op te vangen? Via welke kanalen loopt dit? Worden hiervoor bedragen
in 2022 en verder voor gereserveerd?
Nederland steunde Education Cannot Wait (ECW) in 2020 met een extra bijdrage van EUR 6 miljoen
voor COVID-19 gerelateerde onderwijsactiviteiten.
Het Orange Knowledge Programme is met een kalenderjaar verlengd tot en met 31 december
2023 en opgehoogd met EUR 16,6 miljoen programmamiddelen om onder andere bursalen
en onderwijsinstellingen te accommoderen na opgelopen vertragingen door de COVID-19-crisis.
3
Kunt u een overzicht geven van de programma's en budgetten uit de begroting voor 2022
die gericht zijn op de armste en meest kwetsbare landen?
Zie het antwoord op vraag 16.
4
Wat is het Nederlandse percentage Official Development Assistance (ODA) in 2022?
De netto ODA prestatie zal in 2022 naar verwachting uitkomen op 0,53% van het BNI.
Dit is terug te vinden in bijlage 6 van de HGIS-nota.
5
Welk percentage van de gelden in de begroting worden besteed via internationale organisaties
en welk percentage via non-gouvernementele organisaties?
Bij de inzet van de middelen op de BHOS-begroting wordt niet gestuurd op kanalen.
Het ministerie kiest de partner waarmee het desbetreffende beleidsdoel naar verwachting
het beste kan worden bereikt. Achteraf is duidelijk via welk kanaal is gefinancierd.
Onderstaande tabel toont de verdeling van de ODA-uitgaven per kanaal voor 2020. De
bedragen zijn afgerond op miljoenen Euro’s:
2020
Kanaal
Realisatie
Percentage
Overheden in partnerlanden
68
1,4%
Overheden van derde landen («delegated- cooperation»)
26
0,5%
Nederlandse overheid1
193
4,1%
Maatschappelijke organisaties
857
18,0%
Publiek private samenwerking en netwerken
125
2,6%
Multilaterale instellingen
1.970
41,5%
Onderzoeksinstellingen
162
3,4%
Bedrijven
247
5,2%
Overig
3
0,1%
Subtotaal kanalen
3.651
76,8%
Toerekeningen inclusief apparaatsuitgaven, schuldkwijtschelding Somalië en ODA buiten
de HGIS
1.100
23,2%
Totaal generaal
4.751
100,0%
X Noot
1
Onder ODA-uitgaven via het Nederlandse overheidskanaal worden de uitgaven verstaan
die verstrekt worden aan onderdelen van de overheid zoals voor uitvoeringskosten van
programma’s die via RVO lopen, het Climate Investor One programma via FMO en het Kadaster.
Daarnaast omvat deze post ook de uitgaven welke ontstaan als gevolg van koersverliezen
op ODA-uitgaven waarvan de verplichting is aangegaan in buitenlandse valuta. In de
regel is dit de USD.
6
Waarom heeft u er voor gekozen om voor 2022 fors meer verplichtingen aan te gaan ten
opzichte van eerdere jaren (2,1 miljard euro meer dan in 2021)?
Het verplichtingen budget in 2022 valt hoofdzakelijk hoger uit dan in 2021 op artikelen 3,
4 en 5 aangezien de meerjarige verplichtingen voor de jaarlijkse contributies aan
een groot aantal VN-organisaties opnieuw worden aangegaan in 2022 (bijvoorbeeld UNFPA,
UNHCR, UNDP en UNICEF).
7
Kunt u een nieuwe overzichtstabel geven met de mutaties in de verplichtingen ten opzichte
van de tabel die bij de Voorjaarsnota in antwoord op vragen van de Kamer is toegezonden?
Onderstaande tabel geeft de verplichtingenmutaties per beleids(sub)artikel (bedragen x
EUR 1.000) ten opzichte van de tabel die bij de Voorjaarsnota in antwoord op vragen
van de Kamer is toegezonden.
Verplichtingenmutaties ten opzichte van de Eerste suppletoire begroting 2021 (x EUR 1,000)
2021
2022
2023
2024
2025
Totaal
92.350
273.000
0
0
0
1
Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen
18.000
40.000
0
0
0
1 Duurzaam handels- en investeringssysteem, inclusief MVO
0
2.000
0
0
0
2 Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie
0
0
0
0
0
3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden
18.000
38.000
0
0
0
2
Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat
23.000
45.000
0
0
0
1 Voedselzekerheid
0
0
0
0
0
2 Water
0
0
0
0
0
3 Klimaat
23.000
45.000
0
0
0
3
Sociale vooruitgang
25.000
100.000
0
0
0
1 Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids
25.000
100.000
0
0
0
2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid
0
0
0
0
0
3 Maatschappelijk middenveld
0
0
0
0
0
4 Onderwijs
0
0
0
0
0
4
Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling
27.000
68.000
0
0
0
1 Humanitaire Hulp
17.000
68.000
0
0
0
2 Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking
10.000
0
0
0
0
3 Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling
0
0
0
0
0
5
Multilaterale samenwerking en overige inzet
– 650
20.000
0
0
0
1 Multilaterale samenwerking
0
0
0
0
0
2 Overig armoedebeleid
– 650
20.000
0
0
0
4 Nog te verdelen i.v.m.wijzigingen BNI en/of toerekeningen
0
0
0
0
0
8
Kunt u inzicht bieden in de corona-gerelateerde uitgaven die in de begroting voor
2022 zijn opgenomen?
In de BHOS-begroting zijn verschillende uitgaven gerelateerd aan de COVID-19 pandemie.
Onderstaande tabel geeft de uitgaven aan programma’s die specifiek gericht zijn op
bestrijding van de COVID-pandemie:
Artikel
Maatregel (COVID-specifiek)
Uitgaven (EUR x 1 miljoen)
3
Global Funds to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria (GFATM)
10
3
COVAX
20
3
Global Financing Facility (GFF)
20
3
WHO Strategic Preparedness and Response Plan
20
Totaal
70
Buiten deze specifieke programma’s is de bestrijding van de verschillende secundaire
effecten van de wereldwijde COVID-crisis ook van invloed op andere reguliere activiteiten
binnen de BHOS begroting. De omvang van COVID-gerelateerde uitgaven is dan ook groter
dan alleen bovenstaande COVID-specifieke uitgaven. Zie ook het antwoord op vraag 2.
9
Kunt u inzicht bieden in de klimaat-gerelateerde uitgaven (klimaatfinanciering) die
in de begroting voor 2022 zijn opgenomen?
De verwachting is dat Nederland in 2.022 EUR 660 miljoen aan publieke klimaatfinanciering
realiseert met klimaat-gerelateerde uitgaven. Daarnaast wordt naar schatting EUR 640 miljoen
aan private klimaatfinanciering gemobiliseerd met behulp van publieke middelen.
Bijlage 7 van de HGIS Nota 2022 geeft inzicht in de Nederlandse publieke en gemobiliseerde
private klimaatfinanciering, inclusief een tabel die per beleidsartikel de omvang
en het percentage van de klimaat-gerelateerde uitgaven voor 2022 specificeert. NB:
In deze tabel staat ook het bedrag van EUR 660 miljoen aan publieke klimaatfinanciering
terwijl in de lopende tekst door een typefout abusievelijk EUR 620 miljoen wordt genoemd.
10
Kunt u aangeven hoeveel er is begroot ten behoeve van handelsbevordering?
Het totale bedrag, zoals begroot onder artikel 1.2 Versterkte Nederlandse handels-
en investeringspositie, bedraagt EUR 86.665.000. Dit is tevens terug te vinden in
Tabel 9 van hoofdstuk XVII (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) van
de Rijksbegroting.
11
Kunt u feitelijk inzichtelijk maken hoe de uitgaven ter bestrijding van de impact
van COVID-19 in 2022 zullen bijdragen aan het bestrijden van geweld tegen meisjes
en vrouwen?
In de nieuwe programma’s binnen het kader Versterking Maatschappelijk Middenveld die
zijn gestart op 1 januari 2021 is zoveel mogelijk rekening gehouden met veranderde
omstandigheden en behoeftes door COVID-19. In overleg kunnen extra aanpassingen worden
doorgevoerd, bijvoorbeeld de organisatie van online in plaats van fysieke trainingen
of de ontwikkeling en implementatie van meer activiteiten specifiek gericht op het
bestrijden van geweld tegen meisjes en vrouwen.
Daarnaast is ongeoormerkte financiering gegeven aan Dutch Relief Alliance, Central
Emergency Response Fund, Country Based Pooled Funds, ICRC/Rode Kruis. Deze organisaties
hebben in hun COVID response ook activiteiten ondersteund die bijdragen aan het voorkomen
van geweld tegen vrouwen. Precieze uitgaven en bijdragen hieraan kunnen echter niet
worden vastgesteld aangezien Nederland deze humanitaire organisaties ongeoormerkt
financiert.
12
Wat is de bijdrage uit deze begroting aan organisaties van de Verenigde Naties (VN)?
Welk deel daarvan is vrijwillig? Kunt u een overzicht verschaffen in de vorm van een
tabel?
Zie de beantwoording op vraag 14.
13
Welk bedrag is in 2022 beschikbaar voor zuidelijke vrouwenrechtenorganisaties?
Het Nederlandse SDG 5 fonds is met 510 miljoen Euro (2021–2025) het grootste fonds
voor zuidelijke vrouwenrechtenorganisaties ter wereld. Daarnaast financiert Nederland
vrouwenrechtenorganisaties indirect, bijvoorbeeld als alliantiepartner bij de partnerschappen
voor Versterking Maatschappelijk Middenveld of via intermediaire organisaties. Deze
indirecte bijdragen worden niet geregistreerd. Welke organisaties middelen ontvangen,
en voor welk bedrag, is terug te vinden op www.nlontwikkelingssamenwerking.nl
14
Kunt u een overzicht geven van de (voorziene) Nederlandse bijdragen aan multilaterale
organisaties in 2021 en 2022, uitgesplitst naar verplichte en vrijwillige bijdragen?
Bij het budgetteren van de middelen op de BHOS-begroting wordt niet gestuurd op kanalen.
BHOS kiest bij implementatie van een activiteit de partner waarmee het desbetreffende
beleidsdoel naar verwachting het beste kan worden bereikt. Een overzicht van Nederlandse
bijdragen aan multilaterale organisaties voor 2021 en 2022 is hierdoor incompleet.
Ook registreert BHOS niet intra-comptabel welke bijdragen verplichte of vrijwillige
bijdragen betreffen.
Het is mogelijk om de realisatie voor 2020 en de kasraming voor 2021 van de Nederlandse
bijdragen aan multilaterale organisaties weer te geven. De kasramingen van bijdragen
in 2021 kunnen nog wijzigen. Voor uitvoeringsjaar 2022 is het niet mogelijk om een
betrouwbare raming te geven, omdat deze nog aan te veel verandering onderhevig is.
Achteraf is wel duidelijk via welk kanaal is gefinancierd. Deze gegevens over de steun
aan multilaterale organisaties worden na afloop van het begrotingsjaar bij publicatie
van het jaarverslag gepubliceerd op de website: www.NLontwikkelingssamenwerking.nl.
De realisaties van de bijdragen aan multilaterale organisaties en de kasramingen zoals
vastgelegd in de BHOS-begroting vindt u in onderstaande tabel:
Uitvoeringsjaar
2020
2021
Uitvoerende organisatie naam
Realisatie (x 1.000) in EUR
Kasraming (x 1.000) in EUR
(Ilo) International Labour Office
39,582
34,323
Advisory Centre On WTO Law
460
466
African Development Bank
100,760
79,617
African Union Commission
1,157
1,099
Asian Development Bank
9,459
10,302
Common Fund For Commodities – CFC
668
EBRD – European Bank For Reconstruction And Development
185
6,300
European Forest Institute (Efi)
1,000
FAO – Food And Agriculture Organization
18,473
22,781
Gavi Alliance Secretariat
19,759
100,000
GCERF Global Community Engagement and Resilience Fund
2,456
1,294
Global Agriculture & Food Security Program GAFSP
3,102
3,723
Global Fund To Fight Aids, Tuberculosis And Malaria
42,279
52,000
GLOBAL GREEN GROWTH INSTITUTE
224
Green Climate Fund – Gcf
21,800
Ibrd-International Bank For Reconstructi On And Dev
77,579
13,797
IDA-Multilateral Debt Relief Initiative
29,200
34,000
Imf (Int. Monetary Fund)
30,924
16,113
Int. Tribunal For The Law Of The Sea (It Los)
187
161
International Energy Agency
430
300
International Finance Corporation
15,600
60,170
International Fund For Agricultural Deve Lop.(Ifad)
28,250
31,225
International Seabed Authority
118
115
INTERNATIONAL TRADE CENTRE
2,170
2,113
Irena – International Renewable Energy A Gency
301
255
Osce/Ovse
90
Sahel And West Africa Club (Swac)
200
200
The Gavi Fund
24,708
The World Bank
224,795
241,075
Un Habitat
2,154
1,725
UN WOMEN
9,608
7,519
Unaids
30,502
20,629
Unccd
100
100
Uncdf
4,394
Unctad
2,753
2,401
Undesa
507
UNDP
155,675
137,080
UNDPA
1,250
Unep
10,786
10,298
Unesco
5,060
14,087
Unfccc – Un Climate Change Secretariat
398
421
Unfpa – United Nations Population Fund
63,995
78,791
UNHCR
83,158
56,351
UNICEF
133,547
131,587
Unido – United Nations Industrial Development Org.
1,308
1,531
United Nations
381
73
United Nations Foundation
3,115
2,958
United Nations Office On Drugs And Crime
1,686
1,533
United Nations Secretariat
2,023
1,920
Unocha (Office Coordination Of Humanitar Ian Aff)
127,521
98,787
UNOPS United Nations Office for Project Services
4,913
6,855
UNRWA – United Nations Relief And Works Agency
19,000
13,000
WFP – World Food Programme
60,899
44,525
WHO/WHP – World Health Organization
34,589
22,332
World Bank Institute
1,780
2,150
World Vegatable Center HQ
901
822
WTO (World Trade Organization)
6,600
6,696
Totaal
1,459,395
1,380,723
15
Op welke manier zijn kinderen en kinderrechten ondergebracht in de begroting?
Het kabinet zet ODA-middelen voor een groot deel in in de armste landen en regio’s
van de wereld. De programma’s die daar gefinancierd worden, steunen marginale en kansarme
groepen, waartoe ook kinderen behoren. Meer specifiek zet het kabinet vanuit de BHOS
begroting in op het tegengaan van kinderarbeid (artikel 1.1), voedselzekerheid aan
kinderen (artikel 2.1), vaccins voor kinderen via Gavi en het tegengaan van kinderprostitutie
en kindhuwelijken (artikel 3.1), toegang tot onderwijs via o.a. GPE en ECW (artikel 3.4)
en onderwijs aan vluchtelingen-kinderen (art 4.2).
16
Kunt u een overzicht geven van de uitgaven aan landen op basis van categorisering
naar inkomen (lage inkomenslanden, lage middeninkomenslanden, hoge middeninkomenslanden,
hoge inkomenslanden) voor 2022, voor zover uitgaven per land gespecificeerd kunnen
worden?
Geplande ODA uitgaven binnen de BHOS begroting op basis van categorisering naar inkomen
(in EUR)
Lage inkomenslanden (gedelegeerd budget)
Afghanistan
30.000.000
Burkina Faso
28.500.000
Burundi
27.700.000
Democratische Republiek Congo
800.000
Ethiopië
83.000.000
Jemen
20.150.000
Mali
42.800.000
Mozambique
16.600.000
Niger
28.200.000
Oeganda
39.000.000
Rwanda
4.880.000
Soedan
6.250.000
Somalië
14.500.000
Zuid-Soedan
28.395.000
Totaal lage inkomenslanden
370.775.000
Lage middeninkomenslanden (gedelegeerd budget)
Bangladesh
25.000.000
Benin
20.250.000
Egypte
9.600.000
Ghana
4.600.000
Indonesië
2.233.000
Kenia
6.850.000
Nigeria
4.200.000
Palestijnse gebieden (West Bank en Gaza)
18.700.000
Senegal
1.000.000
Tunesië
11.500.000
Totaal lage middeninkomenslanden
103.933.000
Hoge middeninkomenslanden (gedelegeerd budget)
Irak
2.000.000
Jordanië
14.250.000
Libanon
6.000.000
Suriname
21.283.000
Totaal hoge middeninkomenslanden
43.533.000
Regionale programma’s (gedelegeerd budget)
Grote Meren regio
32.200.000
Zuidelijk Afrika
10.000.000
Hoorn van Afrika
2.000.000
Totaal regionale programma’s
44.200.000
Inzet in regio’s vanuit centrale budgetten
Focusregio Sahel
115.115.000
Focusregio Hoorn van Afrika
206.669.000
Focusregio Midden-Oosten & Noord-Afrika
158.861.000
Overig Afrika
219.754.000
Overig Azië
137.890.000
17
Kan per sector worden toegelicht hoeveel Nederlandse ondernemers verdiend hebben aan
vrijhandelsverdragen? Kan het uitgesplitst worden per handelsverdrag en per sector?
Het CBS maakt de verdiensten aan export en de werkgelegenheid die de internationale
handel in goederen en diensten oplevert voor Nederland inzichtelijk, zoals recent
in de publicatie Nederland Handelsland 2021.1 Ook heeft het CBS in enkele internationaliseringsmonitors aandacht besteed aan niet-tarifaire
maatregelen (IM 2021-III) en importtarieven en handelsakkoorden (IM 2020-IV).
Het is niet mogelijk om per handelsverdrag en per sector te kwantificeren hoe ondernemers
profiteren van een handelsakkoord. Veel bedrijven handelen niet direct met partners
buiten de EU, maar vormen een schakel in een waardeketen, bijvoorbeeld als toeleverancier
van onderdelen. Zo kunnen ondernemers indirect voordeel hebben van de markttoegang
voor goederen, diensten of aanbestedingen die een handelsakkoord oplevert, of handelsbelemmeringen
die worden weggenomen. Ook is het lastig om de voordelen die het wegnemen van niet-tarifaire
handelsbelemmeringen biedt per verdrag en per sector te kwantificeren.
De afgelopen jaren maakt de Europese Commissie wel steeds inzichtelijker in hoeverre
handelsakkoorden benut worden door ondernemers (de zogenaamde benuttingsgraad van
tariefpreferenties). Zo heeft de Commissie op 27 oktober 2021 een rapport uitgebracht
over de implementatie en handhaving van afspraken in handelsakkoorden. Dit rapport
bevat data over de benutting van tariefpreferenties door ondernemers per lidstaat
en per productgroep. Deze informatie is voor een aantal handelsakkoorden beschikbaar
voor de jaren 2018, 2019 en 2020.2 Ook bevat dit rapport gedetailleerde informatie over markttoegangsproblemen met handelspartners
van de EU en de ingezette acties om deze te adresseren.
18
Kan worden toegelicht hoeveel de export naar Canada is toegenomen sinds de voorlopige
inwerkingtreding van het Vrijhandelsverdrag tussen de EU en Canada (CETA) en hoeveel
daaraan verdient is door Nederlandse bedrijven? Kan specifiek worden toegelicht hoeveel
Nederlandse boeren verdient hebben aan CETA?
De voorlopige toepassing van delen van CETA is op 21 september 2017 ingegaan. De handel
tussen Nederland en Canada is sindsdien sterk toegenomen. In 2016, het laatste volledige
jaar voordat CETA voorlopig toegepast werd, bedroeg de totale uitvoer vanuit Nederland
naar Canada EUR 3,1 miljard (afgerond). In 2019 steeg de totale uitvoer naar EUR 4,3 miljard
– een stijging van ruim 38%. Echter, door Covid-19 is de internationale handel sterk
afgenomen. De voorlopige cijfers voor 2020 laten zien dat de totale uitvoer iets minder
dan EUR 3,3 miljard bedroeg.3 De uitvoer van landbouwproducten naar Canada steeg met 20% in de periode 2016 tot
2020.4
Vanaf het moment van voorlopige toepassing heeft Canada op 98% van de Europese producten
de invoerrechten afgeschaft. Als gevolg daarvan hebben Nederlandse exporteurs in 2020
bijna EUR 13 miljoen bespaard aan tarieven op goederen die onder CETA geëxporteerd
werden. In 2018 was dit nog rond de EUR 10 miljoen.5
Het is niet direct te zeggen hoeveel bedrijven als gevolg van toegenomen export en
tariefbesparingen meer verdiend hebben sinds de voorlopige toepassing van CETA. Zoals
in het antwoord op de vorige vraag aangegeven, is het niet eenvoudig de voordelen
van een handelsakkoord per sector te kwantificeren.
19
Kunt u toelichten of er programma's zijn gepauzeerd of zijn afgebroken vanwege conflict?
En zo ja, kunt u aangeven welke programma's dat zijn en in welke landen, en daarbij
onderscheid maken tussen humanitaire hulp en structurele hulp?
Door het conflict in Ethiopië is een korting toegepast op financiering voor Tigray
voor de nationale programma’s die door de overheid worden uitgevoerd in die regio.
Deze programma’s zijn op dit moment ook niet operationeel in Tigray. Daarnaast zijn
de programma’s die Nederland financiert via ngo’s in Tigray, noord Amhara en West
Afar op dit moment stilgelegd vanwege het conflict. Humanitaire hulp is opgeschaald.
Niet primair het conflict, maar de machtsovername van de Taliban in Afghanistan was
aanleiding om alle Nederlandse OS-steun aan niet-gouvernementele en internationale
organisaties in Afghanistan tijdelijk op te schorten. Het kabinet is momenteel met
partnerorganisaties in gesprek over mogelijkheden om de Afghaanse bevolking te blijven
steunen en de voorwaarden waaronder die steun kan plaatsvinden. Hierover vindt ook
afstemming met gelijkgezinde donoren plaats. Het kabinet zal de Kamer hierover per
brief informeren voorafgaand aan de begrotingsbehandeling BHOS. Financiering voor
humanitaire hulp ten behoeve van de Afghanen is niet gepauzeerd of stopgezet, maar
geïntensiveerd.
20
Wat is de totale gecombineerde bijdrage van Nederland aan de Wereldbank?
De bijdrage van Nederland wordt onderverdeeld in directe bijdragen aan onderdelen
van de Wereldbankgroep en bijdragen aan Trust Funds die de Wereldbank namens de aandeelhouders
beheert. Naast de betalingen aan de Wereldbankgroep in 2022 heeft Nederland sinds
de oprichting herhaalde malen bijgedragen aan de kapitaalbasis (paid-in kapitaal) van de onderdelen van de Wereldbankgroep.
De totale geraamde bijdrage van Nederland via de begrotingen van BHOS en Financiën
aan onderdelen van de Wereldbankgroep voor 2022 bedraagt tenminste EUR 420.389.942.
Dit bedrag bestaat uit een bijdragen EUR 268.110.00 voor de financiering van de International
Development Association en verder uit bijdragen aan diverse Trust Funds van de Wereldbank.
Zoals bij vraag 14 toegelicht wordt bij de inzet van de middelen op de BHOS-begroting
niet gestuurd op kanalen. BHOS kiest de partner waarmee het desbetreffende beleidsdoel
naar verwachting het beste kan worden bereikt. Dat betekent dat pas achteraf bepaald
kan worden welke bedragen via deze Trust Funds lopen. Op dit moment zijn nog niet
alle gegevens van activiteiten voor 2021 en 2022 die via Trust Funds van de Wereldbank
lopen, volledig beschikbaar in de administratie. Zie voor verdere toelichting vraag
14.
21
Waardoor wordt de daling in het ODA-percentage van 2020 naar 2021 veroorzaakt?
In 2020 waren er, als gevolg van de COVID-pandemie, tegenvallende economische vooruitzichten.
Hierdoor zou het ODA-budget meerjarig sterk afnemen. Het kabinet heeft in de zomer van 2020 incidenteel generale middelen vrijgemaakt om deze daling te dekken. Daarnaast is in 2.020 EUR 40 miljoen uit latere jaren toegevoegd
via een kasschuif. Deze extra ODA-middelen hebben in 2020 een eenmalige stijging van
de ODA-prestatie in 2020 tot gevolg.
In 2021 is er geen sprake van extra ODA-middelen, waardoor het ODA-percentage in 2021
lager is dan in 2020.
22
Kunt u toelichten tot welk jaar de structurele korting van 1,46 miljard euro doorloopt?
Betekent dit dat het percentage ODA structureel onder 0,7% blijft?
De maatregelen van kabinet Rutte II tellen inderdaad structureel op tot een bedrag
van EUR 1,462 miljard per jaar. Gezien het structurele karakter is er geen jaar waarop
dit eindigt. Zolang dit zo blijft zal het ODA-percentage onder de 0,7% blijven.
23
Wat is het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – dat in de begroting is geraamd,
uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, ter bestrijding van COVID-19? Welke
landen, organisaties en projecten zullen dit geld ontvangen?
In de begroting is een nieuwe bijdrage aan de Access to COVID-19 Tools Accelerator
(ACT-A) gereserveerd van 70 mln EUR. Financiering wordt voorzien langs de volgende
kanalen:
miljoen EUR
2022
COVAX
20
Global Financing Facility (GFF)
20
Global Funds to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria (GFATM)
10
WHO, Strategic Preparedness and Response Plan
20
Totaal ACT-A
70
De Nederlandse bijdragen zijn ongeoormerkt. De ontvangende organisaties bepalen op
basis van behoeften in welke landen de bijdrage wordt ingezet.
De bijdrage aan COVAX wordt ingezet voor COVID-19 vaccins in 92 lage en lage middeninkomenslanden.
De bijdragen aan GFF, GFATM en WHO worden gebruikt voor gereedheid voor de respons
op COVID en versterking gezondheidssystemen.
De nieuwe bijdragen aan GFF en GFATM zijn reeds in 2021 gecommitteerd, de nieuwe bijdragen
aan COVAX en WHO zijn voor 2022 opgenomen als verplichtingen.
24
Wat is het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – dat in de begroting is geraamd,
uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, voor internationale klimaatfinanciering?
Welke landen, organisaties en projecten zullen dit geld ontvangen?
De voor 2022 geraamde uitgave aan publieke klimaatfinanciering is EUR 660 miljoen.
Een raming voor nieuwe verplichtingen is niet gemaakt.
In Bijlage 7 van de HGIS Nota 2022 wordt op hoofdlijnen inzicht verschaft in de activiteiten
en (klimaat)fondsen waaraan wordt bijgedragen. Voor een gedetailleerd overzicht van
de publieke klimaatfinanciering, inclusief informatie over ontvangende landen, organisaties
en projecten, verwijs ik graag naar het openbare online klimaatdashboard.
Het betreft in alle gevallen ODA financiering.
25
Welk bedrag wordt er met de begrote publieke klimaatfinanciering aan private klimaatfinanciering
gemobiliseerd? Hoe is dit berekend?
Met publieke middelen wordt naar schatting EUR 640 miljoen aan private klimaatfinanciering
gemobiliseerd. Vanwege de aanmerkelijke jaarlijkse schommelingen in gemobiliseerde
private klimaatfinanciering is een gemiddelde over 4 jaar als basis voor de inschatting
van de gemobiliseerde private klimaatfinanciering voor 2022 gebruikt. Zie bijlage
7 van de HGIS Nota 2022 voor aanvullende toelichting.
26
Wat is het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – dat in de begroting is geraamd,
uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, voor de Palestijnse Gebieden? Welke
organisaties en projecten zullen dit geld ontvangen?
Het decentrale programma van de Nederlandse Vertegenwoordiging bij de Palestijnse
Autoriteit in Ramallah is gericht op de prioriteitsgebieden rechtstaat/justitie/veiligheid
(2022 budget EUR 6.200.000), toegang tot land, water en energie (2022 budget EUR 10.500.000)
en private sector ontwikkeling (2022 budget EUR 2 miljoen). Daarnaast steunt de Vertegenwoordiging
organisaties die zich inzetten voor verzoening tussen Palestijnen en Israëliërs (EUR 1 miljoen
per jaar uit het rechtstaat/justitie/veiligheid budget), en steunt Nederland verschillende
mensenrechtenorganisaties (2022 budget EUR 2 miljoen vanuit het mensenrechtenfonds).
Nederland steunt een aantal Palestijnse organisaties rechtstreeks en een groot deel
van het programma wordt uitgevoerd door de VN, FAO en de Wereld Bank. Zij werken op
hun beurt samen met een breed scala aan Israëlische en Palestijnse organisaties. Voor
een overzicht van de Nederlandse ODA steun aan de Palestijnse gebieden verwijst het
kabinet naar www.nlontwikkelingssamenwerking.nl. Indien nieuwe programma’s gestart worden in 2022 zullen die op deze site gepubliceerd
worden, met uitzondering van projecten die als vertrouwelijk worden geïdentificeerd.
27
Kunt u toelichten of het programma «Minder, beter en flexibeler», om fragmentatie
van beleid tegen te gaan, op koers ligt en of de doelstelling van een kwart minder
activiteiten in 2022 ook bereikt gaat worden?
In de afgelopen twee jaar zijn er grote stappen gezet binnen het programma «Minder,
beter, flexibeler». Het tegengaan van fragmentatie was één van de doelstellingen.
Ook kwaliteitsverbetering door investering in monitoring, evaluatie en leren (MEL),
versterking van de expertise op het terrein van ontwikkelingssamenwerking, en versterking
van de expertise met betrekking tot het uitvoeren van tenders waren onderdeel van
het «Minder, beter en flexibeler» programma. Vergroten van de impact van de Nederlandse
ontwikkelingssamenwerking is het uiteindelijke doel.
De vermindering van het aantal activiteiten vordert gestaag. Zoals het nu lijkt zal
de 25% niet helemaal gehaald worden op 1 januari 2022 en zullen we uitkomen op een
vermindering van 20–23%. De additionele activiteiten in het kader van de COVID-19
pandemie zijn hier deels debet aan. Het streefpercentage zal later in 2022 wel gehaald
worden.
28
Wat is het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – dat in de begroting is geraamd,
uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, voor het Volksfront voor de Bevrijding
van Palestina/Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP)?
Er zijn geen uitgaven of verplichtingen aan het Volksfront voor de Bevrijding van
Palestina/Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP).
29
Wat is het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – dat in de begroting is geraamd,
uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, voor de United Nations Relief and Works
Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNWRA)?
Gezien het belang van UNRWA-activiteiten is het kabinet voornemens de jaarlijkse bijdrage
ook in 2022 voort te zetten. De jaarlijkse algemene vrijwillige bijdrage aan UNRWA
die in de BHOS-begroting is opgenomen bedraagt EUR 13.000.000. Indien er aanleiding
is voor aanvullende bijdragen aan UNRWA, zoals in de afgelopen jaren het geval was,
dan zal het kabinet een afweging making op basis van het humanitair imperatief.
30
Wat is het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – dat in de begroting is geraamd,
uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, voor de Palestijns-Arabische organisaties
als de Union of Agricultural Work Committees (UAWC), het Health Work Committee (HWC),
Al-Haq, Defense for Children Palestine, en Kanaän?
Voor geen van deze organisaties zijn bedragen begroot. Voor eventuele financiering
aan UAWC geldt, zoals ook geschreven in de beantwoording Kamervragen d.d. 20 juli
2020 met kenmerk 2020D30210 en 2020D30213, dat dit mede afhangt van de uitkomst van het externe onderzoek.
31
Wat is het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – dat in de begroting is geraamd,
uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, dat richting landen die lid zijn van
de Organisation of Islamic Cooperation (OIC/OCI) gaat? Welke landen, organisaties
en projecten zullen dit geld ontvangen?
Nederland heeft geen financieringsrelatie met of via de Organisation of Islamic Cooperation
(OIC). Een aantal van de 57 lidstaten van de OIC is ook ontvanger van Nederlandse
ontwikkelingssteun. Het betreft een aantal landen in de MENA-regio, Sahel en de Hoorn
van Afrika (m.u.v. Kenia, Zuid-Soedan en Ethiopië), Afghanistan, Bangladesh, Benin
en Mozambique. De uitsplitsing per regio en per land is opgenomen in de HGIS-nota
(bijlage 5). Lopende projecten zijn terug te vinden via de OS-portals https://www.nlontwikkelingssamenwerking.nl.
32
Wat is het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – dat, in het kader van de versterking
van het maatschappelijk middenveld, in de begroting is geraamd, uitgesplitst naar
uitgaven en verplichtingen, voor organisaties met activiteiten binnen Nederland?
De financiering in het kader van versterking van het maatschappelijk middenveld is
gericht op activiteiten van maatschappelijke organisaties buiten Nederland. Het totaalbudget
van alle programma’s onder beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld bedraagt
EUR 1,456 miljard voor 2021–2025 (ODA) Een gedeelte binnen deze financiering gaat
naar het beïnvloeden van het maatschappelijk debat internationaal, dus ook in Nederland,
waar aandacht wordt gevraagd voor mondiale vraagstukken zoals verwoord in de duurzame
ontwikkelingsdoelen. Dit zijn onderwerpen als klimaat, SRGR, vrouwenrechten, consumptie
en voeding. Een exacte uitsplitsing naar uitgaven en verplichtingen voor Nederland
specifiek is niet te maken.
33
Hoe ziet de top 10 van landen, organisaties en projecten eruit die het meeste ontwikkelingsgeld
zullen ontvangen? Kunt u dat schematisch weergeven?
De top tien voor de BHOS begroting van 2022 kan niet gegeven worden, omdat die cijfers
nog niet bekend zijn. Hieronder treft u de top tien van landen, organisaties en projecten,
van de in 2020 gerealiseerde ODA uitgaven op de BHOS-begroting. Voor de landen gaat
het om de directe uitgaven (d.w.z. alle uitgaven via aan ambassades gedelegeerd budget
en landenspecifieke uitgaven uit centrale programma’s) in deze landen. Dit overzicht
is exclusief andere grote ODA-uitgaven die op andere begrotingen staan zoals uitgaven
voor eerstejaars asielopvang in Nederland (via de begroting van JenV en OCW) en uitgaven
aan de Wereldbank vanaf de begroting van Financiën.
Landen
1. Ethiopië
2. Mozambique
3. Afghanistan
4. Benin
5. Zuid-Soedan
6. Oeganda
7. Jemen
8. Bangladesh
9. Burundi
10. Rwanda
Projecten
1. The World Bank
2. RVO
3. UNDP
4. UNICEF
5. Unocha (UN Office for Coordination Of Humanitarian Affairs)
6. African Development Bank
7. UNHCR
8. Ibrd-International Bank For Reconstruction and Development
9. Unfpa – United Nations Population Fund
10. WFP – World Food Programme
Projecten
1. Central Emergency Response Fund 2019–2021 (Unocha)
2. Bijdrage WFP 2019–2021 (WFP – World Food Programme)
3. DSO Contributie Global Fund (GFATM)
4. Global Partnership for Education 2018–2023 (IBRD-International Bank For Reconstruction
and Development)
5. Bijdrage ICRC 2019–2021 (International Committee of the Red Cross – ICRC)
6. DDE ORIO (RVO.NL)
7. Uitvoeringskosten RVO voor DDE opdracht (RVO.NL
8. Bijdrage UNICEF 2019–2021 (UNICEF)
9. Bijdrage UNHCR 2019–2021 (UNHCR)
10. Bijdrage UNFPA 2019-2021 (UNFPA)
34
Wanneer de begrotingen en jaarverslagen van de afgelopen jaren aan de ene kant, en
HGIS-nota’s aan de andere kant, naast elkaar worden gelegd lijken de cijfers, voor
wat betreft het BuHa-OS-budget, niet altijd met elkaar in overeenstemming. Wat is
hiervan de oorzaak?
Er zit geen verschil tussen de cijfers in de HGIS-nota’s en HGIS-jaarverslagen enerzijds
en de BHOS begrotingen en jaarverslagen anderzijds. De totaalcijfers van BHOS dienen
vergeleken te worden met de bruto (ODA en non-ODA) cijfers voor BHOS in de bijlagen
van de HGIS-nota’s en HGIS-jaarverslagen.
35
Kunt u een overzicht sinds 2010 verschaffen van het begrote en gerealiseerde totale
ontwikkelingshulpbudget alsmede van het begrote en gerealiseerde totale horizontale
ODA-budget en hoeveel procent van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI) dit is?
Jaar
ontwerpbegroting
ODA % van BNI
Realisatie
ODA % van BNI
2010
4.711
0,80
4.877
0,81
2011
5.047
0,81
4.686
0,75
2012
4.424
0,70
4.375
0,71
2013
4.340
0,68
4.225
0,67
2014
3.715
0,59
4.316
0,64
2015
3.709
0,57
5.246
0,75
2016
4.226
0,57
4.657
0,65
2017
4.010
0,56
4.492
0,61
2018
4.148
0,54
4.833
0,62
2019
4.809
0,58
4.741
0,59
2020
4.486
0,53
4.751
0,59
2021
4.540
0,55
2022
4.807
0,53
2023
5.086
0,55
2024
5.266
0,55
2025
5.493
0,56
2026
5.703
0,56
36
Waar op de begroting wordt geld gereserveerd voor klimaatschade? Hoeveel reserveert
de regering hier in 2022 voor?
Nederland verleent steun aan organisaties als OCHA en het Rode Kruis voor effectieve
inzet bij klimaat gerelateerde noodsituaties. Er is geen speciaal geld gereserveerd
voor klimaatschade.
37
Hoeveel subsidies zijn er in 2020 in totaal besteed aan landbouw in ontwikkelingslanden?
Kunt u een overzicht geven, per land, van de diverse projecten en programma’s, uitgesplitst
naar akkerbouw, veeteelt en tuinbouw, inclusief de daarbij behorende bedragen?
De ondersteuning van landbouw in ontwikkelingslanden werd in 2020 gefinancierd vanuit
de artikelen voedselzekerheid (2.1) en private sector-ontwikkelingen (1.3). De betreffende
middelen werden geheel besteed aan het verbeteren van productiviteit en inkomen van
kleinschalige producenten (m/v) op een manier die ecologisch houdbaar en (klimaat)schokbestendig
is en die de lokale voedselzekerheid verbetert.
In 2020 is EUR 65,9 miljoen van het centrale voedselzekerheidsbudget besteed aan landbouwontwikkeling,
door te investeren in bijvoorbeeld digitale diensten zoals weersvooruitzichten, verbeterd
zaaigoed en meststoffen, financiële diensten en nieuwe of verbeterde toegang tot markten.
Vanuit private sector ontwikkeling is in 2020 circa EUR 50 miljoen aan landbouwontwikkeling
besteed. Deze financiering richtte zich voornamelijk op het verstrekken van leningen,
technische assistentie en advies aan agri-entrepreneurs.
Van het voedselzekerheidsbudget dat via de ambassades in 2020 werd uitgegeven is landbouw
het belangrijkste onderdeel, naast voeding en duurzaam landgebruik. Per land worden
de bestedingen van de totale uitgaven op artikel 2.1 (voedselzekerheid) geadministreerd
en op www.nlontwikkelingssamenwerking.nl gepubliceerd, samen met de details van de verschillende projecten. Er wordt daarbij
geen uitsplitsing gemaakt naar genoemde sub-sectoren akkerbouw, veeteelt of tuinbouw,
aangezien het beleid gericht is op ontwikkeling van de kleinschalige voedselproductie
in het algemeen en niet op specifieke sectoren daarbinnen.
38
Kunt u een overzicht geven van de ontwikkeling van import- en exportcijfers uit en
naar Brazilië sinds het bereiken van het politiek akkoord over het handelsverdrag
tussen de EU en de Mercosur-landen, uitgesplitst naar sector?
In
2019 kondigden de Europese Commissie en de Mercosur-landen aan overeenstemming te
hebben bereikt over het handelsgedeelte van een mogelijk EU-Mercosur associatieakkoord.
Er zijn echter nog geen teksten aangeboden aan de Raad voor besluitvorming. Er is
derhalve momenteel geen sprake van een in werking getreden of voorlopig toegepast
bilateraal handelsakkoord tussen de EU en Mercosur.
Volgens het CBS bedroeg de Nederlandse export naar Brazilië in 2.019 EUR 2,73 mld
en de import uit Brazilië EUR 3,83 mld. In 2020 was dat resp. EUR 2,18 mld en EUR 3,93 mld.
De website van RVO voorziet in een uitsplitsing naar sectoren voor 2019. Deze is te
vinden via de website van de RVO: https://www.rvo.nl/onderwerpen/internationaal-ondernemen/landenoverzich…
Gegevens over de uitvoerwaarde per sector zijn over 2020 beschikbaar via de website
van het CBS: https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83926NED/table?dl=410… Gegevens over de invoerwaarde 2020 zijn nog niet door het CBS gepubliceerd.
39
Welke handelsmissies zijn er gepland voor 2022, zowel uitgaand als ontvangend, en
welke sectoren zullen er bij deze missies vertegenwoordigd zijn?
Voor 2022 wordt in overleg met het Nederlandse bedrijfsleven en met het Nederlandse
ambassadenetwerk een missiekalender opgesteld. Deze is op dit moment nog in ontwikkeling.
Als richtsnoer geldt daarbij dat circa één grote, door een bewindspersoon geleide
handelsmissie per maand mogelijk is (waarbij deze in de regel dienen te passen binnen
een meerjarige, strategische inzet van publieke en private partners) en daarnaast
een aantal kleinere handelsmissies. Het meest actuele overzicht van de voorgenomen
economische missies is online te vinden op www.rvo.nl/onderwerpen/internationaal-ondernemen/netwerken-en-contacten…. Deze kalender is op dit moment gevuld tot en met januari 2022. In de komende maanden
zal deze kalender verder ingevuld worden en meer duidelijk verschaffen over de missies
in 2022.
Inkomende, buitenlandse handelsmissies worden in de regel door het organiserende land
gepland en uitgevoerd en normaliter pas enkele weken van tevoren door hen bekendgemaakt.
40
Hoeveel ontwikkelingsgeld is er gereserveerd voor het verstrekken van kunstmest aan
boeren in ontwikkelingslanden? Welk bedrag is hieraan uitgegeven in 2020?
In de BHOS-begroting worden geen middelen gereserveerd voor het verstrekken van kunstmest
aan boeren in ontwikkelingslanden. In 2020 hebben voor dat specifieke doel geen uitgaven
plaatsgevonden. Wel werkten diverse programma’s aan verbeterd, geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer
in het kader van de inzet op duurzame landbouw- en ketenontwikkeling.
41
Welk percentage van de soja-import is bestemd voor humane consumptie en welk deel
voor veevoer?
De door Nederland geïmporteerde soja beslaat verschillende productcategorieën. Van
de hele sojabonen wordt tahoe, tempeh of sojamelk gemaakt die direct voor humane consumptie
zijn bestemd. Het grootste deel van de sojaboon wordt echter geperst, wat sojaschroot,
sojaolie en sojahullen oplevert. Het eiwitrijke sojaschroot – ook wel sojameel genoemd –
is een belangrijke grondstof voor diervoeders. Daarmee wordt vlees, eieren en zuivel
geproduceerd. Sojameel en sojaolie worden ook verwerkt in levensmiddelen. Recente
gegevens over welk deel van de Nederlandse soja-import bestemd is voor humane consumptie
en welk deel voor diervoeders zijn er niet. Op basis van gegevens van de Nationale
Eiwitstrategie zou in 2017, 93% van de door Nederland geïmporteerde plantaardige eiwitten
(dat is overwegend soja) in diervoeders verwerkt zijn en het overige deel bestemd
zijn voor (directe) humane consumptie.
42
Hoeveel geld is er sinds de totstandkoming van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen (IMVO)-convenanten besteed aan de onderhandeling, voorbereiding, uitvoering
en ondersteuning van deze convenanten?
Uit de Begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is via de Sociaal
Economische Raad en het Initiatief Duurzame Handel (IDH) van begin 2016 tot nu 20,7 miljoen euro
bijgedragen aan de totstandkoming en uitvoering van de IMVO-convenanten.
Aanvullend ondersteunt het ministerie ook maatschappelijke organisaties voor hun rol
bij de totstandkoming en uitvoering van de IMVO-convenanten. Van begin 2016 tot nu
is hiervoor 5,3 miljoen euro uitgegeven.
43
Kunt u een overzicht geven van alle uit de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
gefinancierde instrumenten voor het bedrijfsleven (subsidies, garanties, leningen
en andere) met daarbij de toegekende (ODA en non-ODA) bedragen per instrument?
In 2022 is het volgende begroot voor instrumenten voor het Nederlandse bedrijfsleven
(subsidies, garanties, leningen en andere):
Naam
Instrument
ODA/non ODA
Budget
Internationaal Ondernemen
Subsidies
non ODA
10.000.000
Internationaal Ondernemen
Opdrachten
non ODA
11.566.000
Dutch Trade and Investment Fund
Opdrachten
non ODA
450.000
Dutch Trade and Investment Fund
Garanties
non ODA
1.500.000
Dutch Trade and Investment Fund
Subsidies
non ODA
4.499.000
Versterking concurrentiepositie NL
non ODA
6.502.000
BTW Invest Internationaal
non ODA
3.000.000
RVO Uitvoeringskosten
non ODA
43.148.000
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
Subsidies
ODA
11.750.000
Uitvoeringskosten RVO MVO
ODA
1.000.000
Financiële sector
Subsidies
ODA
2.600.000
Financiële sector
Opdrachten
ODA
1.650.000
Infrastructuur
Subsidies
ODA
10.000.000
Infrastructuur
Bijdragen
ODA
21.000.000
Dutch Good Growth Fund onderdeel 1
Subsidies
ODA
20.000.000
Duurzame productie
Subsidies
ODA
29.870.000
Totaal
178.535.000
De genoemde ODA-programma’s zijn ongebonden van aard en primair gericht op ontwikkelingsimpact
in de doellanden, maar staan ook open voor Nederlandse bedrijven.
44
Kunt u toelichten hoe het komt dat de stand van de verplichtingen (3,67 miljard euro)
bij de begroting hoger is dan de stand van de uitgaven (3,26 miljard euro)? Waarom
ontbreekt een heldere toelichting hierop? En wat is een heldere toelichting hierop?
Verplichtingen worden meestal aangegaan voor meerjarige bijdragen. Dit kan van jaar
tot jaar resulteren in een schommeling in de stand van het verplichtingenbudget. Meerdere
grote meerjarige bijdragen waarvoor in een bepaald jaar een verplichting wordt aangegaan,
kunnen leiden tot een hogere stand van de verplichtingen in dat jaar dan de stand
van de uitgaven. Voor een verdere toelichting waarom het verwachte verplichtingenbudget
in 2022 hoger uitvalt dan in 2021 zie het antwoord op vraag 6.
45
Kunt u een nieuwe overzichtstabel geven met de mutaties in de verplichtingen ten opzichte
van de tabel die bij de Voorjaarsnota in antwoord op vragen van de Kamer is toegezonden?
Zie het antwoord op vraag 7.
46
Waarom is de stand van de verplichtingen in de begroting voor 2022 fors hoger dan
in 2021?
Zie het antwoord op vraag 6.
Verplichtingen worden meestal aangegaan voor meerjarige bijdragen. Dit kan van jaar
tot jaar resulteren in een schommeling in de stand van het verplichtingenbudget. Meerdere
grote meerjarige bijdragen waarvoor in een bepaald jaar een verplichting wordt aangegaan,
kunnen leiden tot een hogere stand van de verplichtingen in dat jaar dan de stand
van de uitgaven.
47
Waarom is de stand van verplichting bij de begroting 2022 hoger dan de stand van de
uitgaven? Welke nieuwe verplichtingen zijn opgenomen sinds de Voorjaarsnota?
Verplichtingen worden meestal aangegaan voor meerjarige bijdragen. Dit kan van jaar
tot jaar resulteren in een schommeling in de stand van het verplichtingenbudget. Meerdere
grote meerjarige bijdragen waarvoor in een bepaald jaar een verplichting wordt aangegaan,
kunnen leiden tot een hogere stand van de verplichtingen in dat jaar dan de stand
van de uitgaven.
Zie ook de tabel in het antwoord op vraag 7 voor een overzicht van de nieuwe verplichtingen
sinds de Voorjaarsnota.
48
Klopt het dat de begrote verplichtingen voor 2022, ten opzichte van de begrote verplichtingen
voor 2021, met ruim (3,67054 – 1,573325 =) € 2,1 miljard is toegenomen?
Ja dat klopt. Het verplichtingenbudget voor 2021 is in de BHOS begroting 2021 begroot
op EUR 1,573 miljard. Het verplichtingenbudget voor 2022 is in de BHOS begroting 2022
begroot op EUR 3,671 miljard. In de voorjaarsnota is het begrote verplichtingen budget
voor 2021 inmiddels verhoogd naar EUR 2,418 miljard.
49
Hoe ziet het besluitvormingsproces eruit met betrekking tot het aangaan en uitbreiden
van eventuele nieuwe verplichtingen?
Het ministerie hanteert voor iedere activiteit waarvoor financiering wordt aangevraagd,
waaronder subsidies, een standaard beleidsuitvoeringsproces. Bij het beoordelings-
en toekenningsproces van nieuwe en het uitbreiden van bestaande verplichtingen zijn
meerdere medewerkers betrokken. Een financieringsaanvraag wordt volgens een standaardprocedure
getoetst. Hierbij wordt vooraf vastgesteld in hoeverre deze past binnen de beleidskaders
die het ministerie heeft en of er budget beschikbaar is voor financiering. Daarnaast
wordt beoordeeld of een aanvrager beheersmatig de activiteiten kan verrichten. Naast
deze analyses worden risico’s ingeschat ten aanzien van de omgeving waarin de activiteiten
worden uitgevoerd, de aard van de activiteit, fraude en integriteit. De uitkomsten
van de risicoanalyses kunnen aanleiding zijn voor het stellen van nadere eisen aan
de financiering of voor het niet toekennen van financiering.
Specifiek voor subsidies geldt dat er individuele aanvragen kunnen worden ingediend
maar ook dat een aanvrager kan deelnemen aan een subsidietender. Vanaf EUR 500.000
vindt een subsidietender plaats, met redenen omkleed kan hiervan worden afgeweken.
De beleidsmatige, financiële en beheersmatige toetsing en het oordeel hierbij bepalen
uiteindelijk of een aanvraag voor een activiteit wordt gehonoreerd en welke vereisten
aan de financiering worden gesteld.
50
Worden besluiten over het aangaan en het uitbreiden van bestaande, dan wel nieuwe
verplichtingen, voorgelegd aan de ministerraad?
Nee. Met de door de ministerraad goedgekeurde begroting wordt het mandaat afgegeven
voor het aangaan en uitbreiden van bestaande dan wel nieuwe verplichtingen. Zie voor
het besluitvormingsproces ook het antwoord op vraag 49.
51
Op welke wijze wordt de Kamer over het aangaan en het uitbreiden van bestaande, dan
wel nieuwe verplichtingen, geïnformeerd?
Over het aangaan dan wel het uitbreiden van verplichten wordt de Kamer geïnformeerd
op de daarvoor geëigende momenten met de daarvoor bestemde begrotingsstukken (Voorjaarsnota,
Najaarsnota, Ontwerpbegroting, Decemberbrief en het Jaarverslag).
Zie voor het besluitvormingsproces ook het antwoord op vraag 49.
52
Op welke landen, welke organisaties en projecten zien deze verplichtingen? Ten aanzien
van welke landen, organisaties en projecten nemen de verplichtingen toe?
Zie het antwoord op vraag 6.
Het verplichtingenbudget in 2022 valt vooral hoger uit dan in 2021 op artikelen 3,
4 en 5 vanwege de meerjarige verplichtingen voor de jaarlijkse contributies aan een
groot aantal VN-organisaties opnieuw worden aangegaan in 2022 (bijvoorbeeld UNFPA,
UNHCR, UNDP en UNICEF). Deze VN-contributies worden niet op landenniveau geoormerkt.
53
Gaat u in het kader van het meer prioriteit geven aan het versterken van gezondheidssystemen
ook werken aan een geïntegreerde strategie op het gebied van mondiale gezondheidszorg?
De COVID-19 pandemie laat zien dat een sterke en veerkrachtige gezondheidssector de
basis is voor goede respons op onvoorziene gezondheidscrises. Daarom blijft Nederland
inzetten op versterking van gezondheidssystemen, door steun te geven aan mondiale
fondsen maar ook via landenprogramma’s, waar de grootste impact wordt behaald. Hierbij
leggen we nadruk op goede toegang voor vrouwen, meisjes en gemarginaliseerde groepen
tot basisgezondheidzorg en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR).
Met het oog op een betere coherentie vraagt Nederland ook aandacht voor het versterken
van de onderlinge afstemming en samenwerking op landenniveau tussen overheden, mondiale
fondsen en maatschappelijke organisaties. De Nederlandse rol en meerwaarde zal nader
worden uitgewerkt op basis van het verwachte advies van de Adviesraad Internationale
Zaken ter zake.
54
Welke maatregelen c.q. subsidieregelingen voor internationaal opererende mkb’s en
start-ups zijn in 2022 ten opzichte van 2021 nieuw, danwel qua financiële omvang toegenomen?
Er is sprake van een beleidsarme begroting vanwege de demissionaire status van het
kabinet. Eventuele wijziging t.a.v. handelsinstrumentarium zullen onder een nieuw
kabinet tot stand komen.
Dit geldt bijvoorbeeld voor de start van de opvolger van de huidige Starters International
Business (SIB) regeling. Tot de komst van deze regeling zal de huidige SIB-regeling
worden voortgezet. Ook vindt in 2022 een evaluatie van het Dutch Trade and Investment
Fund (DTIF) instrument plaats, op basis waarvan zal worden bezien of aanpassingen
in dit instrument benodigd zijn.
Wel zullen in 2022 twee Bilaterale Innovatiesamenwerking (BIS) pilots worden gefinancierd.
Dit betreft projecten waarmee innovatieve Nederlandse technologie door middel van
praktijk-experimenten in «Fieldlabs» in samenwerking met lokale partijen in het doelland
verder wordt ontwikkeld, getest en/of gevalideerd met het doel deze technologie op
de doelmarkt te introduceren. De pilots zullen zich richten op het thema automatisering
in de fruitteelt en in de kassenteelt in de Verenigde Staten.
Ook zullen in 2022 verschillende instrumenten binnen het handelsinstrumentarium qua
financiële omvang toenemen. Zo zal het Partners International Business (PIB) instrument
wegens grote vraag ingezet worden op 12 te ontwikkelen convenanten in 2022 i.p.v.
8 convenanten in 2021. Ook zullen in 2022 drie nieuwe meerjarige programma’s onder
het Strategische Meerjarige Marktbewerking (SMM) instrument worden ontwikkeld.
Waar nodig en mogelijk zullen gedurende het jaar aanpassingen plaatsvinden in het
instrumentarium om zo goed mogelijk internationaal opererende MKB ondernemingen, startups
en scale-ups te kunnen ondersteunen.
55
Wat is in het licht van de geschetste negatieve impact van de pandemie de status quo
op het gebied van het behalen van de Sustainable Development Goals (SDG) Is er een
plan om de opgelopen achterstand weer bij te trekken?
De Secretaris-Generaal van de VN concludeerde in zijn jaarlijkse voortgangsrapport
dat de wereld verder verwijderd is van het behalen van SDG’s 1, 2, 3, 4, 5, 8, 9,
10, 11 en 16 dan voor de COVID-19 pandemie. Daarom vindt het kabinet het belangrijk
om acties ten behoeve van het behalen van de SDG’s te versnellen en te versterken.
Sinds het uitbreken van de pandemie heeft Nederland daarom internationaal ingezet
op het terugdringen van de negatieve effecten ervan op humanitair, medisch en sociaaleconomisch
gebied (Nederlandse inzet bestrijden coronacrisis ontwikkelingslanden: Kamerstuk 33625-293, reactie kabinet op advies AIV over wereldwijde aanpak COVID-19: Kamerstuk 33652-320, impact COVID-19 pandemie op conflictrisico’s: Kamerstuk 34952-133).
Voor 2022 zet het kabinet in op een eerlijker verdeling van vaccins, en op duurzaam,
inclusief en groen herstel (tijdens en) na de COVID-19 crisis. Nederland blijft daarbij
klimaatprojecten financieren in de armste en meest kwetsbare landen, onder andere
via internationale fondsen zoals het Groene Klimaatfonds (GCF) en via het nationale
klimaatfonds (DFCD). Ook zet Nederland in op schuldhoudbaarheid en het tegengaan van
toenemende ongelijkheid onder meer middels versterking van de positie van jongeren,
meisjes en vrouwen. In Europees verband loopt de COVID-19 respons onder andere via
de Team Europe benadering, waarbij EUR 28,4 mrd is uitgetrokken voor mitigatie van
sociaaleconomische gevolgen van de pandemie.
Op nationaal niveau kon Nederland de COVID-19 crisis relatief goed opvangen, mede
dankzij een sterke economische uitgangspositie. Maar ook hier zijn kwetsbare groepen
en sectoren geraakt. Gezien het belang van het bereiken van de SDG’s, ook voor Nederland,
biedt de start van een nieuw kabinet een goed moment om het Plan van Aanpak voor de
nationale implementatie van de SDG’s uit 2016 te actualiseren.
56
In welke programma’s voor Seksuele en Reproductieve Rechten en Gezondheid (SRGR),
gendergelijkheid en empowerment voor vrouwen en meisjes is er nadrukkelijk aandacht
voor inclusie van vrouwen en meisjes met een beperking? Hoeveel procent is dat van
het totale budget op dit thema?
Het kabinet zet ODA-middelen voor een groot deel in in een aantal van de armste landen
en regio’s in de wereld. In de programma’s die daar gefinancierd worden is steun aan
marginale en kansarme burgers een belangrijke doelstelling. Hierbij wordt niet systematisch
gemonitord op specifieke subdoelgroepen. Wel zijn er concrete voorbeelden van SRGR
en gendergelijkheid programma’s die zich, onder andere met Nederlandse financiering,
nadrukkelijk inzetten voor gendergelijkheid en SRGR van mensen met een beperking.
Het programma «AWESOME» wordt onder Power of Women Partnerschappen gefinancierd, met
Womenkind Worldwide, International Federation of Women Lawyers (Kenya)- FIDA-Kenya,
Women Challenged to Challenge (WCC), Siiqqee Women’s Development Association (SWDA),
Ethiopian Women with Disabilities National Association (EWDNA), Foundation for Women
in Democracy (FOWODE) en National Union of Women with Disabilities of Uganda (UWDU).
Dit programma richt zich op de versterking van vrouwenbewegingen, zodat deze inclusiever
en minder gefragmenteerd een sterkere stem vormen om sociale normen en beleid dat
hen raakt te beïnvloeden.
International Planned Parenthood Federation (IPPF), een INGO die wordt gefinancierd
uit het SRGR budget, onderneemt specifieke initiatieven gericht op SRGR van mensen
met een beperking. Zo zet de Federatie in op het versterken van de kennis van haar
lid-organisaties over hoe deze doelgroep te effectiever te bereiken, en zijn er verschillende
lid-organisaties die nadrukkelijk inzetten op het verbeteren van toegang tot seksuele
en reproductieve gezondheidsdiensten en informatie voor deze groep.
57
Kunt u aangeven of er naast de inzet op het beschikbaar maken van vaccins, diagnostiek
en beschermende middelen (supply) ook ingezet wordt op het verhogen van vaccinatiebereidheid
(demand)?
Om aanspraak te maken op COVAX vaccins moeten landen een nationaal vaccinatieplan
indienen. Daarin moet onder meer een communicatiestrategie zijn opgenomen om vaccinatiebereidheid
te vergroten. De WHO stelt technische ondersteuning beschikbaar voor de Low and Lower
Middle Income Countries bij het opstellen van hun vaccinatieplan.
58
Wat is de gerealiseerde en geplande Nederlandse bijdrage aan het internationaal coördinatiemechanisme
Access to COVID-19 Tools Accelerator (ACT-A) en het vaccinprogramma COVAX?
miljoen EUR
Gerealiseerd 2020–21
Gepland 2022
Totaal
COVAX (vaccins)
70
20
90
GFF (HSS)
20
20
40
Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria
17
10
27
WHO, SRPR
10
20
30
FIND (testen)
5
0
5
CEPI (R&D), non-ODA van VWS
50
–
50
Totaal ACT-A
172
70
242
59
Welk budget vloeit naar welke organisaties binnen de strategische partnerschappen
onder het vorig jaar gelanceerde SDG 5 fonds, dat moet bijdragen aan de doelen van
de Generation Equality Forum Actie coalitie van Feminist Movements and Leadership
(2021–2026)?
Het budget voor 2022 is EUR 288.945.163.
Alle programma’s binnen het SDG5 fonds dragen bij aan de doelen geformuleerd voor
de Actie coalitie van Feminist Movements and Leaderhip, met name doelen 1,2 & 3 van
de coalitie UNW – GAP Report – EN.pdf (generationequality.org). De programma’s Leading from the South en Power of Women zijn specifiek gericht op
investeringen in door vrouwen geleide, Zuidelijke vrouwenrechtenorganisaties. Ook
binnen Women Peace and Security (WPS) neemt het werk met onder andere vrouwelijke
mensenrechtenactivisten een aanzienlijke plek in.
60
Kunt u een appreciatie geven over de te leveren vaccins via het COVAX-vaccinprogramma?
Ligt Nederland op koers om voldoende vaccins te leveren?
Nederland heeft toegezegd 27 miljoen vaccins te doneren, waarvan 21 miljoen aan COVAX.
De verantwoordelijkheid voor de leverantie van deze vaccins ligt bij VWS. In een brief
van 3 november jl. informeert VWS uw kamer dat de eerste levering van AstraZeneca
vaccins rechtstreeks aan COVAX plaatsvond in de laatste week van oktober. De komende
weken zal het aantal te leveren vaccins verder oplopen. Het tempo van de donaties
aan Covax is afhankelijk van de productie en leveringen vanuit de fabriek.
Nederland heeft donatiemandaten getekend voor AstraZeneca en BioNTech/Pfizer vaccins,
waarmee Nederland verklaart dat de faciliterende lidstaten alle vaccins waar Nederland
dit jaar nog recht op heeft, aan Covax mag doneren. In totaal gaat dat om ruim 10 miljoen
doses. Naar verwachting worden de Nederlandse donatiemandaten voor Janssen en Moderna
op zeer korte termijn getekend.
61
Welke acties zijn voorzien in 2022 om een solidaire verdeling van vaccins dichterbij
te brengen? Past het tijdelijk opschorten van het TRIPS-verdrag («waiver») met betrekking
tot vaccins in deze strategie?
Nederland zal in 2022 nog eens EUR 20 miljoen lastens de BHOS begroting aan COVAX
doneren, bovenop de reeds gedoneerde EUR 70 miljoen. COVAX verwacht in maart 2022
een miljard vaccins te hebben geleverd aan 92 lage en lage middeninkomenslanden, hetgeen
30% vaccinatie dekkingsgraad moet bewerkstelligen. Voor 2022 beoogt COVAX in lijn
met de WHO doelstelling een wereldwijde dekkingsgraad van 70% te behalen.
Het kabinet heeft er binnen de EU op aangedrongen dat deze zich constructief opstelt
wat betreft een beperkt waiver-voorstel gericht op coronavaccins. Op 13 en 14 oktober
jl. vond de meest recente bijeenkomst van de TRIPS-Raad plaats. Hierin werd de discussie
over intellectueel eigendom omtrent COVID-19-vaccins vervolgd, op basis van de voorstellen
van India en Zuid-Afrika enerzijds, en de Europese Unie anderzijds. Het kabinet is
positief gestemd.
62
In welke programma’s voor Versterking Maatschappelijk Middenveld is er nadrukkelijk
aandacht voor inclusie van mensen met een beperking? Hoeveel procent is dat van het
totale budget op dit thema?
De programma’s die geselecteerd zijn onder de partnerschapen van het beleidskader
Versterking Maatschappelijk Middenveld (VMM) hebben in de probleemanalyse van hun
programmavoorstel expliciet aandacht besteed aan dimensies van ongelijkheid en discriminatie
en aan de consequenties van de beoogde interventies, ook voor mensen met een beperking.
De volgende drie programma’s hebben specifiek mensen met een beperking als doelgroep:
Het programma VOICE richt zich ten principale op inclusie van de meest achtergestelde
groepen, dus ook mensen met een beperking.
Het programma «We are able!» met Stichting ZOA, SeeYou Foundation, Leprazending Nederland
en het African Disability Forum richt zich specifiek op het versterken van de stem
van mensen met een beperking in het krijgen van toegang tot land en water om zo in
hun voedselzekerheid te voorzien.
Ook richt het programma «AWESOME», met Womenkind Worldwide, International Federation
of Women Lawyers (Kenya)- FIDA-Kenya, Women Challenged to Challenge (WCC), Siiqqee
Women’s Development Association (SWDA), Ethiopian Women with Disabilities National
Association (EWDNA), Foundation for Women in Democracy (FOWODE) en National Union
of Women with Disabilities of Uganda (UWDU), zich op de versterking van vrouwenbewegingen,
zodat deze inclusiever en minder gefragmenteerd een sterkere stem vormen om sociale
normen en beleid dat hen raakt te beïnvloeden.
De totaalbudgetten van deze drie programma’s beslaan samen 5,6% van het totale budget
Versterking Maatschappelijk Middenveld.
63
Kunt u een toelichting geven op de verhouding tussen de concrete middelen voor vrouwen
en meisjesrechten en de wereldwijde pushbacks tegen vrouwenrechten en SRGR?
Het kabinet maakt zich hard voor vrouwenrechten, gendergelijkheid en seksuele en reproductieve
gezondheid en rechten (SRGR) door zowel financiële steun aan programma’s en INGO’s
als door stille en luide diplomatie op landen, EU en internationaal niveau. Financiële
steun en diplomatie gaan hand in hand en versterken elkaar. Het kabinet zet stevig
in op het in stand houden of versterken van staande internationale afspraken bij de
VN en de EU. Dit is essentieel om op landenniveau, door uitvoering van programma’s
en bilaterale diplomatie, voortgang te boeken op deze thema’s. Recent agendeerde Nederland
in dat kader een resolutie over kind- en gedwongen huwelijken in de Mensenrechtenraad
die uiteindelijk, ook door gerichte actie via het postennet, op brede wereldwijde
steun kon rekenen en nu op landenniveau geïmplementeerd moet gaan worden.
64
Hoe oordeelt u over de toegankelijkheid van internationale fora zoals het Generation
Equality Forum (GEF) en de Commission on the Status of Women (CSW), voor (Zuidelijke)
vrouwenrechtenorganisaties en activisten die normaal moeilijk toegang hebben tot dergelijke
fora?
Door de COVID-19 pandemie vond het Generation Equality Forum (GEF) in hybride vorm
plaats, met het merendeel van de bijna 50,000 deelnemers online. Dit had als voordeel
dat (Zuidelijke) vrouwenrechtenorganisaties en activisten die anders niet fysiek hadden
kunnen deelnemen in Frankrijk en Mexico, nu wel online konden deelnemen. Tegelijkertijd
waren er uitdagingen wat betreft zinvolle betrokkenheid van alle belanghebbenden,
met name jongeren, niet-Engelstaligen en mensen met een beperking.
Dankzij het virtuele karakter van de CSW in 2021, was er dit jaar een zeer brede betrokkenheid
vanuit het maatschappelijk middenveld in het CSW proces. Tegelijkertijd bleven er
uitdagingen bestaan rondom de participatie van het maatschappelijk middenveld. Bijvoorbeeld
doordat niet alle vertegenwoordigers die deel uitmaakten van een CSW regeringsdelegatie
toegang kregen tot de online onderhandelingsruimte vanwege de beperkingen aan het
virtuele onderhandelingsplatform.
De CSW is een forum waarbij de inbreng van het maatschappelijk middenveld altijd van
belang is. Nederland staat achter het actiever betrekken van (Zuidelijke) vrouwenrechtenorganisaties
en activisten. Dit is ook het streven van UN Women. Een vertegenwoordiger uit het
maatschappelijk middenveld maakt deel uit van de Nederlandse delegatie.
65
Via welke programma’s wordt er geïnvesteerd in onderwijs en werk voor jongeren met
een beperking? Hoeveel procent is dat van het totale budget op dit thema?
Nederland steunt de programma’s van Education Cannot Wait en het Global Partnership
for Education, die zich richten op de meest kwetsbaren, waaronder kinderen of jongeren
met een beperking. Ook het bilaterale Nexus Skills and Jobs programma biedt ruimte
voor steun aan jongeren met een beperking. Mensen met een beperking vormen echter
geen aparte doelgroep in dit beleid. Daardoor is het niet mogelijk om een percentage
te verbinden aan het totale budget dat ten goede komt aan deze groep.
66
Kunt u aangeven hoeveel er komend jaar in totaal aan Education Cannot Wait (ECW) wordt
bijgedragen?
Nederland steunt Education Cannot Wait (ECW) in 2022 met EUR 1 miljoen.
67
Kunt u een appreciatie geven over het nieuwe Pact voor Asiel en Migratie en de rol
van de Europese Commissie hierin?
De Commissievoorstellen inzake het nieuwe Pact voor Asiel bieden een alomvattend raamwerk
voor het EU migratie- en asielbeleid op zowel de interne als externe dimensie. Nederland
ziet de migratievoorstellen als een basis om te werken aan een versterkt Europees
migratie- en asielbeleid.
Conform de inzet in het BNC-fiche (22 112, nr. 2955) zet Nederland in op geïntensiveerde samenwerking met belangrijke landen van herkomst,
transit en opvang, via een brede, partnerschapsgerichte en op maat gemaakte aanpak,
bouwend op de voortgang van de afgelopen jaren. De Europese Raad heeft in juni de
Europese Commissie verzocht om concrete acties en tastbare steun voor prioritaire
landen te versterken en in het najaar van 2021 te komen tot Actieplannen. Inmiddels
heeft de Commissie een achttal Actieplannen opgesteld. Deze aanpak is wederom besproken
tijdens de Europese Raad van 21 en 22 oktober. Nederland waardeert de stappen van
de Europese Commissie tot dusver en zal blijven aandringen op verdere concretisering
van deze landenspecifieke aanpak met concrete doelen waarbij effectief gebruik wordt
gemaakt van relevante instrumenten.
68
Hoe ziet de rol van de Jongerenadviescommissie er concreet uit, en hoe is deze samengesteld?
In hoeverre worden de adviezen van de commissie daadwerkelijk overgenomen in het beleid?
Zijn er al voorbeelden van gegeven adviezen en de wijze waarop daarmee is omgegaan?
De Jongerenadviescommissie gaat op 22 november officieel van start en zal functioneren
als platform voor dialoog en samenwerking tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken
en internationale jongeren. Met deze commissie geeft het Kabinet invulling aan ambities
vanuit de Youth At Heart strategie, om jongeren als leiders, partners en begunstigden
meer en beter bij de totstandkoming, uitvoering en monitoring van beleid te betrekken.
De Nationale Jeugdraad (NJR) coördineert de commissie gedurende een pilotperiode van
20 maanden.
De commissie zal adviseren in het uitvoeren van de jongerenstrategie en breder beleid
dat betrekking heeft op jongeren, en doet daartoe gerichte aanbevelingen. Ook biedt
de commissie gelegenheid aan leden om (nieuwe) onderwerpen op de agenda te zetten.
De onderwerpen waarover advies of dialoog plaatsvindt bestrijken de BHOS-agenda.
Het kan voorkomen dat beleidsadviezen om bepaalde redenen niet of slechts gedeeltelijk
overgenomen worden. De leden worden op de hoogte gehouden van de wijze waarop opvolging
wordt gegeven aan advies of dialoog. Betekenisvolle participatie kenmerkt zich door
transparantie over gemaakte keuzes.
69
Wat zijn de belangrijkste bevindingen van de tussentijdse evaluatie van het Prospects
programma? Welke lessen van de COVID-19 pandemie gaan worden meegenomen in de toekomstige
programmering?
De tussentijdse review van het Prospects programma zal naar verwachting in het voorjaar
van 2022 worden opgeleverd. Derhalve zijn bevindingen en lessen t.b.v. toekomstige
programmering op dit moment nog niet bekend.
De COVID-19 pandemie duurt nog voort; een belangrijke les is het belang en de potentie
van digitalisering. Nederland zet daarom in het resterende deel van het Prospects
Partnerschap – naast online onderwijs – in het bijzonder in op promotie, inclusie
en bescherming van vluchtelingen in de digitale economie. Het doel daarbij is om de
arbeidsomstandigheden van gedwongen ontheemden en hun gastgemeenschappen op digitale
arbeidsplatforms te verbeteren en de bijbehorende digitale risico's te verminderen.
70
In welke onderwijsprogramma’s is er aandacht voor inclusie van kinderen en/of jongeren
met een beperking? Hoe krijgt die inclusie vorm en hoe wordt dit gemonitord?
Het kabinet zet ODA-middelen voor een groot deel in in een aantal van de armste landen
en regio’s in de wereld. In de programma’s die daar gefinancierd worden is steun aan
marginale en kansarme burgers een belangrijke doelstelling. Hierbij wordt niet systematisch
gemonitord op specifieke subdoelgroepen. Wel zijn er concrete voorbeelden van onderwijs
programma’s die zich, onder andere met Nederlandse financiering, nadrukkelijk inzetten
voor mensen met een beperking. Nederland steunt de programma’s van Education Cannot
Wait (ECW) en het Global Partnership for Education (GPE), die zich richten op de meest
kwetsbaren, waaronder kinderen of jongeren met een beperking. ECW paste bijvoorbeeld
in Oeganda een innovatieve benadering toe waardoor kinderen met een beperking, dankzij
hulpmiddelen, toch toegang hadden tot regulier onderwijs. GPE steunt onderwijsplannen
van meerdere landen, waarin expliciet aandacht is voor kinderen met een beperking
(www.globalpartnership.org/results/education-data-highlights). Dat gebeurt bijvoorbeeld via opleiding van leerkrachten of het toegankelijker maken
van scholen. Ook geeft het GPE Strategisch Plan 2021–2025 prioriteit aan inclusie
van kinderen en jongeren met een beperking in lokale datasystemen voor onderwijs.
71
Is er aandacht voor inclusie van mensen met een beperking in noodhulp? Zo ja, op welke
manier en in welke programma’s?
Binnen humanitaire hulp is er uiteraard ook aandacht voor het helpen van mensen met
een handicap. Zo heeft de Inter-Agency Standing Committee (IASC), waarin de humanitaire
organisaties van de VN en andere internationale noodhulporganisaties samenwerken,
hiervoor een richtlijn ontwikkeld. Humanitaire hulp richt zich per definitie op de
meest marginale en kansarme burgers in nood. In welke mate specifieke (sub)doelgroepen
daarbij bereikt worden, wordt niet systematisch cijfermatig gemonitord, onder andere
omdat dit uitvoerende organisaties een zeer grote extra administratieve last zou bezorgen.
72
In hoeverre zijn jongeren vrij eigen thema’s op te pakken, te organiseren en vragen
te stellen, ook indien zij contrair zijn aan de agenda en prioriteiten? Welke (niet-financiële)
steun is er voor de jongeren beschikbaar en welke middelen hebben de jongeren tot
hun eigen beschikking?
De Jongerenadviescommissie biedt een podium voor advies of dialoog op beleidsonderwerpen
die ofwel door het ministerie aangedragen worden ofwel door leden van de commissie.
Het staat deze jongeren vrij om thema’s aan te dragen. Criteria voor besluit of een
onderwerp zijn dat het onderwerp een BHOS-beleid, strategie of programma betreft met
directe relevantie voor jongeren; en dat het geschikt moet zijn voor het participatieproces
waarbij onderdelen als timing, mogelijkheid voor informatiedeling of geografische
afbakening van belang zijn. De jongeren worden begeleid door de NJR.
73
Wat wordt bedoeld met «vernieuwing» van Nederlandse bijdragen aan de VN, de Dutch
Relief Alliance (DRA) en het Rode Kruis? Wat zijn hiervan de financiële en programma-inhoudelijke
consequenties?
In 2022 worden nieuwe meerjarige subsidieovereenkomsten gesloten met het Nederlandse
Rode Kruis (NRK) en de DRA, binnen de geldende begrotingskaders. Vanaf 2022 zal voor
beide organisaties worden gewerkt met zgn. blokallocaties. Dat betekent dat de organisaties
meerjarige subsidies ontvangen die aan de hand van meerjarige strategieën en geconsolideerde
jaarplannen worden ingezet. Voorts stellen het NRK en de DRA zelf, in afstemming met
het ministerie, beoordelingsmechanismen op voor onderliggende activiteiten.
74
Kunt u een appreciatie geven over de koppeling tussen «rechtvaardige en vreedzame
samenlevingen» en de koppeling met SDG 16? Hoeveel geld wil het kabinet per subdoel
begroten? En hoe worden deze gelden vervolgens besteed?
De SDGs zijn de internationale leidraad voor het BHOS-beleid. SDG 16 (rechtvaardige,
vreedzame en inclusieve samenlevingen) vormt de leidraad van de Nederlandse inzet
ten behoeve van rechtvaardige en vreedzame samenlevingen. De Nederlandse inzet richt
zich op het bevorderen van legitieme stabiliteit, waarbij burgers zich vertegenwoordigd
en veilig voelen.
Hierbij concentreert Nederland zich op het versterken van de weerbaarheid van mensen
in fragiele gebieden, door bij te dragen aan een beter functionerende rechtsorde (o.a.
toegang tot recht), het versterken van inclusieve vredes- en politieke processen (o.a.
het versterken van democratische instellingen) en het bevorderen van legitieme stabiliteit
(o.a. hervormen van de veiligheidssector en ontmijning van voormalige conflictgebieden).
Elk van deze thema’s dragen bij aan de bevordering van SDG16, en verwante SDGs, zoals
SDG5.2 (geweld tegen vrouwen en meisjes) en SDG10.2 (sociale, economische en politieke
inclusie). Nederland is ook actief om SDG16 internationaal te bevorderen met een door
NL opgerichte internationale coalitie voor een mensgerichte benadering van toegang
tot recht (zie vraag 211).
Het Kabinet hanteert geen specifieke begroting per subdoel van SDG16. In de begroting
is de verdeling van middelen onder veiligheid en rechtstaatontwikkeling over de bovengenoemde
thema’s zichtbaar. Deze middelen worden besteed via de instrumenten subsidies en bijdragen.
Dit gebeurt deels vanuit centraal gefinancierde programma’s en deels vanuit decentraal
gefinancierde programma’s van ambassades, in samenwerking met multilaterale en niet-gouvernementele
organisaties.
75
Worden de ervaringen en lessen van Afghanistan meegenomen bij de invulling van de
geïntegreerde inzet van ontwikkelingssamenwerking, diplomatie en missies en operaties?
Zoals aan de Kamer toegezegd (Kamerbrief «Stand van zaken Afghanistan» d.d. 14 september
2021, Kamerstuk 2021D33279 en Kamerbrief «Stand van zaken Afghanistan» d.d. 11 oktober 2021, Kamerstuk 1708183576-83),
stelt het kabinet een extern onafhankelijke onderzoek in naar het resultaat van twintig
jaar Nederlandse inzet in Afghanistan. Daaronder valt vanzelfsprekend de geïntegreerde
inzet. Lessen die hieruit voortkomen zullen met oog voor de context in acht worden
genomen bij de invulling van geïntegreerde inzet elders.
76
Welke concrete acties zijn voor 2022 voorzien om betrokkenheid en zeggenschap van
lokale spelers en getroffen gemeenschappen te vergroten? Met welke actoren werkt u
hierop samen?
De betrokkenheid en zeggenschap van door armoede en crises getroffen gemeenschappen,
vluchtelingen, intern ontheemden en migranten is van groot belang in al onze programmering.
Dit gebeurt onder andere doordat Nederlandse OS- partners intensief samen werken met
lokaal maatschappelijk middenveld, lokale leiders, vrouwenorganisaties, jeugdbewegingen
of andere legitieme vertegenwoordigers van de gemeenschap en legitieme (nationale
en lokale) overheden. Nederland werkt vanuit een mensgerichte benadering, die uitgaat
van de perspectieven van de lokale bevolking op zaken als veiligheid en rechtvaardigheid,
gekoppeld aan een accurate duiding van de lokale politiek – economische context, welke
gezamenlijk de basis zijn voor een zo duurzaam mogelijke ontwikkelingsgerichte aanpak.
In 2022 zijn vanuit deze «lokaliseringsaanpak», gericht op het versterken van de veerkracht
en weerbaarheid van de getroffen gemeenschappen, onder meer de volgende concrete acties
voorzien:
– Het zo direct mogelijk financieren van lokale spelers via nieuwe of bestaande modaliteiten,
waarbij op landenniveau met alle relevante stakeholders, inclusief directe doelgroepen, een duidelijke probleemstelling wordt geformuleerd
en een daarop toegesneden programma wordt ontworpen;
– In Somalië is de Nederlandse meerjarige programmering gericht op herstel van vertrouwen
tussen overheid en bevolking en legitieme stabiliteit. Er zijn voor de uitvoering
meerdere consortia van «ngo’s geselecteerd, die werken aan toegang tot recht, transitional justice en inclusief bestuur. De programma’s zijn lokaal getoetst en geworteld. Er wordt
uitgegaan van een probleemgedreven aanpak, die iteratief wordt bijgesteld om optimaal
om te gaan met politieke, maatschappelijke en andere lokale ontwikkelingen en uitdagingen.
De programma’s zijn zodanig opgezet dat ze in deze fragiele context snel kunnen reageren
als de politieke realiteit wijzigt en er met maximale participatie en instemming van
de betrokken bevolking een nieuwe conflictanalyse of aanpak moet worden geïdentificeerd.
Centraal staan het opbouwen van vertrouwensrelaties en open communicatielijnen waardoor
alle data en informatie voor alle betrokkenen toegankelijk zijn.
– Er wordt een nieuw project opgezet om de beschermingssituatie van vluchtelingen te
monitoren via directe online feedback van vluchtelingen en real-time data-vergaring.
Richting de VN, Wereldbank en de EU bepleit Nederland het uitvoeren van gezamenlijke
conflictanalyses door en met lokale experts en organisaties.
77
Ziet u een rol voor Internationale Organisatie voor Migratie Nederland – zo mogelijk
in samenwerking met UNHCR Nederland – in het informeren van het Nederlandse publiek
over de brede relatie tussen migratie en ontwikkeling, inclusief opvang in de regio
versus opvang in Europa, en de rol van ODA in het tegengaan van gedwongen migratie
en ontheemding?
De Internationale Organisatie voor Migratie en de VN Vluchtelingenorganisatie UNHCR
hebben een zelfstandig mandaat voor het helpen en assisteren van migranten, ontheemden
(IOM) en vluchtelingen (UNHCR). Onderdeel van dit mandaat is ook de pleitbezorging
voor de bescherming en assistentie aan deze groepen, alsook het belichten van de vele
facetten van het veld waarin zij werken, zoals de relatie tussen migratie en ontwikkeling.
Het creëren en behouden van maatschappelijk draagvlak is daar een onderdeel van. Zij
doen dit door middel van brede publiekscampagnes, gekoppeld aan een goed georganiseerde
website in het Nederlands, en – zoals bij UNHCR – het inzetten van bekende personen
als ambassadeur van hun organisatie.
78
Kunt u aangeven in hoeverre de inzet voor de COVID-19 respons via de VN en andere
multilaterale kanalen ten goede komt aan lokale hulporganisaties?
De bij ACT-A betrokken partners zoals WHO en GFATM werken op landenniveau veel samen
met lokale NGO’s met name waar het gaat om inzet op gemeenschapsniveau, zoals voor
outreach activiteiten en voorlichtingscampagnes. Dat geldt in mindere mate ook voor
de Global Financing Facility (GFF) die zich richt op geïntegreerde ondersteuning van
het nationale gezondheid systeem, waarbij bijvoorbeeld het nationale laboratorium
en regulering van medische middelen en diensten relevant zijn.
In de meeste ontvangende landen is UNICEF verantwoordelijk voor de distributie van
gedoneerde COVAX vaccins. Lokaal werkt UNICEF samen met hulporganisaties die zorgverleners
trainen om vaccins veilig te zetten en om via campagnes mogelijke zorgen weg te nemen
en de vaccinatiebereidheid te vergroten.
79
Hoe veel budget is er binnen de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
gereserveerd voor SDG16.10?
Binnen de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt niet
specifiek per SDG target budget gereserveerd. Verschillende onderdelen van begrotingsartikelen
zijn hierop van toepassing, waardoor een exact bedrag niet te geven is.
80
Kunt u duiding geven over «internationale klimaatactie» waarbij wordt ingezet op gebieden
waar Nederland het grootste verschil kan maken, zoals Afrika en Azië? Waarom niet
op Europa waar we onderdeel van zijn, of Zuid Amerika en in het bijzonder Brazilië?
Voor een beschrijving van de Nederlandse inzet op internationale klimaatactie verwijs
ik u naar de kamerbrief Voortgang mondiale klimaatdiplomatie (Kamerstuk 31793–199;
28 mei 2021). In Azië bevinden zich grote uitstoters van broeikasgassen en opkomende
economieën met toekomstige uitstoot. Nederland kan vooral een verschil maken in landen
waar al intensief mee wordt samengewerkt. Zo werkt Nederland met diverse economische
prioriteitsmarkten zoals China, Japan, Zuid-Korea en ASEAN-5 actief samen op het terrein
van klimaat. Verder zijn in Afrika veel opkomende economieën met toekomstige uitstoot
en is bovendien de noodzaak van klimaatadaptatie groot. De inzet ziet wat betreft
ontbossing ook op het Amazonegebied inclusief Brazilië. Binnen Europa is Nederland
ook actief. Zo heeft Nederland in de EU succesvol gepleit voor een hoge klimaatambitie
van 55% emissiereductie in 2030 en samen met andere EU lidstaten wordt de komende
jaren gewerkt aan de uitvoering van de green deal.
81
Kunt u toelichten wat er bedoeld wordt met extra aandacht aan arme en kwetsbare groepen,
in het bijzonder vrouwen, en op welke manieren aan deze groepen aandacht zal worden
besteed tijdens de Commission on the Status of Women (CSW) in 2022?
Tijdens de onderhandelingen over de slotverklaring van CSW probeert Nederland, samen
met gelijkgezinde landen, een focus te leggen op intersectionaliteit. Deze aanpak
legt nadruk op de rechten van vrouwen in al hun diversiteit. Intersectionaliteit gaat
over de notie dat individuen in een samenleving discriminatie en onderdrukking ondervinden
op grond van een veelvoud van factoren.
Intersectionaliteit is het idee dat verschillende delen van identiteit, zoals geslacht,
gender identiteit en expressie, seksuele oriëntatie, etniciteit, klasse, religie,
gezondheid, onderwijsniveau, en nog veel meer, elkaar beïnvloeden. Dat betekent dat
het in een analyse van ongelijkheden niet slechts moet gaan over vrouwen en meisjes
maar dat er ook oog moet bestaan voor de verschillen binnen die groepen.
82
Bent u voornemens om de vertegenwoordiger van het Nederlandse maatschappelijk middenveld
systematisch onderdeel te laten zijn van de overheidsdelegatie gedurende de Commission
on the Status of Women (CSW) in 2022 en de voorbereidingen daarop?
Sinds 2018 is een vertegenwoordiger uit het maatschappelijk middenveld steeds onderdeel
geweest van de delegatie. De ervaringen daarmee zijn zeer positief. Daarom wordt deze
aanpak gecontinueerd.
Zoals gebruikelijk staan het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de aanloop naar en tijdens de CSW nauw in contact
met het maatschappelijk middenveld om inbreng op te halen voor de onderhandelingen
over de CSW slotverklaring.
83
Wat is de inzet van het kabinet tijdens Commission on the Status of Women (CSW) in
2022 met betrekking tot het creëren van ruimte voor maatschappelijke organisaties
en individuele activisten om betekenisvol te participeren en te spreken in panels
en andere bijeenkomsten?
Het kabinet blijft zich inspannen voor de betekenisvolle deelname en participatie
van maatschappelijke organisaties en individuele activisten bij de CSW. Zo onderhoudt
de Permanente Vertegenwoordiging (PV) van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Verenigde
Naties (VN) in New York in aanloop naar de CSW van 2022 nauw contact met Bureauleden
van de CSW over het vergroten van de ruimte voor de betekenisvolle participatie van
het maatschappelijk middenveld. Dit gebeurt op basis van aanbevelingen die zijn geformuleerd
door het maatschappelijk middenveld in Nederland (waaronder de organisaties WO=MEN
en Atria).
Daarnaast zal Nederland het maatschappelijk middenveld – net als voorgaande jaren –
vanaf een vroeg stadium betrekken bij de organisatie van side-events en panel discussies
rondom de CSW 2022. Tot slot roept Nederland andere landen ook op om het maatschappelijk
middenveld te betrekken in de voorbereidingen van de CSW.
84
Bent u bereid zich in te zetten voor het transparanter maken van de onderhandelingen
over de Agreed Conclusions tijdens de Commission on the Status of Women (CSW) in 2022?
Ja. Zie ook de antwoorden op de vragen 82 en 83.
85
Kunt u aangeven in hoeverre en voor hoeveel er grants zijn verstrekt en zullen worden
verstrekt aan lokale organisaties op gemeenschapsniveau en aan maatschappelijke organisaties
ten behoeve van inclusieve duurzame bottom-up klimaatadaptatie-initiatieven op lokaal
initiatief en in lokaal beheer (gemeenschapsniveau)?
Subsidies voor klimaatadaptatie lopen hoofdzakelijk via programma’s van multilaterale
en internationaal en nationaal werkende organisaties. Daarin staat een inclusieve
en vraag gestuurde benadering centraal en worden lokale organisaties en gemeenschappen
nauw betrokken. Daarnaast financiert Nederland partnerschappen onder het Power of
Voices subsidiekader die versterking van lokale maatschappelijke organisaties beogen
die pleiten voor klimaatrechtvaardigheid en door lokale gemeenschappen geleide adaptatie.
86
Hoe zorgen de projecten binnen het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) ervoor
dat de middelen ook ten goede komen aan klimaatadaptatie en overlevingsstrategieën
van de meest kwetsbare gemeenschappen en de meest kwetsbare gemeenschapsleden?
Het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) heeft als doel om ontwikkelingslanden
te ondersteunen bij hun strijd tegen (de gevolgen van) klimaatverandering. Een van
de voorwaarden van het DFCD is dat de projecten waarin het investeert ook een ontwikkelingsimpact
hebben op een kwetsbare groep. Deze voorwaarde is onderdeel van de assessmentcriteria
waarmee projecten worden beoordeeld voordat ze in aanmerking komen voor financiering
vanuit het fonds.
87
Is er informatie beschikbaar over of en hoe middelen worden besteed voor gender doelstellingen
en het vanaf het begin betrekken van vrouwen bij DFCD initiatieven? Wat is de gender
impact tot op heden?
Het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) heeft als doel om ontwikkelingslanden
te ondersteunen bij hun strijd tegen (de gevolgen van) klimaatverandering. Gender
wordt als doorsnijdend thema meegenomen bij projecten van het DFCD, maar heeft geen
eigen doelstellingen. Over de genderimpact en de betrokkenheid van vrouwen bij DFCD
initiatieven kan op dit moment nog weinig gezegd worden: de projecten die tot nu toe
door het fonds zijn gecommitteerd zijn pas net van start gegaan.
88
Heeft u reeds inzichten in aanvullende financiering (leveraging) vanuit de private
sector ter aanvulling van initiële € 160 miljoen beschikbaar gesteld vanuit het budget
van de overheid voor het DFCD?
Het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) mobiliseerde in 2020 voor bijna
EUR 12 miljoen aan private financiering binnen projecten. De verwachting is dat dit
bedrag zal toenemen over de komende jaren wanneer meer projecten worden gecommitteerd
en private financiers in het fonds stappen.
89
Wat is de verwachting van de hoogte van de middelen voor het DFCD die in de projecten
blijven op basis van de uitstaande leningen en revolverende fondsen aan het eind van
de periode van vier jaar? Hoe zullen deze middelen daarna beheerd worden?
Het is de verwachting dat alle subsidiemiddelen gecommitteerd zijn binnen een half
jaar na de laatste subsidieuitkering van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De
inkomsten van projecten worden gebruikt voor nieuwe klimaatrelevante projecten. Het
fonds revolveert niet voor 100% en zal daarmee in de tijd afnemen. De fondsmanager
blijft de middelen beheren en weer uitzetten tot 2037.
90
Kent het DFCD een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie en zullen daarin sociale
criteria, waaronder gender en bescherming en veerkracht van de allerarmsten, worden
meegenomen?
Het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) kent iedere 5 jaar een tussenevaluatie
en aan het einde van de looptijd van het fonds in 2037 zal een eindevaluatie plaats
vinden. In de evaluaties worden ook sociale criteria meegenomen met nog nader te bepalen
subcategorieën.
91
Welk deel van de klimaatfinanciering is additioneel aan het ODA-budget?
De Nederlandse publieke klimaatfinanciering wordt geheel uit ODA gefinancierd.
92
Kunt u aangeven (of inschatten) hoe de verdeling tussen mitigatie en adaptatie is
voor deze financieringsstroom via de multilaterale instellingen?
Van de geoormerkte financieringsstroom via multilaterale instellingen gaat 70% naar
adaptatie en 30% naar mitigatie. De verdeling tussen adaptatie en mitigatie is niet
bekend bij de ongeoormerkte financieringsstroom via multilaterale instellingen.
93
Kunt u aangeven (of inschatten) hoe de verdeling tussen mitigatie en adaptatie is
voor de private klimaatfinanciering?
Voor de private klimaatfinanciering kan die verdeling op dit moment nog niet worden
gemaakt omdat de gegevens van met name de multilaterale ontwikkelingsbanken op fonds-
of programma-niveau beschikbaar worden gesteld (zie ook antwoord op vraag 94).
94
Kunt u aangeven (of inschatten) hoe de landenverdeling van private klimaatfinanciering
eruit ziet?
Van de private klimaatfinanciering die door de multilaterale ontwikkelingsbanken wordt
gemobiliseerd (ongeveer de helft van de alle gemobiliseerde private klimaatfinanciering),
kan op dit moment niet worden gespecificeerd in welke landen dit wordt uitgegeven
omdat de gegevens op fonds- of programma-niveau beschikbaar worden gesteld. Een fonds
of programma ondersteunt meestal diverse landen. De multilaterale ontwikkelingsbanken
en de OESO werken sinds 2020 samen om de uitwisseling van informatie op landenniveau
te verbeteren.
Van het deel van de bilaterale financiering, bijvoorbeeld via DFCD, waarvoor wel op
landenniveau kan worden gespecificeerd, gaat het grootste deel naar lage inkomenslanden
en lage middeninkomenslanden in Afrika en Azië. Een zeer beperkt deel gaat naar Zuid-Amerikaanse
landen.
95
Welk deel van de private klimaatfinanciering gaat naar de minst ontwikkelde landen?
Zie antwoord op vraag 94.
96
Is er aandacht voor inclusie van mensen met een beperking in voedselzekerheid, water
en klimaatbeleid? Zo ja, op welke manier en in welke programma’s?
Het kabinet zet conform de BHOS nota «Investeren in Perspectief» de ODA-middelen voor
een groot deel in in een aantal van de armste landen en regio’s in de wereld. In de
programma’s die daar gefinancierd worden is steun aan gemarginaliseerde en kansarme
burgers een belangrijke doelstelling.
97
Integreert u gezonde voeding, schoon water en goede sanitaire voorzieningen in de
internationale aanpak van de bestrijding van COVID-19?
Ja, gezonde voeding, schoon water en goede sanitaire voorzieningen maken integraal
onderdeel uit van de activiteiten die worden gefinancierd voor de bestrijding van
COVID-19. Bijvoorbeeld het door Nederland mede ondersteunde Global Alliance for Improved Nutrition programma Keeping Food Markets Working integreert gezonde voeding in de internationale aanpak van de bestrijding van COVID-19.
Binnen WASH programma’s is naast het verbeteren van toegang tot drinkwater en sanitatie
voorlichting gegeven op gebied van hygiëne ter bestrijding van COVID-19. Twee organisaties,
te weten UNICEF en het WASH SDG Consortium, hebben met extra financiële ondersteuning
van Nederland persoonlijke beschermingsmiddelen verstrekt aan gezondheidswerkers en
extra water- en sanitaire voorzieningen aangelegd in publieke ruimten, scholen en
gezondheidscentra.
98
Op welke manier(en) wordt publiek ontwikkelingsgeld als hefboom gebruikt voor private
en andere vormen van financiering, waardoor het financieringstekort voor SDG 6 (schoon
water en sanitatie) afneemt?
Nederland financiert en ondersteunt een aantal organisaties dat zich specifiek bezighoudt
met het mobiliseren van privaat kapitaal om de financing and service gap van SDG6 te verkleinen. Organisaties als Aqua for All en WASTE dragen daaraan bij
door technische assistentie te geven voor de opschaling van lokale waterbedrijven,
zodat die bedrijven grotere investeringen kunnen aantrekken van lokale financieringsinstellingen.
Daarnaast werken deze organisaties ook aan het versterken van de aanbodzijde, door
met garanties, «de-risking» en «first/second loss» structuren meer private en institutionele
investeerders aan te trekken voor de watersector.
Door deze innovatieve organisaties te ondersteunen wordt publiek ontwikkelingsgeld
als hefboom gebruikt om het financieringstekort voor SDG6 te verkleinen. Tot nu toe
is een hefboomratio van minimaal 1 op 3 bereikt: voor elke euro geïnvesteerd, is 3 euro
privaat kapitaal gemobiliseerd.
99
Hoe beoordeelt u de resultaten van de 5e Europese Unie (EU) – Afrikaanse Unie (AU)
top? Is de verwachting dat de 6e EU-AU top op de door Nederland gemarkeerde prioriteiten
stevige afspraken gaat opleveren? Waar liggen met name de gevoeligheden tussen de
EU en de AU?
De 5e AU-EU top in 2017 in Abidjan heeft een aantal belangrijke resultaten opgeleverd
voor het EU-Afrika partnerschap. Zo werden in de gezamenlijke verklaring gedeelde
prioriteiten voor het partnerschap in de daaropvolgende jaren vastgelegd (investeren
in mensen; vrede, veiligheid en goed bestuur; migratie en mobiliteit; en het mobiliseren
van investeringen) en legde de top de basis voor een Memorandum of Understanding on
Peace, Security and Governance. Ook werd tijdens deze top een AU-EU-VN Taskforce opgericht,
naar aanleiding van de schrijnende situatie in Libië.
Het kabinet vindt met name afspraken op het gebied van klimaat, banen, landbouw en
voedselzekerheid, irreguliere migratie en veiligheid, antiterrorisme en grensoverschrijdende
criminaliteit van belang. Het is de verwachting dat tijdens de 6e EU-AU top verdere
opvolging wordt gegeven aan eerder vastgestelde gemeenschappelijke prioriteiten (zoals
banen en investeringen, migratie en vrede en veiligheid) en ook werk wordt gemaakt
van aanvullende gedeelde belangen (zoals klimaat en groene transitie). Hiervoor werd
tijdens de AU-EU ministeriële op 26 oktober jl. in Kigali een goede basis gelegd,
zoals blijkt uit de gezamenlijke verklaring van de ministeriële (20211026-au-eu-fam-meeting_joint-communiqué.pdf
(Europa.eu)).
Gevoeligheden binnen het EU-AU partnerschap liggen met name op het gebied van herstel
na COVID-19, en de toegang tot coronavaccins, schuldenproblematiek, klimaatbeleid
en -financiering en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). Nederland
moedigt de EU aan om met name op deze onderwerpen in aanloop naar de Top aanvullende
outreach richting de AU en diens lidstaten te doen en draagt hier zelf ook aan bij.
100
Kunt u aangeven welk bedrag van het EU-instrument voor Nabuurschap, Ontwikkeling en
Internationale Samenwerking (NDICI) naar het European Fund for Sustainable Development+
(ESDF+) gaat? Op welke wijze wordt dit toebedeeld?
Met het European Fund for Sustainable Development + (EFSD+) worden ontwikkelingsbanken gestimuleerd om investeringen te doen in impactvolle
projecten door een deel van het risico te dragen. De Europese Commissie streeft er
naar met het EFSD+ maximaal EUR 53,4 miljard aan garanties te verstrekken. Voor de
dekking van deze garanties zal maximaal EUR 10 miljard aan financiële middelen uit
het NDICI apart gezet worden.
Het uiteindelijke totale bedrag aan EFSD+-middelen vanuit NDICI zal afhankelijk zijn
van de goedgekeurde programmavoorstellen, de invulling van de hiervoor benodigde garanties
en de daarbij te dekken financiële risico’s. Het zogenoemde «voorzieningspercentage»,
het deel van garantie dat de Europese Commissie opzij moet zetten om de risico’s te
kunnen dekken, wisselt per programma en ligt tussen de 9% en 50%.
In principe volgt het EFSD+ de programmeringscyclus van het NDICI, waaronder op de
regionale verdeling van de middelen. Daarnaast worden in de Strategische Board van
het EFSD+ de politieke en thematische prioriteiten die zijn vastgelegd in de NDICI-verordening
verder uitgewerkt. De concrete programmavoorstellen zullen ter goedkeuring worden
voorgelegd aan de EU-lidstaten via de operationele raden (boards) van regionale investeringsplatforms.
101
Kunt u een overzicht geven van het budget dat gereserveerd is voor het tegengaan van
Kinderarbeid en wat daarbinnen voor onderwijs is gereserveerd?
In de periode 2018–2024 is EUR 93,4 miljoen beschikbaar voor het tegengaan van kinderarbeid.
Dit bedrag gaat naar het Fonds Bestrijding Kinderarbeid (EUR 35 miljoen), het ACCEL-programma
van de ILO (EUR 23,5 miljoen) en het programma Work: No Child’s Business (EUR 34,9 miljoen).
Voor 2022 is in totaal EUR 7 miljoen begroot voor deze programma’s.
Een onderverdeling voor de inzet op onderwijs is niet mogelijk omdat genoemde programma’s
zich op een integrale aanpak van kinderarbeid richten.
102
Heeft u rekening gehouden met de invoering van de Wet Zorgplicht Kinderarbeid in het
budget voor aanpak mondiale ketenverduurzaming?
In de begroting is rekening gehouden met de invoering van IMVO-wetgeving, hetzij de
Wet Zorgplicht Kinderarbeid, hetzij een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting.
Het is op dit moment echter nog lastig in te schatten welke kosten precies wanneer
gemoeid zullen zijn met invoering van wetgeving. Het kabinet heeft in de IMVO-beleidsnota
aangegeven in te zullen zetten op de totstandkoming van IMVO-wetgeving, bij voorkeur
op EU-niveau. Het kabinet verwacht dat de Europese Commissie dit jaar nog een wetgevend
voorstel publiceert, waarin de reikwijdte, eisen en het toezicht worden gespecificeerd.
Bij de reservering van middelen op de begroting is inschatting van de kosten gemaakt
die gemoeid zijn met het inrichten van toezicht Deze inschatting is grofmazig en gebaseerd
op de kosten van het reeds ingerichte toezicht op de EU Conflictmineralenverordening.
103
Is er voor 2022 en daarna al budget gereserveerd voor de invoering van wetgeving voor
maatschappelijk verantwoord ondernemen, bijvoorbeeld om het toezicht te financieren?
Ja, er zijn meerjarig middelen gereserveerd voor de invoering van IMVO-wetgeving (zie
ook het antwoord op vraag 102). In 2022 is EUR 1.950.000 gereserveerd voor wetgeving.
Van 2023 tot en met 2025 is er jaarlijks EUR 3.900.000 gereserveerd. Dit zijn middelen
die bovenop de bestaande middelen voor het IMVO-beleid komen, zoals de middelen voor
sectorale samenwerking en Internationale Sociale Voorwaarden (ISV).
104
Hoeveel geld is in 2022 gereserveerd voor de campagne StartenmetdeOESO-richtlijnen.nl?
In de periode 2020–2021 heeft het ministerie een campagne uitgevoerd om bedrijven
te stimuleren om met de OESO-richtlijnen aan de slag te gaan. Het ministerie maakte
voor de periode 2020–2021 budget vrij voor verschillende campagneactiviteiten, zoals
een telefonisch benadering, een campagnewebsite en een webinar. Er is geen nieuwe
campagne voorzien voor de periode 2022–2023 en dus ook geen budget gereserveerd.
105
Hoe worden bedrijven die met financiering van de Nederlandse overheid actief zijn
in het buitenland gehouden aan richtlijnen voor toegankelijkheid voor mensen met een
beperking?
De overheid verwacht van alle bedrijven in Nederland dat zij internationaal maatschappelijk
verantwoord ondernemen. Als bedrijven aanspraak willen maken op financiering voor
internationaal ondernemen, moeten zij laten zien dat zij de OESO-richtlijnen naleven.
Deze richtlijnen schrijven onder meer voor dat ondernemingen zich in hun activiteiten
laten leiden door het principe van gelijkheid van arbeidskansen en gelijke behandeling.
Hierbij dient geen onderscheid te worden gemaakt tussen medewerkers op grond van een
handicap. Voorts zijn bedrijven gehouden aan de lokale wet- en regelgeving op het
gebied van toegankelijkheid voor mensen met een beperking.
106
Is er een bepaald percentage binnen het Innovatiefonds specifiek gereserveerd voor
Nederlandse vrouwelijke onderneemsters en lokale vrouwelijke onderneemsters? Hoe groot
is dit aandeel?
De innovatiemiddelen worden besteed via een spoor voor Nederlandse ondernemers en
een spoor voor lokale ondernemers. Er is geen specifieke reservering voor vrouwelijke
ondernemers. Vrouwelijke ondernemers worden expliciet gestimuleerd deel te nemen en
de sporen worden gendersensitief aangestuurd. Binnen het lokale spoor moet minimaal
40 procent van de deelnemers vrouw zijn.
107
Welk bedrag is beschikbaar voor de ondersteuning van de bestaande IMVO-convenanten
in 2022 en 2023? Is er ook financiering beschikbaar voor de ondersteuning van nieuwe
initiatieven voor sectorale samenwerking?
Voor de ondersteuning van de lopende convenanten, convenanten in onderhandeling en
nieuwe sectorale samenwerking (in ontwikkeling) is in 2022 en 2023 jaarlijks een budget
van 2,3 miljoen euro beschikbaar.
Via het FVO is voor 2022 en 2023 reeds 2,1 miljoen euro toegekend aan maatschappelijke
organisaties voor hun rol bij de uitvoering van de IMVO-convenanten. Naast deze toekenning
is er in 2022 nog 450.000 euro beschikbaar voor aanvragen door maatschappelijke organisaties.
108
Is er financiële ruimte in 2022 om de toepassing van de Internationale Sociale Voorwaarden
(ISV) in het inkoopbeleid van de rijksoverheid te verbeteren? Zo ja, in welke begroting?
Momenteel werken BZK, BZ en SZW gezamenlijk aan een uitvoeringsagenda Internationale
Sociale Voorwaarden (ISV). Hierin wordt eerder aangekondigd beleid op het gebied van
ISV, vertaald in concrete acties die zorgen voor een betere toepassing van ISV in
het inkoopbeleid van het Rijk. De dekking voor deze acties zal worden gevonden in
de begrotingen van BZK en BHOS; hiermee is reeds rekening gehouden. Daarnaast is er
budget gereserveerd voor de uitvoering van het Nationaal Plan Maatschappelijk Verantwoord
Inkopen 2021–2025, gecoördineerd door het Ministerie van IenW. Het stimuleren van
de toepassing van ISV door medeoverheden maakt hier onderdeel van uit. Op de begrotingen
van BHOS en SZW is hiervoor een bijdrage van gemiddeld 240.000 per jaar gereserveerd.
109
Hoeveel ambassades (en welke) zullen in 2022 de IMVO-richtlijnen voor het postennet
uitvoeren?
In 2019 zijn naar aanleiding van de motie Diks/Van den Hul (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 34) de IMVO-richtlijnen voor het postennet uitgebreid en geactualiseerd. De geüpdatete
richtlijnen zijn verspreid onder alle posten. In februari 2021 is ook aan de kamer
gerapporteerd over het gebruik van de richtlijnen door de posten.
De actieve inzet van de posten is in belangrijke mate vraaggestuurd en hangt in grote
mate af van de activiteit en de behoeften van het Nederlandse bedrijfsleven in het
land in kwestie. De ondersteuning van de posten bij het toepassen van de IMVO-richtlijnen
voor de posten wordt voortgezet langs de ingeslagen weg. Steeds vaker nemen posten
het initiatief om evenementen op het gebied van IMVO te organiseren. Zij worden hierbij
ondersteund door het departement in Den Haag. De posten leveren een belangrijke bijdrage
bij het uitvoering geven aan ons beleid buiten Nederland en beide partijen weten elkaar
steeds beter te vinden.
110
Worden er bij de beoordeling van financieringsaanvragen van bedrijven criteria of
richtlijnen gebruikt die de naleving van de rechten van mensen met een handicap waarborgen
(namelijk toegankelijkheid van diensten en goederen en inclusief werkgeverschap)?
Zo ja, welke criteria of richtlijnen zijn dat en hoe worden deze toegepast?
Zie antwoord op vraag 105.
111
Hoeveel en welke Nederlandse bedrijven worden door de Nederlandse ambassade begeleid
bij het vervullen van hun IMVO verantwoordelijkheden in Saudi Arabië? In welke sectoren
werken deze bedrijven? Hoeveel van deze bedrijven zijn MKB-bedrijven?
Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) vormt een integraal onderdeel
van de economische dienstverlening van de Nederlandse overheid in het buitenland en
is derhalve geïntegreerd in alle economische activiteiten van de Nederlandse ambassade
in Saoedi-Arabië.
Ambassades wijzen Nederlandse bedrijven op hun verantwoordelijkheden omtrent IMVO
en gaan, mede afhankelijk van de vraag en de omvang van de inzet van de bedrijven
in kwestie, met hen in gesprek over de beschikbare informatie over IMVO en relevante
ondersteuning van de overheid op dit onderwerp. Uiteindelijk dragen bedrijven zelf
de verantwoordelijkheid om te ondernemen volgens de OESO-richtlijnen.
In 2020 deden bedrijven ongeveer 400 keer een beroep op de economische dienstverlening
van de ambassade in Saoedi-Arabië. Vragen kwamen het vaakst voor in de volgende sectoren:
energie, infrastructuur, land- en tuinbouw, gezondheidszorg, entertainment, creatieve
industrie en in mindere mate afval- en watermanagement.
De ambassade in Riyad zet zich primair in voor het MKB. Het merendeel van de vragen
komt dan ook van het MKB.
112
Hoeveel en welke Nederlandse bedrijven worden door de Nederlandse ambassade begeleid
bij het vervullen van hun IMVO verantwoordelijkheden in China? In welke sectoren werken
deze bedrijven? Hoeveel van deze bedrijven zijn MKB-bedrijven?
Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) vormt een integraal onderdeel
van de economische dienstverlening van de Nederlandse overheid in het buitenland en
is derhalve geïntegreerd in alle economische activiteiten van de ambassade, consulaten-generaal
en NBSO’s in China.
Ambassades wijzen Nederlandse bedrijven op hun verantwoordelijkheden omtrent IMVO
en gaan, mede afhankelijk van de vraag en de omvang van de inzet van de bedrijven
in kwestie, met hen in gesprek over de beschikbare informatie over IMVO en relevante
ondersteuning van de overheid op dit onderwerp. Uiteindelijk dragen bedrijven zelf
de verantwoordelijkheid om te ondernemen volgens de OESO-richtlijnen.
In 2020 deden bedrijven circa 1900 keer een beroep op de economische dienstverlening
van het economisch postennetwerk. Vragen kwamen het vaakst voor in de volgende sectoren:
textiel, energie, chemie, ICT en landbouw. Het postennet zet zich primair in voor
het MKB. Het merendeel van de vragen komt dan ook van het MKB. Specifiek op het gebied
van IMVO ziet het postennet dat in het laatste jaar steeds vaker wordt gevraagd om
gericht advies door MKB-bedrijven. Daarnaast zijn in het laatste jaar de volgende
concrete evenementen georganiseerd in groepsverband, vanwege COVID vaak digitaal:
– I.s.m. VNO-NCW:
o Voorlichting voor bedrijven die nieuw zijn op de Chinese markt.
o Voorlichting voor bedrijven met eerdere ervaring op de Chinese markt.
– Besloten sessie over IMVO in China binnen de textielsector.
– IMVO meegenomen in de China Business Week, georganiseerd door RVO.
– Opstellen van China-specifieke e-learning binnen de International Business Academy (door RVO, in opdracht van BZ).
• Samenwerking met relevante partners in China ter versterking van IMVO
113
Hoeveel en welke Nederlandse bedrijven worden door de Nederlandse ambassade begeleid
bij het vervullen van hun IMVO verantwoordelijkheden in Rusland? In welke sectoren
werken deze bedrijven? Hoeveel van deze bedrijven zijn MKB-bedrijven?
Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) vormt een integraal onderdeel
van de economische dienstverlening van de Nederlandse overheid in het buitenland en
is derhalve geïntegreerd in alle economische activiteiten van de Nederlandse ambassade
en het consulaat-generaal in Rusland.
Ambassades wijzen Nederlandse bedrijven op hun verantwoordelijkheden omtrent IMVO
en gaan, mede afhankelijk van de vraag en de omvang van de inzet van de bedrijven
in kwestie, met hen in gesprek over de beschikbare informatie over IMVO en relevante
ondersteuning van de overheid op dit onderwerp. Uiteindelijk dragen bedrijven zelf
de verantwoordelijkheid om te ondernemen volgens de OESO-richtlijnen.
In het afgelopen jaar deden bedrijven ruim 800 keer een beroep op de economische dienstverlening
van genoemde posten. Vragen kwamen het vaakst voor in de volgende sectoren: landbouw,
energie, duurzaamheid, transport, maritiem en gezondheidszorg. Hierbij ging het onder
andere om het identificeren van commerciële kansen en mogelijkheden voor Nederlandse
bedrijven, het geven van voorlichting en advies over de Russische markt en zakenpartners,
het organiseren van (regionale) missies, seminars en beursdeelnames en het bij elkaar
brengen van netwerken. De ondersteunde bedrijven betroffen voornamelijk Nederlandse
MKB-bedrijven.
114
Op welke manier is invulling gegeven aan het IMVO-beleid ten aanzien van de handel
met Qatar? In hoeverre beperken de restricties op het gebied van vrijheid van meningsuiting,
vereniging en vergadering de mogelijkheid van bedrijven om effectieve gepaste zorgvuldigheid
toe te passen?
Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) vormt een integraal onderdeel
van de economische dienstverlening van de Nederlandse overheid in het buitenland en
is derhalve geïntegreerd in alle economische activiteiten van de ambassade in Qatar.
Ambassades wijzen Nederlandse bedrijven op hun verantwoordelijkheden omtrent IMVO
en gaan, mede afhankelijk van de vraag en de omvang van de inzet van de bedrijven
in kwestie, met hen in gesprek over de beschikbare informatie over IMVO en relevante
ondersteuning van de overheid op dit onderwerp. Uiteindelijk dragen bedrijven zelf
de verantwoordelijkheid om te ondernemen volgens de OESO-richtlijnen.
In 2020 deden meer dan 150 bedrijven een beroep op de economische dienstverlening
van de ambassade in Qatar. Vragen kwamen het vaakst voor in de volgende sectoren:
water, energie, voedsel, gezondheidszorg en sport. De ambassade zet zich primair in
voor het MKB. Het merendeel van de vragen komt dan ook van het MKB.
Restricties op het gebied van vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering
kunnen het lastiger maken voor bedrijven om effectieve gepaste zorgvuldigheid toe
te passen. Juist daarom is het belangrijk om Nederlandse bedrijven te wijzen op hun
verantwoordelijkheden omtrent IMVO, en in gesprek te gaan over de beschikbare informatie
over IMVO en relevante ondersteuning van de overheid op dit onderwerp. In Qatar doet
de ambassade dit actief met in Qatar gevestigde Nederlandse bedrijven en met bedrijven
die interesse tonen in zaken doen in Qatar, bijvoorbeeld tijdens een speciale ronde
tafel. Hierbij worden ook internationale organisaties betrokken, zoals de Internationale
Arbeidsorganisatie.
115
Wat is het mandaat en de werkwijze van het «steunpunt IMVO», en wat is de betrokkenheid
hierbij vanuit andere ministeries?
Bij de totstandkoming van de beleidsnota van het kabinet («Van voorlichten tot verplichten»),
waarin het besluit staat om een IMVO steunpunt op te richten, zijn relevante ministeries
uiteraard betrokken geweest. Momenteel wordt gewerkt aan het verstrekken van een opdracht
om het steunpunt in te richten bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Dit agentschap is goed bekend bij de beoogde doelgroep en heeft ook nu al een rol
in het uitvoeren van delen van het IMVO-beleid van de rijksoverheid. Momenteel wordt
in samenwerking met RVO de werkwijze van het steunpunt verder uitgewerkt.
Het steunpunt zal de informatie en hulpmiddelen die al beschikbaar zijn voor gepaste
zorgvuldigheid ontsluiten, aangevuld met benodigde dienstverlening die nu nog niet
beschikbaar is. Dit is de beoogde werkwijze van het steunpunt.
Hierbij zullen relevante ministeries worden betrokken, evenals organisaties reeds
actief op het gebied van het bevorderen van IMVO.
116
Kunt u, gezien de oplopende vertraging zowel in de Nederlandse IMVO beleidsontwikkelingen,
als in het EU-traject om te komen tot een gepaste zorgvuldigheidsverplichting, concreet
maken wanneer een afweging wordt gemaakt over de mogelijkheid over te gaan tot nationale
dwingende maatregelen?
In de beantwoording van de feitelijke vragen inzake het Jaarverslag en Slotwet Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2020 (Kamerstuk 35 830 XVII, nr. 10) heeft het kabinet in overweging gegeven om de balans over de effectiviteit en uitvoerbaarheid
van het Europese wetgevende initiatief op te maken nadat het Commissievoorstel is
gepubliceerd. Ook de posities van het Europees Parlement en de lidstaten zijn voor
deze weging van belang. Op 5 november jl. deelde het kabinet de bouwstenen voor IMVO-wetgeving
met uw Kamer. Deze bouwstenen zijn primair bedoeld voor de beïnvloeding van IMVO-regelgeving
op EU-niveau. Mocht een effectief en uitvoerbaar voorstel Europees niet tijdig van
de grond komen, dan liggen de bouwstenen klaar voor de invoering van nationale, dwingende
maatregelen. Mijn voorganger heeft in het WGO Jaarverslag en Slotwet BuHa-OS 2020
aangegeven dat, als zou blijken dat het Europese, wetgevende voorstel niet tijdig
van de grond komt, de beslissing over nationale IMVO-wetgeving bij een nieuw kabinet
ligt.
117
Kunt u aangeven op welke wijze vrouwenrechten en gendergelijkheid worden meegenomen
binnen de huidige IMVO-beleidsontwikkelingen, te noemen de bouwstenen voor wetgeving,
de herziening van het Nationaal Actie Plan Bedrijfsleven en Mensenrechten en de nieuwe
kaders voor sectorale samenwerking?
Om bedrijven te helpen ontwikkelde de vrouwenrechtenorganisatie Women Win in opdracht
van het kabinet concrete handvatten om gender mee te nemen in gepaste zorgvuldigheid.
Deze handvatten worden online en openbaar aangeboden via het Gender-Responsive Due Diligence Platform dat in consultatie met relevante stakeholders tot stand gekomen. Het platform werd
gelanceerd op 8 maart 2021, internationale vrouwendag. Het kabinet onderzoekt momenteel
hoe deze handvatten het best kunnen worden opgenomen in het toekomstige IMVO-steunpunt.
Het instrument voor sectorale samenwerking onder het nieuwe IMVO-beleid is nog niet
gereed. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 1 oktober 2021 (Kamerstuk 2021Z17011) wordt uw Kamer geïnformeerd zodra er meer duidelijkheid is over het tijdspad van
de uitwerking van dit instrument.
De bouwstenen voor IMVO-wetgeving zijn op 5 november jl. met uw Kamer gedeeld. Het
kabinet zal zich, voor wat betreft de gepaste zorgvuldigheid, baseren op internationale
standaarden zoals de OESO-richtlijnen en de UNGP’s. Dit houdt in dat gender onderdeel
is van de risicoanalyse die bedrijven dienen uit te voeren.
Het Nationaal Actie Plan Bedrijfsleven en Mensenrechten (NAP) is nog in ontwikkeling,
en zal waar relevant aandacht besteden aan gendergelijkheid en vrouwenrechten in lijn
met het (nieuwe) IMVO en ketenverduurzamingsbeleid.
118
Welke termijn hanteert het kabinet voor het van de grond komen van EU verplichting
op IMVO-standaarden en gepaste zorgvuldigheid voor bedrijven? Vanaf wanneer is het
kabinet bereid om over te gaan tot nationale bindende wetgeving?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 116, heeft het kabinet in de beantwoording
van de feitelijke vragen inzake het Jaarverslag en Slotwet Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking 2020 (Kamerstuk 35 830 XVII, nr. 10) in overweging gegeven om de balans over de effectiviteit en uitvoerbaarheid van
het Europese wetgevende initiatief op te maken nadat het Commissievoorstel is gepubliceerd.
Ook de posities van het Europees Parlement en de lidstaten zijn voor deze weging van
belang. Mijn voorganger heeft in het WGO Jaarverslag en Slotwet BuHa-OS 2020 aangegeven
dat, als zou blijken dat een Europees voorstel niet tijdig van de grond komt, de beslissing
over nationale IMVO-wetgeving bij een nieuw kabinet ligt.
119
Wanneer verwacht u, ook in het licht van de opkomst van China, het resultaat van onderzoek(en)
naar economische veiligheid, strategische afhankelijkheden in waardenketens, en het
behoud van toegang tot strategische goederen en diensten?
• Het onderzoeken van economische veiligheid, strategische afhankelijkheden in waardeketens
en het behoud van toegang tot strategische goederen en diensten is een doorlopend
proces, waarbij voortdurend nieuwe inzichten opgedaan worden. Zowel op nationaal als
EU-niveau is hier al geruime tijd aandacht voor.
• Zo is reeds onderzoek uitgevoerd naar de positie van Nederland in belangrijke waardeketens.6
Daarnaast is onderzoek gedaan naar grondstoffen7
en naar specifieke sectoren, zoals de voedselsector.8
Ook de Nederlandse import- en exportafhankelijkheid van China, Rusland en de Verenigde
Staten is onderzocht.9
• In de motie Alkaya-Weverling (Kamerstukken II 2020–2021, 35 570 XVII, nr. 26) heeft de Tweede Kamer de regering verzocht om «een onderzoek in te stellen naar
strategische afhankelijkheden en kwetsbaarheden in Nederland, en daarbij te kijken
hoe die in nationaal of Europees verband gemitigeerd kunnen worden». De Kamer zal
over de uitvoering van deze motie voor het kerstreces door middel van een Kamerbrief
geïnformeerd worden.
• Bij verder onderzoek spelen verschillende vakdepartementen een rol. Zo werkt VWS aan
de structurele weerbaarheid en leveringszekerheid van medische producten en de aanpak
van geneesmiddelentekorten. Daarnaast heeft de SER dit jaar een advies uitgebracht
over reshoring.10
• Op EU-niveau heeft de Europese Commissie dit voorjaar een onderzoek gepubliceerd naar
strategische afhankelijkheden van de EU van derde landen.11
De Europese Commissie heeft al bij de publicatie van de geüpdatete Industriestrategie12
aangekondigd met verder onderzoek te komen om afhankelijkheden in ecosystemen in kaart
te brengen.
120
Welke administratieve drempels in geval van laag-risico export van bepaalde goederen
worden er verlaagd? Wat betekent «laag risico-export» en kunt u een definitie geven
van alle door u gehanteerde risiconiveaus? Om welke goederen gaat dit?
Exporteurs kunnen onder de herziene dual-use-verordening (EU 2021/821) gebruik maken van twee nieuwe Uniale algemene vergunningen
waarbij slechts eenmalige registratie is vereist. Dat betekent in de praktijk dat
er geen individuele toetsing per transactie meer plaatsvindt en exporteurs dus zonder
vertraging en met vermindering van administratieve lasten de bedoelde goederen kunnen
exporteren naar bepaalde bestemmingen. De goederen die in de Uniale algemene vergunning
zijn opgenomen betreffen hoofdzakelijk ICT-middelen als videoconferencing-apparatuur en harde schijven met een bepaalde mate van versleuteling (encryptie).
Apparatuur voorzien van encryptie, is noodzakelijk voor het realiseren van een beveiligde
ICT-infrastructuur. Vanwege de encryptiemogelijkheden worden deze producten nog steeds
beschouwd als militair relevant, maar ze bevatten geen offensieve mogelijkheden, zoals
het digitaal binnendringen van netwerken of het monitoren van mensen. Deze goederen
worden in grote hoeveelheden geëxporteerd en het risico op misbruik is beperkt.
Om te bepalen of iets als laag-risico-transactie kan worden gekwalificeerd worden
verschillende factoren in onderlinge samenhang bezien, zoals de aard van het goed
of de dienst, het opgegeven eindgebruik, het land van bestemming, de exporteur en
de eindgebruiker. Gezien de verschillende combinaties van deze factoren is er geen
eenduidige definitie van hoog- of laagrisico. Echter, bij laag risico-transacties
kan concreet gedacht worden aan de export van dual-use-producten naar exportcontroleregimepartners, zoals derde landen die dezelfde waarden als de
EU onderschrijven ten aanzien van dit onderwerp, bijvoorbeeld Noorwegen.
121
Hoe gaat u zich inzetten voor het toezicht op technologie met potentiële cybersurveillance
toepassingen die het risico van mensenrechtenschendingen met zich meebrengen?
De concrete toepassing van de bepaling over producten voor cybersurveillance in de verordening vraagt om verdere uitwerking, onder meer voor wat het afbakenen
van de reikwijdte van het begrip cybersurveillancetechnologie betreft en van de mensenrechten die daarmee (potentieel) geschonden kunnen
worden.
De afweging voor het opleggen van een vergunningplicht voor de uitvoer van producten
voor cybersurveillance die niet op de controlelijst staan zal steeds per geval moeten worden gemaakt aan
de hand van een duidelijk en voorspelbaar afwegingskader dat nog in ontwikkeling is.
Dit kader is nu in ontwikkeling, allereerst echter moet de reikwijdte van het begrip
cybersurveillance nader worden ingevuld. De invulling van dat begrip is een nationale
bevoegdheid, maar voor een uniforme toepassing van de bepaling zal zoveel mogelijk
afstemming worden gezocht met andere lidstaten. Nederland pakt de ontwikkeling van
het afwegingskader met prioriteit op; voorzien is dat dit medio 2022 gereed hebben.
Het kabinet zal zich met prioriteit inspannen voor een doeltreffende uitvoering van
de bepaling over cybersurveillanceproducten. De Europese Commissie heeft een expertgroep
in het leven geroepen, de «Surveillance Technology Expert Group» (STEG), die zich specifiek richt op het operationaliseren van de bepaling over producten
voor cybersurveillance. Nederland neemt daaraan actief deel. In de STEG werkt Nederland
nauw samen met andere EU-lidstaten en de Europese Commissie aan richtsnoeren over
de concrete toepassing van de cybersurveillancebepaling. Een eerste versie van de richtsnoeren is voorzien in het eerste kwartaal van 2022.
Nederland heeft voorts het onderzoeksrapport over nieuwe cybersurveillancetechnologieën en het risico op hun bijdrage aan mensenrechtenschendingen, dat op verzoek
van het kabinet is opgesteld door het Instituut voor Informatierecht (IViR) van de
Universiteit van Amsterdam, gedeeld met de Europese Commissie en lidstaten ten behoeve
van de Europese gedachtenvorming hierover. Op verzoek van Nederland is dat rapport
in Brussel besproken in de Raadswerkgroep dual-use van 25 oktober jl.
122
Met welke derde landen zal de EU in 2022 de onderhandelingen over bilaterale handelsakkoorden
voortzetten?
In de voortgangsrapportage handelsakkoorden van oktober 2021 wordt een toelichting
gegeven met betrekking tot alle onderhandelingen over nieuwe en te moderniseren handelsakkoorden.
Deze rapportage is op 29 oktober jl. naar de Kamer gestuurd.
123
Behoort Israël, ook in het kader van de aangenomen motie-Van der Staaij (Kamerstuk
35 570, nr. 30), tot de «derde landen» waarmee de EU de onderhandelingen over bilaterale handelsakkoorden
voortzet?
Israël behoort niet tot de derde landen waarmee de EU momenteel onderhandelt over
modernisering van de handelsrelatie. Nederland heeft wel – in lijn met de motie Van
der Staaij – in Brussel steun uitgesproken voor het organiseren van een Associatieraad
tussen de EU en Israël in het kader van het bestaande EU- Israël Associatie Akkoord.
Nederland staat daarover in nauw contact met EDEO, de Commissie en gelijkgestemde
EU-lidstaten, en heeft ook concrete suggesties gedaan om de gelederen binnen de EU
te sluiten. Hoewel het nog steeds actief op de Brusselse agenda staat, is er tot op
heden binnen de EU nog geen overeenstemming gevonden over de organisatie van de EU-
Israël Associatieraad. Nederland zal zich hiervoor blijven inzetten.
124
Kunt u een appreciatie geven over «excellente dienstverlening voor het mkb en start-ups»?
Klopt het werkelijk dat de genomen steunmaatregelen vanwege de COVID-19-crisis in
2022 kunnen worden voortgezet? Hoe kan hier sprake van zijn nu het kabinet heeft aangekondigd
dat de meeste steunmaatregelen zullen stoppen?
Excellente dienstverlening is een van de vier actielijnen onder de handelsagenda van
het kabinet. Daarbij wordt ingezet op ondersteuning van de internationale ambities
van het MKB en startups, met specifieke aandacht voor vrouwelijk ondernemerschap.
Excellent geeft uitdrukking aan de inzet van Buitenlandse Zaken en de RVO om Nederlandse
ondernemers goed te ondersteunen. De kwaliteit van de dienstverlening wordt onder
meer in kaart gebracht door middel van deelnemer enquêtes (handelsmissies) en door
RVO uitgevoerd onderzoek naar tevredenheid over de RVO dienstverlening. Zo werden
de (digitale) handelsmissies in 2020 door deelnemers beoordeeld met een gemiddeld
cijfer van 7,6 en hebben de adviesproducten van RVO in 2020 een klantwaardering ontvangen
van een 8.
De steunmaatregelen als gevolg van de COVID-pandemie betroffen in belangrijke mate
extra inzet om ondernemers te helpen met acute vragen over de wereldwijde economische
uitdagingen (helpdesk RVO, actuele landeninformatie, trouble shooting bij lokale problemen
door ambassades). Deze steunmaatregelen faseren uit daar waar de economische situatie
geleidelijk terugkeert naar een meer normale situatie. Zo zal per 1 januari 2022 de
kickstartvoucher niet langer worden voortgezet binnen de SIB-regeling. Daarnaast is
in het kader van de DTIF en DGGF financieringsregelingen coulance mogelijk indien
ondernemers als gevolg van COVID in liquiditeitsproblemen geraken. Hiervan is beperkt
gebruik gemaakt. Gezien de nog immer geldende onzekerheden in de wereldeconomie wordt
instandhouding van deze coulancemogelijkheid voorlopig aangehouden. Deze maatregel
heeft geen budgettaire gevolgen.
125
Kunt u een overzicht geven van de corona-gerelateerde uitgaven die in de begroting
voor 2022 zijn opgenomen?
Zie beantwoording vraag 8.
126
Zijn de SDG streefwaarden, de indicatoren en de theories of change aangepast aan de
gevolgen van de pandemie? Wat is de lange termijn prognose richting 2030 nu in tal
van landen de SDG voortgang is gestagneerd of zelfs is teruggevallen?
De pandemie heeft invloed op de uitvoering van ontwikkelingssamenwerking en de effecten
ervan worden bij lopende projecten gemonitord. In sommige gevallen zijn doelstellingen
en theories of change van projecten aangepast vanwege de veranderde situatie. Daarnaast
zijn er projecten gestart specifiek gericht op het tegengaan van de nadelige gevolgen
van de Covid pandemie, met eigen doelstellingen en streefwaarden. Deze inzet is cruciaal,
gezien de prognose uit het jaarlijkse voortgangsrapport van de Secretaris-Generaal
van de VN (SGVN) waaruit blijkt dat we verder verwijderd zijn van het behalen van
SDG’s 1, 2, 3, 4, 5, 8, 9, 10, 11 en 16 dan voor de COVID-19 pandemie.
De streefwaarden van de 17 BHOS-indicatoren in de begroting, die verwijzen naar de
SDG’s, zijn niet aangepast omdat de ambities voor 2030 niet gewijzigd zijn.
127
Kunt u aangeven hoe fragmentatie op het terrein van ontwikkelingssamenwerking wordt
tegengegaan in de huidige begroting?
Fragmentatie wordt tegengegaan binnen de verschillende thematische activiteitenportfolio’s
van ontwikkelingssamenwerking, bij de selectie van activiteiten en bij de inrichting
van financieringsinstrumenten. Dit is onderdeel van een verandertraject binnen het
Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking.
Zie ook het antwoord op vraag 27.
128
Hoe wordt de inclusie van mensen met een beperking gemonitord in het brede beleid
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking?
Er wordt niet systematisch gemonitord op specifieke (sub)doelgroepen zoals mensen
met een beperking. Het kabinet zet ODA-middelen aangevuld met bilaterale en multilaterale
diplomatie voor een groot deel in in de armste landen en regio’s in de wereld. In
de programma’s die daar gefinancierd worden is steun aan en het bereiken van gemarginaliseerde
en kwetsbare groepen een belangrijke doelstelling.
129
Hoe wordt het principe van «leave no one behind» (mate waarin de meest gemarginaliseerde
groepen bereikt worden) gemonitord in het brede beleid voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking?
Het kabinet zet ODA-middelen aangevuld met bilaterale en multilaterale diplomatie
voor een groot deel in in een aantal van de armste landen en regio’s in de wereld.
In de programma’s die daar gefinancierd worden is steun aan en het bereiken van gemarginaliseerde
en kwetsbare groepen een belangrijke doelstelling. Monitoring vindt plaats binnen
deze programma’s, aangevuld met bilaterale en multilaterale diplomatie. Er wordt echter
niet systematisch gemonitord op specifieke (sub)doelgroepen.
130
Waarop is de streefwaarde gebaseerd van 10.000.000 boeren bereikt met activiteiten
gericht op toename van productiviteit en/of inkomen, in het kader van voedselzekerheid
(artikel 2)?
De streefwaarde van 10.000.000 boeren bereikt met activiteiten gericht op toename
van productiviteit en/of inkomen is gebaseerd op het gemiddelde bereik van het voedselzekerheidsprogramma
van de afgelopen jaren en op de aanname dat dit bereik in principe voldoet om het
einddoel voor 2030 (met een impact niveau van 8 miljoen boeren met verdubbelde productiviteit en inkomen) te behalen.
131
Hoeveel is er in totaal in 2021 aan Nederlands handelsinstrumentarium uitgegeven?
Hoeveel is er begroot voor 2022? Was het bedrag in 2021 voldoende? Klopt het dat de
middelen voor handelsbevordering in mei 2021 al uitgeput waren? Hoe groot was het
tekort in 2021?
De begroting voor handelsbevordering bedroeg in 2.021 EUR 98,0 mln. en is voor 2022
op EUR 86,7 mln. begroot.
In dit kalenderjaar is de behoefte van MKB-ondernemers aan overheidsondersteuning
voor internationaal ondernemen sterk gegroeid, bij een qua omvang gelijkblijvend ondersteuningspakket.
Hierdoor ontstaat in toenemende mate krapte bij het ondersteunen van het MKB. Het
budget voor demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsvoorbereidingsstudies
(DHI) was bijvoorbeeld in mei 2021 al uitgeput; de regeling Starters International
Business (SIB) was in juli 2021 reeds volledig uitgeput. In Q4 van het huidige jaar
is het binnen de marges van de BHOS-begroting gelukt deze budgetten op te hogen met
respectievelijk EUR 1,3 mln om zo aan de gestegen vraag zo goed mogelijk te voldoen.
132
Waarom is voor het resultaatgebied «bevorderen van internationaal ondernemerschap»
geen streefwaarden opgenomen? Hoe wordt de doelmatigheid van dit beleid gemeten als
er geen streefwaarden zijn opgenomen?
De indicatoren voor Buitenlandse Handel, zoals gepresenteerd in de Handelsagenda bij
de nota «Investeren in Perspectief», geven informatie over het bereik van een aantal
instrumenten en in hoeverre ondersteuning middels deze instrumenten gepaard gaat met
exporttoename op de beoogde doelmarkten. Aangezien de exporttoename van vele externe
– en omgevingsfactoren afhankelijk is, is de indicator niet bedoeld om in te zetten
voor resultaatverantwoording en is aan deze indicator geen streefwaarde gekoppeld.
Zie methodologische notities en toelichting op de Theory of Change op:
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2019/05/15/indicato….
133
Hoeveel ondernemers verwacht de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in 2022
te begeleiden naar de internationale markt? Zijn dat er meer of minder dan in 2021?
Na een sterke toename van de belangstelling voor RVO-dienstverlening in 2020 is deze
belangstelling in 2021 op een constant hoog niveau gebleven. In 2020 zijn door RVO
9.584 unieke bedrijven bereikt, in 2021 zijn dat er tot nu toe 7.420.
Naar verwachting zal door onzekerheden over het aantrekken van de wereldeconomie en
de impact van ontwikkelingen rond corona op internationaal zakendoen ook in 2022 de
vraag naar informatie, vraagbeantwoording en handelsondersteuning hoog blijven, zeker
indien reisrestricties verdwijnen.
134
Gaat u vanaf 2021 gebruik maken van de «disability marker» in de rapportages aan de
Development Assistance Committee (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking
en Ontwikkelingen (OESO) over de Nederlandse ODA-uitgaven?
Nee. Aandacht voor gemarginaliseerde en kwetsbare groepen is ingebed in het Nederlandse
BHOS-beleid.
135
Waarom worden de streefwaarden in het kader van artikel 3, «Verbeterde randvoorwaarden
voor vrouwenrechten en gendergelijkheid» en «Rechten» nog vastgesteld in overleg met
«partners», en om welke partners gaat het?
Onder het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld zijn strategische partnerschappen
gevormd, specifiek onder de beleidsinstrumenten Power of Women en Women Peace and
Security onder het SDG 5 fonds en vier strategische partnerschappen op het gebied
van gendergelijkheid en vrouwenrechten onder het Power of Voices Fonds. Daarnaast
maakt Leading from the South onderdeel uit van het SDG5 fonds. Alle programma’s hebben
een looptijd van vijf jaar tussen 2021 en 2025. In het eerste implementatie jaar voeren
de strategische partners binnen de partnerschappen een baseline studie uit om de baseline
waarden en streefwaarden voor de indicatoren vast te stellen. Deze baseline studies
zijn 1 november jl. ingediend bij het ministerie en worden op dit moment beoordeeld.
De streefwaarden in de partner studies vormen de basis voor het vaststellen van de
streefwaarden voor de indicatoren onder het beleidsartikel.
136
Wanneer worden de streefwaarden in het kader van artikel 3 («Verbeterde randvoorwaarden
voor vrouwenrechten en gendergelijkheid» en «Rechten») vastgelegd, en zal de Kamer
hierover nader worden geïnformeerd? Waarom is dit nog niet gebeurd?
Zie ook antwoord op vraag 135. De Kamer zal worden geïnformeerd wanneer de streefwaarden
zijn vastgesteld begin 2022.
137
Kunt u aangeven waarom er geen streefwaarden zijn opgenomen voor «Vrouwenrechten en
gendergelijkheid» (artikel 3) voor het jaar 2022 en voor de periode 2021–2025?
Zie antwoord vraag 135.
138
Hoe wordt er rekening gehouden met de barrières in toegang tot anticonceptie als gevolg
van COVID-19 zodat de 5.1 miljoen extra gebruikers daadwerkelijk worden bereikt?
Door reisbeperkingen en sluiting van ziekenhuizen en klinieken hebben mensen vooral
in ontwikkelingslanden minder toegang tot anticonceptie. Ook inkomensachteruitgang
als gevolg van COVID-19 heeft een negatieve impact op de toegang tot anticonceptie.
Dit is een belangrijke reden waarom Nederland de bijdrage aan het UNFPA supplies programma
en de Global Financing Facility (GFF) in 2022 heeft verhoogd. In hun respons op COVID-19
richten UNFPA en GFF zich onder meer op het continueren van zorg (voorlichting, alternatieve
distributiekanalen en beschikbaarheid van beschermingsmiddelen voor gezondheidswerkers)
en het beschikbaar stellen van anticonceptiemiddelen die langer werken of zelf toegediend
kunnen worden. Daarnaast vindt, op basis van te verwachten tekorten, periodieke herverdeling
tussen landen van beschikbare anticonceptiemiddelen plaats.
Ondanks deze inspanningen zal de streefwaarde van 5.1 miljoen extra gebruikers in
2025 waarschijnlijk niet gehaald worden. Ook al voor de COVID-19 pandemie werd duidelijk
dat knelpunten, zowel gerelateerd aan het aanbod als aan de vraag, een ernstige belemmering
vormen voor het bereiken van de streefwaarde. Het aanbod wordt beperkt door een geringe
hoeveelheid (toegankelijke) distributiepunten en slecht functionerende binnenlandse
distributiekanalen. Sociaal culturele aspecten beperken eveneens de vraag naar anticonceptiemiddelen.
De pandemie bemoeilijkt het mitigeren van deze oorzaken.
139
Waarom is in de begroting voor opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking
(artikel 4.2) in tegenstelling tot in het jaar 2021 geen bedrag van € 10 miljoen gereserveerd
in 2022 en volgende jaren?
Het begrote bedrag voor «Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking»
is in 2.022 EUR 15 mln. minder dan in 2021 omdat het begrote bedrag voor 2021 incidenteel
is opgehoogd met in totaal EUR 15 mln. Dit betreft EUR 5 mln. naar aanleiding van
amendement 35 570 XVII nr. 11 van het lid Bouali c.s. over opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio.
Voorts gaat het om een eenmalige extra bijdrage van EUR 10 mln. in 2021 voor cash
assistance via UNHCR aan zwaar getroffen vluchtelingen en gastgemeenschappen in Libanon
– in aanvulling op de lopende Prospects activiteiten in Libanon.
140
Welke overwegingen liggen ten grondslag aan de dalingen in klimaatinvesteringen in
2023 en 2024? Wat zijn de te overziene consequenties van een daling in klimaatinvesteringen
op lange termijn?
Gelet op het belang van klimaat(financiering) – mede in het licht van COP26 begin
november 2021 – zijn deze zomer voor 2021 en 2022 extra middelen ter beschikking gesteld
voor beleidsartikel 2.3 klimaat. Het is aan een volgend kabinet om besluiten te nemen
over toekomstige bijdragen.
141
Wat zijn de effecten op de daadkracht en efficiëntie van het maatschappelijk middenveld
in hun uitvoerende taak m.b.t. ontwikkelingssamenwerking van de daling in overheidssteun?
Van een daling van overheidssteun aan het maatschappelijk middenveld is in 2022 geen
sprake. Zie ook antwoord op vraag 144.
142
Wat zijn naar verwachting de gevolgen van de discrepantie tussen het niet verhogen
van gelden voor humanitaire hulp en de benodigde investeringen m.b.t. humanitaire
hulp in Afghanistan en ten aanzien van de gevolgen van klimaatrampen?
De additionele humanitaire bijdrage aan de crisis in Afghanistan (van 23,5 miljoen euro,
zie Kamerstuk 27 925, nr. 808) wordt in 2021 gefinancierd vanuit middelen die niet door de ambassade in Kabul besteed
konden worden. De extra bijdrage voor Afghanistan gaat in 2021 dus niet ten koste
van de humanitaire bijdragen aan andere crises.
Voornamelijk als gevolg van conflict, klimaat en (de economische impact van) Covid-19
zijn de wereldwijde humanitaire noden de afgelopen jaren verder toegenomen. Het gat
tussen de humanitaire noden en de wereldwijd beschikbare financiering groeit. Voor
2022 zal het kabinet de beschikbare humanitaire gelden verdelen op basis van de wereldwijde
noden. Het kabinet zal de Kamer hierover, zoals te doen gebruikelijk tijdens het eerste
kwartaal van het nieuwe jaar, per brief informeren.
143
Wat zijn naar verwachting de gevolgen van de discrepantie tussen het niet verhogen
van gelden voor opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking en de wensen
van de regering om actiever in te zetten op opvang en bescherming in de regio van
asielzoekers en vluchtelingen?
De Nederlandse inzet op opvang in de regio blijft onverminderd groot. Duurzame oplossingen
vergen tijd en investering. Daarom zijn middelen voor programmering meerjarig gereserveerd.
Ook in 2022 zal met door Nederland gefinancierde programma’s perspectief worden geboden
aan vluchtelingen, intern ontheemden en kwetsbare gastgemeenschappen.
Nederland draagt in vergelijking met andere landen reeds relatief veel bij aan opvang
in de regio. Ook zet Nederland zich in om andere donoren hieraan bij te laten bijdragen.
144
Klopt het dat er op het maatschappelijk middenveld bezuinigd wordt in de begroting
van 2022? Hoeveel? Waar gaat het bezuinigde geld naar toe?
Nee, dat klopt niet. Het begrotingsartikel 3.3 is lager in 2022, omdat EUR 20 miljoen euro
per jaar voor de jaren 2021 t/m 2025 wordt overgeheveld naar artikel 3.1 SRGR en hiv/aids
als bijdrage aan het SRGR-partnerschappen fonds onder het beleidskader Versterking
Maatschappelijk Middenveld.
145
Klopt het dat voor de jaren 2021 en 2022 de groei van het BNI reeds is herverdeeld
over de beleidsartikelen in de begroting? Is het juist dat de extra uitgaven in 2022
optellen tot een totaalbedrag van ongeveer € 218 miljoen? Zijn deze uitgaven volledig
gedekt door de groei van het BNI?
Vanwege de geraamde BNI-groei nam het ODA-budget eveneens toe. Die middelen zijn voor
2021 en 2022 verdeeld vanaf het verdeelartikel 5.4 over de beleidsartikelen. Het totaal
daarvan telt op tot EUR 216 miljoen. De beginstanden op het verdeelartikel 5.4 bij
Voorjaarsnota maken het mogelijk in 2.021 EUR 93 miljoen en in 2.022 EUR 273 miljoen
te herverdelen over de beleidsartikelen. Deze uitgaven zijn volledig gedekt door de
geraamde BNI-groei.
Zie ook de beantwoording vraag 146.
146
Hoe verklaart u het verschil tussen de mutatie op artikel 5.4 van – € 56 miljoen euro
terwijl het verschil tussen de stand op artikel 5.4 in 2022 van ongeveer € 16 miljoen
is en de geraamde stand op dit artikel in de Voorjaarsnota 2021 € 130 miljoen bedraagt?
Bij Voorjaarsnota 2021 was er op verdeelartikel 5.4 een stijging van het ODA-budget
met EUR 57 miljoen, als gevolg van naar boven bijgestelde economische ramingen (CEP 2021).
Naar aanleiding van de economische ramingen dit voorjaar (CEP) en de zomer (MEV) konden
in de ontwerpbegroting 2022 middelen vanaf verdeelartikel 5.4 worden herverdeeld over
de beleidsartikelen op de BHOS-begroting. De nieuwe stand op het verdeelartikel 5.4
komt hiermee op EUR 16,8 miljoen. Zie hieronder het verloop van de stand van het verdeelartikel 5.4
x miljoen EUR
2022
Stand verdeelartikel begroting 2021
73
Aanpassing raming eerste jaarsopvang asielzoekers
84
BNI mutatie CEP 2021
160
Reparatiekasschuif (gemeld in eerste suppletoire)
– 192
overig
6
Stand verdeelartikel 5.4 Voorjaarsnota
130
BNI mutatie MEV 2021
161
herverdeling va 5.4 begroting BHOS
– 273
overig
– 2
Stand verdeelartikel 5.4 begroting 2022
16,8
In de tabel komen afrondingsverschillen voor
147
Hoe groot is het verschil tussen de BNI-groei die in de begroting voor 2022 is gehanteerd
ten opzichte van de raming van de BNI groei in de Voorjaarsnota 2021?
Het BNI voor 2022 werd bij Voorjaarsnota 2021 (CEP 2021) door het CPB geraamd op EUR 871,835 miljard.
Het BNI voor 2022 wordt in de MEV die voor de ontwerpbegroting 2022 is gebruikt door
het CPB geraamd op EUR 894,885 miljard. Zie voor het effect dat deze BNI-wijzigingen
op het ODA-budget en daarmee verloop van het verdeelartikel 5.4 hadden vraag 146.
148
Waarom zijn er in 2022 geen middelen voor de opvang van vluchtelingen en gastgemeenschappen
in Libanon, in tegenstelling tot 2021?
Zie ook antwoord op vraag 139. De escalerende situatie en toenemende noden in Libanon
baren ons grote zorgen. Libanon is een focusland en ontvangt vanuit de opvang in de
regio budget jaarlijks de grootste bijdrage, zo ook in 2022. Nederland blijft meerjarig
steun bieden aan de opvang van vluchtelingen en gastgemeenschappen in Libanon, onder
andere via het Prospects partnerschap. Tevens werkt Nederland in Libanon samen met
ngo’s als Save the Children, ABAAD en Warchild. Deze samenwerking wordt in 2022 voortgezet
met als doel om perspectief te blijven bieden aan Syrische vluchtelingen en kwetsbare
Libanese gastgemeenschappen met een focus op toegang tot bescherming, onderwijs en
werk.
149
Kunt u een overzicht geven van de middelen die vanuit het steunpakket voor de eerste
snelle respons in het bestrijden van de COVID-19 pandemie tot dusverre zijn besteed
aan de bestrijding van gender-gerelateerd geweld?
Vanuit dit steunpakket zijn geen specifieke middelen besteed aan de bestrijding van
gender-gerelateerd geweld. Zoals aangegeven in de Kamerbrief «Nederlandse inzet bestrijding
coronacrisis ontwikkelingslanden» (kamerstuk 33 625–293) waren de bijdragen uit dit
steunpakket van EUR 100 miljoen bedoeld voor preventie in de armste landen, het lenigen
van humanitaire noden en de versterking van sociaaleconomische weerbaarheid en macro-economische
stabiliteit van lage-inkomenslanden. Deze steun is zo veel mogelijk verleend via reeds
bestaande financieringskanalen en coördinatiestructuren. Nederland heeft daarbij consequent
aandacht gevraagd voor vrouwen, meisjes en kwetsbare groepen zoals vluchtelingen,
ontheemden en irreguliere migranten.
150
Kunt u inzichtelijk maken hoe de uitgaven ter bestrijding van de impact van COVID-19
in 2022 bijdragen aan het bestrijden van de schaduwpandemie van geweld tegen meisjes
en vrouwen? Welk aandeel hiervan gaat naar lokale maatschappelijke organisaties om
hen te steunen in de strijd tegen gender-gerelateerd geweld?
Er zijn geen specifieke uitgaven ter bestrijding van de impact van COVID-19 voorzien
voor 2022. In de nieuwe programma’s onder het kader versterking maatschappelijk middenveld
die zijn gestart op 1 januari 2021 is zoveel mogelijk rekening gehouden in de programmering
met veranderde omstandigheden en behoeftes door COVID-19. Dat betreft ook het SDG5
Fonds waaruit programma’s worden gefinancierd die zijn gericht op bestrijding van
gender-gerelateerd geweld.
De specifieke jaarplannen en budgetten voor 2022 moeten nog worden afgestemd. In deze
jaarplannen en ook tussentijds in overleg kunnen aanpassingen worden doorgevoerd gerelateerd
aan COVID-19, bijvoorbeeld door meer in te zetten op de strijd tegen gender-gerelateerd
geweld door lokale maatschappelijke organisaties.
Daarnaast is ongeoormerkte financiering gegeven aan Dutch Relief Alliance, Central
Emergency Response Fund, Country Based Pooled Funds, ICRC/Rode Kruis. Deze organisaties
hebben in hun COVID response ook activiteiten ondersteund die bijdragen aan het voorkomen
van geweld tegen vrouwen. Precieze uitgaven en bijdragen hieraan kunnen echter niet
worden vastgesteld aangezien Nederland deze humanitaire organisaties ongeoormerkte
financiering geeft.
151
Hoe ziet het duurzame programma omtrent cash transfers er concreet uit?
Er zijn verschillende opties om het duurzame programma omtrent cash transfers vorm
te geven. Deze verschillende opties worden verder onderzocht alvorens een definitieve
afweging te maken.
152
Aangezien het BNI een meerjarige stijging laat zien, hoe verklaart u de negatieve
groei van het netto ODA als percentage van het BNI in 2021 en 2022? Hoe verhoudt de
maatregel Rutte II van € 1,46 miljard zich tot deze negatieve groei? Tot welk jaar
loopt de structurele korting van € 1,46 miljard door? Betekent dit dat het percentage
ODA structureel onder 0,7 percent blijft?
Naar huidige raming komt de ODA-prestatie in zowel 2021 als 2022 op 0,53%. De ODA-prestatie
vormt een percentage van het BNI en kan dus gelijk blijven terwijl het ODA-budget
stijgt of daalt. De maatregelen van kabinet Rutte II tellen inderdaad structureel
op tot een bedrag van EUR 1,462 miljard per jaar. Gezien het structurele karakter
is er geen jaar waarop dit eindigt. Zolang dit zo blijft zal het ODA-percentage onder
de 0,7% blijven.
153
Kan worden uitgesplitst hoe de 16 miljoen euro niet-juridische verplichte uitgaven
aan focus-regio’s besteed zal worden? Hoeveel gaat naar welk land in de regio, en
hoe wordt de 16 miljoen euro verdeeld over sectoren?
De 16 miljoen euro voor niet-juridisch verplichte uitgaven wordt voor 100% procent
besteed in de focus-regio’s volgens onderstaande verdeling:
Land
Sector
Budget
Tunesië
Nexus onderwijs jeugd werkgelegenheid
4.800.000
Palestijnse gebieden
Private sector ontwikkeling
2.250.000
Burkina Faso
Private sector ontwikkeling
5.000.000
Mali
Private sector ontwikkeling
2.950.000
Libanon
Nexus onderwijs jeugd werkgelegenheid
1.000.000
Totaal
16.000.000
154
Hoeveel van de onder artikel 1 opgenomen verplichtingen a € 550.199 gaat er naar de
Palestijnse Gebieden? Welke organisaties en projecten zullen dit geld ontvangen?
Onderstaande tabel geeft aan wat van de totaal geraamde programma-uitgaven van EUR 550.199.000
onder Artikel 1 voorzien is aan uitgaven voor activiteiten in de Palestijnse Gebieden.
Naam activiteit
Uitvoerende organisatie
Budget
Opmerking
Gaza Sky Geeks
Mercy Corps
262.222
Werkgelegenheid voor jongeren
Decentralisation of Property Taks
VNG International B.V.
368.403
Verbeteren belasting systeem
Programming Their Future
Stichting Programming Their Future
30.180
Werkgelegenheid voor jongeren
TechStart
The World Bank
1.123.600
Werkgelegenheid voor jongeren
Ontwikkelingsrelevante Infrastructuur Ontwikkeling (ORIO)
RVO.NL
1.852.227
Ziekenhuis Hebron
Private Sector Development Apps
RVO.NL
65.160
Versterken lokale private sector
Dutch Good Growth Fund onderdeel 2
Price Waterhouse Coopers
844.142
Financiering lokale bedrijven
Totaal geraamde uitgaven
4.545.934
155
Op welke van de drie bestemmingen van de niet-juridische verplichte uitgaven in tabel
7 bent u voornemens de € 18.2 miljoen te halen? Kan een verdeling worden gegeven op
het voorkomen van ondervoeding, vergroten van productiviteit in de landbouw en vergroten
van weerbaarheid voor klimaat en de Nederlandse inzet voor de voedseltop eind 2021?
In het BHOS Jaarverslag over 2021 zal worden gerapporteerd over de verdeling van de
uitgaven onder artikel 2.1, inclusief de 18,2 miljoen die als nog te verdelen middelen
waren opgenomen in de begroting voor 2021. Van de in de begroting voor 2022 in tabel
5 vermelde niet-juridisch verplichte uitgaven onder artikel 2, van totaal Euro 39 miljoen,
is Euro 29 miljoen bestemd voor Voedselzekerheid ten behoeve van de inzet via de ambassades
voor vergroten van duurzame landbouwproductiviteit, klimaatweerbaarheid en voeding.
156
Wat omvat de Strategische Evaluatie Agenda (SEA) met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking?
De Strategische Evaluatie Agenda (SEA) voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
(BHOS) is onderverdeeld in de belangrijkste beleidsthema’s van zowel buitenlandse
handel als van ontwikkelingssamenwerking. Er is geen aparte SEA van ontwikkelingssamenwerking.
Bijlage 4 bij de begroting bevat een beschrijving van elk thema en de inzichtbehoefte
die er voor dat thema bestaat. Op basis daarvan zijn onderzoeken en evaluaties geïdentificeerd
die de gewenste inzichten moeten opleveren.
157
Waarom is er voor beleidsartikel 5 nog geen Strategische Evaluatieagenda opgesteld?
Wanneer wordt deze verwacht? Betekent het ontbreken van een uitwerking in de SEA van
beleidsartikel 5 dat er geen evaluaties zijn voorzien op dit artikel? Zo nee, welke
evaluaties zijn er voorzien en wanneer worden die aan de Kamer aangeboden?
De SEA is ingericht naar beleidsthema’s, en niet naar beleidsartikelen zoals bij de
evaluatieprogrammering voor de introductie van de SEA verplicht was. Het beleidsartikel 5
valt niet eenduidig samen met een van de beleidsthema’s. Wel heeft directie Internationaal
Onderzoek en Beleidsevaluatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (IOB) een
syntheseonderzoek naar de inzet van het multilaterale OS kanaal voorzien. Dit onderzoek
zal onder andere de uitgaven onder beleidsartikel 5.1 omvatten en kan aanbevelingen
bevatten die voor alle beleidsthema’s van belang zijn. De afronding van dit onderzoek
wordt in 2024 of 2025 verwacht.
158
Worden alle in de Strategische Evaluatie Agenda genoemde onderzoeken en evaluaties
aan de Kamer aangeboden? Zo nee, welke selectie wordt gemaakt en waarom?
Ja, alle onderzoeken die in de SEA worden genoemd worden aangeboden aan de Tweede
Kamer.
159
Is de kans aanwezig dat de International Finance Facility for Education (IFFEd) niet
doorgaat? Zo ja, wordt het bedrag dat dan vrij komt besteed aan een ander onderwijsfonds?
IFFEd is nog volop in ontwikkeling. De Education Commission zoekt nog naar een Trustfundhouder
en meer donoren. Mocht IFFEd niet tot stand komen, dan wordt bekeken hoe deze middelen
zullen worden ingezet, bij voorkeur naar onderwijs.
160
Kunt u aangeven op welke wijze en op welke termijn de Kamer over de International
Finance Facility for Education (IFFEd) wordt geïnformeerd?
De Secretaris Generaal van de Verenigde Naties heeft een Summit on Transforming Education
voor het najaar 2022 aangekondigd. Op de agenda van deze top staat onder meer de operationalisering
van IFFEd. De Kamer zal voorafgaand hieraan nader worden geïnformeerd over de stand
van zaken ten aanzien van IFFEd.
161
Hoeveel exportkredietverzekeringen (EKV’s) lopen er op dit moment nog die betrekking
hebben op fossiele brandstoffen? Wanneer lopen deze EKV's af?
In aanvulling op de meetmethodiek groen heeft de Staatssecretaris van Financiën mede
namens mij Atradius Dutch State Business (ADSB), de uitvoeringsorganisatie van de
ekv, gevraagd om een methodiek te ontwikkelen om ook het aandeel fossiele transacties
in de ekv-portefeuille inzichtelijk te maken. Gezamenlijk met een onafhankelijke consultant
is de meetmethodiek fossiel ontwikkeld. De uitwerking en uitkomsten van deze methodiek
zijn samen met ekv-monitor 2020 aan de Tweede Kamer aangebonden. In de ekv-monitor
die op 9 juli jl. werd aangeboden waren er 108 polissen en dekkingstoezeggingen die
als fossiel zijn geclassificeerd, wat neer komt op 17% van het aantal afgegeven polissen
en dekkingstoezeggingen die fossiel-gerelateerd zijn. Uitgangspunt voor deze analyse
is de totale verzekeringsportefeuille (t/m 31-12-2020) voor de ekv met een omvang
van 18,8 miljard euro aan netto reëel obligo. De looptijden van deze transacties variëren
van een aantal maanden tot meerdere jaren. Alle individuele transacties zijn gepubliceerd
op de website van ADSB. Het Kabinet heeft uw Kamer op 8 november jl. geïnformeerd
over de COP26-verklaring Aligning International Public Support for the Clean Energy Transition en de overwegingen van het Kabinet om deze te tekenen (Kamerstuk 2021D42180). Voor nieuwe fossiele transacties zal het conform de deze verklaring vanaf eind
2022 niet meer mogelijk zijn om ekv-dekking te krijgen behalve daar waar bijzondere
uitzonderingsgronden van toepassing zijn.
162
Hoe gaat het kabinet uitvoerder Atradius controleren op het naleven van het klimaatakkoord
van Parijs in investeringen onder het Dutch Good Growth Fund (DGGF) en het Development
Related Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE)?
De controle op het naleven van het Klimaatakkoord van Parijs bij uitvoerder Atradius
vindt plaats op basis van een beoordeling van individuele projecten door Atradius
en op basis van periodieke rapportages van Atradius aan het ministerie. De Kamerbrief
«Internationaal financieren in perspectief: kansen pakken, resultaten boeken» (Kamerstuk
34 952, nr. 44), is daarbij leidend.
De uitvoering van het Development Related Infrastructure Vehicle (DRIVE) is belegd
bij Invest International (Kamerstuk 35 529, nr. 22), die in opdracht van het Ministerie de regeling in overeenstemming moet brengen
met de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs. De controle op naleving vindt plaats
op basis van jaarlijkse rapportages van Invest International.
163
Op welke manier wordt transparantie gegarandeerd en voorkomen dat Nederland als doorsluisland
wordt gebruikt ten nadele van inkomsten in lage- en middeninkomenslanden?
Het kabinet heeft al diverse maatregelen genomen of aangekondigd om belastingontwijking
tegen te gaan en te voorkomen dat Nederland als doorsluisland wordt gebruikt ten nadele
van inkomsten in onder meer lage- en middeninkomenslanden:
• Een conditionele bronbelasting op renten en royalty’s (per 1 januari 2021) en de aangekondigde
bronbelasting op dividenden (per 1 januari 2024) naar laagbelastende jurisdicties.
Deze maatregelen verhinderen multinationals om (bijvoorbeeld) vanuit ontwikkelingslanden,
via Nederland, geldstromen onbelast te laten neerslaan in laagbelastende jurisdicties.
• Inzet op het opnemen van effectieve antimisbruikbepalingen in belastingverdragen,
bilateraal dan wel via het MLI13, om oneigenlijk gebruik van de belastingverdragen tegen te gaan.
• Actieve informatie-uitwisseling over zogenoemde dienstverleningslichamen die niet
voldoen aan de Nederlandse substance-eisen. Hierdoor wordt het zogenoemde bronland (bijvoorbeeld een ontwikkelingsland)
vaker op de hoogte gebracht van de substance van een bedrijf in Nederland, waardoor dat land beter kan beoordelen of het de voordelen
van het belastingverdrag moet toekennen. Daarbij heeft het bronland de mogelijkheid
om (aanvullende) informatie over een belastingplichtige uit te vragen. Nederland zal
hier op basis van de bilaterale en multilaterale afspraken over zogenaamde gegevensuitwisseling
op verzoek altijd gehoor aan geven.
• Als vervolg op de Adviescommissie belastingheffing van multinationals heeft het kabinet
in februari 2021 een commissie ingesteld om onderzoek te doen naar doorstroomvennootschappen.
De commissie is gevraagd welke fiscale en niet-fiscale beleidsopties er zijn om ongewenst
gebruik van doorstroomvennootschappen te bestrijden. De commissie brengt binnenkort
advies uit.
164
Op welke wijze zorgt Nederland ervoor dat de belastingen betaald worden waar de werkelijke
economische activiteit plaatsvindt?
Belastingontwijking kan ervoor zorgen dat belastingheffing niet in lijn is met de
economische realiteit. Het tegengaan van belastingontwijking is een speerpunt van
dit kabinet en Nederland heeft in dit kader zelf al vele maatregelen genomen of aangekondigd
(zie ook het antwoord op vraag 163).
Daarnaast zijn in internationaal verband afspraken gemaakt over aanpassingen aan het
internationale winstbelastingsysteem. Nederland heeft zich steeds een voorstander
getoond van deze internationale samenwerking en actief bijgedragen aan deze discussies
binnen het Inclusive Framework (IF) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Deze
herziening gaat onder meer over een andere verdeling van winsten en heffingsrechten
tussen landen voor de grootste en meest winstgevende multinationale ondernemingen,
waaronder digitale bedrijven. De herziening bestaat eruit dat landen waar een multinationale
onderneming klanten of gebruikers heeft (zogeheten «marktlanden») meer winstbelasting
kunnen heffen, ook indien de multinationale onderneming in dat land niet fysiek aanwezig
is. Tijdens de vergadering van het IF op 8 oktober 2021 is het gelukt om met 136 landen
overeenstemming te bereiken over de belangrijkste onderdelen van het akkoord en concrete
afspraken te maken over de manier waarop landen de voorstellen in gaan voeren. Nederland
zet erop in om deze afspraken zo snel mogelijk om te zetten in voorstellen voor EU-richtlijnen.
165
Welke concrete stappen onderneemt u om in EU-verband te komen tot een gezamenlijke
juridische analyse en een EU- onderhandelingsmandaat inzake het VN-Verdrag «mensenrechten
en bedrijfsleven»?
Het afgelopen jaar heeft Nederland, samen met gelijkgezinde lidstaten, in de EU-Raadswerkgroep
Mensenrechten bij de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) meermaals aangedrongen
op een gezamenlijke juridische analyse en een voorstel voor een EU-onderhandelingsmandaat
voor een VN-verdrag bedrijfsleven en mensenrechten. Als gevolg hiervan is op 8 oktober
jl. een expertbijeenkomst georganiseerd en heeft de EU in een verklaring tijdens de
7e sessie van de Open-Ended Intergovernmental Working Group on Transnational Cooperations (25 t/m 29 oktober jl.) opgeroepen om middels consensus te komen tot een constructief
proces om een juridisch bindend instrument te ontwikkelen dat is gebaseerd op de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s).
166
Op welke wijze zet u zich in voor het borgen van vrouwenrechten en gendergelijkheid
bij het bevorderen van internationale kaders voor IMVO?
Het kabinet onderschrijft dat aandacht nodig is voor gendergelijkheid en vrouwenrechten
en besteedt hier specifieke aandacht aan in het IMVO-beleid. De basis van het IMVO-beleid
zijn de OESO-richtlijnen en de UNGP’s. Beide instrumenten hebben handleidingen ontwikkeld
voor bedrijven om met een genderlens gepaste zorgvuldigheid toe te passen en dus risico’s
op het gebied van gender in kaart te brengen en te voorkomen of aan te pakken14. Dit is nodig, want we weten dat vrouwen en meisjes in waardenketens bijzondere risico’s
ervaren en buitenproportioneel worden geraakt door algemene risico’s. Daarom is bij
de consultaties over de IMVO-beleidsnota «Van Voorlichten tot verplichten» met handelspartners
in productielanden specifiek aandacht besteed aan gender15. Daaruit bleek onder andere dat hoewel veel productielanden wel beleid hebben met
betrekking tot bijvoorbeeld gender-based violence, de implementatie daarvan uitblijft. Ook zijn onderzoeken uitgevoerd naar het genderbeleid
bij grote Nederlandse bedrijven, waarbij ook is gekeken naar het genderbeleid van
bedrijven in hun waardenketens16. Mede uit deze consultatie en het onderzoek blijkt dat bedrijven nog moeite hebben
met het betrekken van genderspecifieke risico’s in hun toepassing van gepaste zorgvuldigheid.
Het meest recente onderzoek, uitgevoerd door Equileap, is gepubliceerd in oktober
2021 en hierin wordt aangegeven dat bedrijven vooruitgang boeken met het adresseren
van genderrisico’s in hun keten17. Er blijft echter veel ruimte voor verbetering, zowel bij het opstellen van beleid
als het monitoren hiervan. Tijdens de lancering van het rapport op 4 november jl.
heeft het ministerie hier nogmaals aandacht voor gevraagd.
Om bedrijven te helpen ontwikkelde de vrouwenrechtenorganisatie Women Win in opdracht
van het kabinet concrete handvatten om gender mee te nemen in gepaste zorgvuldigheid.
Deze handvatten worden online en openbaar aangeboden via het Gender-Responsive Due Diligence Platform dat in consultatie met relevante stakeholders tot stand gekomen. Het platform werd
gelanceerd op 8 maart 2021, internationale vrouwendag. Women Win verzorgt workshops
over het platform voor het bedrijfsleven en andere relevante organisaties, zoals de
SER.Daarnaast wordt momenteel gewerkt aan het ontwikkelen van nieuwe casussen, in
samenwerking met bedrijven, om het platform aan te vullen. Het kabinet onderzoekt
momenteel hoe deze handvatten het best kunnen worden opgenomen in het toekomstige
IMVO-steunpunt.
167
Hoe zorgt u in de strategische aansturing van de Nederlandse Financieringsmaatschappij
voor Ontwikkelingslanden (FMO) ervoor dat FMO een structurele genderlens in haar beleid
verankert?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken voert structureel een beleidsdialoog met FMO
over de wijze waarop FMO haar bijdrage aan financiële inclusie en het verminderen
van ongelijkheid verder kan optimaliseren, ook specifiek in relatie tot gender.
FMO werkt aan het toepassen van een genderlens binnen haar activiteiten en verzamelt
reeds genderindicatoren voor haar investeringen. Zo zet FMO in op het verschaffen
van toegang tot financiering voor vrouwelijke ondernemers via lokale financiële instellingen
en stimuleert FMO genderdiversiteit binnen lokale bedrijven (voornamelijk de bedrijven
waar FMO aandeelhouder van is). Ook heeft FMO binnen haar investeringen aandacht voor
de producten en diensten die met name vrouwelijke consumenten ten goede komen, is
gendergelijkheid een onderdeel van FMO’s technische assistentie programma’s en worden
nadrukkelijk vrouwen en mannen uit lokale gemeenschappen betrokken bij investeringen.
168
Welke stappen onderneemt u in samenwerking met FMO om ervoor te zorgen dat lokale
gemeenschappen en activisten misstanden daadwerkelijk kunnen aankaarten en deze signalen
ook effectief worden opgevolgd?
Voor het kunnen aankaarten van (vermeende) misstanden is het onafhankelijke klachtenmechanisme
van FMO een belangrijk kanaal. Dit werd ook bevestigd door de recente evaluatie van
FMO, die aanbevelingen deed om de bekendheid en toegankelijkheid van dit mechanisme
te verbeteren. Ook deed de evaluatie aanbevelingen om lokale ngo’s en lokale gemeenschappen
beter te betrekken bij investeringen van FMO. Dit kan ook bijdragen aan het effectiever
aankaarten en opvolgen van signalen van vermeende misstanden. Zoals aangegeven in
reactie op deze evaluatie (Kamerstuk 34 952, nr. 130) volgt FMO de aanbevelingen op en ziet het kabinet hierop toe.
169
Wordt er onder «verdere implementatie van de IMVO-convenanten» ook opvolging via sectorale
samenwerkingen verstaan, voor convenanten die reeds zijn verstreken? Zo nee, is daar
apart budget voor vrijgemaakt?
Hier wordt onder verstaan de bestaande meerjarige subsidies voor de ondersteuning
van de lopende IMVO-convenanten en de IMVO-convenanten in onderhandeling. De financiering
van sectorale samenwerking onder het nieuwe beleid valt hier niet onder. Zoals met
uw Kamer gedeeld in de Kamerbrief van 1 oktober jl. (Kamerstuk 26 485, nr. 376) is het nieuwe instrument voor sectorale samenwerking nog niet gereed. Voor de ondersteuning
van sectorale samenwerking is een bedrag van 2,3 miljoen euro per jaar voorzien.
170
Wat verklaart de significante verhoging in uitgave aan het Fonds Bestrijding Kinderarbeid
(FBK) voor 2022? Is dit nieuw geld, of niet-gespendeerd geld uit eerdere jaren? In
dat laatste geval, kunt u dat verklaren?
Afgezien van jaarlijkse begrotingsaanpassingen als gevolg van de uitvoeringpraktijk
van gecommitteerde projecten onder het Fonds Bestrijding Kinderarbeid (FBK), wordt
het fonds in 2022 eenmalig opgehoogd met EUR 1 miljoen om meer aanvragen te kunnen
honoreren en meer bedrijven te kunnen bereiken, nu dat kinderarbeid als gevolg van
de COVID-19 pandemie helaas is toegenomen.
171
Heeft Invest International inmiddels IMVO-beleid vastgesteld en zo ja, kan dat openbaar
gemaakt worden?
Invest International zal een IMVO beleid toepassen dat in lijn in met internationale
standaarden. Dit proces is nu in de afrondende fase en zal na definitieve vaststelling
door Invest International op de website worden geplaatst.
172
Aan welke SDG's gaat Invest International bijdragen? Hoe vertaalt dat zich in kritieke
prestatie-indicatoren?
Invest International heeft twee primaire SDG’s geselecteerd: SDG 8 (Waardig werk en
economische groei) en SDG 13 (Klimaatactie) en vertaald in de volgende KPI’s:
SDG 8
• Directe waardige banen ondersteund – uitgesplitst naar geslacht
• Indirecte waardige banen ondersteund
SDG 13
• Absolute en vermeden broeikasgas emissies (mt. CO2eq/jaar)
• Percentage groene transacties in de portefeuille
Daarnaast zal Invest International de kwalitatieve bijdrage bijhouden aan de volgende
SDG’s: SDG 2 (Geen honger), SDG 3 (Goede gezondheid en welzijn), SDG 6 (Schoon water
en sanitair), SDG 7 (Betaalbare en duurzame energie) en SDG 12 (Verantwoorde consumptie
en productie).
173
Kunt u een tussenstand geven van de besteding van de SDG Partnerschapsfaciliteit (SDGP)
tot op heden en de middelen die nog beschikbaar zijn?
De besteding van de SDG-Partnerschapsfaciliteit betreft per 27 oktober 2.021 EUR 10,2 miljoen.
Op deze datum was nog EUR 49 miljoen beschikbaar voor besteding onder de lopende projecten.
174
Kunt u aangeven hoeveel van de SDGP-middelen zijn uitgekeerd aan maatschappelijke
organisaties, Nederlandse/internationale bedrijven, bedrijven in de partnerlanden
en overheden in de partnerlanden?
Tot op heden is binnen de SDG-Partnerschapsfaciliteit EUR 7,2 miljoen aan Nederlandse
en internationale bedrijven uitgekeerd, EUR 45 duizend aan bedrijven in ontwikkelingslanden
en EUR 2,4 miljoen aan maatschappelijke organisaties. Er zijn geen bedragen aan overheden
in ontwikkelingslanden uitgekeerd.
175
Staat er wat betreft de SDG Partnerschapsfaciliteit een tussentijdse evaluatie gepland
en is er een eindevaluatie?
Een tussentijdse evaluatie van de SDG-Partnerschapsfaciliteit staat gepland in 2023
en een eindevaluatie in 2027.
176
Welke organisaties worden met hoeveel geld gesubsidieerd in het kader van beleidsartikel 2.2
«water» (categorieën «waterbeheer» en «drinkwater en sanitatie»)?
Zie antwoord op vraag 177.
177
Welke (inter)nationale organisaties worden met hoeveel budget gesteund in het kader
van beleidsartikel 2.2 «water» (categorieën «waterbeheer» en «drinkwater en sanitatie»)?
In het begrotingsjaar 2022 wordt van de totale allocatie onder artikel 2.2 (Water),
EUR 83.4 miljoen uitgegeven via de centrale budgetten.
Hiervan wordt 17 miljoen uitgegeven onder het subartikel Waterbeheer subsidies en
EUR 20 miljoen onder het subartikel Waterbeheer bijdragen. Subsidies worden verstrekt
onder anderen via RVO (Fonds Duurzaam Water, Dutch Risk Reduction programma) en aan
organisaties als IHE Delft en de Unie van Waterschappen. Via «bijdragen» worden middelen
verstrekt aan internationale organisaties als de OMVS, MEDRC, USAID en de Wereldbank.
Een bedrag van EUR 24.4 miljoen wordt uitgegeven onder het subartikel Drinkwater subsidies
en EUR 20 miljoen onder Drinkwater bijdragen. Subsidies worden verstrekt onder anderen
via RVO (Fonds Duurzaam Water) en aan organisaties als SIMAVI, het IRC, Aqua for All,
Stichting Waste en het NWP. Via het instrument bijdragen worden middelen verstrekt
aan internationale organisaties als UNICEF, UNOPS, de Luxemburgse Development Cooperation
en de Europese Investeringsbank.
Van het waterbudget dat via de ambassades wordt uitgegeven is integraal waterbeheer
het belangrijkste onderdeel, naast drinkwater & sanitatie. Per land worden de bestedingen
van de totale uitgaven op artikel 2.2 (water) geadministreerd en in nlontwikkelingssamenwerking.nl worden details van de verschillende projecten gegeven. Hierbij wordt een uitsplitsing
gemaakt naar de sub-thema’s integraal waterbeheer en drinkwater & sanitatie.
178
Hoe vertaalt de wens om te investeren in het maatschappelijk middenveld zich naar
concrete middelen in de begroting? Welke concrete middelen komen ten goede aan het
versterken van het maatschappelijk middenveld?
In 2022 is onder artikel 3.3 specifiek een bedrag van EUR 198 miljoen gereserveerd
voor het versterken van het maatschappelijk middenveld. Onder diverse andere begrotingsartikelen
wordt daarnaast direct of indirect ingezet op versterking van het maatschappelijk
middenveld, zoals onder artikel 3.1 SRGR en hiv/aids en artikel 3.2 Vrouwenrechten
en Gendergelijkheid. Zie ook Kamerbrief 34952-117 van 15 oktober 2020 en Kamerbrief 34952-140 van 14 juli 2021.
179
Hoeveel middelen worden gereserveerd voor het «versterken van de meest gemarginaliseerde
en gediscrimineerde groepen, zodat zij hun stem kunnen laten horen»?
Onder het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld wordt specifiek het
programma VOICE gefinancierd dat de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen
een stem geeft. Met name jongeren en ouderen, inheemse groepen en etnische minderheden,
LHBTI-ers, mensen met een beperking en vrouwen en meisjes die te maken hebben met
geweld en uitbuiting staan hierin centraal. Voor dit programma is jaarlijks EUR 12 miljoen
gereserveerd, tot en met 2024.
180
Via welke kanalen (multilaterale organisaties / maatschappelijk middenveld) en op
welke wijze zullen de middelen voor het versterken van de meest gemarginaliseerde
en gediscrimineerde groepen worden besteed?
Omdat de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDGs) leidraad zijn voor het BHOS-beleid en
zich met name richten op de meest achtergestelde en gediscrimineerde groepen wordt
via een groot aantal door Nederland ondersteunde bilaterale en multilaterale programma’s
middelen aan de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen besteed. Zie ook
vraag 179.
181
Kunt u nader toelichten hoe de bijzondere beleidsaandacht voor het belang van toegang
tot gezondheid voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen in de samenwerking met internationale
organisaties met mandaat op het gebied van gezondheid, zich vertaalt naar daadwerkelijke
investeringen voor het bereiken van kwetsbare bevolkingsgroepen? Rapporteren deze
organisaties hierop?
In de samenwerkingsrelatie met internationale organisaties vraagt Nederland nadrukkelijk
aandacht voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen. Zo wordt in beleidsoverleg met
WHO, UNAIDS en UNFPA de positie van vrouwen en meisjes alsmede van key populations
besproken. In hun jaarverslagen specificeren internationale organisaties resultaten
voor verschillende bevolkingsgroepen. Daarbij wordt nu vooral een onderscheid gemaakt
naar inkomensgroepen of geografische locatie. Aandacht voor kwetsbare groepen is een
dwarsdoorsnijdend element in de activiteiten van internationale organisaties, maar
het is niet mogelijk de aandacht voor dit thema in financiële termen uit te drukken.
182
Welk bedrag wordt in totaal besteed aan het mogelijk maken van abortussen in het buitenland,
en via welke organisaties worden de beleidsdoelstellingen in dezen uitgevoerd?
Zie antwoord op vraag 183.
183
Hoeveel geld wordt besteed aan (non-gouvernementele) organisaties die via goede moeder-
en kindzorg («maternal care») gericht zijn op preventie van abortussen?
Antwoord op 182 en 183
Keuzevrijheid, en dus de mogelijkheid om weloverwogen en goed geïnformeerde keuzes
te kunnen maken over seksualiteit, en of, wanneer, en hoeveel kinderen te krijgen
omvatten de kern van de Nederlandse internationale inzet voor SRGR, als onderdeel
van het beleid voor BHOS. Het kabinet zet in op het hele spectrum van seksuele en
reproductieve gezondheid en rechten, en draagt in 2.022 EUR 529 miljoen bij aan het
behalen van de vier resultaatgebieden zoals benoemd in de beleidsnota Investeren in
perspectief. Het is niet mogelijk om de bedragen die naar de specifieke elementen
van SRGR gaan uit te splitsen, omdat partners en organisaties zich veelal inzetten
op meerdere aspecten van het brede SRGR spectrum.
184
Wanneer wordt een impactstudie over de resultaten van het Orange Knowledge Programme
(OKP) openbaar gemaakt?
De werkzaamheden door Nuffic onder het contract voor het Orange Knowledge Programme
zijn voorzien tot zomer 2023. Het programma (waaronder de impact) zal onafhankelijk
worden geëvalueerd als alle eindrapportages ontvangen en beoordeeld zijn (in 2024).
De resultaten van deze evaluatie zullen openbaar gemaakt worden.
185
Welke organisaties worden met hoeveel geld gesubsidieerd in het kader van beleidsartikel 3.1,
specifiek de categorie «SRGR en hiv/aids»?
Het overzicht van alle activiteiten die onder beleidsartikel 3.1 worden gefinancierd
kunt u vinden op
https://www.nlontwikkelingssamenwerking.nl.
186
Kunt u de uitgaven uit de begrotingsregel «subsidies SRGR en hiv/aids» uitsplitsen
voor 2022 en 2023?
Onder de begrotingsregel subsidies wordt via het SRGR partnerschappen programma gedurende
de periode 2021–2025 zeven partnerschappen ondersteund, bestaande uit het Nederlands
en zuidelijk maatschappelijk middenveld. Zie voor meer detail ook het antwoord op
vraag 194.
In 2022 is voor de SRGR partnerschappen EUR 64,4mln EUR gereserveerd. In aanvulling
hierop worden vanuit deze begrotingsregel ook de internationale NGO’s IPPF, IPAS,
SRI en SAAF gesteund die zich wereldwijd inzetten voor keuzevrijheid, informatievoorziening
en toegang tot SRGR dienstverlening.
Hiervoor is in 2.022 EUR 10,75 mln gereserveerd. Voor 2023 is respectievelijk EUR 64,4mln
voor de SRGR partnerschappen en EUR 10,74mln voor de samenwerking met de INGO’s geraamd.
187
Wat is de stand van zaken van het ratificatieproces van het ILO Verdrag 190 Geweld
en intimidatie in de wereld van werk, waarin specifieke aandacht is voor geweld tegen
vrouwen en de impact van huiselijk geweld op werk?
De beleidsverantwoordelijkheid voor het ILO-verdrag nr. 190 betreffende geweld en
intimidatie in de wereld van werk ligt bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De Minister van SZW heeft aangegeven de goedkeuringsprocedure van het verdrag en eventuele
bijbehorende beleidsmatige keuzes aan het volgende kabinet te laten, gegeven de demissionaire
status van het huidige kabinet (Kamerstuk 29 427, nr. 121).
Inmiddels is er een voor EU-besluitvorming over dit verdrag relevante uitspraak in
een zaak die aanhangig was bij het Europese Hof van Justitie (met betrekking tot een
ander verdrag)18. Het voorzitterschap van de Europese Raad heeft bespreking van het Commissievoorstel
in de Raad voor machtiging van de Unie tot ratificatie van het verdrag door de lidstaten
tot op heden niet geagendeerd.
188
Wat houdt onder artikel 3.4 onderwijs, de subsidieregeling onderzoeksprogramma’s in?
Aan wie komt dit ten goede? Hoe verhoudt zich dit tot de onderzoeksprogramma’s onder
opdrachten?
Onder het kopje Subsidies Onderzoeksprogramma’s is de subsidie (EUR 6 miljoen; 2019–2022)
aan het African Studies Centre te Leiden opgenomen voor het Knowledge platform on
inclusive development policies (INCLUDE). Onder het kopje Opdrachten Onderzoeksprogramma’s
is een bijdrage van EUR 4 miljoen (2023–2024) opgenomen voor het Onderzoeksprogramma
«SDG interacties en beleidsinterventies in ontwikkelingslanden» dat uitgevoerd wordt
in het kader van de nationale wetenschapsagenda. Dit onderzoeksprogramma wordt beheerd door NWO-Wotro Science for global development.
189
Welke (inter)nationale organisaties ontvangen welke bijdrage in het kader van beleidsartikel 3.1,
specifiek de categorie «Vrouwenrechten en keuzevrijheid»?
Onder de begrotingsregel «vrouwenrechten en keuzevrijheid» in beleidsartikel 3.1 is
de Nederlandse bijdrage aan de Global Financing Facility begroot (36 mln EUR). Dit
omvat zowel de reguliere jaarlijkse bijdrage aan GFF van 16 mln EUR als de voorziene
extra bijdrage van 20 mln EUR in het kader van de respons op COVID-19.
190
Welke organisaties worden met hoeveel geld gesubsidieerd in het kader van beleidsartikel 3.2,
specifiek de categorie «vrouwenrechten»?
Het overzicht van alle activiteiten die onder beleidsartikel 3.2 worden gefinancierd
kunt u vinden op https://www.nlontwikkelingssamenwerking.nl.
191
Welke (inter)nationale organisaties ontvangen welke bijdrage in het kader van beleidsartikel 3.2,
specifiek de categorie «Vrouwenrechten»?
Het overzicht van alle activiteiten die onder beleidsartikel 3.2 worden gefinancierd
kunt u vinden op https://www.nlontwikkelingssamenwerking.nl.
192
Wat wordt er gefinancierd uit «Vrouwenrechten en keuzevrijheid» onder begrotingsregel
3.1? Kunt u deze bijdragen uitsplitsen?
Onder de begrotingsregel «vrouwenrechten en keuzevrijheid» in beleidsartikel 3.1 is
de Nederlandse bijdrage aan de Global Financing Facility begroot (36 mln EUR). Dit
omvat zowel de reguliere jaarlijkse bijdrage aan GFF van 16 mln EUR als de voorziene
extra bijdrage van 20 mln EUR in het kader van de respons op COVID-19.
193
Welke zeven partnerschappen worden in 2021–2025 ondersteund via het SRGR-partnerschappen
programma?
Zie antwoord vraag 194.
194
Hoeveel geld vloeit naar elk van de zeven partnerschappen binnen het SRGR-partnerschappen
programma, en exact welk bedrag vloeit naar welke organisatie(s)?
Partnerschap
Lead
Totaal budget 2021–2025
Break Free
Plan
EUR 25.000.000,00
Love Alliance
Aidsfonds
EUR 62.903.700,00
Masarouna
Oxfam
EUR 51.761.487,84
Power to You(th)
AMREF
EUR 43.468.194,00
Right Here Right Now 2
Rutgers
EUR 57.460.365,00
We Lead
HIVOS
EUR 40.726.170,00
Make Way
WEMOS
EUR 27.379.331,00
Beschikkingen voor deze partnerschappen zijn verleend aan de penvoerders (leads),
die namens het de partners in het consortium de enige contractpartner voor het ministerie
is.
195
Kunt u bevestigen dat het Product Development Partnership (PDP) evaluatierapport voorafgaand
aan de begrotingsbehandeling BuHa-OS en vergezeld van een appreciatie met de Tweede
Kamer zal worden gedeeld?
Zoals op 12 oktober 2021 per brief (BZ DOC 1235421577-13) aan uw Kamer is gecommuniceerd,
zal het evaluatierapport half november worden opgeleverd. Beoogd wordt dit rapport
voorafgaand aan de begrotingsbehandeling BHOS en vergezeld van een appreciatie met
de uw Kamer te delen.
196
Kunt u aangeven of het klopt dat het budget voor de PDP's voor 2022 circa € 3,6 miljoen
lager ligt dan het huidige jaarlijkse niveau? Klopt het ook dat een tijdelijke verlaging
of uitstel van funding de voortgang in de huidige PDP ontwikkeling onder druk zet?
En zijn andere donorgelden geëigend om ter overbrugging aan te wenden?
Nee, dat klopt niet. In de BHOS begroting zijn binnen artikel 3.1 de benodigde middelen
gereserveerd voor een nieuw subsidiekader, met een vergelijkbaar budget als voor het
Fonds Product Development Partnerships III. Het subsidieplafond voor het nieuwe PDP
kader wordt, mede op basis van het evaluatierapport, nog vastgesteld en kan naar verwachting
in januari 2022 worden gepubliceerd.
Verwachting is dat een nieuw PDP kader vervolgens in juli 2022 van start zal gaan.
Omdat de PDP’s door verschillende donoren worden gefinancierd, leidt dit naar verwachting
niet tot vertraging of stopzetting van onderzoek en productontwikkeling.
197
Hoe stimuleert u de onderlinge samenwerking op landenniveau tussen de multilaterale
gezondheidsorganisaties? Zijn er concrete voorbeelden van goede samenwerkingsvormen
te delen in focuslanden van Nederland? Stimuleert u ook de samenwerking tussen de
multilaterale gezondheidsorganisaties en internationale en lokale maatschappelijke
organisaties?
Samenwerking tussen alle actoren vindt plaats in het kader van partnerdialoog op nationaal
niveau, waar multilaterale organisaties ook een belangrijke rol spelen. Nederland
neemt hier in focuslanden actief aan deel. Op deze manier wordt bijgedragen aan de
doeltreffendheid van de hulp van alle actoren: bilaterale donoren, multilaterale organisaties,
en maatschappelijke organisaties. Zo wordt bijvoorbeeld gezamenlijk gewerkt aan het
integreren van het investeringspakket van de Global Financing Facility in de nationale
gezondheidsstrategie, onder leiding van de overheid. In Ethiopië heeft onze ambassade
het voortouw genomen bij de ontwikkeling van de Health Harmonization Manual, die uitleg
geeft over procedures van de overheid ten aanzien van de gezondheidssector inclusief
de coördinatie van alle actoren.
In Kenia draagt de ambassade bij aan het SDG Platform onder Kenia’s UNDCF (2018–2022)
met als doel de coördinatie te verbeteren tussen de publieke en de private sector,
de VN, het maatschappelijk middenveld en de wetenschap ten behoeve van een SDG(3)
accelerator, afgestemd met de ontwikkelingsprioriteiten van de overheid.
In Burundi financiert de ambassade de komende jaren een geïntegreerd programma, dat
geleid wordt door een diverse groep van multilaterale organisaties, (inter)nationale
NGOs of lokale ondernemers. De coördinatie ligt bij een lokale NGO en jongeren spelen
een actieve rol.
198
Kunnen er al tussentijdse bevindingen worden gedeeld van de evaluatie van de Publiek
Private Partnerschappen? Zijn er middelen in de begroting gereserveerd voor de komende
jaren om de Publiek Private Partnerschappen voort te zetten?
De IOB-evaluatie «Partners in ontwikkeling» waarin onder meer publiek-private partnerschappen
aan bod komen, wordt op dit moment uitgevoerd. Tussentijdse bevindingen zijn niet
beschikbaar.
Publiek-private partnerschappen worden via lopende programma’s zoals de Faciliteit
Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid en de SDG-Partnerschapsfaciliteit gefinancierd.
Voor deze programma’s zijn komende jaren middelen begroot.
199
Kunt u een overzicht geven van de aanvullende financiering aan internationale Non-Gouvermentele
Organisaties (NGO’s(die zich wereldwijd inzetten voor keuzevrijheid, informatievoorziening
en toegang tot SRGR dienstverlening? Welke NGO's betreft dit en wat is de focus van
hun programmering?
De SRGR partnerschappen vormen het samenwerkingskader met het maatschappelijk middenveld.
Dit fonds omvat 7 partnerschappen gericht op vergroten toegang tot SRGR en keuzevrijheid.
In aanvulling hierop worden vanwege hun unieke meerwaarde op thema’s binnen het SRGR
domein waarop Nederland zich profileert ten opzichte van andere donoren en als ondersteuning
voor onze diplomatieke inzet op deze onderwerpen de volgende INGO’s meerjarig gefinancierd:
IPAS, International Planned Parenthood Federation (IPPF), Sexual Rights Initiative
(SRI) en het Safe Abortion Action Fund (SAAF). IPPF biedt geïntegreerde SRGR dienstverlening,
heeft een sterke focus op jongeren en kwetsbare groepen en weet SRGR mondiaal op de
agenda te zetten. IPAS en SAAF richten zich op toegang tot veilige abortus en pleitbezorging.
SRI richt zich op internationale SRGR en gendergelijkheid-diplomatie.
200
Wat is het totale bedrag dat er voor Global Financial Facility (GFF) is begroot? Is
deze totale bijdrage aan de GFF volledig ondergebracht in de begrotingsregel «Vrouwenrechten
en keuzevrijheid»?
In 2022 is EUR 36 miljoen begroot voor de Global Financing Facility. Dit bedrag maakt
deel uit van beleidsartikel 3.1 (Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en
hiv/aids) en is terug te vinden onder Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties,
regel Vrouwenrechten en keuzevrijheid. Dit omvat zowel de reguliere jaarlijkse bijdrage
aan GFF van 16 mln EUR als de voorziene extra bijdrage van 20 mln EUR in het kader
van de respons op COVID-19.
201
Kunt u aangeven via welke investeringen aan welke organisaties deze versterking van
zorgsystemen vorm krijgt en onder welke begrotingsregel dat terug te vinden is?
Investering in zorgsystemen maken een integraal onderdeel uit van de bijdragen van
Nederland aan de WHO, UNFPA, UNAIDS, UNICEF, GFATM, GAVI en GFF. Verder zet een aantal
van de landenprogramma’s sterk in op investering in de nationale gezondheidsstrategieën
en heeft een aantal door Nederland ondersteunde NGOs een actieve rol in de nationale
beleidsdialoog over beleidsdoelen en -resultaten en in het integreren van innovatieve
instrumenten en aanpak in het gezondheid systeem.
Deze bijdragen zijn terug te vinden onder de verschillende begrotingsregels van beleidsartikel 3.1
(Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids).
202
Heeft u een strategie om de doelstelling voor Nederland van $ 650 miljoen voor de
Access to COVID-19 Tools Accelerator te bereiken in 2021? Wat is het financieringsplan
voor 2022?
Nederland komt dicht bij de door ACT-A gehanteerde verdeelsleutel wanneer zowel de
waarde van de financiële bijdrage aan ACT-A als de donatie in natura worden opgeteld.
Nederland zal in 2022 een extra EUR 70 miljoen aan ACT-A bijdragen. Dit brengt de
totale Nederlandse financiële bijdrage op EUR 242 miljoen, waarvan 197 mln EUR uit
de BHOS begroting. Daarbovenop draagt Nederland via de VWS begroting bij aan COVAX
met een donatie in natura van 21 miljoen vaccins. Omdat vaccinprijzen niet openbaar
zijn wordt de bijdrage in de ACTA commitment tracker in vaccindoses aangegeven en
niet in geld uitgedrukt.
203
Kunt u aangeven welke andere modellen worden verkend in 2022 om in te zetten op innovatieve
financiering voor onderwijs, naast de International Finance Facility for Education
(IFFEd)?
Naast IFFEd worden momenteel geen andere modellen voor innovatieve financieringsvormen
voor onderwijs verkend.
204
Op welke manier wordt in 2022 besloten hoe de opvolger van het Orange Knowledge Programme
(OKP) wordt ingericht en beter kan aansluiten bij investeringen in onderwijs, werk
en jongeren?
Voor de opvolger van het OKP is een projectorganisatie ingericht voor het nieuwe programma
voor Beroeps- en Hoger Onderwijs. Begin 2022 zullen externe consultaties plaatsvinden,
waarna medio 2022 een samenhangend beeld geschetst wordt van het nieuwe programma.
De uitdagingen voor jongeren, in het bijzonder jonge vrouwen en kwetsbare groepen,
in de toegang tot, het deelnemen aan en het succesvol afronden van beroepsonderwijs
of hoger onderwijs, zijn expliciet onderdeel van het nieuwe programma. Dit sluit goed
aan bij de huidige investeringen in onderwijs, werk en jongeren als verwoord in de
Youth at Heart strategie.
205
Hoeveel calls zijn er tot nu toe uitgedaan ten behoeve van het Civic Space Fund en
in welke landen? Welke bedragen zijn hiermee gemoeid en op welke themagebieden? Is
dit Civic Space Fund uitgesloten voor NGO’s en vakbonden die al op enige wijze direct
of indirect financiering hebben ontvangen vanuit Nederland?
Ambassades in alle landen die in de BHOS-nota genoemd worden, komen in aanmerking
voor het Civic Space Fund (CSF). Er zijn geen calls, maar deze ambassades kunnen jaarlijks
in hun jaarplannen middelen aanvragen voor steun aan maatschappelijke organisaties
in de landen waar zij geaccrediteerd zijn. Voor de Flex Optie van het CSF kunnen gedurende
het jaar ook urgente activiteiten in alle landen op de OESO-DAC lijst worden ondersteund,
bijvoorbeeld op gelijke rechten LHBTI, jongerenparticipatie, handel/verduurzaming
waardeketens, klimaat adaptatie en mitigatie, veiligheid en rechtsorde, vrijheid van
meningsuiting/persvrijheid en vrouwenrechten en gendergelijkheid. Maatschappelijke
organisaties die al op enige wijze directe of indirecte Nederlandse financiering hebben
ontvangen worden niet uitgesloten.
Voor 2021 was in totaal EUR 10 miljoen beschikbaar voor ambassades uit het Civic Space
Fund (inclusief Flex Optie). Er is EUR 9.266.000 aangevraagd.Ook in 2022 zal EUR 10 miljoen
voor het Civic Space Fund beschikbaar zijn.
206
Zijn er projecten die nadrukkelijk de inclusie en maatschappelijke ruimte van mensen
met een beperking bevorderen die middelen uit het Civic Space Fund ontvangen? Welke
projecten zijn dat?
Op dit moment worden er geen programma’s onder het Civic Space Fund gefinancierd,
die nadrukkelijk en specifiek de inclusie en maatschappelijke ruimte van mensen met
een beperking bevorderen.
207
Wat is het budget voor de Dutch Relief Alliance in 2022?
De Dutch Relief Alliance ontvangt jaarlijks EUR 60 mln. In 2022 ontvangt de DRA vanuit
de positieve BNI ramingen een eenmalige optopping van EUR 10 mln. Hierdoor ontvangt
de DRA in 2.022 EUR 70 mln.
208
Wat is het (geplande of voorziene) budget voor de Dutch Relief Alliance van 2023 t/m
2026?
De Dutch Relief Alliance ontvangt voor de jaren 2023 t/m 2026 vier keer EUR 60 mln.,
in totaal derhalve EUR 240 mln.
209
Zijn gezonde voeding, schoon water en goede sanitaire voorzieningen vaste indicatoren
in de besteding van het noodhulpbudget?
Om noodhulp mogelijk te maken, financiert Nederland op voorspelbare wijze het werk
van humanitaire VN-organisaties en -fondsen, van de internationale beweging van het
Rode Kruis en de Rode Halve Maan en van de Dutch Relief Alliance. Nederland kiest
in dit verband expliciet voor meerjarige en flexibel in te zetten financiering teneinde
daarmee zo goed mogelijk in te spelen op de lokale noden. Het leeuwendeel van het
noodhulpbudget is daarom ook niet thematisch of geografisch opgeknipt of gekoppeld.
De genoemde thema’s zijn derhalve geen vaste indicatoren in de besteding van het noodhulpbudget.
In elke humanitaire respons is er overigens altijd uitgebreid aandacht voor deze thema’s.
Coördinatie en uitvoering van de internationale noodhulpverlening vindt plaats via
zogenoemde «clusters», geleid door één VN-organisatie. Het gaat om elf thema’s die
samen het gehele spectrum van een humanitaire respons bestrijken. Er zijn specifieke
clusters voor voeding en WASH, maar bijvoorbeeld ook voor medische zorg, onderdak
en bescherming.
210
Welke kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties zullen bij de uitwerking
van de interdepartementale implementatiestrategie op het gebied van Security Sector
Reform worden betrokken?
We werken nauw samen met diverse kennisinstellingen en (internationale) maatschappelijke
organisaties op het gebied van Security Sector Reform (SSR). Bij de operationalisering
van de interdepartementale SSR-strategie wordt ook een beroep gedaan op externe expertise,
waaronder van het Kennisplatform voor Veiligheid en Rechtsorde, het Instituut Clingendael
en de Geneva Centre for Security Sector Governance (DCAF).
211
Welke landen, organisaties en experts maken deel uit van de nieuwe coalitie die mensgerichte
toegang tot recht moet gaan bevorderen? Kunt u toelichten wat u bedoelt met «mensgerichte
toegang tot recht»?
Een mensgerichte benadering van toegang tot recht gaat uit van de perspectieven van
mensen op rechtvaardigheid. Het stelt de behoeften en noden van mensen centraal om
hun juridische problemen op te lossen centraal. Op basis hiervan kan gerichte steun
worden geboden aan bijvoorbeeld rechtsinstellingen op nationale en lokale niveaus
en rechtshulp. Het is hiervoor belangrijk data (kwalitatieve en kwantitatieve) te
verzamelen, op basis waarvan nieuwe en innovatieve, op maat gemaakte programma’s worden
ontwikkeld of bestaande programma’s verbeterd worden. Voorbeelden van een mensgerichte
benadering van toegang tot recht zijn: laagdrempelige toegang tot informatie, rechtshulp
en juridisch advies, digitale (juridische) platformen en one-stop centers waar alle voorzieningen voor bijvoorbeeld slachtoffers van misbruik onder een dak
zijn te vinden (onder andere rechtshulp, politie, psychische-sociale steun), waardoor
slachtoffers niet op toegankelijker wijze hun recht kunnen halen.
De volgende vijftien landen maken momenteel deel uit van de nieuwe Justice Action Coalition: Canada, Duitsland, Frankrijk, Indonesië, Japan, Liberia, Libië, Luxemburg, Nederland,
Portugal, Saõ Tomé en Principe, Sierra Leone, Solomoneilanden, Zweden, en Zwitserland.
Noorwegen en de Verenigde Staten (USAID) waren als waarnemers bij de vergadering en
hebben nog niet besloten over deelname. De vorige regering van Afghanistan nam in
april ook deel. De huidige regering van Afghanistan wordt niet voor vervolgbijeenkomsten
en activiteiten uitgenodigd. Momenteel wordt gekeken naar mogelijke uitbreiding van
het aantal deelnemende landen. De Pathfinders for Peaceful, Just and Inclusive Societies, de G7+ intergouvernementele groep van twintig door conflict getroffen landen en
The Elders (een onafhankelijke groep mondiale leiders die samenwerken op vrede, rechtvaardigheid
en mensenrechten) zijn samen met Nederland de trekkers van de coalitie.
De intergouvernementele organisaties IDLO, OECD, OGP, UNDP, VN en de Wereldbank zijn
bij de vormgeving van het werk van de coalitie betrokken. Daarnaast zullen andere
organisaties bijdragen aan de concrete activiteiten van de Justice Action Coalition,
onder andere Cordaid, Hague Institute for the Innovation of Law (HiiL), Namati, ODI, UNODC, UN Women, en het World Justice Project.
212
Kunt u toelichten hoe de € 107 miljoen voor noodhulpprogramma’s (artikel 4.1) wordt
verdeeld? Kunt u aangeven hoe dit budget wordt verdeeld over kwetsbare groepen waaronder
kinderen in conflicten en meisjes?
De verdeling van de financiële middelen voor noodhulp wordt zoals gebruikelijk toegelicht
in een separate Kamerbrief die uw Kamer begin 2022 toe zal gaan. Het genoemde bedrag
komt grotendeels ten goede aan de Dutch Relief Alliance en het Nederlandse Rode Kruis,
naast een aantal kleinere thematische bijdragen. Het leeuwendeel van het noodhulpbudget
is niet thematisch of geografisch opgeknipt of gekoppeld. Derhalve is er geen specifieke
verdeling over kwetsbare groepen. Helpen van kwetsbare mensen en groepen in nood staat
bij humanitaire actie in elk geval voorop. Kwetsbaarheid kan daarbij per crisis verschillen.
Dat is een voorname reden voor Nederland om de financiering aan humanitaire partners
zo min mogelijk te oormerken.
213
Kunt u toelichten hoe de bijdragen (inter)nationale organisaties, migratie en ontwikkeling
(artikel 4.2) wordt besteed? Kunt u aangeven hoeveel wordt toegewezen aan maatschappelijke
organisaties werkzaam in de regio? Kunt u aangeven hoe dit budget wordt verdeeld over
kwetsbare groepen waaronder vluchtelingenkinderen en met name meisjes?
Het budget van artikel 4.2 wordt besteed aan opvang in de regio, met als hoofddoel
het bieden van perspectief aan vluchtelingen, intern ontheemden en kwetsbare gastgemeenschappen
in regio’s van herkomst, door middel van het bieden toegang tot onderwijs, werk, voorzieningen
en bescherming.
Verder wordt artikel 4.2 besteed aan migratiesamenwerking, met een focus op migratiemanagement
en tegengaan van irreguliere migratie, bevordering van vrijwillige terugkeer en herintegratie,
tegengaan van mensensmokkel/-handel, bescherming van migranten, vluchtelingen en gastgemeenschappen
en datacollectie en onderzoek.
De bijdragen aan internationale organisaties voor migratiesamenwerking worden met
name besteed via het COMPASS-partnerschap met IOM (EUR 55 mln. in de periode 2021–2023)
en voor Opvang in de Regio via het Prospects Partnerschap met UNHCR, UNICEF, ILO,
IFC en de Wereldbank (EUR 500 mln. in de periode 2019–2023).
De internationale organisaties die financiering ontvangen vanuit dit budget, werken
samen met maatschappelijke organisaties, die daarmee op indirecte wijze financiële
steun ontvangen. Daarnaast wordt een deel van het budget op artikel 4.2 ingezet d.m.v.
directe financiële steun aan (internationale en nationale/lokale) non-gouvernementele
organisaties. Op basis van het Subsidiebeleidskader Migratie & Ontwikkeling 2019–2022
is dit EUR 35 mln. voor opvang in de regio en EUR 6 mln. voor migratiesamenwerking,
in voorgenoemde periode.
Nederland stuurt vooraleerst op het behalen van de grootst mogelijke effectiviteit,
alvorens het kanaal te kiezen. Alle programmering op artikel 4.2 wordt op effectiviteit
geëvalueerd. Hierin wordt de kanaalkeuze meegenomen.
Alle programmering die via dit budget tot stand komt, is gericht op de kwetsbare groepen
migranten, vluchtelingen, intern ontheemden en gastgemeenschappen. Vrouwen en jongeren
krijgen hierbij bijzondere aandacht, zie ook Resultatenrapportage 2020. Vluchtelingenkinderen worden vooral via onderwijsprogramma’s bereikt.
214
Kunt u de daling van € 15 miljoen voor de opvang en bescherming in de regio en de
migratiesamenwerking in de regio (artikel 4.2) toelichten?
Zie antwoord op vraag 139.
215
Welke organisaties worden met hoeveel geld gesubsidieerd in het kader van beleidsartikel 4.1,
specifiek de categorie «Noodhulpprogramma's»?
Nederland financiert humanitaire VN-organisaties en -fondsen en het Internationale
Comité van het Rode Kruis met zogenaamde bijdragen onder beleidsartikel 4.1.
De subsidies in het kader van beleidsartikel 4.1 betreffen onder meer de Dutch Relief Alliance (DRA) en het Nederlandse Rode Kruis (NRK), naast kleinere bijdragen voor capaciteitsversterking,
research en innovatie via bijvoorbeeld Clingendael en Elrha. De verdeling van de financiële
middelen voor noodhulp wordt zoals gebruikelijk toegelicht in een separate Kamerbrief
die uw Kamer begin 2022 toe zal gaan.
Zie ook 212 en 216
216
Welke (inter)nationale organisaties ontvangen welke bijdrage in het kader van beleidsartikel 4.1,
specifiek de categorie «Noodhulpprogramma's»?
Nederland steunt ook in 2022 drie categorieën noodhulporganisaties: VN-organisaties
en -fondsen (het VN-bureau voor noodhulpcoördinatie OCHA, de door OCHA beheerde landenfondsen
(Country Based Pooled Funds) en het algemene Noodhulpfonds CERF, het Wereldvoedselprogramma
WFP, de VN vluchtelingenorganisatie UNHCR, het VN-Kinderfonds UNICEF, de Wereldgezondheidsorganisatie
WHO en de hulporganisatie voor Palestijnse vluchtelingen UNRWA); de internationale
beweging van het Rode Kruis/Rode Halve Maan; en de Dutch Relief Alliance, een samenwerkingsverband
van Nederlandse hulporganisaties. De verdeling van de financiële middelen voor noodhulp
wordt
zoals gebruikelijk toegelicht in een separate Kamerbrief die uw Kamer begin 2022 toe
zal gaan.
217
Welke organisaties worden met hoeveel geld gesubsidieerd in het kader van beleidsartikel 4.3
«Veiligheid en rechtsstaatsontwikkeling»?
In het onderstaande overzicht zijn de gerealiseerde financieringen van organisaties
in 2020 weergegeven, omdat de geplande financiering voor 2022 en de gerealiseerde
financiering voor 2021 nog niet beschikbaar zijn. Het betreft hier zowel gedecentraliseerde
als centraal gefinancierde programma’s. Tevens zijn niet alle gefinancierde organisaties
opgenomen vanwege vertrouwelijkheid. Indien gewenst kan ik u hierover vertrouwelijk
informeren.
Organisatie
Financiële bijdrage (in Euro)
Accountability Lab
173.614
Agency for Technical Cooperation and Development
250.000
Afghan Independent Human Rights Commision
445.000
AGA KHAN FOUNDATION AFGHANISTAN
2.977.204
Asosiasi Lembaga Bantuan Hukum Apik
14.982
Association DEME-SO
1.660.664
Avocats Sans Frontieres Asbl
25.000
Berghof Foundation
111.200
Brigham and Women's Hospital Research Management
19.788
Center for civilians in conflict
2.636.124
Center for International Legal Cooperation
441.660
Clingendael
3.819.550
CNC SAHEL-BURKINA FASO
25.002
Coalition For Accountability & Integrity, Aman Ramallah
78.325
Community Based Sociotherapy Rwanda
1.001.228
DFID UK
6.004.969
European Institute Of Peace
1.468.432
FONAHD (Forum Des Organisations Nat. Humanitaires et Dev.) M
39.160
Fondation Festival Sur Le Niger
45.934
German Federal Ministry For Economic Cooperation And Development
2.500.000
Health Development Initiative
196.020
Holland House Hargeisa
11.570
Helvetas
1.424.383
Hague Institute for Innovation of Law
87.685
Impunity Watch
2.254.777
International Commission on Missing Persons
712.500
International Committee of the Red Cross
801.400
International Development Law Organization
3.611.386
Institute for Criminal Justice Reform
15.927
Institute For Democracy And Electoral Assistance
1.600.000
Institute for Security Studies
993.597
International Alert
1.554.000
International Center for Transitional Justice
5.021.482
International Crisis Group
2.690.097
International Peacebuilding Alliance – Interpeace
3.159.500
International Organization for Migration
891.386
Justice For All-Prison Fellowship Addis Abeba
360.000
Kituo Cha Sheria Nairobi
174.357
Mercy Corps Edinburgh
201.055
Ministry Of Finance, Planning And Economic Development Uganda
6.500.000
Ministry of Justice Rwanda
346.500
Musawa Ramallah
227.395
New York University 4
1.783.417
Nonviolent Peaceforce
2.461.189
Norwegian Refugee Council Oslo
885.974
Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa
90.000
Plaidoirie pour les sans voix
92.541
Playing for Peace Middle East
57.600
Pricewaterhousecoopers Jakarta
9.181
Radio La Benevolencija
589.829
RCN Justice Et Democratie
790.355
Royal Danish Embassy Kampala
2.000.000
Saferworld
3.277.717
Sana'a Center for Strategic Studies
409.400
Search For Common Ground Tunis
320.000
SNV Bamako
3.129.323
SJAC – SYRIA JUSTICE AND ACCOUNTABILITY CENTRE
221.525
Stichting Afrika-Studiecentrum
217.644
Stichting Akvo Amsterdam
125.887
Stichting Netherlands Institute for Multiparty Democracy
2.250.000
Stichting Red een Kind
1.037.265
Stichting Spark Amsterdam
221.386
Stichting T.M.C. Asser Instituut
5.145
Stichting Vredesbeweging Pax Nederland
2.516.972
Stichting Woord En Daad Gorinchem
1.032.581
Stichting ZOA
2.521.108
Transparency International UK
1.377.985
Transparency International Berlin
1.800.000
The Independent Commision for Human Rights Palestine
963.174
The Legal Aid Forum
181.893
Uganda Women's Network UWONET
74.849
United Nations Habitat Kabul
2.154.346
United Nations Development Programme
64.987.427
United Nations Department of Political & Peacebuilding Affairs
1.250.000
United Nations Office On Drugs And Crime Wenen
146.774
University of South Carolina
40.000
Van Vollenhoven Instituut
317.884
VNG International
7.006.231
WFP – World Food Programme
3.547.863
World Bank
4.605.750
World Bank IBRD Kabul
20.000.000
Yayasan Penanggulangan Krisis Internasional
15.264
218
Kunt u aangeven welk gedeelte per budgetlijnen subsidies, opdrachten en bijdragen
aan internationale organisaties (3.3) direct ten goede zal komen aan lokale organisaties?
Ongeveer 11 procent van het totale budget van artikel 4.3 kwam in 2020 direct ten
goede aan lokale organisaties. Hierbij is niet het percentage inbegrepen dat door
tussenkomst van internationale partners, en dus indirect, ten goede kwam aan lokale
organisaties.
219
Zullen er in 2022 en verder bijdrages worden gegeven aan UNICEF ten behoeve van humanitaire
hulp en zo ja, wat is de hoogte van deze bijdrages?
De uitgangspunten met betrekking tot het financieren van partnerorganisaties in het
kader van het beleid voor humanitaire hulp en diplomatie zoals vastgelegd in de nota
«Mensen Eerst!» blijven gelden. In lijn daarmee worden momenteel de arrangementen
met de VN-partners waaronder UNICEF voor 2022 en verder bezien. Hierover volgt begin
2022 een separate brief aan uw Kamer.
220
Hoe groot zijn de voorziene bijdragen aan het Peace and Statebuilding Fund van de
Wereldbank en het Peace Building Fund van de Verenigde
Naties voor 2022?
De voorziene bijdragen zijn 4 mln. EUR voor het State and Peacebuilding Fund van de
Wereldbank en 20 mln. EUR voor het VN Peacebuilding Fund.
221
Met welke prioritaire herkomst- transit- en opvanglanden beoogt u brede migratie partnerschappen
af te sluiten? Hoe staan deze landen daar tegenover? Wat zijn, per land, hun specifieke
wensen?
Nederland werkt zowel bilateraal als in EU-verband aan het intensiveren van de samenwerking
met landen van herkomst, transit en opvang, waarbij, vanwege de grotere slagkracht,
de samenwerking via de EU de voorkeur verdient.
Zoals in de voortgangsrapportage integrale migratieagenda d.d. 11 januari 2021 is
aangegeven19, richt het Nederlandse beleid zich vooral op landen in de Mena-regio, sub-Sahara
Afrika en de Hoorn van Afrika.
Versterkte samenwerking met derde landen maakt een belangrijk onderdeel uit van het
EU Pact voor Asiel en Migratie. De EU heeft recent een achttal actieplannen voor verschillende
prioritaire landen opgesteld. De bilaterale en EU- aanpak verschilt per land, gebaseerd
op de reeds opgebouwde samenwerking, dialoog en de dynamiek in de samenwerking met
het betreffende land. De recent gedeelde EU-plannen worden de komende tijd verder
geoperationaliseerd in samenwerking met zowel Lidstaten als deze partnerlanden.
222
Klopt het dat er geen indicatoren ontwikkeld zijn op het versterken van het maatschappelijke
middenveld, buiten de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid om?
Nee, dat klopt niet. Naast het resultatenkader vrouwenrechten en gendergelijkheid
omvatten ook het resultatenkader van Versterking Maatschappelijk Middenveld en het
Resultatenkader van Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) indicatoren
die de versterking van het maatschappelijk middenveld meten. Voor SRGR is dit een
nieuwe memorie van toelichting indicator waarop jaarlijks naar de Kamer zal worden
gerapporteerd.
223
Wat is het budget voor het accountability fonds? Wat zijn de ervaringen van de ambassades
inzake het direct financieren van lokale organisaties? Kan er ook een acountability
fonds opgezet worden – gekanaliseerd via het ministerie bijvoorbeeld – dat lokale
humanitaire organisaties direct financiert?
Het Accountability Fonds heet per 1 januari 2021 het «Civic Space Fund». Dit fonds
heeft een budget van 10 miljoen euro per jaar en wordt besteed via de ambassades aan
lokale maatschappelijke organisaties. De ervaringen van de ambassades zijn goed, contact
met het lokaal maatschappelijk middenveld is waardevol om o.a. op de hoogte te blijven
van ontwikkelingen in een land en door middel van de steun aan bepaalde organisaties
kan een ambassade laten zien wat Nederland belangrijk vindt.
Er is geen aanleiding om een vergelijkbaar fonds voor humanitaire hulp op te zetten.
Inzet op lokalisatie van humanitaire hulp is reeds één van de Nederlandse humanitaire
prioriteiten. Hier wordt op diverse manieren invulling aan gegeven. Zo spant Nederland
zich in om, in multilaterale fora en in dialoog met humanitaire organisaties, het
belang van lokalisatie te onderstrepen. Tevens wordt een aanzienlijk deel van het
Nederlandse humanitaire budget aangewend voor financiering van humanitaire fondsen
en organisaties, zoals de humanitaire VN-organisaties, Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging
en Dutch Relief Alliance, die goed toegerust zijn en zowel expertise als capaciteit
hebben om lokale humanitaire organisaties op principiële wijze te ondersteunen. Hierbij
worden partners gestimuleerd om uitvoering te geven aan de Grand Bargain afspraken.
224
Wat is de reden voor de korting op gelden voor multilaterale samenwerking, specifiek
op speciale multilaterale activiteiten en internationale financiële instellingen,
multilaterale banken en fondsen? Welke economische en financiële consequenties heeft
dit voor de ontwikkeling van derde landen die normaliter aanspraak maken op deze fondsen?
In 2020 is het instrument speciale multilaterale activiteiten tijdelijk opgehoogd
in verband met een bijdrage aan het UN COVID-19 Response and Recovery Fund (RRTF)
voor de bestrijding van de impact van COVID-19 in de armste landen. Daarnaast was
er tot 2021 sprake van een hoger budget om de hervormingen van het VN-ontwikkelingssysteem
te financieren.
Ten aanzien van de internationale financiële instellingen is er geen sprake van een
korting, maar van een tijdelijke ophoging van uitgaven in 2020 en 2021 ten behoeve
van de COVID-19 respons. Dit betreft onder andere de bijdragen aan het IMF Catastrophe
Containment and Relief Trust en aan het subsidieaccount van het IMF Poverty Reduction
and Growth Trust, zoals is toegelicht in de kamerbrief «Nederlandse inzet bestrijden
coronacrisis ontwikkelingslanden» van 14 april 2020 (kamerstuk 33 625 XVII, nr. 2), de «Kabinetsreactie op briefadvies nr. 34 Nederland en de wereldwijde aanpak van
COVID-19» van 10 juli 2020 (kamerstuk 33 625 XVII, nr. 320), in de eerste suppletoire begroting BHOS 2021 (kamerstuk 35 850 XVII, nr. 2) en in het verslag van de voorjaarsvergadering (kamerstuk 26 234, nr. 256). Vanaf 2022 is het budget voor de IFI’s verlaagd, als gevolg van de verrekening
van de krimp van het ODA-budget in 2020. Deze verlaging is bij Miljoenennota 2020
opgevoerd en vervolgens in de tweede suppletoire begroting 2020 en eerste suppletoire
begroting 2021 verder uitgewerkt.
De begroting voor multilaterale banken en fondsen betreffen langlopende aangegane
verplichtingen die per jaar licht kunnen fluctueren. Deze fluctuaties in bijdragen
hebben daarmee geen impact op de lopende verplichtingen en dus ook geen impact op
derde landen.
225
Wat is de reden voor de daling van de multilaterale bijdrages aan UNICEF voor 2022–2024
ten opzichte van eerdere jaren?
Van 2022 tot 2024 is het budget met EUR 4.436.000,- verlaagd vanwege het aandeel in
de dekking van de krimp van het ODA-budget door de economische gevolgen van de COVID-19
pandemie in 2020. Deze verlaging is bij Miljoenennota 2020 opgevoerd en vervolgens
in de eerste suppletoire begroting 2021 verder uitgewerkt.
226
Kunt u een toelichting geven op de betekenis van het meerjarig geraamde saldo op het
verdeelartikel 5.4?
De positieve bedragen op verdeelartikel 5.4 van de BHOS-begroting hangen samen met
het feit dat het ODA-budget wordt gecorrigeerd voor de ontwikkelingen van het BNI.
In het kader van behoedzaamheid en stabiliteit in de BHOS-begroting worden groei en
krimp van het ODA-budget niet direct vertaald in OS-programmalijnen, maar verwerkt
in verdeelartikel 5.4. Deze BNI-ruimte kan immers weer toe- of afnemen na correctie
van de nieuwste BNI-raming. Daarnaast worden fluctuaties in de ODA-toerekening eerstejaars
asielzoekers op het verdeelartikel 5.4 opgevangen.
Gedurende het begrotingsjaar worden de resterende middelen op artikel 5.4 binnen de
BHOS-begroting herverdeeld. Informatie hierover ontvangt de Kamer in de desbetreffende
begrotingsstukken. Vanwege de demissionaire status van het kabinet is nu alleen budget
herverdeeld voor de jaren 2021 en 2022.
227
Kan de Kamer het meerjarig saldo op het verdeelartikel aanwenden voor de dekking van
(meerjarige) amendementen?
Zie hiervoor ook antwoord op vraag 226.
Het verdeelartikel 5.4 vormt de buffer van het ODA-budget waaruit fluctuaties in BNI
en asieltoerekening moeten worden betaald. Daarom is het in het kader van behoedzaamheid
en stabiliteit minder aangewezen het meerjarig saldo op dit verdeelartikel aan te
wenden voor de dekking van amendementen. De meerjarige standen zijn immers mede afhankelijk
van de ontwikkeling van het BNI en asielramingen.
228
Hoeveel ODA-middelen verwacht u in 2022 uit de begroting te zullen moeten uittrekken
voor de eerstejaars opvang van asielzoekers?
De verwachte ODA-toerekening voor de opvang van eerstejaars asielzoekers is in ontwerpbegroting
2022 geraamd op EUR 345 miljoen. Zie ook vraag 231.
229
Correspondeert de structurele verlaging van 150 miljoen euro van het ODA-budget met
actuele kwijtscheldingen van exportkredietschulden? Wanneer eindigt deze reeks?
Er is geen sprake van een structurele verlaging van 150 miljoen van het ODA-budget.
Indien er sprake is van kwijtschelding van exportkredietschulden dan wordt dit onderdeel
van de begroting van het Ministerie van Financiën en niet van de begroting Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
230
Wordt het budget voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ingezet voor
eerste jaarsopvang van asielzoekers? Waar vindt deze opvang plaats? Welke organisaties
krijgen hier budget voor?
Ja, conform de OESO-DAC richtlijnen mogen de kosten voor de eerstejaarsopvang van
asielzoekers uit DAC-landen aan ODA worden toegeschreven. In Nederland worden deze
uitgaven op de begroting van het Ministerie Justitie en Veiligheid verwerkt als onderdeel
van het ODA-budget.
Naast kosten voor de opvang door het COA worden deze middelen ook benut voor gemaakte
kosten door OCW voor primair en voortgezet onderwijs, Stichting Nidos, Vluchtelingenwerk
Nederland en de inzet van tolken en rechtsbijstand in het asielproces.
231
Verwacht u dat de toerekening voor de eerste jaarsopvang van asielzoekers nog hoger
gaat worden over dit jaar en voor 2022? Kunt u dit toelichten?
Ja. Door de stijgende asielinstroom is het de verwachting dat de meerjarige toerekening
voor eerstejaars asielzoekers hoger zal worden dan in de begroting opgenomen.
232
Voorziet de regering in twee jaar een significante vooruitgang met betrekking tot
duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden?
Hoe verhoudt zich dit tot de kortingen op investeringen hierin? Hoe verhoudt zich
dit tot de ambities voor een EU-Afrika partnerschap? Wat is de meerwaarde van een
eenmalige investering ten opzichte van structurele investeringen?
Het kabinet voorziet een toename van de klimaatresultaten door de extra investeringen.
Zoals toegelicht in de begroting onder paragraaf 2.3 heeft het kabinet daarom extra
bijdragen gedaan voor 2021 en 2022 aan een aantal fondsen en initiatieven ter ondersteuning
bij het aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, het helpen bij grootschalige
inpassingen van hernieuwbare energie alsmede ter bestrijding van ontbossing. Binnen
het EU-Afrika partnerschap bestaat ook aandacht voor duurzame ontwikkeling, landbouw,
voedselzekerheid, water en klimaat. Zie hiertoe onder meer de kabinetsappreciatie
van de EU mededeling «Towards a Comprehensive Strategy with Africa» van maart 2020
(Kamerstuk 21 501-02, nr. 2148). Deze thema’s zullen naar verwachting ook aandacht krijgen tijdens de 6e EU-AU Top die voorzien is voor begin 2022. Er is derhalve geen sprake van een korting,
maar van het aflopen van de tijdelijke ophoging van middelen – dit kabinet laat het
aan een volgend kabinet om besluiten te nemen over de periode vanaf 2023.
233
Klopt het dat er een toename van € 19,5 miljoen is van de middelen op het verdeelartikel?
Is dit bedrag juridisch verplicht? Kunt u een toelichting geven op de werkwijze, mogelijkheden
en beperkingen van het toepassen van een verdeelartikel in de begroting?
Het bedrag van EUR 19,5 miljoen in 2021 op verdeelartikel 5.4 betreft geen toename
maar de stand van het artikel. Dit bedrag is niet juridisch verplicht.
Zie ook het antwoord op vraag 226 & 227 voor een beschrijving van de werkwijze van
verdeelartikel 5.4.
234
Hoe staat het met de uitvoering van motie Sjoerdsma/Van Ojik (35 570 V, nr. 40) over instrumenten van het buitenlandbeleid en de diplomatie in lijn brengen met
de doelstellingen uit het Klimaatakkoord van Parijs? Welke acties zijn ondernomen
om deze motie uit te voeren?
In de kamerbrief Voortgang mondiale klimaatdiplomatie (Kamerstuk 31 793, nr. 199; 28 mei 2021) box 1 wordt de motie en de acties om deze motie uit te voeren besproken.
235
Hoe staat het met de uitvoering van motie Bouali/Alkaya (35 570 XVII, nr. 30) over het ondertekenen van het Charter Diversiteit bevorderen onder organisaties
die subsidie ontvangen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken? Welke acties zijn
ondernomen om deze motie uit te voeren?
De Nederlandse maatschappelijke organisaties die in 2021 subsidie hebben kregen hebben
alle een brief ontvangen, waarin zij worden opgeroepen het Charter Diversiteit te
ondertekenen. Deze oproep is herhaald in een nieuwsbrief voor de partners onder het
beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld.
Diversiteit en inclusie zullen ook belangrijke onderwerpen zijn in de jaarlijkse beleidsdialogen
met de verschillende allianties onder beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld.
Daarnaast heeft het Ministerie het thema ook aan de orde gesteld met brancheorganisatie
Partos, die hierover voor haar leden een seminar heeft georganiseerd.
236
Hoe staat het met de uitvoering van motie Bouali c.s. (35 570 XVII, nr. 28) over EU-maatregelen tegen producten die bijdragen aan de ontbossing van de Amazone?
Welke acties zijn ondernomen om deze motie uit te voeren?
Voor de uitvoering van motie Bouali verwijs ik u naar de kamerbrief Voortgang mondiale
klimaatdiplomatie (Kamerstuk 31 793, nr. 199). De publicatie van het Commissievoorstel met regelgevende en niet-regelgevende maatregelen
gericht op het tegengaan van ontbossing en bosdegradatie is voorzien op 17 november
aanstaande, waarna het kabinet zijn positie ten aanzien van het voorstel zal bepalen.
237
Kunt u aangeven hoe voor de jaren 2022 en verder aan de motie Voordewind/Kuik (Kamerstuk
35 570 XVII, nr. 36) is voldaan, die vraagt om structurele financiering van de strijd tegen kinderprostitutie
met 5 miljoen euro per jaar?
Onder het Fonds Bestrijding Kinderprostitutie is per mei 2.021 EUR 5 miljoen financiering
toegekend aan de Down to Zero-alliantie. Deze financiering loopt tot mei 2022.
Zoals per brief aan uw kamer gecommuniceerd op 9 april 2021 (33 625, nr. 328), wordt, alvorens te besluiten over voortzetting van financiering, een evaluatie
uitgevoerd om inzicht te krijgen in de aansluiting van inzet op de bestrijding van
seksuele exploitatie van kinderen bij het Nederlandse SRGR- en BHOS-beleid. Op basis
hiervan wordt bepaald op welke wijze deze inzet voortgezet kan worden. Een besluit
over voortzetting van de Nederlandse inzet op de bestrijding van seksuele exploitatie
van kinderen wordt genomen voordat de huidige financiering afloopt. Zoals aangegeven
tijdens het Wetgevingsoverleg van 24 juni 2021 is het tijdpad van genoemde evaluatie
hierop gebaseerd.
238
Kunt u toelichten waar gerapporteerd is over malversaties? Hoe zien, conform de toezegging
van 24 juni 2021, de mogelijkheden voor het opstellen van een afwegingskader voor
het informeren over malversaties eruit?
In de bijlagen van de departementale jaarverslagen van BHOS en BZ worden alle bewezen
gevallen van malversaties vermeld. Ook worden de totale aantallen gemelde vermoedens,
niet-bewezen vermoedens en vermoedens die nog in onderzoek zijn vermeld. Dit is conform
de afspraken met uw Kamer.
Met betrekking tot de toezegging aangaande het afwegingskader zal ik uw Kamer per
brief separaat informeren vóór de aanstaande begrotingsbehandeling.
239
Kunt u een appreciatie geven van de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer over het
inzicht dat geboden wordt in de revolverende fondsen, in het bijzonder ten aanzien
van Invest International en de verwachte prestaties en rendementen?
In het jaarverslag wordt (sinds 2019) een overzicht opgenomen van de bijdragen aan
revolverende fondsen. In dit overzicht is de financiële informatie over de revolverende
fondsen gestructureerd opgenomen en aangevuld met de looptijd van het fonds, beoogde
mate van revolveerbaarheid en het jaar waarin het fonds naar verwachting wordt geëvalueerd.
Op verzoek van de Kamer wordt dit met ingang van 2021 aangevuld met het beleidsartikel
waaruit elk revolverend fonds wordt gefinancierd.
Specifiek ten aanzien van het revolverende karakter van het investeringskapitaal dat
door Invest International wordt beheerd is de Kamer eerder geïnformeerd in de ontwerpbegroting
betreffende de Machtigingswet m.b.t. de oprichting van Invest International (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 35 529, nr. 3) dat Invest International – opgericht op 1 oktober jl. – zich nog in de opbouwfase
bevindt waardoor nog geen normrendement is vastgesteld. Na opbouw van de portefeuille
zal in overleg met Invest International een normrendement worden vastgesteld, dat
periodiek wordt herzien.
240
Wanneer ontvangt de Kamer, conform de toezegging gedaan in het wetgevingsoverleg over
het Jaarverslag van 24 juni 2021, nadere informatie over de wijze waarop in de begroting
inzicht wordt geboden in de revolverende fondsen? Kunt u toelichten waarom dat inzicht
nog niet geboden wordt bij de begroting voor 2022?
Nadere informatie op basis van de toezegging over revolverende fondsen vindt u in
de Kamerbrief van 9 november 2021 (Kamerstuknummer 2021Z19791). Daarin wordt ook toegelicht waarom het overzicht van revolverende fondsen niet
in de begroting staat.
241
Waarom ontbreekt in het subsidieoverzicht het Fonds Bestrijding Kinderprostitutie?
Ontbreken er nog meer subsidies en kunt u een compleet subsidieoverzicht aan de Kamer
verstrekken?
Het subsidieoverzicht is compleet echter de subsidie stond onterecht gepresenteerd
onder subsidieregeling BZ 2006. De vervaardiging van dit overzicht vraagt handmatige
handelingen en dit betreft een registratiefout.
Voor het Fonds Bestrijding Kinderprostitutie is één activiteit aangegaan met een financiële
omvang van EUR 5 miljoen. Dit is een activiteit met Stichting Terre des Hommes waarvan
in 2.021 EUR 2,5 miljoen is betaald. Voor 2022 is begroot dat het restant van EUR 2,5 miljoen
wordt betaald.
242
Kunt u een toelichting geven op het strategische karakter van de in de begroting opgenomen
strategische evaluatie agenda?
De Strategische Evaluatie Agenda beoogt een sterkere verbinding te realiseren tussen
de evaluatieverplichtingen (gericht op het verleden) en de kennis- en inzichtbehoefte
(gericht op de toekomst) bij beleidsdirecties in het ministerie. Hierdoor draagt de
SEA bij aan het versterken van kennis-gedreven beleid. Bij de thema’s die voor SEA’s
geselecteerd worden wordt dan ook gestreefd om evaluatieonderzoek systematischer te
koppelen aan beleidsonderzoek dat uitgezet wordt via de kennispartners en adviesraden.
Dit is nog in ontwikkeling, maar de verwachting is dat geleidelijk steeds strategischer
keuzes worden gemaakt in de evaluatieagenda.
Voor de huidige SEA zijn de beleidsthema’s voor een deel gekoppeld aan de begrotingsartikelen,
maar de verwachting is dat in de toekomst meer dwarsdoorsnijdende thema’s in de SEA
worden opgenomen.
243
Welke conclusies trekt u uit de synthese studie «Opvang in de Regio (2021)» voor de
Theory of Change Migratie en Ontwikkeling (2018)?
Onlangs heeft IOB besloten bovenstaande synthese studie niet uit te voeren. De lessen
van evaluaties van multi-donorprogramma’s in de regio Syrië worden meegenomen in de
IOB-evaluatie Opvang in de Regio Syrië, die de Kamer in 2022 ontvangt. Derhalve zijn
er nog geen conclusies getrokken. Zie ook antwoord op vraag 69.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.