Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over de rechtsbijstand
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de rechtsbijstand (ingezonden 28 september 2021).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 2 november 2021). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 386.
Vraag 1
Waarom trekt het kabinet nu pas 154 miljoen euro uit voor de sociaal advocatuur, terwijl
al jaren duidelijk was dat dit moest gebeuren? Waarom niet eerder?1
Antwoord 1
Ik vind dat de rechtshulp beter moet en mensen met problemen sneller geholpen moeten
worden. In het regeerakkoord – dat kon rekenen op een meerderheid in de Tweede Kamer –
is de afspraak gemaakt dat binnen het bestaande budgettaire kader de rechtshulp beter
moet en mensen met problemen sneller moeten worden geholpen. Daarmee ben ik aan de
slag gegaan, onder meer met de stelselvernieuwing rechtsbijstand.2 De noodzaak tot het verhogen van de vergoedingen was er daarnaast ook. Dat is de
reden waarom ik de puntentarieven eerder al heb verhoogd voor 2020 en 2021.3 Mede naar aanleiding van het debat over de kinderopvangtoeslagaffaire, tekende zich
afgelopen jaar bovendien een nieuwe meerderheid af die de vergoedingen in lijn wilde
brengen met scenario 1 van de commissie-Van der Meer.4 Reden om de vergoedingen van sociaal advocaten, mediators en bijzondere curatoren
werkzaam in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand structureel te verhogen
per 1 januari 2022.
Vraag 2
Waarom had het kabinet het toeslagenschandaal nodig om het belang van goede rechtsbijstand
in te zien?
Antwoord 2
Het belang van goede rechtsbijstand is niet nieuw, dat volgt ook uit de reeds in 2018
door mij ingezette stelselvernieuwing rechtsbijstand. Zoals bij vraag 1 opgemerkt
zijn de puntentarieven voor 2020 en 2021 al eerder verhoogd.
Vraag 3
Hoeveel sociaal advocaten die per jaar meer dan 50 keer op basis van toevoegingen
werken zijn ermee gestopt tijdens het kabinet-Rutte III, omdat het kabinet zo lang
getreuzeld heeft met het regelen van betere vergoedingen voor deze cruciale beroepsgroep?
Hoeveel rechtszoekenden konden daardoor geen sociaal advocaat vinden? Bent u bereid
dit te onderzoeken?
Antwoord 3
Blijkens de cijfers en trends van de raad voor rechtsbijstand waren er eind 2020 6.529
advocaten ingeschreven bij de raad voor rechtsbijstand. Het aantal actieve advocaten
(advocaten met jaarlijks één of meer toevoegingen) is de laatste jaren relatief minder
snel gedaald dan het aantal toevoegingen. In 2014 – het jaar met de meeste actieve
advocaten – waren er circa 7.600 actieve advocaten in het stelsel, in 2020 waren dit
er nog ruim 6.500, een afname met ongeveer 14%. De reden waarom advocaten stoppen
is niet bekend. Het aantal toevoegingen nam in dezelfde periode af met ruim 16%. Tegen
de 30% van de actieve advocaten behandelt per jaar maximaal 10 toevoegingen. Nog eens
ongeveer 30% behandelt 11 tot en met 50 toevoegingen, rond de 20% 51 tot en met 100
toevoegingen en voor de overige circa 20% actieve advocaten gaat het om meer dan 100
toevoegingen per jaar (waarvan het bij 3 à 4% om meer dan 200 toevoegingen gaat).
Om het aanbod diepgaander te kunnen monitoren, heb ik het Kenniscentrum van de Raad
gevraagd om een programma te ontwikkelen waarmee in de toekomst het aanbod en de factoren
die daarop van invloed zijn, nauwgezet kunnen worden gemonitord. Daarbij kunnen ook
andere instrumenten dan cijfermatige analyses door de Raad worden ingezet, zoals het
systematisch enquêteren van advocaten die uitstromen. De Raad betrekt bij de ontwikkeling
van zijn programma de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) en de dekens. Daarnaast
laat ik me voeden door signalen van het Juridisch Loket, en de Nederlandse Orde van
advocaten.
De Raad voor Rechtsbijstand, het Juridisch Loket, Sociaal Werk Nederland en de NOvA
werken aan een verbeterende signalering.
Vraag 4
Klopt het dat sociaal advocaten die op basis van bepaalde toevoegingen werken, er
juist op achteruit zullen gaan ondanks het uitvoeren van scenario 1 van commissie-Van
der Meer, bijvoorbeeld bij uithuisplaatsingszaken en vreemdelingenzaken? En hoe gaat
de regering om met rechtsgebieden waarin het stelsel nauwelijks voorziet, zoals het
onderwijsrecht?
Antwoord 4
Het uitvoeren van scenario 1 van de commissie Van der Meer is een totaalpakket. Maar
ik denk ook dat het een eerlijk pakket is, omdat het beter aansluit bij de reëel gemaakte
uren. Op de meeste rechtsgebieden gaan de puntenvergoedingen omhoog, maar op enkele
onderdelen van rechtsgebieden gaan conform het advies van de commissie-Van der Meer
de puntenvergoedingen ook omlaag. In mijn brief van d.d. 1 november 2021 heb ik uw
Kamer hier uitgebreid over geïnformeerd.
Ik zie op dit moment geen aanleiding om de scope van de gesubsidieerde rechtsbijstand
te verruimen.
Vraag 5
Op welk prijspeil gaat u het punttarief vaststellen per 1 januari 2022? Bent u bereid
tot indexatie over te gaan, of in ieder geval ervoor te zorgen dat de punttarieven
op het niveau van de jaren 2020 en 2021 blijven, de jaren waarin de tijdelijke overbruggingsregeling
gold? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Het punttarief wordt op 1 januari 2022 conform artikel 3, tweede lid, Bvr geïndexeerd.
Uitgangspunt hiervoor is het punttarief van 2021 van € 113,85, dus zonder de tijdelijke
toelage. Nu door invoering van scenario 1 van de commissie-Van der Meer per 1 januari
2022 hogere vergoedingen gerealiseerd worden, komt de noodzaak voor voortzetting van
de tijdelijke toelage per die datum te vervallen.
De basis van het indexeringspercentage is het prijsindexcijfer 2020, het loonindexcijfer
2020 en de arbeidsproductiviteit in arbeidsjaren naar bedrijfstakken 2020. De bron
van deze cijfers is het CBS.
Vraag 6
Waarom kiest het kabinet ervoor om dit bedrag van 154 miljoen euro, dat noodzakelijk
is en waar zo lang voor gestreden is, niet structureel aan de begroting toe te voegen?
Antwoord 6
Met de stelselvernieuwing van de rechtsbijstand wordt ingezet op snellere en meer
laagdrempelige oplossingen voor mensen met problemen. De verwachting is dat het beroep
op de rechtsbijstand hierdoor in de toekomst afneemt. Daarnaast zet het kabinet in
op een (financiële) bijdrage van commerciële advocatenkantoren.
Vraag 7
Deelt u de mening dat al die jaren na de commissie-Van der Meer een herijking van
de punten per zaakscode noodzakelijk is en ziet u iets in een structurele monitoring
van de punten per zaakscode, bijvoorbeeld om de drie jaar? Bent u bereid dit op korte
termijn te regelen?
Antwoord 7
Met het overnemen van de aanbevelingen van de commissie worden de puntenaantallen
weer in lijn gebracht met de gemiddelde tijdsbesteding in zaken op verschillende rechtsgebieden.
De aanbeveling van de commissie om een systeem te creëren voor een periodieke evaluatie
van het vergoedingenstelsel wordt meegenomen in de stelselvernieuwing rechtsbijstand,
waarbij gestreefd wordt naar een continu herijkingsproces.5
Vraag 8
Waaruit zou blijken dat de stelselherziening tot minder toevoegingen gaat leiden in
de toekomst? Kunt u cijfermatig onderbouwen dat de begroting voor de rechtsbijstand
naar beneden kan worden bijgesteld, omdat u minder toevoegingen verwacht af te geven
en vanwege de vrijwillige heffing van grote advocatenkantoren? De doorrekening van
de stelselherziening berust toch slechts op aannames? En de gerapporteerde afname
van het aantal bestuurszaken is toch niet direct terug te herleiden tot uw inzet op
het terugdringen van het aantal toevoegingen?
Antwoord 8
Als alle maatregelen van de stelselvernieuwing ten volle renderen, zal dit ertoe leiden
dat met ingang van 2025 nog een structureel bedrag van 64 miljoen euro per jaar benodigd
is voor vergoedingen die liggen op het niveau van scenario 1 van de commissie-Van
der Meer. Voor een deel gaat het om maatregelen die leiden tot een afname van het
beroep op rechtsbijstand, zoals de versterking van de eerste lijn en een meer burgergerichte
overheid. Voor een deel gaat het om maatregelen die zien op lagere kosten, zoals e
rechtshulppakketten, doelmatigheidswinst en een andere eigenbijdragesystematiek.
De daling van het beroep op rechtsbijstand door de stelselvernieuwing wordt bereikt
door het eerder oplossen van zaken als gevolg van de versterking van de eerste lijn
en door in te zetten op meer burgergerichte dienstverlening en wet- en regelgeving
binnen het bestuursrecht. Daarbij wordt het probleem van de burger centraal gesteld.
Door onderzoeksbureau Significant Public is in 2020 bij experts van verschillende
organisaties getoetst in welke mate deze effecten naar verwachting optreden. De resultaten
zijn op 2 april 2020 met uw Kamer gedeeld.6
In de begroting is ervan uitgegaan dat als alle maatregelen van de stelselvernieuwing
ten volle renderen, dit ertoe zal leiden dat met ingang van 2025 nog een structureel
bedrag van 64 miljoen euro per jaar benodigd is voor vergoedingen die liggen op het
niveau van scenario 1 van de commissie-Van der Meer. Hierbij is geen rekening gehouden
met een opbrengst van een financiële bijdrage van de commerciële advocatuur. De doorrekeningen
worden momenteel geactualiseerd om de laatste inzichten en uitgangspunten ten aanzien
van de stelselvernieuwing daarin te verwerken. Een dergelijke actualisatie is vast
onderdeel van het programma en vindt periodiek plaats.
Voor een meer burgergerichte overheid is samen met de uitvoeringsorganisaties en gemeenten,
de Raad en de betrokken departementen gewerkt aan de ambitie ten aanzien van het terugdringen
van het aantal onnodige procedures en daarmee het aantal toevoegingen in het bestuursrecht.
Uit cijfers van de raad voor rechtsbijstand blijkt dat het aantal toevoegingen is
afgenomen. Bij dit resultaat past de kanttekening dat de oorzaak achter de afname
in toevoegingen in het bestuursrecht niet eenduidig kan worden achterhaald.
Vraag 9
Hoe gaat u voorkomen dat er tekorten ontstaan voor de rechtsbijstand wanneer een afname
van toevoegingen niet gerealiseerd wordt?
Antwoord 9
De tarieven gaan we per 1 januari herijken tot het niveau van Van der Meer. Dat gaan
we in de jaren daarna ook niet weer afbouwen. De gefinancierde rechtsbijstand is een
open-einderegeling. Dit betekent dat er nu, maar ook in de toekomst, geen sprake zal
zijn van burgers waarvan de toegang tot het recht niet mogelijk zal zijn.
Door de initiatieven in de eerste lijn en maatregelen die zien op het terugdringen
van onnodige procedures van de overheid, verwacht ik de komende tijd een verdere (lichte)
daling van het aantal toevoegingen.
Vraag 10
Kunt u toelichten op grond waarvan u in uw interview met het NRC zei dat gedupeerden
van het toeslagenschandaal wel degelijk toegang tot het recht hebben, omdat zij uiteindelijk
bij de Raad van State kwamen?7
Antwoord 10
Wat ik in het interview heb willen aangeven is dat er niet één eenvoudige oorzaak
is aan te wijzen voor de kinderopvangtoeslagaffaire. Het is een complexe kwestie.
Gedupeerden van het toeslagenschandaal hadden bijvoorbeeld wel de mogelijkheid hun
zaak voor te leggen aan de rechter, echter werden zij daar in het ongelijk gesteld.
Dit leidt in retrospectief tot de vraag of de wetgeving voldoende ruimte bood om in
te spelen op specifieke gevallen en of deze wetgeving goed werd toegepast. Formeel
gezien was er dus toegang tot het rechter maar is het de vraag of daarmee uiteindelijk
ook recht is gedaan. Dat vraagt dat de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende machten
kritisch naar zichzelf kijken. En dat doen we ook.
Vraag 11
Deelt u de mening dat toegang tot het recht veel meer behelst dan de mogelijkheid
om voor een rechter te verschijnen, zoals goede rechtsbijstand, gehoord worden en
een oplossing uit een onrechtvaardige situatie? Waarom zei u dat dan niet in het interview?
Antwoord 11
Ja. Het interview is een optekening van een lang gesprek waarin verschillende zaken
aan de orde zijn gekomen.
Vraag 12
Kunt u toelichten waarom u in uw interview met de Volkskrant zei dat «het procesmonopolie
en het verschoningsrecht privileges zijn voor de advocatuur»? Deelt u de mening dat
deze rechten zowel advocaten als rechtszoekenden beschermen en dus ten goede komen
aan de rechtsstaat?8
Antwoord 12
Advocaten hebben een gedeeltelijk procesmonopolie en een geheimhoudingsplicht, met
daarvan afgeleid een verschoningsrecht. Andere juridische dienstverleners kennen deze
privileges niet. Deze rechten komen ten goede aan de rechtsstaat, maar hebben ook
tot gevolg dat advocaten ten opzichte van andere juridische dienstverleners een sterke
concurrentiepositie hebben.
Vraag 13
Klopt het dat u het extra geld ter uitvoering van scenario 1 van commissie-Van der
Meer deels wil dekken met een vrijwillige heffing op de commerciële advocatuur, maar
dat daar nog geen afspraken over zijn gemaakt?
Antwoord 13
Nu het kabinet een substantiële financiële bijdrage levert aan de versterking van
de sociale advocatuur, wordt ook nadrukkelijk naar de commerciële advocatuur gekeken
om een bijdrage te leveren. Ik verwijs naar mijn brief d.d. 1 november 2021 die ik
u gelijktijdig met deze antwoorden heb gestuurd waarin ik u heb geïnformeerd over
de plannen.
Vraag 14
Wat was de rol van de flitspeiling die over dit thema is gehouden? Heeft de keuze
om tot een vrijwillige heffing te komen hiervan afgehangen? Kunt u dit toelichten?9
Antwoord 14
De flitspeiling is uitgevoerd om via stellingen te peilen hoe een representatief deel
van Nederland aankijkt tegen het standpunt of de commerciële advocatuur financieel
moet bijdragen aan het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. De keuze heeft hiervan
niet afgehangen, want in de contourennota 2018 heb ik al aangegeven dat, net zoals
van sociale advocaten mag worden gevraagd dat zij zich niet volledig afhankelijk maken
van overheidssubsidies, van commerciële advocatenkantoren een maatschappelijke prestatie
mag worden verwacht.10Het uitgangspunt daarbij is een grotere solidariteit binnen de beroepsgroep en het
in gezamenlijkheid invulling geven aan de toegang tot het recht van minder draagkrachtige
burgers.
Vraag 15
Hoe ziet u die vrijwillige heffing precies voor u? Wat is de consequentie als deze
bijdrage niet kan worden gerealiseerd? Met wie is er daar tot nu toe overleg over
gevoerd en wat zijn daarvan de uitkomsten of de scenario’s?
Antwoord 15
Zie het antwoord 13.
Vraag 16
Bent u van plan om tot bindende overeenkomsten met de commerciële advocatuur te komen
over een heffing? Zo ja, op welke manier dan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 16
Zie het antwoord
Vraag 17
Waarom heeft u die vrijwillige heffing al in de begroting verwerkt, terwijl u nog
met de beroepsgroep over dit idee in gesprek bent?
Antwoord 17
Zie het antwoord op vragen 8 en 13.
Vraag 18
Waarom kiest het kabinet er niet voor om het aftoppen van de inkomsten van de grote
advocatenkantoren via de belastingen te laten verlopen in plaats van via een vrijwillige
heffing?
Antwoord 18
Zie het antwoord op vraag 13.
Vraag 19
Wat bedoelde u in uw interview toen u zei dat de overheid toewerkt naar het verwezenlijken
van artikel 18 van de Grondwet? Waarom is dat op dit moment blijkbaar onvoldoende?
Kunt u dat nader toelichten?
Antwoord 19
Het tweede lid van artikel 18 van de Grondwet geeft de wetgever – met de mogelijkheid
van delegatie – de opdracht regels te stellen over rechtsbijstand aan minvermogenden,
zodat deze niet wegens hun geringe financiële draagkracht van het fundamentele recht
op bijstand in rechte verstoken blijven.11 Dat heeft de wetgever ook gedaan, namelijk met de Wet op de rechtsbijstand («Wrb»)
en onderliggende regelgeving. Aan die regelgeving wordt momenteel met de stelselvernieuwing
gesleuteld. Dat betekent echter niet dat de overheid geen bijdrage zou mogen vragen
ter dekking van (een deel van) de kosten van het stelsel. Artikel 18 Grondwet staat
er in ieder geval niet aan in de weg om een bijdrage te vragen met het oog op de bekostiging
van het stelsel.
Vraag 20
Deelt u de mening dat de overheid zich daarmee eigenlijk onttrekt van haar grondwettelijke
taak om de minder draagkrachtigen in rechtsbijstand te voorzien?
Antwoord 20
Zie het antwoord op vraag 18.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.