Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Agema over een mogelijke griepprik voor alle kinderen
Vragen van het lid Agema (PVV) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over een mogelijke griepprik voor alle kinderen (ingezonden 12 oktober 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 1 november
2021).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht «Griepprik voor alle kinderen»?1
Antwoord 1
In het meest recente advies van de Gezondheidsraad over de indicatiestelling van de
griepvaccinatie2, heeft de Gezondheidsraad expliciet aandacht besteed aan de vaccinatie van gezonde
kinderen. De Gezondheidsraad ziet geen aanleiding om gezonde kinderen tussen 6 maanden
en 18 jaar toe te voegen aan het Nationaal Programma Griepvaccinatie, omdat bij hen
de ziektelast relatief laag is. Griep komt weliswaar vaak voor bij kinderen, maar
ernstige complicaties treden zelden op. De nut-risicoverhouding van vaccinatie pakt
voor kinderen ook niet gunstig uit.
De Gezondheidsraad benoemt dat vaccinatie van kinderen ervoor kan zorgen dat zich
minder griepgevallen voordoen bij de kinderen zelf en bij de gehele bevolking door
verminderde verspreiding van het virus. Maar de Gezondheidsraad benoemt ook dat een
modelstudie laat zien dat het totaal aantal griepgevallen juist kan toenemen als gevolg
van vaccinatie van kinderen, doordat gevaccineerde kinderen op latere leeftijd minder
goed beschermd zijn tegen griep dan kinderen die een infectie hebben doorgemaakt.
In zijn brief van 20 september jl.3 heeft de Staatssecretaris aangegeven dat de beleidsreactie op dit advies zoals gebruikelijk
binnen uiterlijk drie maanden aan uw Kamer wordt gezonden. Op voorhand ziet de Staatssecretaris
evenwel, gezien het advies van de Gezondheidsraad, geen reden om de griepvaccinatie
aan alle gezonde kinderen aan te bieden.
Vraag 2
Hoeveel kinderen worden er jaarlijks met griep opgenomen in het ziekenhuis? Wat zijn
de risico’s van griep voor kinderen?
Antwoord 2
Er vindt geen registratie plaats van het aantal kinderen dat met griep opgenomen wordt
in het ziekenhuis. Er kunnen dan ook geen harde uitspraken daarover worden gedaan.
Wel beschikken we over data van studies in andere Europese landen, op basis waarvan
er voor de Nederlandse situatie schattingen kunnen worden gemaakt. Internationaal
variëren de schattingen voor kinderen jonger dan 5 jaar van 19 op de 100.000 tot 176
op de 100.000 kinderen. De hoogste schatting lijkt het meest betrouwbaar voor de beoordeling
van de ziektelast voor kinderen tot 5 jaar, omdat in deze modelstudie specifiek is
gekeken naar kinderen van 6 maanden tot 4 jaar, die niet tot een risicogroep behoorden.
Voor kinderen van 5 jaar en ouder variëren de schattingen van 2 op de 100.000 tot
18 op de 100.000 kinderen. Hoewel griep veel voorkomt bij kinderen, is de ziektelast,
in de vorm van complicaties en sterfte, laag.
Vraag 3
Waarom kunnen onze ziekenhuizen een griepepidemie en coronagolf niet aan?
Antwoord 3
Op basis van de vaccinatiegraad van de Nederlandse bevolking verwacht het OMT nog
ruim 23.000 ziekenhuisopnamen vanwege COVID-19 en wordt het aantal mensen waarvoor
IC-opname vanwege COVID-19 nodig is, geschat op ongeveer 4.8004. Het is nog onzeker hoe deze opnames zich zullen spreiden in de tijd. Het Landelijk
Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS) heeft scenario’s uitgewerkt, die een
beeld geven van wat er gebeurt met de IC-bezetting bij meer of minder COVID-patiënten
en een eventuele griepgolf. Daarbij zijn ook scenario’s waarin – door een combinatie
van een stijgende COVID-druk en een zware griepepidemie – de behoefte aan IC-capaciteit
hoger zal zijn dan het aantal IC-bedden dat in de huidige situatie beschikbaar is.
Om ons voor te bereiden op deze ongunstige scenario’s zijn we bezig met een aanpak
voor het najaar. Zo heb ik het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) gevraagd om het
bestaande Opschalingsplan COVID-195 te evalueren en te actualiseren. Ook worden de actualiteiten en knelpunten rondom
de druk op de zorg voortdurend bijgehouden door onder andere het LCPS, de NZa en GGD-
GHOR. Daarnaast is het LNAZ gevraagd om de mogelijkheden te onderzoeken hoe we de
beschikbare IC-capaciteit in het najaar en de winter optimaal kunnen inzetten en,
waar mogelijk, extra flexibiliteit in te bouwen6. De herziening van het opschalingsplan en de resultaten van het onderzoek van het
LNAZ worden in november verwacht. Nadat het LNAZ deze plannen heeft aangeboden aan
VWS, zal de Kamer geïnformeerd worden.
Vraag 4
Hoe groot is de investering in onze ziekenhuizen die nodig is om dit wel aan te kunnen?
Antwoord 4
Zoals in het antwoord op vraag 3 is toegelicht, onderzoekt het LNAZ momenteel de mogelijkheden
om, waar mogelijk, extra flexibiliteit qua IC-capaciteit in te bouwen. De belangrijkste
randvoorwaarde daarbij is de beschikbaarheid van voldoende zorgprofessionals. Dit
is een vraagstuk dat speelt in de gehele zorgketen. Daarom wordt zorgbreed naar de
mogelijkheden gekeken om extra personeel aan te trekken en de druk op de zorgprofessionals
te verminderen. Naast de bestaande subsidieregeling voor de uitvoering van het Opschalingsplan
COVID-19 (die er grotendeels op gericht is om extra personeelscapaciteit voor ziekenhuizen
aan te trekken ten behoeve van de COVID-zorg) is onder meer het crisisinstrument de
Nationale Zorgreserve in ontwikkeling en maken instellingen gebruik van de subsidieregeling
Coronabanen in de Zorg om met extra ondersteunend personeel de zorgprofessionals te
ontlasten. Met de toenemende en veranderende zorgvraag en het structurele karakter
daarvan, onder meer als gevolg van vergrijzing én de voortdurende krapte op de arbeidsmarkt,
is het evenwel nodig om verder te kijken dan deze crisisinstrumenten. De komende jaren
staan we voor de belangrijke opgave om het werken in de zorg aantrekkelijk te maken.
Daartoe willen we blijven inzetten op méér en flexibel opleiden voor de toekomst en
het anders organiseren en inrichten van het werk om flexibel te kunnen inspelen op
veranderingen in de zorg. Goede arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden zijn een
tweede pijler. Graag verwijs ik u naar de brief aan de Tweede Kamer van 3 september
jl7, waarin een reactie opgenomen is op het SER-rapport«Aan de slag voor de zorg; een actieagenda voor de zorgarbeidsmarkt».
Vraag 5
Op welke termijn kunnen onze ziekenhuizen een griepepidemie en coronagolf wel aan?
Antwoord 5
Zie ook het antwoord op vraag 3 en 4. Om ons voor te bereiden op het najaar is het
LNAZ gevraagd om het bestaande Opschalingsplan te evalueren en te actualiseren. Ook
heb ik aan het LNAZ de opdracht gegeven om te onderzoeken of en hoe we voor het najaar
en winter de beschikbare IC-capaciteit optimaal kunnen inzetten en waar mogelijk extra
flexibiliteit kunnen inbouwen. Zo is opnieuw met Duitsland (Noordrijn-Westfalen) afgesproken
dat naar gelang de situatie in eigen land beide landen de intentie hebben wederzijds
IC-patiënten over te nemen, wanneer één van de partijen tegen de grenzen aanloopt
van het leveren van goede IC-zorg. Ook is het LNAZ gevraagd te verkennen of de COVID-zorg
ten tijde van een piekbelasting op de IC en in de kliniek anders ingericht kan worden.
Bijvoorbeeld door concentratie van COVID-zorg op een beperkt aantal plekken, naast
de al bestaande capaciteit in de ziekenhuizen. Met deze ventielen hopen we een eventuele
griepepidemie en coronagolf in het najaar en de winter te kunnen opvangen. De resultaten
van het onderzoek van het LNAZ worden in november verwacht.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.