Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kwint, Omtzigt, Azarkan, Inge van Dijk, Arib en Ceder over het bericht ‘Uithuisplaatsingen onder gedupeerden toeslagenaffaire’
Vragen van de leden Kwint (SP), Omtzigt (Omtzigt), Azarkan (DENK), Inge van Dijk (CDA), Arib (PvdA) en Ceder (ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Ministers voor Rechtsbescherming en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Uithuisplaatsingen onder gedupeerden toeslagenaffaire» (ingezonden 21 oktober 2021).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming), mede namens de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, de Staatsecretaris van Financiën, Toeslagen en Douane
en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 29 oktober
2021).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat meer dan 1.100 kinderen uit huis zijn geplaatst
bij gezinnen die de dupe zijn geworden van het toeslagenschandaal?1
Antwoord 1
Ik vind het verschrikkelijk wanneer de problemen met de kinderopvangtoeslag op welke
manier dan ook een rol gespeeld hebben bij het uit huis plaatsen van kinderen van
gedupeerde ouders. Uithuisplaatsingen zijn voor kinderen en ouders per definitie bijzonder
heftig. Als problemen rond de kinderopvangtoeslag de problematiek in gezinnen hebben
veroorzaakt of verergerd, is dat extra pijnlijk om te moeten constateren.
De inzet van het kabinet bij het herstel van de problemen met de kinderopvangtoeslag
is gericht op het bieden van brede hulp en ondersteuning aan alle gedupeerde ouders
en kinderen. Door het kabinet zijn reeds diverse maatregelen getroffen. Deze regelingen
gelden ook voor de ouders en kinderen waarbij een uithuisplaatsing aan de orde is
of is geweest. Specifiek voor ouders en kinderen die nu nog te maken hebben met een
uithuisplaatsing is echter meer nodig, zoals een plek waar zij met vragen terecht
kunnen. Wij zijn met de VNG, gemeenten, jeugdzorginstellingen en -aanbieders bezig
om een precieze route te bepalen hoe deze gedupeerde ouders en hun kinderen het beste
geholpen kunnen worden. Daarbij wordt bekeken waar ondersteuning en hulp nodig is
en in hoeverre een lopende uithuisplaatsing heroverwogen kan worden. Dit vereist per
situatie een individuele afweging waarbij het belang van het kind voorop dient te
staan.
Daarnaast zullen we in de komende periode onderzoeken hoe de jeugdbeschermingsketen
heeft gefunctioneerd in situaties waarin problemen met de kinderopvangtoeslag een
rol hebben gespeeld bij het besluit rond een uithuisplaatsing en welke lessen hieruit
zijn te trekken.
Vraag 2
Waarom moeten wij vragen om deze reactie in plaats van dat we deze krijgen? Had u
niet kunnen vermoeden dat de Kamer – gezien de meerdere sets gestelde Kamervragen –
bovengemiddelde interesse had in deze gegevens? Op welk moment heeft u opdracht tot
dit onderzoek gegeven en wanneer heeft u kennis genomen van de resultaten?
Antwoord 2
Mede gelet op de door uw Kamer gestelde schriftelijke vragen is het Centraal Bureau
voor de Statistiek (CBS) verzocht om met spoed een analyse te maken van het aantal
kinderen dat uithuisgeplaatst is van ouders die behoren tot de gedupeerden van de
problemen met de kinderopvangtoeslag. Wij hebben de cijfers 15 oktober jl. ontvangen
en het CBS is op 18 oktober jl. overgegaan tot publicatie op de eigen website, conform
het embargobeleid van het CBS. Het was de bedoeling de cijfers in samenhang met een
uitgewerkt plan van aanpak naar uw Kamer te sturen. Bij nader inzien hadden de cijfers
direct naar uw Kamer gestuurd moeten worden. Dit is uiteindelijk op 21 oktober jl.
gebeurd.
Vraag 3
Waarom omvat het onderzoek van CBS alleen de jaren 2015–2020? Bent u bereid dit uit
te breiden naar alle jaren waarvan we nu al weten dat het toeslagenschandaal een grote
rol speelde? En bent u bereid ook diepgaander onderzoek te doen naar de correlatie
tussen het toeslagenschandaal en de uithuisplaatsingen? Kunt u hierin ook een uitsplitsing
maken naar leeftijd van de kinderen?
Antwoord 3
Met ingang van de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten op 1 januari 2015
is het CBS gestart met het structureel verzamelen van gegevens over jeugdhulp, jeugdbescherming
en jeugdreclassering. Over de jaren daarvoor was hierover geen centrale registratie.
Een causaal verband tussen problemen met de kinderopvangtoeslag en uithuisplaatsing
is heel ingewikkeld te onderzoeken en mogelijk daardoor ook niet vast te stellen.
Toch vinden we het belangrijk om te weten of de problemen met de kinderopvangtoeslag
een rol hebben gespeeld bij het besluit rond een uithuisplaatsing – en of procedures
ook goed en zorgvuldig zijn gevolgd.
Om meer over de achtergronden te weten te komen, zetten we in op twee sporen. In de
eerste plaats hebben betrokken organisaties zoals de gecertificeerde instellingen
en de Raad voor de Kinderbescherming zelf aangegeven te zullen reflecteren op hun
eigen handelen. De Rechtspraak heeft dat ook aangekondigd. Zij zullen bekijken of
ze zaken over het hoofd hebben gezien, met als doel een beter inzicht te krijgen en
daar eventueel lessen uit te trekken.
In de tweede plaats zijn we met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en Inspectie
JenV in gesprek over het doen van een nader onderzoek. Het gaat dan om de vraag of
er in het geval van de gedupeerde gezinnen (als gevolg van de problemen rond de kinderopvangtoeslag)
anders is gehandeld dan bij gezinnen die niet zijn geraakt door de problemen rond
de kinderopvangtoeslag. Daar moet helderheid over komen. We overwegen daarbij ook
de mogelijkheid om een beperkt vooronderzoek te doen om al sneller een eerste indruk
te kunnen krijgen.
Aan het CBS zal worden gevraagd een uitsplitsing naar leeftijd te verstrekken, evenals
een overzicht per gemeente en jeugdregio en een verfijning naar de soorten jeugdbeschermingsmaatregelen.
Vraag 4
Kunt u de cijfers aantonen van gedupeerde ouders die vanaf 2008 dakloos zijn geraakt
als gevolg van hun financiële situatie? Kunt u aantonen hoe vaak dit de aanleiding
was voor uithuisplaatsing van kinderen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Het CBS publiceert sinds 1 januari 2009 het onderzoek «Dakloos in Nederland» waarin
de omvang van de populatie dakloze mensen in Nederland jaarlijks op een specifieke
peildatum wordt geschat. Het CBS maakt gebruikt van specifieke registers en verzamelt
de cijfers voor geen ander doel dan het verschaffen van inzicht in de omvang en achtergrondkenmerken
(zoals geslacht en leeftijd) van de populatie dakloze mensen in Nederland. Om na te
gaan hoeveel gedupeerde ouders vanaf 2008 dakloos zijn geraakt als gevolg van hun
financiële situatie, zouden er andere gegevens op persoonsniveau betrokken moeten
worden. Omdat het een benadering betreft en er andere factoren van invloed kunnen
zijn geweest die nu niet worden meegenomen in het jaarlijkse onderzoek kan er op basis
van de huidige gegevens geen causaal verband gelegd worden tussen de populatie dakloze
mensen en de gedupeerde ouders.
De inzet van het kabinet bij het herstel van de problemen met de kinderopvangtoeslag
is gericht op het bieden van brede hulp en ondersteuning aan alle gedupeerde ouders
en kinderen. Minstens zo belangrijk, naast de financiële ondersteuning, is de overige
ondersteuning en hulp die beschikbaar is voor gedupeerde ouders. Zo kunnen zij via
de gemeente hulp krijgen op vijf leefgebieden: wonen, hulp bij schulden, gezondheid,
werk of dagbesteding en gezin. Ook als een ouder in het verleden al hulp heeft gezocht
of heeft gehad van de gemeente, kijkt de gemeente met de ouder opnieuw wat er nodig
is voor het gezin.
Vraag 5
Kun u meer informatie verstrekken over de gronden waarop deze 1.115 kinderen uit huis
zijn geplaatst? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Nee, deze specifieke informatie is niet beschikbaar. Er is geen centrale registratie
van de gronden op basis waarvan een uithuisplaatsing wordt ingezet.
Alleen het hebben van financiële problemen vormt geen grond voor een uithuisplaatsing.
Op het moment dat een besluit tot uithuisplaatsing wordt genomen moet er sprake zijn
van een onveilige situatie of ernstige ontwikkelingsbedreiging van het kind die op
dat moment in het gezin niet kan worden opgelost. Vaak door een opeenstapeling van
problemen, waarbij te denken valt aan (huiselijk) geweld, verslavingsproblematiek,
ernstige gedragsproblematiek, verwaarlozing of structureel schoolverzuim.
Vraag 6
Deelt u de mening van de indieners dat de overheid een ereschuld heeft in te lossen
naar gezinnen en dat dus alles in het werk gesteld moet worden om waar mogelijk kinderen
zo snel als veilig kan weer terug te laten keren naar hun gezin?
Antwoord 6
Wij delen de mening dat uit huis geplaatste kinderen terug naar huis moeten keren,
mits het daar veilig is en in het belang van de ontwikkeling van het kind. Dat is
altijd het streven en geldt ook voor uit huis geplaatste kinderen van gedupeerde ouders.
Samen met de VNG, gemeenten, jeugdzorginstellingen en -aanbieders zijn wij bezig om
een precieze route te bepalen hoe deze gedupeerde ouders en hun kinderen het beste
geholpen kunnen worden. Daarbij wordt bekeken waar ondersteuning en hulp nodig is
en in hoeverre een lopende uithuisplaatsing heroverwogen kan worden. Dit vereist per
situatie een individuele afweging waarbij het belang van het kind voorop dient te
staan. Het toewerken naar terugplaatsing en het feitelijk beëindigen van een uithuisplaatsing
is een mogelijke uitkomst maar dit staat niet vast en zal niet in alle gevallen mogelijk
zijn. Ook als er wel mogelijkheden gezien worden, kan tijd nodig zijn om de gezinssituatie
voldoende te verbeteren. Dit heeft te maken met de soms langdurige en complexe problematiek
in het gezin.
Vraag 7
Bent u bereid om contact op te nemen met alle te traceren gezinnen waarvan kinderen
nu nog uit huis geplaatst zijn om in nauw overleg te kijken wat de overheid kan doen
om kinderen zo snel als veilig mogelijk weer thuis te laten komen? Bent u bereid om
hiernaast ook een speciaal telefoonnummer te openen voor ouders die denken dat ze
hier de dupe van zijn geworden?
Antwoord 7
In lijn met de opzet van de brede hersteloperatie kunnen gedupeerde ouders zich melden
bij de gemeenten. Wij vinden het belangrijk dat het initiatief bij ouders zelf ligt,
omdat mogelijk niet alle ouders bemoeienis vanuit de overheid op prijs stellen.
Voor ouders en kinderen die op dit moment nog te maken hebben met een uithuisplaatsing
werkt het Rijk samen met de VNG en vertegenwoordigers van de RvdK, jeugdbescherming
en jeugdhulpaanbieders aan een voorstel voor een aanpak. Deze aanpak moet zorgvuldig
worden uitgewerkt en getoetst op haalbaarheid. Uw Kamer ontvangt dit voorstel zo snel
mogelijk.
Vraag 8 en 9
Wat vindt u van de reactie van Janet Ramesar, die stelt dat behalve vanwege de beperkte
duur, er nog meerdere redenen kunnen zijn waarom het aantal gedupeerde gezinnen nog
weleens veel groter kan zijn? Klopt het dat het CBS alleen gekeken heeft naar gevallen
waar een formele maatregel is opgelegd? Bent u bereid om na te gaan hoeveel kinderen
onder druk, maar formeel vrijwillig uit huis geplaatst zijn?
Bent u bereid om in een vervolgonderzoek ook soortgelijke gevallen mee te nemen zodat
er een compleet beeld ontstaat?2
Antwoorden 8 en 9
De cijfers van het CBS geven bij benadering een antwoord op de door uw Kamer gestelde
vraag hoeveel kinderen van gedupeerde ouders gedwongen uit huis zijn geplaatst. Het
CBS heeft deze gegevens geanalyseerd op samenloop met jeugdbescherming3 en jeugdhulp met verblijf4 in de periode 2015–2020. Aangezien nog niet alle ouders die zich gemeld hebben bij
UHT een eerste toets hebben gehad, kan het aantal kinderen hoger liggen. Daarnaast
melden zich nog steeds ouders aan als gedupeerde. De periode waarop de analyse ziet
(2015–2020) heeft te maken met de ingang van de Jeugdwet per 2015 en hoe vanaf dat
moment de registratie bij het CBS is vormgegeven. Zie ook mijn antwoord op vraag 3.
De cijfers van het CBS hebben geen betrekking op het aantal uithuisplaatsingen zonder
een formele machtiging uithuisplaatsing. Dit kan allerlei vormen van uithuisplaatsing
omvatten, zoals verblijf in een gezinshuis of in een (netwerk) pleeggezin in de weekenden
of een aantal dagen doordeweeks, opname in een kliniek voor eetstoornissen of andere
specialistische GGZ-zorg of verblijf in een logeerhuis.
Er bestaat daarbij geen zicht op de reden of de intensiteit van het verblijf. Het
CBS publiceert elk halfjaar cijfers over het totale aantal kinderen met jeugdhulp
met verblijf en zonder verblijf, waarbij er dus een formeel jeugdhulptraject door
de gemeente wordt gefinancierd. Het CBS heeft geen zicht op kinderen die op informele
basis elders wonen dan bij hun ouders.
In de berichtgeving wordt een uithuisplaatsing op vrijwillige basis vaak negatief
uitgelegd. Wij begrijpen dat ouders zich soms onder druk gezet voelen. Wij willen
daar tegenover zetten dat het helpend kan zijn ouders te motiveren om hulp te accepteren,
waarbij de ouders de regie in de opvoeding en het contact met het kind goed behouden.
Een uithuisplaatsing op vrijwillige basis is tijdelijk en kan in die zin ook een adempauze
betekenen.
Vraag 10
Kunt u aangeven hoeveel kinderen er zitten in het bronbestand «kinderen van gedupeerden
kinderopvangtoeslagaffaire», dat de belastingdienst aan het CBS heeft verschaft?5
Antwoord 10
Het CBS heeft ten behoeve van deze analyse van de Uitvoeringsinstantie Herstel Toeslagen
(UHT) gegevens ontvangen van circa 50.000 kinderen die in beeld zijn als kind van
gedupeerde ouders.6
Vraag 11
Op welke termijn kunnen we uw plannen tegemoet zien om deze gezinnen ook op dit – extreem
pijnlijke – gebied recht te doen? Hoe gaat u de Kamer structureel informeren over
de voortgang in de afhandeling?
Antwoord 11
Uw Kamer ontvangt zo snel mogelijk het voorstel voor een aanpak voor gedupeerde ouders
en kinderen die te maken hebben met een uithuisplaatsing. In de voortgangsrapportages
Hersteloperatie zal ik Uw Kamer over de voortgang van de uitvoering van het plan van
aanpak informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.