Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ellian over de uitvoering van de motie Van Berge c.s. over de uitzondering op een vergoeding voor video on demand wegnemen
Vragen van het lid Ellian (VVD) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de uitvoering van de motie Van Berge c.s. over de uitzondering op een vergoeding voor video on demand wegnemen (ingezonden 13 oktober 2021).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 29 oktober 2021).
Vraag 1
Hoe ver bent u met de uitvoering van de motie Van Berge c.s. over de uitzondering
op een vergoeding voor video on demand wegnemen (35 454; 35 317, nr. 9) en wanneer mag de Kamer een wetsvoorstel tot wijziging van artikel 45d lid 2 Auteurswet
verwachten?
Antwoord 1
Scenarioschrijvers, hoofdregisseurs, en hoofdrolacteurs hebben recht op een uit hoofde
van de wet collectief te innen en verdelen proportionele billijke vergoeding voor
het mededelen aan het publiek van hun filmwerken, te betalen door degene die het filmwerk
op die wijze openbaar maakt. De beschikbaarstelling van het filmwerk op zodanige wijze
dat het filmwerk voor de leden van het publiek op een door hen individueel gekozen
plaats en tijdstip toegankelijk is (hierna kortheidshalve video on demand of VOD genoemd),
is van die vergoedingsaanspraak uitgezonderd.
In lijn met de motie Van den Berge c.s. (Kamerstuk 35 454 en 35 317, nr. 9) en de standpuntbepaling met betrekking tot de evaluatie van de Wet auteurscontractenrecht
(Kamerstuk 29 838, nr. 102) is een wetsvoorstel in ambtelijke voorbereiding waarbij die uitzondering wordt geschrapt.
Gelet op de uitkomst van de evaluatie van de Wet auteurscontractenrecht (bijlage bij
Kamerstuk 29 838, nr. 102) en de Implementatiewet richtlijn online omroepdiensten (Stb. 2021, 248) wordt daarbij overwogen om de vergoedingsaanspraak naar alle filmmakers (dus niet
alleen scenarioschrijvers en hoofdregisseurs) en alle acteurs (dus niet alleen hoofdrolacteurs)
uit te breiden. Tevens wordt overeenkomstig de suggestie van de opstellers van het
evaluatieonderzoek overwogen om de aanspraak op een vergoeding te laten gelden voor
video on demand diensten die worden aangeboden tegen een geldelijke vergoeding van
de gebruikers. Ik streef ernaar een voorontwerp van wet nog dit jaar aan het veld
voor te leggen. Het wetsvoorstel kan dan in 2022 bij de Tweede Kamer aanhangig worden
gemaakt.
Vraag 2
Deelt u de mening dat enige spoed wel geboden is, gelet op de slechte en ongereguleerde
positie van de film- en programmamakers zoals regisseurs, acteurs en scenarioschrijvers
op dit moment bij video on demand diensten? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom?
Antwoord 2
Uit de evaluatie van de Wet auteurscontractenrecht is gebleken dat het door partijen
bij de introductie van de voornoemde wet afgesproken vrijwillige collectieve beheer
van de vergoeding voor het openbaar maken van Nederlandse films middels video on demand
niet heeft gebracht wat daarvan bij de inwerkingtreding van de Wet auteurscontractenrecht
werd verwacht. Daarom streef ik ernaar nog dit jaar een voorontwerp van wet met het
veld te bespreken waarin de positie van filmmakers en filmacteurs wordt verbeterd
langs de lijnen van het antwoord op de vorige vraag. Door wettelijk voor te schrijven
dat het recht op een proportionele billijke vergoeding collectief moet worden uitgeoefend,
krijgen in ieder geval ook EU (en dus niet alleen Nederlandse) filmmakers en filmacteurs
daarop recht. Dit is vanwege het unitaire verbod onderscheid te maken op grond van
nationaliteit. Amerikaanse filmmakers en filmacteurs, daarentegen, zouden daarop bij
de huidige stand van het recht naar het zich laat aanzien geen aanspraak kunnen maken,
aldus: S.J. van Gompel, P.B. Hugenholtz, J.P. Poort, L.D. Schumacher en D.J.G. Visser,
Evaluatie Wet Auteurscontractenrecht, WODC rapport 3025, 2020, p. 77–81. Het is aan
de exploitanten van de VOD-diensten om te beslissen of zij de kostenstijging die van
de wetswijziging mogelijk het geval is, willen doorberekenen aan de gebruikers van
hun diensten.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de verhouding tussen grote ondernemingen die video on demand diensten
aanbieden, waarvan sommigen in Nederland gevestigd zijn en sommigen zich in Nederland
gaan vestigen, enerzijds en de hoofdmakers anderzijds?
Antwoord 3
Exploitanten van VOD-diensten beschikken, ongeacht hun plaats van vestiging, vaak
over een machtspositie vis-à-vis Nederlandse filmproducenten. Die producenten slagen
er daarom onvoldoende in contractueel te bedingen dat de scenarioschrijvers, hoofdregisseurs
en hoofdrolacteurs recht hebben op een aanvullende vergoeding voor de exploitatie
middels video on demand. Dit was de basis waarop de afspraken inzake vrijwillig collectief
beheer was gestoeld. Dientengevolge profiteren scenarioschrijvers, hoofdregisseurs
en hoofdrolacteurs op dit moment onvoldoende mee, wanneer filmwerken via video on
demand worden geëxploiteerd. Dit kan worden verholpen door filmmakers en filmacteurs
ook bij video on demand-diensten die tegen betaling worden aangeboden, bij wet het
recht te geven op een proportionele billijke vergoeding die verplicht collectief moet
worden uitgeoefend.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de huidige marktontwikkelingen waarbij vooral grote, veelal buitenlandse
aanbieders van video on demand zoals Disney, Amazon en Netflix hun positie verstevigen
en de gevolgen daarvan voor de positie van de Nederlands film- en programmamakers?
Antwoord 4
Door de huidige marktontwikkelingen waarbij vooral grote, veelal buitenlandse, aanbieders
van video on demand diensten hun positie verstevigen, kan de positie van Nederlandse
films en series en daarmee van de makers van die audiovisuele producties onder druk
komen te staan. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft daarom een
wetsvoorstel voorbereid waarin onder andere aanbieders van de voornoemde diensten
worden verplicht te investeren in Nederlandse films, series en documentaires. Het
wetsvoorstel brengt met zich mee dat de positie van voornoemde Nederlandse makers
wordt verbeterd. Een voorontwerp van wet is in 2020 voorgelegd aan het veld ter consultatie
(zie https://www.internetconsultatie.nl/investeringsverplichting). Het is aan het volgend kabinet om een besluit te nemen over de verdere stappen
ten aanzien van het voorstel.
Vraag 5
Deelt u de mening dat bij video on demand op dit moment het unieke karakter van de
prestatie van een hoofdmaker, onvoldoende in de wet tot uiting komt? Zo ja, waarom,
en zo nee, waarom?
Antwoord 5
In de beantwoording van de eerste drie vragen is er al op gewezen dat uit de evaluatie
van de Wet auteurscontractenrecht is gebleken dat scenarioschrijvers, hoofdregisseurs
en hoofdrolacteurs op basis van de afspraken inzake vrijwillig collectief beheer onvoldoende
meeprofiteren van de exploitatie van hun filmwerken bij video on demand. Daarom is
er een wetsvoorstel in voorbereiding waarin wordt voorzien in een verplicht collectief
beheerde vergoedingsaanspraak voor video on demand exploitatie voor alle filmmakers
en filmacteurs.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.