Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Boswijk over het bericht ‘Brussel maakte wél verslag van gesprek over Wierdense Veld’
Vragen van het lid Boswijk (CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Brussel maakte wél verslag van gesprek over Wierdense Veld» (ingezonden 4 oktober 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 26 oktober
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Brussel maakte wél verslag van gesprek over Wierdense
Veld»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Waarom gaf u in antwoord op eerdere schriftelijke vragen aan dat er geen verslag is,
terwijl nu blijkt dat er wel degelijk een verslag is gemaakt? Waarom heeft u dit gespreksverslag
niet bij de Europese Commissie opgevraagd en aan de Kamer doen toekomen?2
Antwoord 2
Toen ik op 6 september 2021 antwoordde «Er is geen verslag gemaakt van het gesprek
met de Eurocommissaris», was ik niet op de hoogte van het feit dat er binnen de diensten
van de Europese Commissie een e-mail was verzonden met een korte samenvatting van
het door mij gevoerde gesprek met eurocommissaris Sinkevičius, het zogenoemde «flash
report». Deze e-mail is niet gedeeld met mij of mijn medewerkers. Naar mijn beste
weten was er dus geen verslag gemaakt.
Vraag 3, 4
Begrijpt u het belang van goede informatievoorziening voor de volksvertegenwoordiging
om het bestuur te controleren?
Beseft u wat voorvallen zoals deze doen met het vertrouwen van burgers in de overheid
en het draagvlak voor het overheidsbeleid, in het bijzonder bij deze specifieke casus?
Antwoord 3, 4
Het is inderdaad heel belangrijk dat de volksvertegenwoordiging goed geïnformeerd
wordt. Dat heb ik ook in dit geval naar beste weten gedaan. En ik hoop dat mede door
de nu gegeven antwoorden – ook in deze specifieke casus – burgers vertrouwen hebben
in de overheid.
Vraag 5
Klopt het dat Nederland een andere interpretatie geeft aan Habitatrichtlijn artikel
6, dan de Europese Commissie en dat de Commissie de uitleg die Nederland hieraan geeft
niet deelt? Zo ja, waarin zit dit verschil in interpretatie exact? Welke uitleg geeft
de Commissie aan dit artikel en wat is uw eigen uitleg?
Antwoord 5
Een discussie over dit specifieke onderwerp heeft niet tijdens mijn overleg met de
eurocommissaris plaatsgevonden. De vraag lag in dat gesprek alleen voor hoeveel flexibiliteit
dit artikel biedt.
In het reguliere ambtelijke overleg tussen ambtenaren van de EC en ambtenaren van
ministeries en provincies dat op 23 juni plaatsvond, is stilgestaan bij de vraag op
welke wijze zou kunnen worden omgegaan met een situatie waarbij er onvoldoende «passende
maatregelen» zouden zijn om verslechtering te voorkomen (lid 2 van art. 6), of waarbij
denkbare maatregelen grote openbare belangen raken terwijl onzeker is of verslechtering
plaatsvindt. Wanneer is het nemen van maatregelen nog proportioneel? Als voorbeeld
is daarbij de drinkwaterwinning bij het Wierdense Veld genoemd. Daarbij is door Nederland
bij de Europese Commissie verkend of voor de toepassing van lid 2 van artikel 6 (het
nemen van passende maatregelen om verslechtering te voorkomen) een procedure denkbaar
is die lijkt op die van lid 3 en 4 van artikel 6, de zogenoemde «ADC-procedure», om
te bepalen of een maatregel passend en proportioneel is. De ADC-procedure van lid
3 en 4 is bedoeld voor toestemmingsverlening voor nieuwe activiteiten, waarvoor een passende beoordeling moet worden gemaakt. Nederland heeft
de vraag gesteld of die procedure wellicht ook gebruikt kan worden bij bestaande activiteiten waar geen alternatief (A) voor is, die vallen onder een dwingende (D)
reden van groot algemeen belang en waarbij elders compensatie (C) van schade aan de
natuur kan worden gerealiseerd. Nederland wilde dus verkennen of het mogelijk zou
zijn om in zulke gevallen de activiteit door te kunnen laten gaan ondanks het daardoor
veroorzaakte risico op verslechtering van de natuur en zonder het nemen van voldoende
maatregelen om dat te voorkomen. De EC adviseerde echter om zo’n benadering niet toe
te passen onder lid 2, omdat de Habitatrichtlijn deze interpretatie volgens de EC
niet toelaat. De EC adviseerde om zo’n situatie te beoordelen onder lid 3 van de Habitatrichtlijn,
als ware het een nieuwe activiteit. Hoe dat dan zou kunnen voor bestaande situaties
die niet nieuw zijn – zoals bijvoorbeeld de drinkwaterwinning bij het Wierdense Veld
– is tijdens het overleg niet duidelijk geworden. Dit zou immers betekenen dat het
níet nemen van een passende maatregel passend beoordeeld zou moeten worden, als ware
dat een nieuwe activiteit. De EC noemt dit een «ex post-toepassing» van art. 6, derde
lid. Omdat dit een nieuwe suggestie is, moet nog nader worden verkend hoe dat in de
praktijk vormgegeven zou kunnen worden.
Kortom: Nederland heeft met de EC verkend hoe flexibel de Habitatrichtlijn op dit
punt geïnterpreteerd kan worden, maar de EC bleek het niet eens met de benadering
die Nederland verkende om een algemeen belang – zoals bijvoorbeeld drinkwaterwinning
– voorrang te kunnen geven in een Natura 2000-gebied.
Vraag 6
Klopt het dat uit het gesprekverslag blijkt dat er geen volledige wetenschappelijke
zekerheid verkregen is of te verkrijgen is over het succes van de voorgestelde ingrijpende
beheermaatregelen in Wierdense Veld?
Antwoord 6
Vanuit de provincie Overijssel is voorafgaand aan het gesprek informatie gegeven over
de voorgenomen maatregelen en de verwachte effectiviteit daarvan (Annex 3B van het
verslag). Uit de tekst blijkt dat het heel moeilijk is om precies te voorspellen hoe
de waterstanden in het natuurgebied zullen reageren op het gecombineerde effect van
de hoeveelheid neerslag en de te nemen herstelmaatregelen enerzijds en de al dan niet
toenemende wateronttrekking anderzijds. Bij benutting van de drinkwaterwinning volgens
het langjarige gemiddelde is het voorgenomen maatregelpakket in de ecologische beoordeling
als toereikend beoordeeld voor het behoud van het hoogveen. Als de waterwinningen
structureel intensiever benut worden, is het huidige maatregelpakket mógelijk niet
toereikend en dan zouden aanvullende maatregelen nodig kunnen zijn. Er is een kans
dat als gevolg van klimaatverandering en hiermee samenhangende droge en warme zomers
de winningen in de toekomt intensiever benut gaan worden. Of dat zo is, is niet te
voorspellen. Het is daarom nodig de ontwikkelingen goed te monitoren. Als daaruit
zou blijken dat verslechtering optreedt, zijn aanvullende maatregelen nodig, bijvoorbeeld
de vermindering van de drinkwaterproductie. De resultaten van de ecologische beoordeling
geven daartoe echter nu nog geen aanleiding.
Vraag 7, 8
Waarom ziet Nederland, zoals te lezen is in het gespreksverslag, het dan pas na het
nemen van ingrijpende (en wetenschappelijke onzekere) maatregelen, zoals onder meer
de opkoop van omliggende landbouwgronden, als een «optie» om alsnog gebruik te maken
van de mogelijkheid van compensatie in de zin van artikel 6, lid 4 van de Habitatrichtlijn
in andere hoogveennatuurgebieden?
Waarom kiest u er niet voor om al te compenseren voorafgaand aan het nemen van deze
ingrijpende en sociaaleconomisch onomkeerbare maatregelen, waarvan de uitkomsten ook
nog eens wetenschappelijk onzeker zijn?
Antwoord 7, 8
Compensatie is een laatste mogelijkheid. Voordat daartoe wordt besloten, moet een
lidstaat eerst al het mogelijke doen om passende maatregelen te nemen ter voorkoming
van verslechtering.
Vraag 9
Is drinkwaterwinning niet per definitie een dwingende reden van groot openbaar belang
in de zin van artikel 6, lid 4 van de Habitatrichtlijn, zoals in het verslag genoemd?
Antwoord 9
Drinkwaterwinning als zodanig is een dwingende reden van groot openbaar belang. De
locatie waar die winning plaatsvindt, is echter niet dwingend. Vandaar dat in de ADC-procedure
eerst de stap gezet moet worden van het verkennen van alternatieven, zoals het verplaatsen
van de winning.
Vraag 10
Waarom wil Nederland als lidstaat volgens het gespreksverslag dan toch per se in Wierdense
Veld eerst een pakket maatregelen blijven nemen die volgens hetzelfde gespreksverslag
qua uitkomst wetenschappelijk onzeker zijn en waarvan de resultaten ten gevolge van
de drinkwaterwinning door gebrek aan ecologische kennis onbekend zijn?
Antwoord 10
Zie het antwoord op vragen 7 en 8.
Vraag 11
Waarom stelt Nederland verderop in het verslag tegenover de Commissie dan toch dat
het pakket maatregelen «volgens de huidige inzichten» de verslechtering van het hoogveen
zal voorkomen en behoud van huidige hoogveenwaarden zal verzekeren? Spreekt Nederland
zichzelf hier tijdens het gesprek met de Commissie niet tegen? Heeft u of de provincie
soms andere inzichten dan de ontbrekende ecologische kennis en wetenschappelijke onzekerheid?
Antwoord 11
Uit het antwoord op vraag 6 blijkt dat er geen sprake is van een tegenstelling in
de gepresenteerde informatie.
Vraag 12
Waarom noemt de Commissie deze keuze in de titel «de weg die Nederland wil kiezen
in deze situatie»? Vermeldt de Commissie in het gespreksverslag zelf niet expliciet
dat de optie van artikel 6, lid 4 voor compensatie (van het verlies in Wierdenseveld
ten gevolge van drinkwaterwinning) in andere Natura 2000-gebieden met hoogveenwaarden
reeds open staat en dat deze optie in nieuwe Europese richtsnoeren over de toepassing
van artikel 6 van de Habitatrichtlijn zal zijn opgenomen? Waarom heeft Nederland hier
dan nog steeds geen gebruik van gemaakt of soortgelijke opties verkend? Vallen dergelijke
opties duurder of goedkoper uit dan de omvangrijke en qua resultaat wetenschappelijk
onzekere maatregelen in het Wierdense Veld?
Antwoord 12
De geciteerde titel («The path that the Netherlands wants to choose in this situation»)
is de titel die Nederland zelf heeft gebruikt in de schriftelijke informatie die voorafgaand
aan het mondelinge overleg van 23 juni. Het is dus niet de Commissie die zegt dat
Nederland deze weg wil kiezen. De voorgestelde keuze is voorgelegd aan de Commissie
om te weten te komen of dit een begaanbare weg zou kunnen zijn. Vervolgens bleek tijdens
het overleg dat de EC een andere route voorstelt; zie verder het antwoord op vraag
5.
Vraag 13
Is het juist dat de Commissie stelt open te staan voor dialoog over de kosten en de
proportionaliteit van de maatregelen in Wierdense Veld die door Nederland, provincie
en terreinbeheerder reeds deels zijn ingeleid? Zo ja, op welke termijn zullen gesprekken
met de Commissie hierover plaatsvinden en waarom wordt er niet gewacht op de uitkomst
van deze dialoog? Zou bovendien met de aanzienlijke financiële middelen behorende
bij de maatregelen in Wierdenseveld niet in andere Natura 2000-gebieden veel meer
hoogveen behouden en hersteld kunnen worden, indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid
van artikel 6, lid 4 zoals door de Europese Commissie wordt geopperd?
Antwoord 13
De Commissie staat open voor een dialoog over proportionaliteit van maatregelen in
concrete gevallen. Er is echter geen concreet zicht geboden op mogelijkheden om met
succes te stellen dat een maatregel disproportioneel is en daarom niet hoeft te worden
genomen. De toezegging moet worden gezien in de context van het gesprek. In het verslag
staat namelijk eerst: «COM stated that we need to rely on the guidance from the EU
Court of Justice.» Het Hof heeft, volgens de Europese Commissie, tot op heden nog
nooit geoordeeld dat een noodzakelijke maatregel niet hoeft te worden genomen in geval
die disproportioneel zou zijn, uitsluitend vanwege de daaraan verbonden economische
kosten. Alleen als er meerdere maatregelen mogelijk zijn die alle minstens even effectief
zijn, is er een keuzemogelijkheid, waarbij rekening gehouden moet worden met de gevolgen
op economisch, sociaal en cultureel gebied (artikel 2, derde lid, Habitatrichtlijn).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.