Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Ceder, Van der Werf en Van der Plas over het bericht dat er nieuw beleid is voor gezinshereniging waar de Kamer niet over geïnformeerd is
Vragen van de leden Ceder (ChristenUnie), Van der Werf (D66) en Van der Plas (BBB) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht dat er nieuw beleid is voor gezinshereniging waar de Kamer niet over geïnformeerd is (ingezonden 24 augustus 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 26 oktober
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 4034.
Vraag 1
Kent u het artikel «Honderden asielkinderen dreigen zonder hun ouder op te moeten
groeien»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 5
Klopt het dat er een gewijzigd beleid is ten aanzien van alleenstaande minderjarige
vreemdelingen (amv’ers) waardoor amv’ers geen recht meer hebben op nareis van ouders,
broers en zussen als zij na aankomst in Nederland zijn opgevangen door een (ver) familielid?
Zo nee, waarom wordt niet gesproken over «nieuw beleid», terwijl er al jarenlang een
andere uitleg wordt gegeven aan het begrip «alleenstaande minderjarige vreemdelingen»?
Klopt het dat u de Tweede Kamer niet over de beleidswijziging heeft geinformeerd?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2, 5
De door de IND gehanteerde werkwijze betrof geen beleidswijziging. Zoals uitgebreider
omschreven in mijn brief aan uw Kamer van 24 augustus jl., betrof het een invulling
van het begrip «alleenstaande» zoals dat volgt uit de Gezinsherenigingsrichtlijn.
In 2019 constateerde de IND in een individuele zaak een dusdanige afwijking van de
gebruikelijke gang van zaken dat van de IND in redelijkheid niet gevraagd kon worden
het gewenste nareisverzoek te honoreren. Vervolgens is de IND, met het oog op rechtsgelijkheid,
in enkele vergelijkbare gevallen tot eenzelfde oordeel gekomen, waarmee deze werkwijze
meer generiek werd gehanteerd. In maart 2021 is mij een nota voorgelegd waarin mij
is voorgesteld om deze door de IND meer generiek gehanteerde werkwijze los te laten.
Deze nota is in februari opgesteld. Dit vormde voor mij aanleiding te verzoeken om
een brede inventarisatie van de casuïstiek die zich mogelijk voor zou kunnen doen,
alvorens hier een beleidsmatige conclusie aan te verbinden. Deze inventarisatie, die
mij op 23 augustus 2021 heeft bereikt, vormde voor mij aanleiding om te besluiten
af te zien van de door de IND meer generiek gehanteerde werkwijze en deze slechts
toe te passen in gevallen waarin evident geen sprake is van «alleenstaand». Over dit
besluit heb ik uw Kamer onverwijld geïnformeerd.
Vraag 3, 4
Klopt het dat de top van de IND tegen deze wijziging heeft geadviseerd? Zo ja, waarom
heeft u er dan toch voor gekozen om de beleidswijziging door te zetten? Welke bezwaren
werden aangedragen om tegen de wijziging te adviseren? Kunt u het advies met de Kamer
delen?
Wat was het advies van de Directoraat-Generaal Migratie van het Ministerie van J&V?
Kunt u dit advies met de Kamer delen?
Antwoord 3, 4
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u graag naar de brief die ik uw Kamer heb
gestuurd op 24 augustus jl.2 Daarin heb ik u aangegeven dat mij in maart 2021 enkele procesmatige en juridische
overwegingen zijn voorgelegd, door de IND en het Directoraat-Generaal Migratie, die
zich mogelijkerwijs zouden kunnen voordoen bij de door de IND gehanteerde werkwijze
en werd voorgesteld om deze meer generiek door de IND gehanteerde werkwijze los te
laten. Dit vormde voor mij aanleiding te verzoeken om een bredere inventarisatie,
alvorens hier een beleidsmatige conclusie aan te verbinden. Naar aanleiding van deze
inventarisatie heb ik besloten af te zien van de door de IND meer generiek gehanteerde
werkwijze en deze slechts toe te passen in gevallen waarin evident geen sprake is
van «alleenstaand», conform het ambtelijke advies.
Vraag 6, 7
Wat vindt u van de verenigbaarheid van de beleidswijziging met de Europe richtlijn
voor gezinshereniging uit 2003 en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten voor
het Kind? Klopt het dat de Nederlandse Staat juridische risico’s loopt en zo ja, welke?
Bent u er van op de hoogte dat er een uitspraak van het Europese Hof van Justitie
is waaruit blijkt dat het gewijzigde beleid indruist tegen Europese regelgeving en
jurisprudentie?3 Zo ja, waarom heeft u er dan toch voor gekozen om het beleid door te zetten?
Antwoord 6, 7
De door de IND gehanteerde werkwijze betrof geen beleidswijziging. Zoals uitgebreider
omschreven in mijn brief aan uw Kamer van 24 augustus jl., betrof het een invulling
van het begrip «alleenstaande» zoals dat volgt uit de Gezinsherenigingsrichtlijn.
Het doel van de werkwijze was met name om recht te doen aan de betekenis en lezing
van het begrip «alleenstaande» vreemdelingen zoals dat volgt uit artikel 2 sub f uit
de Gezinsherenigingsrichtlijn. De werkwijze die de IND hanteerde sluit daarnaast aan
bij de bestaande kaders van het nareisbeleid, dat is gestoeld op internationale verdragen.
Inmiddels heb ik in mijn brief van 24 augustus jl. uw kamer geïnformeerd over mijn
besluit om af te zien van de door de IND meer generiek gehanteerde werkwijze en interpretatie
van het begrip «alleenstaand».
Vraag 8
Op welke wijze kunt u er voor instaan dat er door de rechter getoetst kan en zal worden
of de uitvoering van het beleid in lijn is met de gezinsherenigingsrichtlijn? Kan
toegezegd worden dat het ontbreken van procesbelang, ook als er inmiddels al een machtiging
tot voorlopig verblijf (MVV) op grond van artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten
van de Mens (EVRM) is afgegeven, niet zal worden tegengeworpen?
Antwoord 8
In mijn brief van 24 augustus jl. heb ik u geïnformeerd over mijn besluit om af te
zien van de door de IND meer generiek gehanteerde werkwijze en interpretatie van het
begrip «alleenstaand». Ik heb uw Kamer toegezegd dat van de betrokkenen die in de
afgelopen periode onder genoemde werkwijze geen aanspraak op nareis hebben kunnen
maken, de oorspronkelijke nareisaanvraag in behandeling zal worden genomen. De IND
brengt momenteel in kaart wat de stand van zaken is van de gezinsherenigingsaanvragen
van betrokkenen. Indien de aanvraag voor gezinshereniging in het kader van 8 EVRM
reeds is ingewilligd, zal, indien door betrokkenen gewenst, met individueel maatwerk
worden bezien welke mogelijkheden er zijn.
Vraag 9
Hoeveel zaken zijn er al onder het nieuwe beleid door de IND afgehandeld? Hoeveel
verzoeken om gezinshereniging zijn in het kader van het nieuw beleid afgewezen?
Antwoord 9
De IND is momenteel bezig met het in kaart brengen van de zaken die onder de oude
werkwijze vielen. Dit gebeurt op individuele basis. Het is daarom nog niet bekend
hoeveel gezinsleden hieronder vallen. De IND zal, daar waar nodig, betrokkenen die
in de afgelopen periode onder genoemde werkwijze geen aanspraak op nareis hebben kunnen
maken, aanbieden de oorspronkelijke nareisaanvraag in behandeling te nemen.
Vraag 10
Bent u bereid om het ingevoerde beleid per direct terug te draaien? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 10
In mijn brief aan uw Kamer van 24 augustus jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn
besluit om af te zien van de door de IND meer generiek gehanteerde werkwijze en deze
slechts toe te passen in gevallen waarin evident geen sprake is van «alleenstaand»,
conform het advies in de nota. In die individuele evidente gevallen zal de IND betrokkenen
actief blijven informeren over de mogelijkheid van het indienen van een aanvraag tot
gezinshereniging in het kader van artikel 8 EVRM. De IND zal, daar waar nodig, betrokkenen
die in de afgelopen periode onder genoemde werkwijze geen aanspraak op nareis hebben
kunnen maken, aanbieden de oorspronkelijke nareisaanvraag in behandeling te nemen.
Vraag 11
Kunt u deze vragen individueel en met spoed, uiterlijk voor 1 september 2021 beantwoorden?
Antwoord 11
Ik heb uw vragen zo spoedig mogelijk beantwoord.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Jasper van
Dijk (SP), ingezonden 24 augustus 2021 (vraagnummer 2021Z14505) en van het lid Kuik (CDA), ingezonden 24 augustus 2021 (vraagnummer 2021Z14506).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.