Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuik over het bericht 'Honderden asielkinderen dreigen zonder hun ouders op te moeten groeien'
Vragen van het lid Kuik (CDA) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Honderden asielkinderen dreigen zonder hun ouders op te moeten groeien» (ingezonden 24 augustus 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 26 oktober
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 4033.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Honderden asielkinderen dreigen zonder hun ouders op
te moeten groeien»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 4, 5
Kunt u reageren op de berichtgeving in het artikel? Klopt het dat de IND sinds afgelopen
november nieuw beleid ten aanzien van gezinshereniging van alleenstaande minderjarige
vreemdelingen hanteert? Wat houdt dit beleid volgens u precies in? Sinds wanneer is
dit «staand beleid»?
Kunt u aangeven wat er precies veranderd is in de procedure voor gezinshereniging?
Hoe is dit beleid precies tot stand gekomen? Op basis van welke informatie en/of expertise
wordt dit afgewogen? Klopt het dat u dit doorgedrukt heeft tegen het advies van de
top van de IND in? Zo ja, waarom heeft u dat gedaan?
Antwoord 2, 4, 5
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u graag naar mijn brief van 24 augustus
jl.2 Hierin heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn besluit om af te zien van de door de
IND meer generiek gehanteerde werkwijze, waar in het desbetreffende bericht naar verwezen
wordt. De door de IND gehanteerde werkwijze betrof geen beleidswijziging. Zoals uitgebreider
omschreven in mijn brief aan uw Kamer van 24 augustus jl., betrof het een invulling
van het begrip «alleenstaande» zoals dat volgt uit de Gezinsherenigingsrichtlijn.
In 2019 constateerde de IND in een individuele zaak een dusdanige afwijking van de
gebruikelijke gang van zaken dat van de IND in redelijkheid niet gevraagd kon worden
het gewenste nareisverzoek te honoreren. Vervolgens is de IND, met het oog op rechtsgelijkheid,
in enkele vergelijkbare gevallen tot eenzelfde oordeel gekomen, waarmee deze werkwijze
meer generiek werd gehanteerd. In maart 2021 is mij een nota voorgelegd waarin mij
is voorgesteld om deze door de IND meer generiek gehanteerde werkwijze los te laten.
Deze nota is in februari opgesteld. Dit vormde voor mij aanleiding te verzoeken om
een brede inventarisatie van de casuïstiek die zich mogelijk voor zou kunnen doen,
alvorens hier een beleidsmatige conclusie aan te verbinden. Deze inventarisatie, die
mij op 23 augustus 2021 heeft bereikt, vormde voor mij aanleiding om te besluiten
af te zien van de door de IND meer generiek gehanteerde werkwijze en deze slechts
toe te passen in gevallen waarin evident geen sprake is van «alleenstaand». Over dit
besluit heb ik uw Kamer onverwijld geïnformeerd.
Vraag 3
Kunt u aangeven waar en op welk moment u dit nieuwe beleid met de Kamer gedeeld hebt?
Zo niet, waarom heeft u dit niet met de Kamer gedeeld? Wat vindt u daarvan? Bent u
voornemens dit alsnog met de Kamer te delen?
Antwoord 3
De door de IND gehanteerde werkwijze betrof geen beleidswijziging. Zoals uitgebreider
omschreven in mijn brief aan uw Kamer van 24 augustus jl., betrof het een invulling
van het begrip «alleenstaande» zoals dat volgt uit de Gezinsherenigingsrichtlijn.
Zoals u kunt lezen in mijn antwoord op vragen 2, 4 en 5 is mij, in maart 2021, voorgesteld
om deze door de IND meer generiek gehanteerde werkwijze los te laten. Dit vormde voor
mij aanleiding te verzoeken om een brede inventarisatie van de casuïstiek die zich
mogelijk voor zou kunnen doen, alvorens hier een beleidsmatige conclusie aan te verbinden.
Deze inventarisatie, die mij op 23 augustus 2021 heeft bereikt, vormde voor mij aanleiding
om te besluiten af te zien van de door de IND meer generiek gehanteerde werkwijze
en deze slechts toe te passen in gevallen waarin evident geen sprake is van «alleenstaand».
Over dit besluit heb ik uw Kamer onverwijld geïnformeerd.
Vraag 6
Is de nieuwe interpretatie van het begrip «alleenstaand», volgens u, in strijd met
het Verdrag inzake de rechten van het kind en de Europese richtlijn voor gezinshereniging
uit 2003? Zo niet, hoe verschilt uw uitleg van de uitleg die verschillende experts
geven in het artikel in de NRC?
Antwoord 6
Het doel van de werkwijze was met name om recht te doen aan de betekenis en lezing
van het begrip «alleenstaande» vreemdelingen zoals dat volgt uit artikel 2 sub f uit
de Gezinsherenigingsrichtlijn. De werkwijze die de IND hanteerde sluit daarnaast aan
bij de bestaande kaders van het nareisbeleid, dat is gestoeld op internationale verdragen.
Inmiddels heb ik in mijn brief van 24 augustus jl. uw kamer geïnformeerd over mijn
besluit om af te zien van de door de IND meer generiek gehanteerde werkwijze en interpretatie
van het begrip «alleenstaand».
Vraag 7
Kunt u schetsen hoe dit beleid zich volgens u verhoudt tot artikel 8 van het EVRM?
Antwoord 7
Alle vreemdelingen met een wens voor gezinshereniging kunnen ook een aanvraag indienen
in het kader van artikel 8 EVRM, waarin het recht op familie- en gezinsleven wordt
geborgd. Gezinsherenigingsaanvragen worden in dit beleidskader aan andere voorwaarden
getoetst. De minderjarigen die in eerste instantie in aanmerking dachten te komen
voor nareis konden derhalve ook een gezinsherenigingsaanvraag indienen in dit kader.
Bij de beoordeling van een aanvraag in het kader van artikel 8 EVRM kan het verblijf
bij een familielid meewegen in de belangenafweging, maar is geen voorwaarde of afwijzingsgrond.
Indien betrokkene in de afgelopen periode onder genoemde werkwijze geen aanspraak
op nareis heeft kunnen maken en de aanvraag voor gezinshereniging in het kader van
8 EVRM reeds is ingewilligd, zal, indien door betrokkenen gewenst, met individueel
maatwerk worden bezien welke mogelijkheden er zijn.
Vraag 8
Kunt u aangeven op hoeveel alleenstaande minderjarige vreemdelingen dit beleid van
toepassing is geweest? Kunt u aangeven wat dit voor gevolgen heeft gehad in gezinsherenigingsprocedures
die door de kinderen zijn aangevraagd?
Antwoord 8
De IND is momenteel bezig met het in kaart brengen van de zaken die onder de oude
werkwijze vielen. Dit gebeurt op individuele basis. Het is daarom nog niet bekend
hoeveel gezinsleden hieronder vallen. De IND zal, daar waar nodig, betrokkenen die
in de afgelopen periode onder genoemde werkwijze geen aanspraak op nareis hebben kunnen
maken, aanbieden de oorspronkelijke nareisaanvraag in behandeling te nemen.
Vraag 9, 10
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als alleenstaande minderjarige vreemdelingen
vooruit worden gestuurd door hun ouders om asiel aan te vragen in Europa?
Is dit beleid volgens u de enige oplossing om te voorkomen dat alleenstaande minderjarige
vreemdelingen vooruit worden gestuurd door hun ouders om asiel aan te vragen in Europa?
Zo niet, wat doet u er dan nog meer aan om dit te voorkomen?
Antwoord 9, 10
Het komt voor dat gezinnen vanuit andere lidstaten hun kinderen vooruit sturen, in
de hoop en verwachting na te kunnen reizen in het kader van gezinshereniging. Deze
praktijk moet niet worden gestimuleerd. Nederland ontmoedigt het vooruit sturen van
minderjarige vreemdelingen door in te zetten op het aanpakken van grondoorzaken van
migratie in herkomstlanden. In lijn met de Integrale Migratie-agenda3 doet Nederland dit onder andere door in herkomstlanden de toegang tot onderwijs te
ondersteunen en werkgelegenheid te stimuleren.4 Daarnaast heeft de Europese Commissie op 23 september 2020, als onderdeel van het
gepubliceerde migratie- en asielpakket, een aanpassing van de EU-Dublinverordening
gepubliceerd. De EU-Dublinverordening wordt vervangen door de Verordening betreffende
asiel- en migratiebeheer. Onder de concept-verordening kunnen alleenstaande minderjarige
kinderen worden overgedragen aan de lidstaat waar zij eerder asiel hebben verzocht.
Dit ziet het kabinet als een positieve stap om (door)migratie en/of smokkel van alleenstaande
kinderen te ontmoedigen. Mede vanuit dit doel heeft het kabinet eerder ook de Europese
Commissie gesteund in haar voorstel om de leeftijdsgrens voor het afnemen van vingerafdrukken
en het bewaren ervan in de Europese database Eurodac, te verlagen van 14 naar 6 jaar.
Vraag 11
Kunt u deze vragen op tijd en apart van elkaar beantwoorden?
Antwoord 11
Ik heb uw vragen zo spoedig mogelijk beantwoord.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Jasper van
Dijk (SP), ingezonden 24 augustus 2021 (vraagnummer 2021Z14505).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.