Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Groot over de interpretatie van artikel 6 van de Habitatrichtlijn (92/43/EEG)
Vragen van het lid Tjeerd de Groot (D66) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de interpretatie van artikel 6 van de habitatrichtlijn (92/43/EEG) (ingezonden 10 juni 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 25 oktober
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3343.
Vraag 1
Bent u bekend met deze interpretatieve nota?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3, 4
Bent u van mening dat de huidige stikstofaanpak voldoet aan de interpretatie van de
Europese Commissie van artikel 6 lid 2 («verslechteringsverbod») en zo ja, waarom?
Kunt u daarbij afzonderlijk ingaan op de relevante (dikgedrukte) onderdelen uit de
interpretatieve nota?
Wilt u de interne nota’s tussen mei 2019 en februari 2021 waarin wordt ingegaan op
(de consequenties) van het verslechteringsverbod uit artikel 6 lid 2 met de Kamer
delen?
Wilt u de adviezen van de Landsadvocaat uit dezelfde periode waarin (ook) wordt ingegaan
op (de consequenties van) artikel 6 lid 2 met de Kamer delen?
Antwoord 2, 3, 4
Uit artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn volgt dat de kwaliteit van de natuurlijke
habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet mag verslechteren.
Dit betekent dat behoud duurzaam geborgd moet worden. Het kabinet geeft dan ook invulling
aan deze verplichting. De structurele aanpak draagt bij aan de afname van de stikstofdepositie
in alle gebieden. Met de structurele aanpak, die met de Wet stikstofreductie en natuurverbetering
is verankerd in de Wet natuurbescherming, wordt beoogd via een robuust pakket aan
maatregelen duurzaam behoud van de natuur te verzekeren en wordt verder gewerkt aan
het realiseren van de verbeterdoelstellingen. Dit door én in te zetten op een aanmerkelijke
vermindering van de stikstofdepositie én een verdere impuls te geven aan verbetering
van de voor stikstof gevoelige natuur. Dit draagt bij aan het op landelijk niveau
realiseren van een gunstige staat van instandhouding. De structurele aanpak voorziet
in een omvangrijk pakket aan natuur- en bronmaatregelen gericht op structurele reductie
van de stikstofbelasting en op herstel en verbetering van de natuurcondities in de
Natura 2000-gebieden. Dit structurele pakket inclusief de maatregelen en financiële
middelen die in de brief van 24 april 2020 zijn aangekondigd, is ook doorgerekend
door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (RIVM). Om die ambitie en opgave voor stikstofreductie richting te geven,
zijn er doelen in de vorm van wettelijk vastgelegde resultaatsverplichtende omgevingswaarden
geformuleerd voor 2025, 2030 en 2035: in 2025 dient ten minste 40 procent van de hectares
met stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden onder de kritische depositiewaarde
(KDW) te zijn gebracht, in 2030 is dat 50% en in 2035 74%. De inzet is om hiermee
een robuust aantal hectares onder de KDW te brengen en ook substantiële stikstofreductie
te bereiken op overige stikstofgevoelige hectares. De gunstige staat van instandhouding
wordt niet enkel bereikt door een reductie van de stikstofdepositie, maar ook aspecten
als versnippering, hydrologie en een te beperkt leefgebied zijn hiervoor van belang.
Onder meer via het Natuurpact en het programma Natuur wordt aan de verbetering hiervan
gewerkt.
Bij het ontwerp van de structurele aanpak is gebruik gemaakt van de meest recente
informatie met landelijke dekking over de staat van de natuur.
Dit zijn de beheerplannen die voor alle Natura 2000-gebieden zijn opgesteld conform
de Wet natuurbescherming. Daarin staan de nodige passende maatregelen en instandhoudingsmaatregelen.
Ook zijn daarbij de PAS-gebiedsanalyses betrokken. Op basis daarvan is per gebied
geconcludeerd in hoeverre behoud geborgd is, en herstel mogelijk wordt gemaakt in
het licht van de depositietrend tot 2030 en de PAS-herstelmaatregelen.
Op basis daarvan is een deel van de (effecten van de) bronmaatregelen beschikbaar
voor maatschappelijke en economische activiteiten, aangezien die aanvullend zijn op
dit structurele pakket en op hetgeen dat nodig is om aan artikel 6, eerste en tweede
lid, van de Habitatrichtlijn te voldoen.
Met het structurele pakket en de gebiedsgerichte analyses en uitwerking wordt beoogd
om blijvend te voorkomen dat verslechtering in de gebieden optreedt en er wordt gewerkt
aan natuurverbetering. Door de uitwerking van de gebiedsplannen en het programma stikstofreductie
en natuurverbetering zal de komende periode daarbij met meer precisie duidelijk worden
welke hectares met stikstofgevoelige natuur per Natura 2000-gebied als gevolg van
maatregelen onder de KDW komen. Het kan zijn dat de mate van depositiereductie, of
de snelheid waarmee die wordt bereikt, onvoldoende blijkt te zijn in concrete gebieden.
Het gaat dan om gevallen waar ondanks genomen bron- en herstelmaatregelen tóch verslechtering
optreedt.
In de afgelopen jaren was duidelijk dat de natuur in een zorgelijke staat verkeert.
Desondanks was niet bekend of de natuurkwaliteit geborgd is. De natuurdoelanalyses,
die momenteel in voorbereiding zijn voor elk Natura 2000-gebied, zullen daarover meer
uitsluitsel geven, waarbij ook wetenschappelijke informatie die recentelijk is gepubliceerd
wordt betrokken, waaronder het rapport van Bobbink e.a.2 De natuurdoelanalyses zijn ook de basis voor de verdere gebiedsgerichte uitwerking
van de structurele aanpak tot het blijvend kunnen voldoen aan de doelstellingen van
de Vogel- en Habitatrichtlijn. Deze analyses verwacht ik medio 2022 bij de publicatie
van het programma stikstofreductie en natuurverbetering.
Vooruitlopend op deze nadere informatie, anticipeert het kabinet in twee stappen op
de mogelijke uitkomsten van deze natuurdoelanalyses. Ten eerste is in de systematiek
van de wet een waarborg opgenomen: er wordt gemonitord welke effecten de bron- en
natuurmaatregelen hebben. Als het structurele pakket verslechtering (in specifieke
gebieden) niet kan voorkomen, is een aanvullende bronmaatregel nodig om een zodanige
vermindering van depositie te bewerkstelligen dat verslechtering wél kan worden voorkomen.
Het pakket zal daarop dan worden aangepast.
De tweede wijze waarop het kabinet hierop anticipeert, is het ontwikkelen van een
verdere stikstofaanpak. Zoals ik eerder heb aangegeven, is de structurele aanpak een
eerste stap. Het kabinet heeft meermaals aangegeven dat er vervolgstappen nodig zijn.
De recente signalen over de natuurkwaliteit versterken deze constatering. Bij deze
verdere aanpak is het ook denkbaar om een meer integrale gebiedsgerichte benadering
toe te passen waarbij meerdere internationaal verplichtende opgaven (natuur, water
en klimaat) aan elkaar verbonden worden. Dit moet ertoe leiden dat de natuur een flinke
boost krijgt. Ik verwacht uw Kamer hier voor de begrotingsbehandeling LNV nader over
te kunnen informeren.
Vraag 5
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden binnen de daartoe gestelde termijnen?
Antwoord 5
Dat is helaas niet gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.