Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Esch en Vestering over het vasthouden van water in natuurgebieden om overstromingen te helpen voorkomen
Vragen van de leden Vestering en Van Esch (beiden PvdD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Infrastructuur en Waterstaat over het vasthouden van water in natuurgebieden om overstromingen te helpen voorkomen (ingezonden 8 september 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 21 oktober 2021).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 22.
Vraag 1
Kent u het bericht «Hoe Limburgse natuur het water kan vasthouden»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u het inzicht dat natuurlandschappen water beter kunnen vertragen en vasthouden
dan intensief bewerkte weilanden of akkers?
Antwoord 2
Het hangt af van de mate waarin de natuur-, bos- en landbouwgronden de neerslag kunnen
opnemen (sponswerking), hun ligging (laag of hoog/hellend Nederland, en/of zij de
neerslag op het maaiveld kunnen bergen (onder andere afhankelijk van het gewas en
de inrichting van het perceel).
Vraag 3
Deelt u het inzicht dat de intensivering van de landbouw heeft bijgedragen aan het
versneld afvoeren van water, waardoor bij piekbuien overstromingen kunnen optreden?
Antwoord 3
Een ontwatering van landbouwgronden om zo het land eerder te kunnen bewerken kan leiden
tot versnelde afvoer van neerslagwater naar de grotere waterlopen en uiteindelijk
via de grote rivieren naar de zee. Afhankelijk van de locatie en andere versnelde
waterafvoeren (bijvoorbeeld stedelijk gebied) kan dat leiden tot overstromingen bij
piekbuien.
Vraag 4
Deelt u het inzicht dat natuur ingezet moet worden om de gevolgen van klimaatverandering,
zoals piekbuien en droogte, op te vangen?
Antwoord 4
Daar ben ik het mee eens. Overigens geldt dat niet alleen voor de natuur. Alle sectoren
die samen het landschap vormen, waaronder de landbouw, de industrie en het stedelijk
gebied, moeten bijdragen aan het opvangen van de gevolgen van klimaatverandering.
De vraag of de natuur ingezet kan worden en in hoeverre die inzet toereikend kan zijn
om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen is sterk locatie-afhankelijk, en
dient steeds opnieuw te worden afgewogen. Dat gebeurt onder meer in het Deltaprogramma
Ruimtelijke Adaptatie.
Vraag 5
Bent u bereid om in het (natuur)landschap meer ruimte te geven aan natuurlijke oplossingen,
zoals begroeiing en buffers, voor het bergen, vertragen en opslaan van water? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, kunt u toelichten hoe u hier invulling aan geeft?
Antwoord 5
We geven hier op verschillende manieren invulling aan, samen met andere overheden.
In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de toekomstbestendigheid van het landelijk
gebied in goed evenwicht met natuur en landschap als prioriteit benoemd is. Afwentelen
moet volgens de NOVI worden voorkomen door bijvoorbeeld het combineren van natuur
en waterberging (beleidskeuze 4.4). In de NOVI en in het ontwerp Nationaal Waterprogramma
2022–2027 is een voorkeursvolgorde opgenomen voor waterbeheer. Het aanpassen van de
ruimtelijke inrichting aan waterbeschikbaarheid en wateroverlast is daarbij het uitgangspunt.
Deze voorkeursvolgorde is leidend geweest bij de uitwerking van het maatregelenpakket
voor de 2e fase van het Deltaprogramma Zoetwater 2022–2027. In de NOVI-gebieden Zuid-Limburg
en Zwolle werken rijk en regio samen aan robuuste oplossingen voor het watervraagstuk
dat de ligging aan beken en grote rivieren met zich meebrengt.
In het Programma Natuur (Kamerstuk 35 334, nr. 131) werk ik samen met de provincies aan een structurele aanpak om met name de stikstofgevoelige
natuur in een gunstige staat van instandhouding te brengen en daarbij samenhang te
brengen met andere maatschappelijke opgaven, zoals de klimaatopgave. Verder verwijs
ik naar het Actieprogramma klimaatadaptie landbouw2 (Kamerstuk 35 300 XIV, nr. 70) en de Actielijnen klimaatadaptatie natuur u later dit najaar wordt geïnformeerd.
Voor de Rijkswateren voer ik met de Minister van IenW de regie om in samenspraak met
regionale overheden en andere stakeholders ruimte te geven aan natuurlijke oplossingen.
Binnen het rivierbed geldt dat de ontwikkeling van natuur alleen mogelijk is in goede
balans met waterveiligheid. Daar is bergen en vasthouden, afhankelijk van het type
gebied, niet altijd het uitgangspunt. Op sommige locaties is juist snel afvoeren belangrijk.
Niet alleen het Rijk, maar ook waterschappen, provincies en gemeenten hebben een belangrijke
rol bij de ruimtelijke inrichting en het beheer van het landelijk en stedelijk gebied.
Vraag 6
Welke maatregelen zijn of worden er getroffen om in natuurgebieden, landbouwgebieden
en het stedelijk gebied rekening te houden met hoogwatersituaties, graag uitgesplitst
per gebied? Zijn er schuilplekken, vluchtroutes en -eilandjes in evacuatieplannen
meegenomen voor wilde dieren?
Antwoord 6
Hoogwater op de rivieren is al eeuwen onderdeel van het riviersysteem. Gebruikers
en eigenaren houden in het algemeen goed rekening met het feit dat het hoogwater kan
worden, en de uiterwaarden kunnen onderlopen. Nieuwe natuurgebieden van Rijkswaterstaat
in het rivierengebied worden sinds begin jaren negentig zodanig aangelegd dat er rekening
wordt gehouden met vluchtmogelijkheden bij begrazing, in geval van hoogwater. Dit
is maatwerk per gebied. Het kan betekenen dat dieren bij hoogwater terecht kunnen
op zogenoemde hoogwatervluchtplaatsen, op hogere delen in de uiterwaard of op een
speciaal stuk dijk dat hiervoor is ingericht. Maar het kan ook in de vorm van evacuatieplannen
of seizoenbegrazing.
In landbouw- en natuurgebieden is het de eigenaar/pachter die rekening dient te houden
met hoogwater. Hier zijn over het algemeen geen specifieke maatregelen getroffen bij
hoogwater voor dieren. Eigenaren/pachters halen hun dieren tijdig uit de uiterwaarden
als er een kans is dat deze onderlopen. Via de media waarschuwen Rijkswaterstaat en
de waterschappen voor aankomend hoogwater. In stedelijke gebieden zijn waar nodig
waterkeringen gebouwd. Wegen in de uiterwaarden worden meestal door gemeenten en waterschappen
afgezet tijdens hoogwater. Hoger gelegen wegen vormen hiermee ook een plek waar wilde
dieren naartoe kunnen bij hoogwater. In evacuatieplannen van gemeenten en waterschappen
wordt veelal rekening gehouden met evacuatie van vee uit de uiterwaarden. Wilde dieren
worden niet geëvacueerd.
Vraag 7
Op welke plekken langs de Maas en de Roer hebben de rivieren in de afgelopen jaren
meer ruimte gekregen voor hoogwaterstanden en welke maatregelen zijn hiervoor genomen?
Antwoord 7
Er zijn langs de Maas diverse maatregelen getroffen om meer ruimte te geven aan de
rivier bij hoge waterstanden. Hieronder een kort overzicht met de Maaswerken, het
programma Nadere uitwerking rivierengebied (NURG) en systeemwerkmaatregelen. Dit zijn
de belangrijkste maatregelen die getroffen zijn, dan wel getroffen worden.
Langs de Maas3 is de afgelopen jaren het Programma Maaswerken uitgevoerd; het gaat om 52 projecten
over een lengte van 222 km langs de Maas. Een flink aantal projecten is inmiddels
afgerond, een deel is nog in uitvoering. Dit gaat om het verbreden en verdiepen van
de rivier, het verlagen van uiterwaarden, het aanleggen van hoogwatergeulen en retentiegebieden,
het versterken van kades en dijken en het verhogen van bruggen en verbreden van het
Julianakanaal.4
Ook in het kader van het NURG-programma, in 1993 gestart om het areaal natuur in de
uiterwaarden te vergroten, zijn langs de Bedijkte Maas in de afgelopen 25 jaar ook
verschillende rivierverruimende maatregelen getroffen. Ik verwijs u voor een overzicht
van de uitgevoerde NURG-maatregelen naar mijn brief over de oplevering van het NURG-programma
(Kamerstukken 35 570 J, nr. 7).
Op 12 locaties langs de Limburgse Maas wordt de mogelijkheid tot rivierverruiming
(dijkteruglegging) momenteel verkend5. Deze zogenoemde systeemmaatregelen dienen om (deels) te compenseren voor de ruimte
die de rivier heeft verloren als gevolg van het laten vervallen van de overstroombaarheidseis
van dijken en kades langs de Maas. Locaties waar dit speelt zijn onder andere: Well,
Arcen Baarle – Houten – Blerick en Venlo.Andere voorbeelden zijn het gebiedsproject
Ooijen-Wansum, waar nieuwe natuur is gerealiseerd in samenhang met waterstandsdaling,
en het project Meanderende Maas waar samen met een dijkversterking gezorgd wordt voor
meer natuur en ruimte voor de Maas.
De rivier de Roer is in beheer bij het waterschap Limburg. Navraag bij het waterschap
leert dat er de afgelopen jaren langs de Roer geen grote fysieke werken zijn uitgevoerd
om meer ruimte aan de rivier te bieden bij hoogwaterstanden. Het waterschap is bezig
om de informatie van de recente wateroverlast te bestuderen en evalueren. De overbelasting
van de beken en rivieren binnen het regionale watersysteem is één van de uitzonderlijke
situaties die daarin meegenomen wordt.
Vraag 8
Op welke plekken is ruimte voor hoogwaterstanden weer teruggegeven aan menselijke
activiteiten, zoals woningbouw of landbouw?
Antwoord 8
In het rivierbed van de grote rivieren in beheer bij Rijkswaterstaat gelden strenge
regels over welke activiteiten wel en niet worden toegestaan. Dit zijn de zogenaamde
Beleidsregels Grote Rivieren (BGR). Activiteiten die zorgen voor waterstandstoename,
indien al toegestaan, moeten duurzaam gecompenseerd worden6.
De Minister van IenW heeft in 2020 besloten om van een groot deel van het gebied langs
de Maas de status van rivierbed te laten vervallen. De Kamer is van dit voornemen
en de voorwaarden op de hoogte gesteld per Kamerbrief op 18 juni 2020 (Kamerstuk 27 625, nr. 504). Dit kan op termijn zorgen voor een toename van ruimte voor niet-riviergebonden
activiteiten. Door dit besluit om de overstroombaarheidsbenadering van de bedijkte
gebieden langs de Limburgse Maas los te laten kan in beginsel circa 31% van het totale
oppervlak aan het rivierbed worden onttrokken en beschikbaar komen voor andere functies.
Een van de voorwaarden is dat het verlies aan ruimte voor de afvoer van de Maas voldoende
wordt beperkt. Hiertoe wordt op 12 locaties langs de Limburgse Maas de mogelijkheid
tot rivierverruiming (dijkteruglegging) verkend; dit zijn de zogenoemde systeemwerkingmaatregelen.
Vraag 9
Is het waar dat gemeenten, provincies en waterschappen vaak grondbezitter zijn en
hierdoor regie hebben over onder andere de waterhuishouding?
Antwoord 9
De verantwoordelijkheid van de overheid voor de waterhuishouding en het waterbeheer
staat los van het wel of niet in eigendom hebben van grond.
Vraag 10
Deelt u het inzicht dat de verantwoordelijkheid voor wateroverlast, respectievelijk
droogte berust bij verschillende bestuurslagen met een onduidelijke taakverdeling?
Zo nee, waarom niet en kunt u de taakverdeling per bestuurslaag en Minister weergeven?
Antwoord 10
Ik ben niet van mening dat de taakverdeling onduidelijk is. De verantwoordelijkheden
voor wateroverlast, watertekort en droogte zijn belegd bij verschillende overheden
met een duidelijke bevoegdheden- en verantwoordelijkheidsverdeling in de Waterwet7. Dit is weergegeven in het Ontwerp Nationaal Waterprogramma 2022–20278.
Vraag 11
Bent u bereid om minimale kaders op te stellen voor het gebruik en de onttrekking
van grondwater, zodat decentrale overheden over uniforme richtlijnen beschikken? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 11
Er bestaan al kaders voor onttrekking van grondwater op nationaal niveau. Deze zijn
vastgelegd in de Waterwet en onderliggende regelgeving. Voor onttrekking van grondwater
geldt op grond van de Waterwet in beginsel een vergunning- of meldingsplicht. Provincies
zijn verantwoordelijk voor het strategisch grondwaterbeleid en ontwikkelen van het
beleid en stellen van nadere kaders voor zorgvuldig gebruik van het grondwater. Voor
grote industriële onttrekkingen, onttrekkingen voor de openbare drinkwatervoorziening
en onttrekkingen voor bodemenergiesystemen zijn de provincies bevoegd gezag. Voor
andere grondwateronttrekkingen zijn dat de waterschappen.
Op 29 maart 2021 is een rapportage aan de Kamer aangeboden met een beschrijving van
regels en beleidskaders voor grondwateronttrekkingen, de verdeling van verantwoordelijkheden
en bevoegdheden, en een inventarisatie van het aantal onttrekkingen en onttrokken
hoeveelheden (Kamerstuk 27 625, nr. 527. Daarbij is aangegeven dat de provincies en waterschappen hun grondwater- en beregeningsbeleid
waar nodig herijken. De inzet daarbij is om de registratie en metingen van grondwateronttrekkingen
te verbeteren, beter inzicht te krijgen in de cumulatieve effecten van de onttrekkingen
en te zorgen dat de onttrekkingen en aanvullingen duurzaam in balans blijven.
De provincies en waterschappen zijn hiermee aan de slag. Dit vindt grotendeels plaats
via de reguliere sporen van Deltaprogramma en de uitvoering van de droogteaanpak,
waaronder verdrogingsbestrijding grondwaterafhankelijke natuur/N2000 (mede i.c.m.
stikstofaanpak/programma natuur). Ook in de Studiegroep Grondwater (Ministeries van
IenW, LNV, de Unie van Waterschappen, VEWIN, IPO, VNG en staf Deltacommissaris) is
aandacht voor grondwaterkwantiteit, waarbij de nadruk ligt op het in balans brengen
van het gebruik en de beschikbaarheid van grondwater. Het is niet wenselijk vooruit
te lopen op de resultaten van de herijking en de Studiegroep Grondwater.
Vraag 12
Kunt u deze vragen per vraag beantwoorden, zonder naar antwoorden op andere vragen
te verwijzen?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.