Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van lid Vestering over hittestress bij dieren
Vragen van het lid Vestering (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over hittestress bij dieren (ingezonden 17 juni 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 15 oktober
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3385.
Vraag 1
Wat is uw reactie op de brandbrief van Eyes on Animals en de Dierenbescherming waarin
zij duidelijk maken dat geen van de aanbevelingen die deze organisaties deden in het
rapport «Op de bres tegen hittestress» volledig of voldoende zijn opgevolgd?1
Antwoord 1
Ik heb kennis genomen van de brandbrief van Eyes on Animals en de Dierenbescherming.
De afgelopen jaren zijn er door mijn ministerie en de sector verschillende stappen
gezet ter vermindering van hittestress bij dieren. Hierbij is er ook aandacht geweest
voor de aanbevelingen die zijn gedaan door Eyes on Animals en de Dierenbescherming.
Vraag 2
Kunt u per aanbeveling uiteenzetten waarom deze niet volledig zijn opgevolgd?
Antwoord 2
In de recente Kamerbrief over de stand van zaken met betrekking tot dierenwelzijnsonderwerpen
gerelateerd aan hitte2 heb ik aangegeven dat ik bezig ben met het maken van een plan van aanpak over hittestress
bij landbouwhuisdieren. Bij de totstandkoming van dit plan worden verschillende partijen
betrokken, waaronder ook dierenwelzijnsorganisaties. De input van Eyes on Animals
en de Dierenbescherming zijn en worden hierin ook meegenomen. Verder werkt mijn ministerie
op basis van de recent aangenomen moties van lid Vestering uit hoe er uitvoering kan
worden gegeven aan het wettelijk vastleggen van een maximale wachttijd van vijftien
minuten bij het slachthuis (Kamerstuk 35 830 XIV, nr. 11) en aan het verlagen van de maximale temperatuur voor diertransporten naar 30 graden
(Kamerstuk 35 830 XIV, nr. 10).
Vraag 3
Erkent u dat de vrijblijvende afspraken uit het Nationaal plan voor veetransport bij
extreme temperaturen en de verschillende sectorprotocollen nog altijd niet voorkomen
dat dieren ernstig lijden onder hittestress en zelfs sterven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Het Nationaal Plan voor veetransport bij extreme temperaturen is door de jaren heen
steeds verder doorontwikkeld en vormt een platform om problemen rondom hitteperiodes
te bespreken en aan te pakken. De NVWA controleert op basis van wet- en regelgeving
en handhaaft als er sprake is van onnodig lijden door transport en hoge temperaturen.
Ook kan de NVWA in rapporten van bevindingen refereren aan maatregelen die zijn opgenomen
in het Nationaal Plan ter ondersteuning van een wettelijke overtreding. Ondanks dat
kan het voorkomen dat dieren lijden onder hittestress. De ketenpartijen in de sector
moeten zich blijven inspannen om dit te voorkomen.
Vraag 4
Op welke termijn gaat u over tot het wettelijk vastleggen van maatregelen tegen hittestress,
zoals ten aanzien van de beladingsgraad en het koelen van wagens tijdens warme en
tropische warme dagen, aangezien de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit niet kan
handhaven op de vrijwillige afspraken uit het Nationaal plan?
Antwoord 4
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoorden op vraag 2.
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat u vorig jaar, na de derde zeer warme zomer op een rij met een
hittegolf van dertien aaneengesloten dagen, aankondigde dat het Nationaal plan veetransport
bij extreme temperaturen zou worden bijgestuurd? Waarom is dit nog niet gebeurd?
Antwoord 5
De uitvoering en bijsturing van de sectorprotocollen onder het Nationaal plan veetransport
bij extreme temperaturen zijn een verantwoordelijkheid van de betrokken sectoren.
Het Nationaal plan veetransport is na de zomer van 2020 geëvalueerd en in april van
dit jaar met de sector besproken. Er is een oproep gedaan om de sectorprotocollen
aan te passen, waaronder het overnemen van de aanbevelingen in het rapport van Buro
over hittestress bij varkens en pluimvee. Er zijn echter nadien door de sector geen
wijzigingen doorgevoerd in de sectorprotocollen.
Momenteel wordt gewerkt aan een plan van aanpak gericht op hittestress bij landbouwhuisdieren.
Hierin komen acties te staan om hittestress op zowel het primaire bedrijf, tijdens
transport als in de slachterijen verder te verbeteren. Zowel de aanbevelingen genoemd
in de evaluatie als de actiepunten zoals vastgesteld in het plan van aanpak zullen
onverminderd onder de aandacht van de sector worden gebracht bij de halfjaarlijkse
evaluatie van het plan.
Vraag 6
Hoe ver bent u met het uitwerken van een wettelijke meldplicht bij sterfte als gevolg
van hitte?
Antwoord 6
Zoals ik uw Kamer per brief3 heb aangegeven wordt er, om meer zicht te krijgen op sterfte als gevolg van de uitval
van kunstmatige ventilatie, aangesloten bij een lopend initiatief tussen de NVWA en
Rendac. Momenteel vindt er overleg plaats tussen de NVWA en Rendac over de mogelijkheden
voor een gegevensleveringsovereenkomst, onder andere over het gebruik van kadavercijfers
voor het monitoren van sterfte. Als deze overeenkomst haalbaar blijkt en tot stand
komt, dan zou de NVWA beter zicht kunnen krijgen op bedrijven met een opvallend hoge
uitval, ook tijdens hitteperiodes.
Vraag 7
Wanneer en op welke wijze heeft u de sector duidelijk gemaakt dat het vervroegd afvoeren
naar de slacht en onthouden van voedsel, maatregelen die vorig jaar waren opgenomen
in het hitteplan van de varkenssector, geen diervriendelijke maatregelen zijn tegen
hittestress, zoals uitgesproken door de Kamer met de aangenomen motie van het lid
Ouwehand (Kamerstuk 35 470 XIV, nr. 9)?
Antwoord 7
Mijn ministerie heeft hierover geen contact gehad met de sector, aangezien de genoemde
maatregelen vorig jaar niet in het hitteplan van de varkenssector zijn opgenomen.
Op grond van (artikel 1.7) Besluit houders van dieren dient een houder er onder andere
voor te zorgen dat een dier een toereikende hoeveelheid voer krijgt toegediend. Wageningen
UR heeft in samenwerking met de varkenssector (POV) in 2020 een bedrijfsspecifiek
hitteprotocol voor de varkenshouderij en een brochure met tips om hittestress bij
varkens te voorkomen, opgesteld5. In dit hitteprotocol en de brochure zijn een aantal samenhangende maatregelen en
adviezen opgenomen die kunnen bijdragen aan voorkomen en vermindering van hittestress.
Het vervroegd afvoeren naar de slacht en het geheel onthouden van voedsel zijn niet
als maatregel opgenomen in deze documenten. Wel is beperking van de voergift als maatregel
opgenomen. Om hittestress te voorkomen, zullen dieren als het warm is uit zichzelf
in het algemeen minder voer opnemen. In de brochure is als advies opgenomen om uit
oogpunt van dierenwelzijn de voergift niet te beperken bij vleesvarkens en biggen
die gelijktijdig worden gevoerd via een voertrog, omdat dan dieren die lager in rangorde
staan te weinig voer kunnen krijgen. Daarbij kan dit leiden tot onrust onder de dieren
en mogelijk bijtgedrag veroorzaken.
Vraag 8
Bent u bereid om de maximale temperatuur waarbij dieren op transport mogen worden
gezet, nu 35 graden, flink te verlagen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Ik zet me in Europees verband in voor duidelijkere temperatuurgrenzen voor vervoer
van specifieke diersoorten en diercategorieën. Daarnaast wordt, op basis van de recent
aangenomen motie van lid Vestering (Kamerstuk 35 830 XIV, nr. 10), door mijn ministerie verder uitgewerkt hoe er uitvoering kan worden gegeven aan
het verlagen van de maximale temperatuur voor diertransporten naar 30 graden.
Vraag 9
Bent u bereid om preventief te zorgen voor een lagere stalbezetting om hittestress
te voorkomen? Zo nee, waarom niet en erkent u dat u door het achterwege laten van
preventieve regels de dieren in de Nederlandse veehouderij welbewust extra risico
laat lopen op hittestress?
Antwoord 9
De toegestane bezetting is voor een aantal diersoorten vastgelegd in Europese en/of
nationale regelgeving. Ten aanzien van het klimaat in de stal dient elke veehouder
zich te houden aan de algemene bepalingen die hierover zijn opgenomen in het Besluit
houders van dieren en zijn gebaseerd op Europese regelgeving (Richtlijn 98/58/EG).
Zo mag onder andere de temperatuur in de omgeving van het dier niet schadelijk zijn
voor het dier. Het is de verantwoordelijkheid van de veehouder dit in acht te nemen
en bijvoorbeeld de ventilatie aan te passen. Daarnaast wil ik benadrukken dat ik in
de recente Kamerbrief over dierenwelzijn en hitte6 heb aangegeven dat er structurele aanpassingen nodig zijn van de sector om welzijnsproblemen
in de zomer zoveel mogelijk te voorkomen. Waarbij ik specifiek heb aangegeven dat
er met name oplossingen nodig zijn die het totaal aantal dieren dat, gedurende (mogelijk)
hete periodes bij het slachthuis aangeboden wordt, beperkt.
Vraag 10
Gaat u nu wel de slachtsnelheid verlagen, waar de Kamer door middel van een motie
van het lid Ouwehand (Kamerstuk 28 286, nr. 1111) vorig jaar voor de zomer toch al toe opriep, zodat er minder dieren hoeven te worden
aangevoerd en dieren niet langer in veel te hete vrachtwagens voor het slachthuis
in de wacht staan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Zoals ik uw Kamer eerder heb aangegeven (Kamerstuk 28 286, nr. 1131 en nr. 1199) is er geen juridische grond om slachthuizen op te dragen de slachtsnelheid per direct
structureel te verlagen. Ik laat dan ook onderzoeken hoe de invloed van slachtsnelheid
op risicofactoren voor dierenwelzijn en controle op voedselveiligheid en het goed
kunnen houden van toezicht, is. Het onderzoek zou kunnen bijdragen aan een juridische
onderbouwing om in bepaalde gevallen de slachtsnelheid structureel te verlagen. In
afwachting van de uitkomsten van het onderzoek en teneinde voor de tussentijd aan
de NVWA een kader te geven voor de beoordeling van aanvragen tot verhoging van de
slachtsnelheid, heb ik de Inspecteur-generaal van de NVWA de aanwijzing gegeven om
geen verhogingen van de slachtsnelheid toe te staan (Kamerstuk 28 286, nr. 1201). Zodra de uitkomsten van dit onderzoek bekend zijn zal ik uw Kamer hier nader over
informeren.
Vraag 11
Erkent u dat het opnemen van een vrijblijvende suggestie voor beperking van de wachttijd
bij het slachthuis in het sectorprotocol van de Centrale Organisatie voor de Vleessector
(COV), geen enkele daadwerkelijke bescherming biedt aan dieren? Bent u bereid om zelf
een maximum te stellen aan de tijd die dieren moeten wachten bij en in het slachthuis?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Mijn ministerie werkt op basis van de recent aangenomen moties van lid Vestering uit
hoe er uitvoering kan worden gegeven aan het wettelijk vastleggen van een maximale
wachttijd van vijftien minuten bij het slachthuis (Kamerstuk 35 830 XIV, nr. 11).
Vraag 12
Kunt u deze vragen één voor één en zo snel mogelijk, uiterlijk vóór de volgende reeks
zomerse dagen beantwoorden?
Antwoord 12
Ik heb me ingespannen deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.