Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Heerema over het bericht ‘Motoriek basisschoolkinderen verslechterd door coronalockdown’
Vragen van het lid Rudmer Heerema (VVD) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht «Motoriek basisschoolkinderen verslechterd door coronalockdown» (ingezonden 16 september 2021).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 15 oktober
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Motoriek basisschoolkinderen verslechterd door coronalockdown»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat bewegen belangrijk is om weerbaar, fit en gezond te zijn en
te blijven, en dat de coronacrisis ons dit nog duidelijker heeft laten inzien? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ja. Dit geldt in algemene zin voor iedereen in onze samenleving.
Vraag 3
Bent u ook van mening dat het belangrijk is dat kinderen zich motorisch kunnen ontwikkelen
en dat sport en bewegingsonderwijs daar een cruciale rol bij speelt? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 3
Ja, ik deel de mening dat het belangrijk is dat kinderen motorische vaardigheden kunnen
ontwikkelen. Om deze reden hebben we kerndoelen op het gebied van bewegingsonderwijs,
waar de motorische vaardigheden in terugkomen.
Vraag 4
Hoeveel scholen hebben geen bewegingsonderwijs aangeboden in de periode dat dit regeltechnisch
wel mogelijk was? En wat waren de argumenten voor scholen om er voor te kiezen om
geen bewegingsonderwijs aan te bieden?
Antwoord 4
Dit wordt niet centraal geregistreerd. Zodra het weer kon, zijn scholen opgeroepen
weer regulier onderwijs te bieden. De KVLO2, vakvereniging voor lichamelijke opvoeding, heeft scholen voorzien van protocollen
die zijn afgestemd met het RIVM. In voorkomende gevallen is meegedacht met het vinden
van oplossingen voor knelpunten. Verder vertrouw ik op het oordeel van scholen om
een doordachte afweging te maken hoe de lessen bewegingsonderwijs op een veilige manier
aangeboden kunnen worden.
Vraag 5
Hoeveel uren lichamelijk onderwijs zijn er verloren gegaan sinds de coronalockdown?
Is hier aandacht voor geweest binnen de Schoolscan die scholen moesten uitvoeren naar
aanleiding van het Nationaal Programma Onderwijs? Zo ja, wat zijn hiervan de uitkomsten?
Zo nee, waarom zijn de achterstanden op het gebied van bewegingsonderwijs niet meegenomen?
Hoeveel leerlingen hebben motorische achterstanden opgelopen door het ontbreken van
bewegingsonderwijs?
Antwoord 5
Er wordt niet doorlopend gemonitord hoeveel uren bewegingsonderwijs er in het primair
onderwijs worden aangeboden, of zijn uitgevallen. Er is binnen de Schoolscan3 van het Nationaal Programma Onderwijs aandacht geweest voor vakgebieden die niet
standaard zijn opgenomen in het leerlingvolgsysteem, zoals de motorische ontwikkeling
van leerlingen.
In het onderzoek van het Mulier Instituut waar het bericht naar verwijst wordt overigens
niet gesproken over motorische achterstanden, maar over onderdelen waarop kinderen
motorisch minder vaardig zijn geworden.4 Uit het onderzoek blijkt dat de verschillen met name worden verklaard door de manier
waarop in de thuissituatie is omgegaan met de lockdown. Kinderen ontwikkelen zich
niet alleen door het aanbod van bewegingsonderwijs, maar ook door beweging gedurende
de gehele dag. De verschillen in de mate waarin ouders hun kinderen tijdens de lockdown
lieten bewegen is de grootste verklaring voor verschillen in motorische ontwikkeling.
Het is dan ook niet vast te stellen hoeveel leerlingen motorische achterstanden hebben
opgelopen door het ontbreken van de lessen bewegingsonderwijs.
Vraag 6
Hoeveel scholen maken momenteel specifiek gebruik van onderdeel C «sportieve activiteiten»
van de menukaart met bewezen effectieve interventies uit het Nationaal Programma Onderwijs?
Indien u momenteel nog niet over deze gegevens beschikt, wanneer wel?
Antwoord 6
Alle scholen in het funderend onderwijs hebben begin dit schooljaar een vragenlijst
ontvangen. Hierin werden schoolleiders onder andere bevraagd over de keuzes die zij
in de menukaart hebben gemaakt en het beeld dat zij hebben van de leervertragingen.
Eind oktober informeer ik de Tweede Kamer over de voortgang van het Nationaal Programma
Onderwijs. De rapportage van de vragenlijst zal worden toegevoegd aan de voortgangsrapportage.
Hieruit zal blijken hoeveel scholen gebruik maken van sportieve activiteiten.
Vraag 7
Op welke andere manieren gaan scholen, ook buiten het Nationaal Programma Onderwijs,
de achterstanden in het bewegingsonderwijs de komende tijd inhalen? Heeft u hier concrete
voorbeelden van? Welke inzet is er nodig om de groep kinderen die motorische achterstanden
heeft opgelopen weer op niveau te brengen? Kan dit individueel, of is het niet verstandiger
en goedkoper om dit klassikaal te doen?
Antwoord 7
Scholen hebben de ruimte om naar eigen inzicht motorische vaardigheden extra te stimuleren
wanneer zij dit nodig achten. Er zijn verschillen tussen leerlingen in motorische
vaardigheden en de mate van beweging die zij buiten de gymzaal opdoen, zo laat ook
het onderzoek van het Mulier Instituut zien.3 Het is dan ook aan de leerkrachten en scholen om hier maatwerk in te bieden. Hiervoor
kunnen de gelden uit het NP Onderwijs worden ingezet en daarnaast kunnen de subsidie Impuls en Innovatie Bewegingsonderwijs PO en het programma Gezonde School hieraan bijdragen.
Vraag 8
Heeft u een beeld van de kosten die de zorg voor kinderen met een motorische achterstand
in relatie tot overgewicht met zich mee gaat brengen in meerjarenperspectief?
Antwoord 8
Motorische vaardigheden zijn van belang voor kinderen om verschillende sporten te
beoefenen en daarmee een basis voor een actieve levensstijl te kunnen leggen. Daarmee
is niet gezegd dat motorisch minder vaardige kinderen overgewicht zullen hebben: voeding
en bewegen (ook motorisch eenvoudige beweging) zijn de determinanten van een gezond
gewicht.
Wel weten we dat te weinig beweging jaarlijks zorgt voor 2,3 procent van de Nederlandse
ziektelast en 5.800 sterfgevallen. Er is op dit moment echter geen onderzoek beschikbaar
dat expliciet de motorische onderontwikkeling van jongeren koppelt aan zorgkosten.
Wel verwijs ik graag naar het onderzoek op dit moment wordt uitgevoerd naar de relatie
tussen sport- en beweegdeelname van de gehele bevolking aan de ene kant en totale
zorgkosten aan de andere kant. Dit onderzoek wordt door het RIVM uitgevoerd en zal
naar verwachting eind 2021 gereed zijn. Het RIVM5 concludeerde eind vorig jaar in een voorbereidende literatuurstudie op het genoemde
onderzoek dat het verhogen van lichaamsbeweging de zorgkosten kan verlagen, maar dat
dit effect wegvalt als de zorg(kosten) in de gewonnen levensjaren wordt meegenomen.
Vraag 9
Hoe gaat u garanderen dat nu de scholen het reguliere onderwijs kunnen hervatten alle
leerlingen bewegingsonderwijs krijgen waar ze recht op hebben en dat de motorische
achterstanden van leerlingen worden ingehaald?
Antwoord 9
Besturen en scholen zijn verantwoordelijk voor het bewegingsonderwijs. Ik ga ervan
uit dat alle leerlingen weer bewegingsonderwijs krijgen. Bij signalen dat dit niet
zo is, kan de inspectie contact opnemen met het bestuur. Het is aan de leerkrachten
en scholen om maatwerk in te bieden op het terrein van motorische vaardigheden en
zijn er de eerder genoemde mogelijkheden om dat te ondersteunen. Samen met onder meer
de KVLO, VSG, ALO Nederland en de PO-Raad span ik mij in om te zorgen voor de juiste
randvoorwaarden voor scholen om aan de aankomende wettelijke urennorm te kunnen voldoen,
zodat alle leerlingen kwalitatief goed en voldoende bewegingsonderwijs krijgen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.