Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuik over het bericht ‘Erotisch ‘kinderboek’ Drs. P zorgt na vijftig jaar voor woede bij BN’ers’
Vragen van het lid Kuik (CDA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Erotisch «kinderboek» Drs. P zorgt na vijftig jaar voor woede bij BN’ers» (ingezonden 6 september 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 13 oktober 2021).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 71.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Erotisch «kinderboek» Drs. P zorgt na vijftig jaar
voor woede bij BN'ers»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Kunt u aangeven waar op dit moment de grens ligt tussen verboden teksten die bijvoorbeeld
aanzetten tot crimineel handelen en teksten, zoals het boek van Drs. P.?
In hoeverre is het wetsvoorstel dat een breed scala aan voorbereidingshandelingen
strafbaar stelt met het oog op het plegen van seksueel misbruik van invloed op publicaties
van vroeger die tegenwoordig anders beoordeeld worden?
Antwoord 2, 3
Het Wetboek van Strafrecht kent een aantal artikelen die betrekking hebben op opruiing
door middel van geschrift. Het is strafbaar om, bijv. door middel van een geschrift,
op te ruien (artikel 131 Sr) en om een opruiend geschrift te verspreiden (artikel
132 Sr). Schokkende teksten die onderdeel zijn van (literaire) fictie en waaruit een
zekere verheerlijking of normalisering van een strafbaar feit blijkt, bijvoorbeeld
omdat daarin seks en kinderen met elkaar in verband worden gebracht, zijn niet per
definitie opruiend in de zin van artikel 131 Sr. De strafrechtelijke grens wordt overschreden
wanneer artistieke vrijheid wordt misbruikt om opzettelijk aan te zetten, aan te hitsen
of aan te sporen tot een concreet strafbaar feit, zoals seksueel kindermisbruik.
Voorkomen moet worden dat onbedoeld censuur wordt opgelegd op boeken en andere literaire
werken, ook wanneer deze werken in strijd met de huidige morele opvattingen moeten
worden geacht. Ook het wetsvoorstel waarin voorbereidingshandelingen met het oog op
het plegen van seksueel misbruik met kinderen zelfstandig strafbaar wordt gesteld,
kent hierin zijn grenzen. De strekking van dit wetsvoorstel is om instructief materiaal
tot het plegen van seksueel kindermisbruik, zoals handleidingen of richtlijnen voor
het seksueel misbruiken van kinderen, strafbaar te stellen. Bestaande en toekomstige
journalistische rapportages, wetenschappelijke bijdragen, (auto)biografieën of andere
literaire werken zijn naar hun aard niet gelijk te stellen met dergelijke geschriften
en vallen daarom niet zonder meer onder het bereik van de nieuwe strafbaarstelling
als daarin seksuele handelingen bij of met een kind worden beschreven die door de
lezer als inspiratiebron zouden kunnen worden opgevat.
Vraag 4
Kunt u aangeven wat de status is van het wetsvoorstel en wanneer u verwacht dit naar
de Kamer te zenden?
Antwoord 4
Ik heb onlangs het advies van de Raad van State ontvangen, dat ik op dit moment zorgvuldig
aan het bestuderen ben. Het streven is het wetsvoorstel dit najaar in te dienen bij
de Tweede Kamer.
Vraag 5
Kunt u aangeven op welke maatregelen de prioriteit moeten liggen om zoveel mogelijk
kinderen te beschermen (preventief of repressief) tegen de meest verwoestende vorm
van criminaliteit tegen kinderen, namelijk kindermisbruik?
Antwoord 5
Om het hardnekkige, maatschappelijke probleem van seksueel kindermisbruik aan te pakken,
is een brede aanpak een randvoorwaarde. Dit vraagt inzet van maatschappelijke organisaties,
private partijen, politie, openbaar ministerie en van de ministeries. Bovendien geldt
dat het strafrecht weliswaar een onmisbaar sluitstuk is, maar de aanpak ook de inzet
van tal van andere instrumenten vereist. In dit verband is het relevant te melden
dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid met andere departementen samenwerkt
om vorm te geven aan de integrale aanpak van seksueel geweld, waarover uw Kamer bij
brief van 4 februari jl. is geïnformeerd.2 Daarnaast richt het ministerie zich bij de aanpak van (online) seksueel kindermisbruik
op drie lijnen: het intensiveren van de preventie, publiek-private samenwerking en
een bestuursrechtelijke aanpak en het verscherpen van de opsporing. Een belangrijk
onderdeel van de aanpak is de vormgeving van de autoriteit. Met een bestuursrechtelijk
handhavingsinstrumentarium kunnen internetbedrijven gedwongen worden om openstaande
meldingen van kinderpornografisch beeldmateriaal accuraat weg te werken. Stapsgewijs
werk ik zo toe naar een sluitend systeem van zowel zelfregulering als overheidsregulering
voor internetbedrijven, met het strafrecht als ultimum remedium.3 Ook is internationale samenwerking op dit thema erg belangrijk: het stevige optreden
van Nederland tegen het hosten van kinderpornografisch materiaal mag niet tot gevolg
hebben dat het materiaal verschuift naar andere landen. Door de hardnekkigheid en
ernst van het probleem, zal op al deze terreinen ingezet moeten blijven worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.