Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergadering van het Development Committee van de Wereldbank op 15 oktober 2021
26 234 Vergaderingen interim- Committee en Development Committee
Nr. 258 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 22 oktober 2021
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een
aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 1 oktober 2021 over de geannoteerde agenda
voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergadering van het Development
Committee van de Wereldbank op 15 oktober 2021 (Kamerstuk 26 234, nr. 256).
De vragen en opmerkingen zijn op 5 oktober 2021 aan de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 8 oktober 2021 zijn
de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Prenger
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
2
Inbreng VVD-fractie
2
Inbreng D66-fractie
9
Inbreng CDA-fractie
13
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de toegezonden geannoteerde agenda.
Zij hebben daarover enkele vragen.
Het kabinet geeft in de ogen van de leden van de VVD-fractie terecht aan dat de opkomende
economieën en lage-inkomenslanden hard zijn geraakt door de COVID-19-crisis, met een
permanent verlies van gemiddeld 4% van bbp. De leden van de VVD-fractie willen graag
van de Minister weten voor hoeveel jaren het structurele verlies van de opkomende
economieën en lage-inkomenslanden is voorzien? Wat is het structurele verlies van
bbp als ook in deze landen het vaccinatieprogramma optimaal uitgerold gaat worden?
1. Antwoord kabinet
Op dit moment zijn er nog te veel onzekerheden om in te schatten hoe lang het structurele
verlies in economische groei ten opzichte van de periode vóór COVID-19 zal aanhouden.
De huidige verwachting is dat dit BBP-verlies in de opkomende economieën en lage-inkomenslanden
in ieder geval ook in 2022 gemiddeld 4% zal bedragen. In het rapport van de Wereldbank
wordt geen melding gemaakt van de omvang van dit verlies in de opkomende economieën
en lage-inkomenslanden in geval van een optimaal uitgerold vaccinatieprogramma.
De leden van de VVD-fractie hebben ook nog enkele vragen over het feit dat voor de
COVID-19-crisis, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)
het jaarlijks tekort van de financiering benodigd voor het behalen van de Duurzame
Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) voor ontwikkelingslanden op USD 2,5 biljoen schatte. Door
de COVID-19-crisis is dit tekort opgelopen tot USD 4,2 biljoen in 2020. Het Ministerie
van Buitenlandse Zaken heeft eerder aangegeven dat Nederland haar fair share betaalde.
Hoe kan het dat andere OESO-landen hier niet aan voldoen? Wat doet Nederland anders
dan vergelijkbare landen als het gaat om financiering voor het behalen van SDG’s in
ontwikkelingslanden?
2. Antwoord kabinet
De Nederlandse ODA uitgaven bedroegen in 2020 0,59% van het BNI ten opzichte van het
EU gemiddelde van 0,5%.1 Om zoveel mogelijk bij te dragen aan het behalen van de SDG’s heeft het kabinet onder
het huidige regeerakkoord stappen gezet die passen binnen de herbevestiging van de
internationale afspraak in EU- en in VN-verband om weer toe te werken naar een ODA-budget
van 0,7% van het BNI in 20302. Het kabinet kan niet beantwoorden waarom andere OESO-landen niet hun fair share betalen. Dit heeft te maken met beleidskeuzes die elk land maakt.
De Nederlandse inzet tijdens de jaarvergadering is onder andere gericht op het versterken
van de mobilisatie van privaat kapitaal door de Wereldbank. Voor het mobiliseren van
privaat kapitaal zal zoals is gebleken in het Report of the G20 Eminent Persons 2018 en het G20 rapport «Building Bridges» van de IsDB en ICIEC vooral gebruik moeten worden gemaakt van de International Bank for Reconstruction and Development (IBRD) garantie/verzekeringsproducten in plaats van IBRD leningen. Kan de Minister
de Kamer informeren of, en zo ja, in welke mate de leden van de Wereldbank groep (IBRD/IDA,
IFC en MIGA) daadwerkelijk vooruitgang hebben geboekt in het gebruik maken van garanties/
verzekeringen voor het mobiliseren van privaat kapitaal?
3. Antwoord kabinet
In januari 2021 heeft de Bank een onafhankelijke evaluatie uitgevoerd naar de mobilisatie
van privaat kapitaal. Afgelopen jaren zou de mobilisatie van privaat kapitaal volgens
het rapport zijn teruggevallen ten opzichte van de gestelde doelen. Private mobilisatie
kan een zeer belangrijke rol spelen om de financieringsdoelen voor het bereiken van
de SDG’s te behalen. De Bank werkt op dit moment aan nadere ideeën om privaat kapitaal
verder te mobiliseren.
De IBRD leent voornamelijk direct aan landen. IFC en MIGA spelen een grotere rol bij
het mobiliseren van privaat kapitaal. Voor IFC geldt dat deze tak van de Bank al veel
samenwerkt met private investeerders middels participaties in of leningen aan bedrijven
en dat IFC daarmee van nature meer privaat kapitaal mobiliseert. Ook mobiliseert IFC
private verzekeraars, die IFC in staat stellen meer investeringen te doen. IFC wordt
daarnaast ondersteund met concessionele middelen uit het Private Sector Window van IDA, waardoor het ook in minder ontwikkelde markten private investeringen kan
mobiliseren.
Voor MIGA, de verzekeringstak van de Bank, geldt dat alle activiteiten als mobilisatie
gelden omdat MIGA private investeringen garandeert. In boekjaar 2020/2021 werd USD
5,2 miljard aan committeringen door MIGA afgegeven, waarmee USD 5,5 miljard aan private
financiering werd gemobiliseerd. Als onderdeel van de COVID-19 respons heeft MIGA
USD 7,6 miljard in garanties verstrekt om private financiering te ondersteunen en
te mobiliseren. Daarnaast werd USD 7,9 miljard aan garanties verstrekt door MIGA via
trust funds.
Welke maatregelen/initiatieven hebben leden van de Wereldbank groep ondernomen na
publicatie van het G20 EPG rapport om meer gebruik te maken van garanties/verzekeringen
in plaats van leningen? Zijn die maatregelen/initiatieven succesvol geweest? Indien
niet, zijn aanvullende initiatieven/ maatregelen nodig/wenselijk, en zo ja welke?
4. Antwoord kabinet
Het mobiliseren van private financiering is belangrijk voor de Wereldbankgroep. Tijdens
de COVID-19-crisis trok een deel van de private investeerders zich terug uit lage-
en middeninkomenslanden, wat voor een liquiditeitstekort zorgde in deze landen. De
Wereldbankgroep heeft met name gereageerd met instrumenten die direct voor een verlichting
van het liquiditeitstekort zorgden. Vooruitkijkend zal het kabinet het gebruik van
garanties en verzekeringen door de Wereldbankgroep volgen en waar opportuun aanmoedigen.
Op welke wijze zouden de individuele leden van de Wereldbank groep beter kunnen samenwerken
met ECA’s (Export Credit Agencies) van OESO-landen, waardoor meer kapitaal van ECA’s kan worden gemobiliseerd voor
de SDG’s?
5. Antwoord kabinet
Samenwerking van leden van de Wereldbankgroep, zoals MIGA, met exportkredietverzekeraars
(ECA’s)- van OESO-landen kan een bijdrage leveren aan het mobiliseren van privaat
kapitaal dat gericht is op het behalen van de SDG’s. ECA’s hebben echter het bevorderen
van de nationale export tot doel en reageren op de vraag vanuit nationale bedrijven.
Ook zijn de OESO ECA’s gebonden aan de Arrangement (de «OESO-consensus» met afspraken
over de financiële terms and conditions voor publieke exportfinanciering) voor voorwaarden waaronder zij exportfinanciering
kunnen bieden. Om goed te kunnen samenwerken en kapitaal te mobiliseren moet in de
projectfinanciering rekening gehouden worden met deze verschillende mandaten en voorwaarden.
Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie nog enkele vragen over de aanpassing
van het stemgewicht. De systematiek leidt ertoe dat het stemgewicht van oorspronkelijke
donoren (waaronder Nederland) en dat van ontvangende landen zal stijgen. Doordat de
Nederlandse kiesgroep vooral uit landen bestaat die niet doneren en niet ontvangen,
zal het stemgewicht van de kiesgroep in de International Development Association (IDA) volgens ramingen van de Wereldbank iets afnemen. Kan de Minister aangeven wat
het verschil is tussen het stemgewicht van de Nederlandse kiesgroep en Nederland als
oorspronkelijke donor? Neemt het stemgewicht van Nederland wel toe als het stemgewicht
van de Nederlandse kiesgroep afneemt?
6. Antwoord kabinet
Het stemgewicht van de Nederlandse kiesgroep als totaal zal afnemen van 4,77% naar
4,35% in IDA263 wanneer gouverneurs tijdens de Jaarvergadering instemmen met het voorstel van de
Bank. Voor Nederland zelf stijgt het stemgewicht van 1,97% naar 2,11% in IDA26. Het
is hierbij belangrijk te vermelden dat het om schattingen gaat die worden gemaakt
op basis van eerdere donaties en de aanname dat huidige donaties bij middelenaanvullingen
worden voortgezet. In deze schattingen neemt het stemgewicht van Nederland dus toe,
terwijl het stemgewicht van de Nederlandse kiesgroep afneemt. Binnen IDA wordt door
landen op individuele basis gestemd. Op dit moment (IDA19) is het stemgewicht van
de Nederlandse kiesgroep 4,85% en van Nederland 1,88%. Belangrijk is dat voor de toekomst
de onevenwichtigheden in het systeem zijn weggenomen die ervoor zorgden dat Nederlands
stemrecht onder druk stond. Het kabinet acht de hervormingen van groot belang omdat
daarmee de legitimiteit van IDA als belangrijk ontwikkelingsinstrument wordt versterkt.
De leden van de VVD-fractie vragen ook welke verandering van het stemrecht zal hebben
op respectievelijk het stemgewicht van de EU-lidstaten gezamenlijk op en het stemgewicht
van China.
7. Antwoord kabinet
Dit hangt af van de vraag of de desbetreffende EU-landen traditionele donoren zijn
of nieuwe donoren. Voor traditionele donoren, zoals Nederland, Frankrijk en Italië
zal het nieuwe systeem een positief effect op het stemgewicht hebben. Voor nieuwe
donoren die tot nu toe profiteerden van het voor hen gunstige systeem zal de nieuwe
systematiek in eerste instantie ertoe leiden dat hun stemgewicht zal terugvallen.
Grosso modo is de verwachting dat het stemgewicht van traditionele donoren (veelal Westerse landen)
zal stijgen ten opzichte van dat van nieuwe donoren, waartoe ook China gerekend kan
worden. Dit hangt ook af van de ontwikkeling van de bijdragen aan de volgende middelenaanvullingen
van de verschillende landen. Voorop staat dat de modernisering van het systeem ertoe
leidt dat alle donoren gelijk worden behandeld. Mijns inziens bevordert dit de legitimiteit
van IDA in de toekomst en leidt dit hopelijk tot ambitieuze donaties.
Daarnaast willen de leden van de VVD-fractie graag weten welke effecten bij verandering
van stemgewicht te verwachten zijn bij pogingen om hogere standaarden te hanteren
bij projecten op het gebied van bijvoorbeeld duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord
ondernemen?
8. Antwoord kabinet
Besluiten door IDA worden met meerderheid van stemmen genomen. In de praktijk worden
besluiten echter doorgaans met consensus genomen. Uiteraard helpt bij deze discussies,
zelfs bij besluiten op basis van consensus, het gegeven dat het stemrecht van de landen
die hogere standaarden voor wat betreft duurzaamheid nastreven, groter is. Volgens
inschattingen van de Bank zal het stemrecht van Nederland en gelijkgestemden niet
verder dalen en zelfs enigszins toenemen.
Nederland heeft € 825 miljoen toegezegd aan IDA-19. En marge van de jaarvergadering
worden de beleidsprioriteiten en de financiële kaders van de middelenaanvulling voor
IDA-20 uitgewerkt. Kan de Minister hier meer duiding over geven?
9. Antwoord kabinet
In oktober en december bespreken IDA-donoren de hoogte en de inhoudelijke prioriteiten
van de twintigste middelenaanvulling van IDA. IDA heeft in juni de volgende beleidsprioriteiten
voorgesteld: human capital, klimaat, gender en ontwikkeling, fragiliteit, banen en economische transformatie.
Daarbij worden crisis prepardness, governance en instituties, schulden en technologie als dwarsdoorsnijdende thema’s genoemd. Voor
Nederland is IDA een belangrijke partner voor het realiseren van BHOS-prioriteiten
en de voorgestelde prioriteiten van IDA sluiten hier in grote mate op aan. Zowel de
beleidsprioriteiten als de financiële kaders worden dit najaar verder uitgewerkt.
Wat is de budgettaire omvang van IDA-20? En welk aandeel gaat Nederland daar in financiële
zin aan bijdragen?
10. Antwoord kabinet
De budgettaire omvang van IDA20 is nog niet bepaald en daarmee is het ook nog niet
bepaald welk aandeel Nederland daaraan zal bijdragen. Het aandeel van Nederland onder
IDA19 is 2,88%. Doordat Nederland de IDA-19 middelenaanvulling versneld betaalt krijgt
het extra credits waardoor het aandeel is toegenomen tot 2,93.4
Kan de Minister de Kamer ook toezeggen dat hij vooraf geïnformeerd wordt voordat er
definitieve verplichtingen aangegaan worden?
11. Antwoord kabinet
De Kamer wordt na afloop van de laatste onderhandelingsronde geïnformeerd voordat
de verplichting in 2022 definitief wordt aangegaan. Dit is in lijn met voorgaande
middelenaanvullingen. Via het begrotingsproces heeft de Kamer eerder de hiervoor gemaakte
reservering geautoriseerd.
De leden van de VVD-fractie willen ook graag weten welke effecten het naar voren halen
van middelen zal hebben op de middellange termijn? Hoe voorkomt de Wereldbank een
keteneffect waarbij er mogelijk permanent middelen naar voren worden gehaald, omdat
bij iedere keer dat er
middelen naar voren worden gehaald, automatisch een gat in de verdere toekomst ontstaat?
12. Antwoord kabinet
Om het middelentekort van IDA op te vangen dat is ontstaan onder IDA19 als gevolg
van de COVID-19 respons, wordt de twintigste middelenaanvulling van IDA20 van 2023
naar 2022 gehaald en zal het programma van IDA19 twee jaar beslaan in plaats van de
reguliere drie jaar. De Kamer is hierover geïnformeerd in de geannoteerde agenda van
de voorjaarsvergadering (Kamerstuk
26 234, nr. 238). Het kabinet is van mening dat het verkorte IDA19-programma een uitzondering is
vanwege de bijzondere omstandigheden van de COVID-19-crisis. Daarnaast is Nederland
positief over IDA als ’s werelds grootste bron van concessionele financiering en de
essentiële rol die IDA als belangrijkste ontwikkelingspartner van de allerarmste landen
speelt bij het verder uitbannen van extreme armoede, het behalen van de SDG’s en het
uitvoeren van de klimaatafspraken. IDA is daarnaast een effectief en transparant kanaal
voor ontwikkelingssamenwerking.
De bijdragen aan IDA zijn verdeeld over twee begrotingen. De zogenaamde kernbijdrage
aan IDA staat op de begroting van het Ministerie van Financiën (IX). Bijdragen ten
behoeve van HIPC en arrears clearance zijn afkomstig van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
(XVII). Met de driejaarlijkse middelenaanvullingen van IDA wordt rekening gehouden
in de begroting door het opnemen van stelposten. Ook voor IDA20 zijn er reeds stelposten
in beide begrotingen opgenomen die ingepast zijn onder het OS-budget. Deze stelposten
zijn niet gewijzigd, er gaat daardoor geen extra ODA-budget naar IDA. Wel zullen alle
verplichtingen voor de opeenvolgende middelenaanvullingen een jaar eerder worden aangegaan.
Tot nu toe zijn de budgetten voor IDA nog niet gewijzigd. De Kamer zal hier bij de
eerste suppletoire begroting van Financiën nader over worden geïnformeerd.
Met betrekking tot de inzet en rol van de Wereldbank op het gebied van schulden is
in het verslag van de jaarvergadering van april 2021 te lezen dat Nederland een extra
bijdrage van € 20 miljoen heeft aangekondigd in het kader van de Poverty Reduction Growth Trust (PRGT) van het IMF dat lage-inkomenslanden voorziet van concessionele leningen met
een lange looptijd. De leden van de VVD-fractie hebben eerder aangegeven dat ten aanzien
van schuldenproblematiek, zij zeer terughoudend zijn over kwijtscheldingen. Het verleden
leert dat de ontstane ruimte vaak wordt gebruikt om nieuwe schulden bij andere crediteuren
aan te gaan, bijvoorbeeld uit China. Kan de Minister bevestigen dat er geen sprake
is van kwijtschelding? Indien nee, waarom niet?
13. Antwoord kabinet
De Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT) is het loket van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) voor concessionele leningen
aan lage-inkomenslanden. Nederland heeft EUR 20 miljoen bijgedragen aan het subsidieaccount
van de PRGT, waarmee de concessionele rente op de leningen wordt gefinancierd. Daarmee
draagt de bijdrage direct bij aan de concessionele leencapaciteit van het IMF. Deze
leningen zijn essentieel voor lage inkomenslanden die in veel gevallen geen toegang
tot marktfinanciering hebben, en wanneer dat wel zo is zijn de marktrentes vaak (te)
hoog. Het is de bedoeling dat IMF-financiering katalytisch werkt, dat wil zeggen dat andere financiers zoals multilaterale
banken, bilaterale crediteuren maar mogelijk ook private crediteuren weer geld willen
lenen aan een land. Daarbij geldt wel dat het IMF mogelijkheden heeft om te zorgen
dat een land verantwoord begrotings- en leenbeleid voert.
IMF leent alleen aan landen als uit de schuldhoudbaarheidsanalyse volgt dat schuld
houdbaar is. Daarnaast worden voorwaarden gesteld in een IMF-programma, bijvoorbeeld
door afspraken te maken over het begrotingssaldo en de schuldenpositie. Het IMF kan
ook gebruik maken van de Debt Limits Policy (DLP), en landen directe restricties opleggen t.a.v. het leenbeleid. Dat kan bijvoorbeeld
inhouden dat een land niet non-concessioneel mag lenen, om zo te voorkomen dat een
land dure leningen aangaat tijdens de periode van IMF-financiering. Bij PRGT leningen
is geen sprake van schuldkwijtschelding, omdat het programma bestaat uit – al dan
niet concessionele – leningen en niet uit schuldkwijtschelding.
In het kader van schuldenkwijtschelding willen de leden van de VVD-fractie ook graag
weten of China ook meedeed bij de schuldenkwijtschelding aan Soedan, en hoeveel schulden
Soedan heeft bij de Chinese overheid en bij Chinese private entiteiten die de facto
overheidsbeleid uitvoeren?
14. Antwoord kabinet
De schuldkwijtschelding voor Sudan vond plaats onder het Heavily Indebted Poor Countries (HIPC) Initiative, dat in 1996 door de Wereldbank en het IMF werd gelanceerd. China heeft zich niet
gecommitteerd aan dit initiatief en is dus ook niet verplicht om op basis hiervan
schuldverlichting aan Sudan te verlenen.
De schulden die zijn kwijtgescholden onder deze schuldenkwijtschelding voor Sudan
betreffen hoofdzakelijk oude schulden (van vóór 1 januari 1984) een periode waarin
China waarschijnlijk geen grote crediteur was.
Het is niet met zekerheid te zeggen of en hoeveel schulden de Soedanese overheid bij
de Chinese overheid, en haar staats- en private entiteiten, uit heeft staan. Overigens
ziet Nederland transparantie als essentiële voorwaarde om de schuldhoudbaarheidspositie
van landen in kaart te brengen. Samen met gelijkgezinde landen dringt Nederland binnen
de G20 en de Club van Parijs aan op transparantie vanuit crediteuren en debiteuren
over eventuele openstaande schulden, waaronder die aan China.
Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie nog enkele vragen over de aanpassingen
van ranglijsten over het ondernemingsklimaat door de Wereldbank. Is het kabinet van
mening dat procedures nu voldoende aangepast zijn om herhaling van oneigenlijke beïnvloeding
door lidstaten te voorkomen? Kan de Minister ook aangeven hoe aanscherpingen gemonitord
worden?
15. Antwoord kabinet
Zoals aangegeven in antwoorden van de Minister van Financiën mede namens mijzelf op
de vragen van het lid Heinen (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 102) zijn de Doing Business- rapportages stopgezet. Herhaling van oneigenlijke beïnvloeding is daardoor niet
mogelijk. Stopzetting voldoet aan de aanbevelingen uit het externe rapport.5 Daarnaast heeft een extern panel in opdracht van de Wereldbank onderzoek gedaan naar
de methodologie achter de Doing Business-rapportages met aanbevelingen over onder andere transparantie en toezicht. Ik steun
deze aanbevelingen. Dit zijn nuttige bevindingen bij het zoeken naar een andere manier
om het ondernemings- en investeringsklimaat van landen te onderzoeken zonder beïnvloedingsmogelijkheden.6 Nederland ziet vanuit de Raad van Bewindvoerders bij de Bank toe op de opvolging
van deze aanbevelingen.
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of de beïnvloeding besproken zal worden
tijdens de jaarvergadering. Kan de Minister toezeggen dat, indien dat het geval is,
Nederland samen met gelijkgezinde landen zal ijveren voor een krachtige afwijzing
van de praktijken die hebben plaatsgevonden, en landen die zich schuldig hebben gemaakt
aan oneigenlijke beïnvloeding hierop zal aanspreken.
16. Antwoord kabinet
De Doing Business-rapportages en het externe rapport hierover staan niet op de agenda van de jaarvergadering.
Mocht dit opgebracht worden dan zal Nederland, conform de beantwoording van de vragen
van het lid Heinen (VVD), aangeven dat het onwenselijk is dat de methodologie van
de Doing Business-rapportages ruimte laat om uitkomsten aan te passen ten gunste van individuele landen.
Ook zal Nederland aangeven de aanbevelingen uit het rapport te onderschrijven.
Nederland zet erop in dat de juiste procedures door de Bank gevolgd worden en dat
de aanbevelingen aangaande «cultuur» binnen de Bank die uit het onderzoek volgen worden
opgevolgd. Hierbij richt de Bank zich op de organisatie en niet op individuele landen.
Het rapport stelt ook expliciet dat landen vaak acute en legitieme belangstelling
tonen in hun rangschikking in het Doing Business-rapport en dat ze niet willen impliceren dat er ongepast gedrag door Chinese of andere
overheidsfunctionarissen heeft plaatsgevonden.7
Daarnaast vind ik het belangrijk te vermelden dat in algemene zin Nederland zich
bij de Bank consequent en consistent inzet voor transparantie en accountability.
Inbreng D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de inzet van de jaarvergadering Wereldbank 2021 en het verslag van de
Wereldbank voorjaarsvergadering 2021 d.d. 9 april 2021. Zij zijn verheugd te lezen
dat er constructieve voorstellen liggen voor onder andere de herziening van het International Development Association (IDA)-stemrecht en de klimaataanpak, en delen de geuite zorgen over de gevolgen van
de lage vaccinatiegraad in lage-inkomenslanden. De aan het woord zijnde leden hebben
daarbij wel aanvullende vragen over de Nederlandse bijdrage aan de wereldwijde verdeling
van vaccins. Daarnaast hebben zij nog enkele vragen over de Nederlandse inzet met
betrekking tot het Climate Change Action Plan.
In het verslag Wereldbank voorjaarsvergadering 2021 d.d. 9 april 2021 lezen de leden
van de D66-fractie dat «bleken er grote zorgen te bestaan over eerlijke en gelijke
toegang tot vaccins». Vijf maanden verder lijken die zorgen nauwelijks verminderd,
zo blijkt uit een interview met de Managing Director van de Wereldbank.8 Van de één miljard door de G7 beloofde vaccins aan lage-inkomenslanden zou slechts
10 procent zijn geleverd. Ook vanuit Nederland was lang onduidelijk hoe invulling
werd gegeven aan de belofte om «een mogelijk overschot» te doneren, ondanks de aangenomen
motie van de leden Bikker en Hammelburg9, die verzoekt precies op dit punt een plan van aanpak te formuleren met als doel
vaccins die we kunnen missen (via COVAX) aan landen in nood te doneren. Vorige week
heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzicht gegeven in de donatieplannen
van Nederland.10 De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat Nederland nu al ons surplus
zal doneren, zoals met de motie beoogd werd. Ook is het goed te lezen dat «we nu het
punt naderen dat we ook rechtstreeks vanuit de fabriek kunnen gaan doneren aan Covax».
Gegeven de terechte constatering van de Wereldbank over eerdere beloften en wat daarvan
is terecht gekomen, vragen deze leden zich nog wel af welke concrete termijn hier
aan vast zit.
Op welke termijn verwacht het kabinet dat de directe donaties vanuit de fabriek aan
COVAX op gang zullen komen?
17. Antwoord kabinet
Zoals mijn collega Minister van VWS recent met uw Kamer heeft gedeeld, is het streven
van het kabinet om in de loop van oktober de eerste donaties aan COVAX te laten beginnen.
Welk deel van de toegezegde donaties zal via die weg verlopen?
18. Antwoord kabinet
Nederland doneert zowel bilateraal, als via COVAX. Verwachting is dat dit jaar circa
een kwart van donaties bilateraal zal verlopen en circa driekwart rechtstreeks aan
COVAX.
Naast de vaccindonatie bestaan er zorgen over de financiële toezeggingen aan COVAX.
Klopt het dat Nederland nog niet alle financiële toezeggingen aan COVAX heeft uitgekeerd?11 Zo ja, wat is daar de verklaring voor? Op welke termijn zal wel aan de toezeggingen
worden voldaan?
19. Antwoord kabinet
COVAX is één van de vier pijlers van Acces to COVID Tools Accelerator (ACT-A). In totaal heeft Nederland nu EUR 242 miljoen aan dit samenwerkingsverband
gecommitteerd, waarvan EUR 192 miljoen vanuit de BHOS-begroting. Dit is inclusief
de recente aankondiging van EUR 95 miljoen. Deze laatste bijdrage bestaat uit EUR
20 miljoen voor vaccins via COVAX, EUR 15 miljoen voor het Global Fund to Fight AIDS,
Tuberculosis and Malaria (GFATM) voor de versterking van de basisgezondheidszorg,
EUR 30 miljoen voor de Global Financing Facility voor de gezondheidszorg van meisjes
en vrouwen en EUR 30 miljoen voor de WHO COVID-19 Response.
De bijdragen aan COVAX vanuit BHOS tot en met 2021 zijn voldaan. De geplande bijdrage
voor 2022 van EUR 20 miljoen zal volgend jaar worden betaald. Hierbovenop zal Nederland
naar verwachting in 2022 een bijdrage van EUR 50 miljoen aan ACT-A betalen voor de
versterking van gezondheidssystemen.
Naast de directe coronabestrijding, onderschrijven de leden van de D66-fractie de
zorgen over de indirecte impact van de coronapandemie. Zij maken zich in het bijzonder
zorgen over de positie van vrouwen en meisjes. Kan de Minister toelichten wat de huidige
Nederlandse inzet is om de uitvergrote bestaande ongelijkheden tijdens de COVID-19
pandemie in ontwikkelings- en middeninkomenslanden, in het bijzonder voor vrouwen
en meisjes, te verminderen?
20. Antwoord kabinet
Door de COVID-19-pandemie loopt de bestrijding van chronische ziekten als HIV, tuberculose
en malaria vertraging op en worden bestaande ongelijkheden vergroot, in het bijzonder
voor vrouwen en meisjes. Er is een toename van aan gender gerelateerd geweld, het
aantal kindhuwelijken neemt toe en er is een forse toename van ongeplande zwangerschappen
en moeder- en kindsterfte. Tijdens de COVID-19-crisis heeft de Wereldbank versneld
over een periode van 15 maanden een steunpakket van USD 160 miljard beschikbaar gesteld,
waarvan 156 USD miljard gecommitteerd is. De Wereldbank verleent ook substantiële
steun aan lage-inkomenslanden op het gebied van crisis preparedness, digitale infrastructuur en beleidscoördinatie. Nederland is als aandeelhouder medeverantwoordelijk
voor het vormgeven van het beleid van de Wereldbankgroep. Daarbij pleit Nederland
voor een COVID-19 respons en zet het in op duurzaam, inclusief en groen herstel na
de COVID-19-crisis in 2022, met daarbij aandacht voor de positie van vrouwen en meisjes.
Het kabinet besteedt daarnaast extra aandacht aan arme en kwetsbare groepen, in het
bijzonder jongeren, meisjes en vrouwen, o.a. met een bedrijge van EUR 10 miljoen Global
Fund: voor het versterken van gezondheidszorg en -systemen () en een bijdrage van
EUR 20 miljoen uit de Global Financing Facility voor het verbeteren van SRGR-zorg
voor meisjes en vrouwen.
Hoe wordt de toename van gender gerelateerd geweld, het aantal kindhuwelijken, ongeplande
zwangerschappen en moeder- en kindsterfte bestreden?
21. Antwoord kabinet
Deze toename wordt bestreden via diplomatieke inzet gericht op nieuwe of verscherpte
maatregelen om bijvoorbeeld aan gender gerelateerd geweld te bestrijden alsook via
programma’s waarin concreet wordt gewerkt aan bijvoorbeeld het aanpakken van kindhuwelijken
en het tegengaan van genderongelijkheid. Zo dient Nederland samen met Frankrijk een
tweejaarlijkse resolutie over geweld tegen vrouwen in bij de Algemene Vergadering
van de VN en geeft Nederland financiële ondersteuning aan o.a. UNWOMEN en UNFPA die
programma’s in landen implementeren tegen geweld tegen vrouwen en meisjes, onder andere
door middel van zogenaamde One Stop Centers waar slachtoffers van geweld terecht kunnen voor gezondheidszorg, psychosociale ondersteuning,
juridisch advies en politiediensten. Ook legt Nederland bij de ontwikkeling van menselijk
kapitaal meer nadruk op het belang van onderwijs, in het bijzonder dat van meisjes,
comprehensive sexuality education (CSE), het vergroten van toegang tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten
voor adolescenten en effectieve strategieën om kindhuwelijken tegen te gaan.
Ook wordt terecht benoemd dat de financiering van de SDG’s door de COVID-19 pandemie
verder onder druk is komen te staan. De leden van de D66-fractie achten het actief
meewerken van de Wereldbank aan het initiatief voor Integrated National Financing Frameworks (INFF) van VN-partners, het IMF en de Europese Unie als een belangrijke manier om
de SDG’s toch te kunnen behalen. Hoe wil de Minister dit voornemen bewerkstelligen?
22. Antwoord kabinet
Het kabinet ziet de de Integrated National Financing Frameworks (INFFs) als een belangrijk instrument om de financiering voor de SDG’s te verbeteren
en te zorgen dat nationale SDG-plannen van ontwikkelingslanden worden ondersteund
met een gedegen financieringsstrategie. Het instrument is gericht op coördinatie en
coöperatie van de verschillende relevante ontwikkelingspartners op landenniveau. Daarnaast
vindt het kabinet het van belang dat het eigenaarschap van de INFFs bij het desbetreffende
land ligt. Het instrument zorgt er ook voor dat in de dialoog tussen het land en de
ontwikkelingspartners de SDG’s centraal staan. Het kabinet zet daarom via meerdere
diplomatieke kanalen in op het aanmoedigen van de Wereldbank om actief deel te nemen
aan de INFFs. In de Development Working Group van de G20 is onder het Italiaanse voorzitterschap
actief aandacht besteed aan het belang van de INFFs. Hierbij heeft Nederland ook benadrukt
dat het belangrijk is dat de Wereldbank hier aan deelneemt. Ook in EU-verband is Nederland
een pleitbezorger voor de INFFs en benadrukt het regelmatig het belang van de deelname
van de Wereldbank. Daarnaast zet Nederland tijdens de aanstaande jaarvergadering en
de lopende onderhandelingen voor de 20e middelenaanvulling van IDA in op actieve deelname van de Wereldbank aan de INFFs.
De leden van D66-fractie verwelkomen de concretisering van de klimaatplannen en doelstellingen
van de Wereldbank in de vorm van het Climate Change Action Plan (CCAP). Zij lezen dat het doel van de Wereldbank is om 35% van de totale financiering
naar klimaatfinanciering te laten gaan, waarvan 50% naar mitigatie en 50% naar adaptatie
gaat. Kan de Minister -voor zover bekend- toelichten wat het huidige aandeel klimaatfinanciering
is in de totale financiering van de Wereldbank, en wat daarbij de verhouding adaptatie-mitigatie
is?
23. Antwoord kabinet
In 2020 leverde de Wereldbankgroep USD 21 miljard aan klimaatfinanciering voor lage
en middeninkomenslanden, 29% van haar totale financiering in 2020. Daarvan was USD
9 miljard toe te rekenen aan adaptatie en USD 12 miljard aan mitigatie.12
Nederland besteedt bewust een groter aandeel aan adaptatie13, vanuit de wetenschap dat wereldwijd veel meer geld naar klimaatmitigatie gaat en
private investeerders minder kansen zien in klimaatadaptatie. Hoe kijkt de Minister
in dat licht aan tegen de 50–50 verhouding die de Wereldbank nastreeft? Zou er verhoudingsgewijs
niet meer in adaptatie geïnvesteerd moeten worden? Zo ja, bent u bereid daarvoor te
pleiten bij de jaarvergadering?
24. Antwoord kabinet
De klimaatcrisis vraagt om investeringen in zowel klimaatmitigatie als klimaatadaptatie
in lage- en middeninkomenslanden. Het is van belang dat ook de Wereldbankgroep gebalanceerd
inzet op mitigatie en adaptatie. Het 50% doel van de Bank past daar goed bij. Ook
past dit bij de Nederlandse inzet om donoren en multilaterale instellingen te bewegen
hun allocatie voor adaptatie te verhogen tot 50%.
De leden van de D66-fractie steunen de vraag aan de Wereldbank om de ambities in het
CCAP te vertalen naar concrete resultaatindicatoren om de bijdrage van de Wereldbank
aan de klimaattransitie in ontwikkelingslanden te kunnen meten. Kan en gaat het kabinet
vervolgens ook rapporteren welk aandeel van de resultaten aan Nederlandse steun is
toe te schrijven?
25. Antwoord kabinet
We vragen de Wereldbankgroep om resultaatgericht te werken aan de klimaattransitie
en om inzicht te geven in de relevantie van door de Bank bereikte klimaatresultaten
in lage- en middeninkomenslanden. Omdat de klimaatinzet van de Bank ook wordt gesteund
door andere donoren en aandeelhouders, zijn de resultaten vaak niet eenduidig aan
Nederlandse steun toe te schrijven. Waar resultaten aan Nederlandse financiering toe
te schrijven zijn, zal het kabinet dit opnemen in de jaarlijkse OS-resultatenrapportage.
De vertaling van plannen in concrete resultaatindicatoren speelt niet alleen op het
gebied van klimaat. Kan de Minister toelichten welke progressie de Wereldbank op dit
gebied heeft geboekt, in het bijzonder op het gebied van resultaatmeting van het bevorderen
van gendergelijkheid?
26. Antwoord kabinet
De Wereldbank werkt niet zozeer met resultaatindicatoren op het terrein van gendergelijkheid
maar met een monitoringsysteem, de zogenaamde gender tagging. Projecten krijgen een gender tag als een gender analyse onderdeel is van het project design, in het project wordt gewerkt aan het verkleinen van de genderkloof alsook wordt
gemeten wat de impact is geweest.
Inbreng CDA-fractie
Lage-inkomenslanden zijn economisch hard geraakt door de pandemie. Deze landen zien
zich gesteld voor een permanent verlies van gemiddeld 4% van bbp zo stelt de Minister
in de geannoteerde agenda. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wie deze
cijfers heeft gepubliceerd en indien mogelijk dit te specificeren voor de Nederlandse
focusregio’s.
27. Antwoord kabinet
Deze cijfers zijn afkomstig van de Wereldbank. De Wereldbank maakt daarbij onderscheid
tussen ontwikkelde economieën, opkomende economieën, lage-inkomenslanden en de wereld
als geheel. Een onderscheid naar de Nederlandse focusregio’s of individuele landen,
die bestaan uit lage-inkomenslanden en opkomende economieën, wordt hierbij niet gemaakt
en het is daarom niet mogelijk om dit te specificeren.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre de Green, Resilient and Inclusive Development (GRID) zoals gepresenteerd door de Wereldbank aansluit bij de inzet van de Europese
Green Deal en de Nederlandse klimaatdoelstellingen zoals geformuleerd in de OS-beleidsagenda.
Deze leden vragen tevens hoe de Nederlandse agenda aansluit bij deze GRID-aanpak en
naar de Nederlandse inzet om de GRID-aanpak te optimaliseren,
28. Antwoord kabinet
De GRID-aanpak richt zich op duurzaamheidstransities op het gebied van energie, landbouw/landgebruik/water,
steden, vervoer en industrie. Deze focus sluit goed aan bij de oriëntatie van de Europese
Green Deal en het Nederlandse klimaatakkoord. Zowel de Europese Green Deal als het Nederlandse klimaatakkoord gaan verder dan GRID in het stellen van kwantitatieve
doelen en zijn daarmee helderder in hun ambitie. Nederland vraagt daarom van de Wereldbank
een meer ambitieuze operationalisering van de GRID-aanpak.
Nederland zet in op het gebruik van innovatieve financiering door de Wereldbank. De
leden van de CDA-fractie vragen de Minister toe te lichten hoe de Wereldbank daarbij
gebruik zal maken van private financiering en in hoeverre het mogelijk is om de terugkeergelden
(remittances) in te zetten voor het behalen van beleidsdoelen.
29. Antwoord kabinet
De Wereldbank maakt in brede zin gebruik van haar strategie voor Maximizing Financing for Development en de bijbehorende cascade approach. Deze strategie beoogt het stimuleren van private financiering en neemt bij elk project
als startpunt private financiering. Als dit niet mogelijk is, wordt gekeken of de
omgevingsfactoren kunnen worden verbeterd of dat de investering aantrekkelijker gemaakt
kan worden voor private financiering. Alleen als deze stappen niet lukken gaat de
Bank bij de cascade approach over tot publieke financiering.
Naast deze aanpak werkt de Wereldbank samen met de andere onderdelen van de Wereldbankgroep
IFC en MIGA op private financiering. Hierbij investeert IFC samen met private investeerders
in ontwikkelingsprojecten in de private sector en wordt hierbij gesteund door het
Private Sector Window van IDA. Nederland moedigt IFC actief aan om meer innovatieve financieringsmethoden
in te zetten voor het aantrekken van privaat kapitaal, onder andere door middel van
cofinanciering of de inzet van garanties. Voorbeelden van innovatie door IFC zijn
onder andere het Managed Co-Lending Portfolio Program (MCPP) en de IFC Asset Management Company. MIGA verstrekt daarnaast garanties voor publieke en private investeringen in ontwikkelingslanden.
Terugkeergelden (remittances) zijn overmakingen van individuele personen. Bekend is dat ontvangers van remittances deze o.a. inzetten voor eerste levensbehoeften, schoolgeld en consumptieve uitgaven.
De Wereldbank heeft geen zeggenschap over de besteding van deze overmakingen en kan
hooguit stimuleren dat deze voor ontwikkelingsrelevante doeleinden worden ingezet.
De Wereldbank stelt dat in toekomstige crises actief moet worden opgetreden omdat
door de huidige pandemie de bestaande ongelijkheden zijn vergroot, in het bijzonder
voor vrouwen en meisjes. Er is een toename van aan gender gerelateerd geweld, het
aantal kindhuwelijken neemt toe en er is een forse toename van ongeplande zwangerschappen
en moeder- en kindsterfte, zo stelt de Minister in de geannoteerde agenda. De leden
van de CDA-fractie vragen de Minister om bij dit agendapunt niet alleen te focussen
op toekomstige crises, maar ook de huidige situatie aan te kaarten.
Deze leden verzoeken de Minister de deelnemers bij de jaarvergadering op te roepen
nu iets te doen aan deze toenemende ongelijkheid en de positie van meisjes en vrouwen,
met namen aan de landen waar deze meisjes slachtoffers zijn.
30. Antwoord kabinet
Tijdens de jaarvergadering zal door onze Kiesgroep aandacht gevraagd worden voor de
toenemende ongelijkheid en de achtergestelde positie van vrouwen en meisjes, die tijdens
de COVID-19-crisis verder is toegenomen. In mijn toespraak zal ik de Bank oproepen
om bij haar acties prioriteit te geven aan de allerarmsten en kwetsbare groepen met
een speciale aandacht voor vrouwen en meisjes.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om bij de jaarvergadering op te roepen
tot actie tegen mensenhandelaars en kindermisbruikers. Deze leden vragen de Minister
of de Wereldbank in haar financieringssysteem indicatoren kent, en deze anders zou
moeten ontwikkelen, zodat landen die financiële steun ontvangen van de Wereldbank
actie ondernemen tegen mensenhandelaren onder de dreiging dat middelen worden stopgezet
wanneer geen actie wordt ondernomen.
31. Antwoord kabinet
De Wereldbank hanteert sociale standaarden en milieustandaarden (safeguards) bij de besluitvorming over investeringen in activiteiten, die ook gelden voor de
aanvragende landen, zoals het voorkomen van dwangarbeid en kinderarbeid. Deze safeguards zijn in 2018 overeengekomen door de Bank en zijn leden.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister bovendien wat hij zal inbrengen ten
behoeve van het realiseren van een mondiale gezondheidsaanpak, een Global health strategie,
als gevolg van de huidige gezondheidscrisis en het voorkomen van een toekomstige crisis.
32. Antwoord kabinet
Tijdens de jaarvergadering zal ik benadrukken dat naast aandacht voor health security en pandemic preparedness, een sterk gezondheidssysteem en functionerende basisgezondheidszorg inclusief SRGR,
fundamenteel is bij het voorkomen van nieuwe crises. COVID-19 leert ons dat vooral
in lage-inkomenslanden een falend of niet toegankelijke basisgezondheidszorg voor
meer slachtoffers zorgt dan COVID-19 zelf. Waar de focus teveel komt te liggen op
health security of enkel op vaccinverstrekking, wijst Nederland op deze secondaire impact van de
crisis in het gezondheidssysteem.
Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie de Minister welk beleid de Wereldbank
nu voert bij het aanpakken van seksueel misbruik door hulpverleners. Deze leden vragen
de Minister tijdens de jaarvergadering erop aan te dringen dat seksueel misbruik door
hulpverleners hard moet worden aangepakt, en dat de Werldbank dit evenals de VN, hoog
op de eigen agenda moet plaatsen als het gaat om eventuele consequenties voor mogelijke
financiering.
33. Antwoord kabinet
Het aanpakken van aan gender gerelateerd geweld (GBV), seksuele uitbuiting en misbruik
(SEA) en seksuele intimidatie (SH) is in de context van haar ontwikkelingswerk een
prioriteit voor de Wereldbank. De Bank blijft gecoördineerde maatregelen nemen om
haar aanpak van het beheer en de preventie van SEA-SH-risico's te versterken. Zo handhaaft
de Bank robuuste beleidskaders en duidelijke institutionele mechanismen die aangeven
hoe incidenten en beschuldigingen zullen worden afgehandeld als deze zich voordoen.
Zoals ik uw Kamer in mijn brief d.d. 29 september 2021 betreffende de rapportage bestrijding
seksueel geweld (Kamerstuk
35 925 XVII, nr. 4) informeerde, is Nederland een van de voortrekkers waar het gaat om de internationale
aanpak van seksueel overschrijdend gedrag – ook binnen de Wereldbank. Nederland blijft
aandringen op aanpak van seksueel geweld door de Bank in de door haar gefinancierde
projecten. Dit zal ook tijdens de jaarvergadering worden gedaan.
Mede dankzij een aanjagende rol van Nederland zijn in 2020 de vereisten bij de aanbestedingen
door de Bank al aangescherpt en moeten aanbieders nu aantonen dat zij voldoen aan
specifieke SEA-SH-gerelateerde verplichtingen tijdens het beoordelingsproces van hun
offertes. Ook staan nu duidelijke verwachtingen van de Bank in de contractvoorwaarden,
met vastgestelde verplichtingen voor het beheersen van GBV/SEA-SH-risico's die binnen
de controle van de aanbieders vallen. In het uiterste geval kunnen bedrijven die zich
niet aan de SEA-SH-regels houden, gediskwalificeerd worden bij volgende aanbestedingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
M. Prenger, adjunct-griffier