Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid lid Vestering over het bericht 'Gegoochel met stikstof waardoor de natuur achteruitboert’
Vragen van het lid Vestering (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over gegoochel met stikstofcijfers waardoor de natuur achteruitboert (ingezonden 21 juni 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 8 oktober
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3425.
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat meerdere onderzoeken (onder andere van de Universiteit Wageningen
en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)) bevestigen dat zogenaamde «innovatieve
staltechnieken» in de regel veel minder stikstof en/of stank reduceren dan door de
stallenbouwers wordt beloofd?1, 2
Antwoord 1
Inderdaad, uit deze onderzoeken blijkt dat een deel van de toegepaste technieken,
zoals combi-luchtwassers en emissiearme huisvesting, in de praktijk niet zo goed presteert
als in de regelgeving verondersteld wordt. Uw Kamer is eerder geïnformeerd over het
prestatieniveau van luchtwassers (Kamerstuk 29 383, nr. 359 en Kamerstuk 29 383, nr. 333). In mijn brief van 13 oktober 2020 aan uw Kamer (Kamerstuk 35 334, nr. 359) heb ik u geïnformeerd over het advies over de effectiviteit van emissiearme stallen
dat ik heb gevraagd aan de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) naar aanleiding
van het CBS-rapport over gasvormige stikstofverliezen en de opvolging van dit advies.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat emissiearme stalvloeren een hoger explosiegevaar kennen dan
gangbare stalvloeren en dat er een hoger risico is op blootstelling aan gevaarlijke
stoffen?3
Antwoord 2
Die risico’s kunnen, onder specifieke omstandigheden, voor emissiearme vloersystemen,
groter zijn dan voor gangbare vloersystemen. De Staatssecretaris van IenW heeft uw
Kamer op 5 maart jl. (Kamerstuk 29 383, nr. 359) geïnformeerd over de resultaten van de onderzoeken «Veiligheid van emissiearme stalvloersystemen
– in melkveehouderijen» en «Keldermetingen methaan- en ammoniakconcentraties». Uit
deze onderzoeken blijkt dat dat de opslag van mest onder de roosters in melkveestallen
in bepaalde gevallen een aantal veiligheidsrisico’s met zich brengt. Uw Kamer is in
deze brief ook geïnformeerd over de acties die in gang gezet zijn, zoals standaard
toetsing op veiligheidsaspecten in de beoordeling voor de Regeling ammoniak en veehouderij
(Rav).
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat de Raad van State heeft geoordeeld dat voor intern salderen
(waarbij in het geval van veehouderijen het aantal dieren kan worden uitgebreid wanneer
«emissiearme» technieken worden toegepast) geen nieuwe natuurvergunning nodig is?4
Antwoord 3
De Raad van State heeft inderdaad geoordeeld dat de wijziging of uitbreiding van een
project die niet leidt tot een toename van stikstofdepositie ten opzichte van de referentiesituatie
(intern salderen) geen significante gevolgen heeft. Zodoende is er geen passende beoordeling
nodig en daarom hoeft er ook geen nieuwe natuurvergunning aangevraagd te worden. Deze
jurisprudentielijn is niet anders dan voorheen. Als significante gevolgen met zekerheid
uit te sluiten zijn, is geen vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, Wet
natuurbescherming (Wnb) vereist.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u deze rechterlijke uitspraak, die als consequentie heeft dat de overheid
geen enkel zicht meer heeft op bedrijfsuitbreidingen en dat burgers en milieuorganisaties
geen mogelijkheid meer hebben tot inspraak of bezwaar, gezien het feit dat de mogelijkheid
van inspraak of bezwaar maken tegen projecten met impact op het milieu wettelijk verplicht
is onder het Verdrag van Aarhus?
Antwoord 4
De overheid kan door middel van toezicht en handhaving zicht houden op bedrijfsuitbreidingen.
Het Verdrag van Aarhus en artikel 6, lid 3, van de Habitatrichtlijn verplichten tot
inspraak ten aanzien van toestemming voor plannen en projecten waarvoor een passende
beoordeling moet worden verricht of om besluiten waarbij voorafgaand aan dat besluit
een voortoets moet worden verricht.
Vraag 5
Deelt u de zorg dat de € 678 miljoen die tot 2030 gereserveerd is voor technische
lapmiddelen voor de veehouderij (onder andere de totale Subsidie brongerichte verduurzaming
stal- en managementmaatregelen (Sbv), subsidies voor waterbassins (voor het verdund
uitrijden van mest) en voor het verlagen van het ruw eiwitgehalte in veevoer en voor
mestverwerking) de uitstoot helemaal niet zal reduceren, zoals beoogd, omdat veehouders
die daar gebruik van maken de gewonnen «emissieruimte» direct op kunnen vullen met
een uitbreiding van het aantal dieren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u deze
ontwikkeling voorkomen?5
Antwoord 5
Er is een aantal maatregelen die zorgen voor beperkingen aan het gebruik maken van
gewonnen emissieruimte door innovatie. Zo is er wet- en regelgeving die een toename
van het aantal dieren begrenst of beperkt, zoals dier- en fosfaatrechten, eisen en
kosten met betrekking tot mestverwerking, milieuregelgeving en de Wet veehouderij
en ammoniak. Ook zijn er financiële en economische belemmeringen die het gebruik van
gewonnen de emissieruimte beperken.
Daarnaast bevat de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) – waarin de structurele
aanpak van de stikstofproblematiek is verankerd – wettelijk vastgestelde resultaatsverplichtende
doelstellingen voor de reductie van de stikstofbelasting van Natura 2000-gebieden.
Ook bevat de Wsn de wettelijke opdracht om een programma met maatregelen vast te stellen
om die doelstelling te realiseren en om de natuur in de Natura 2000-gebieden te verbeteren
en wettelijke regels over monitoring en bijsturing. Als uit de monitoring blijkt dat
die doelstellingen niet worden gehaald dan zullen de maatregelen daarop worden bijgestuurd.
Tot slot zijn er gevallen waarin het inderdaad mogelijk is om de gewonnen emissieruimte
te gebruiken (door middel van intern salderen) voor bedrijfswijziging of -uitbreiding.
De bovengenoemde drempels zorgen er voor dat dit zeker niet geldt voor alle in de
vraag genoemde innovaties.
Ik verken momenteel samen met provincies op welke wijze feitelijke toenames van emissies
en daarmee deposities kunnen worden tegengegaan. Indien blijkt dat de condities voor
behoud en herstel van instandhouding met de doelstellingen en het bijbehorende maatregelenpakket
niet worden behaald, dan worden deze bijgesteld.
Vraag 6
Deelt u de zorg dat als gevolg van de subsidies voor staltechnieken de stikstofuitstoot
in het gunstigste geval niet of nauwelijks zal afnemen, en in het ergste geval zal
toenemen, omdat de technieken in de praktijk ook nog eens niet het beloofde effect
hebben, maar het aantal dieren wel is uitgebreid? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Het CBS-onderzoek – waar u in de eerste vraag naar verwijst – laat zien dat de techniek
in de praktijk mogelijk niet goed gebruikt wordt.
Daarom is er een onderzoek gestart naar het stalmanagement van emissiearme stallen.
De resultaten daarvan komen eind 2021 beschikbaar. Daarnaast doe ik samen met de sector
doorlopend onderzoek naar de emissie(reductie) van (emissiearme) stallen in de praktijk.
Aan de hand van de resultaten van deze onderzoeken wordt bekeken of en zo ja, welke
nadere maatregelen genomen moeten worden.
Met de resultaten van deze onderzoeken en aan de hand van toezicht en handhaving door
bevoegde gezagen heb ik er vertrouwen in dat we er voor kunnen zorgen dat het gewenste
effect behaald zal kunnen worden.
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 5 zijn er maatregelen die een drempel vormen
voor intern salderen.
Vraag 7
Beaamt u dat beide bovengenoemde gevallen in strijd zijn met verslechteringsverbod
uit de Habitatrichtlijn, omdat overbelaste natuurgebieden vanwege het stapeleffect
van stikstof óók achteruitgaan wanneer de stikstofneerslag gelijk blijft?
Antwoord 7
Dit deel ik niet, omdat in bovengenoemde gevallen gebruikt wordt gemaakt van intern
salderen waardoor een bedrijf met het benutten van de latente emissieruimte binnen
de verleende vergunning blijft.
Daarnaast, zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 5, zijn er verschillende
maatregelen die een drempel vormen voor intern salderen. Als er geen sprake is van
intern salderen zal er een natuurvergunning aangevraagd moeten worden waarin op de
gebruikelijke wijze wordt getoetst of de wijziging of uitbreiding van het project
aan de gestelde voorwaarden voldoet.
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat u «stikstofruimte» die vrijkomt door verschillende opkoopregelingen
(Subsidieregeling sanering varkenshouderijen, Regeling provinciale aankoop veehouderijen
nabij natuurgebieden en de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties) weer
uit wilt geven om de PAS-melders te legaliseren? Zo ja, vindt u dit een doelmatige
besteding van belastinggeld, dat als bronmaatregel tot doel heeft om de stikstofuitstoot
– en daarmee de last op de natuur – te verminderen?6
Antwoord 8
Ja, dit kan ik bevestigen. Dit systeem werkt in feite als een bank: er wordt eerst
stikstofruimte gecreëerd door (bron)maatregelen die de depositie verminderen en vervolgens
kan een deel van die ruimte (maximaal 70%) worden besteed aan economische ontwikkelingen,
waaronder de legalisatie van initiatiefnemers met een PAS-melding. De overige 30%
wordt afgeroomd en kan niet ingezet worden voor economische ontwikkeling. Daarbij
merk ik graag op dat dit alleen gebeurt als het effect van deze maatregelen vaststaat
en additioneel is ten opzichte van wat nodig is voor behoud en het halen van de voorgestelde
wettelijke reductie- en instandhoudingsdoelstellingen. Op grond hiervan vind ik dit
een doelmatige besteding van belastinggeld omdat een deel van de gewonnen stikstofruimte
ten goede komt aan de natuur en een deel wordt gebruikt ten behoeve van economisch
ontwikkeling. Het is daarnaast zo dat PAS-melders buiten hun schuld in een onzekere
situatie terecht zijn gekomen. In de WSN is daarom opgenomen dat PAS melders van een
vergunning zullen worden voorzien.
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat onderzoeksplatform Investico heeft berekend dat veehouderijen
nog ruim zestien miljoen kilo meer stikstof kunnen uitstoten vanwege de latente (ongebruikte)
ruimte in hun natuurvergunningen, terwijl uw inzet juist is om die uitstoot met twintig
miljoen kilo te doen laten afnemen?7 Welke maatregelen gaat u nemen om te voorkomen dat die papieren «stikstofruimte»
daadwerkelijk gebruikt gaat worden en zo de reductiedoelen (die een resultaatsverplichting
zijn) verder weg brengt?
Antwoord 9
Het Platform voor onderzoeksjournalistiek Investico heeft deze berekening gemaakt
door de gerapporteerde uitstoot van vergunde veestallen te extrapoleren met de 25%
latente ruimte uit de inventarisatie onbenutte emissieruimte in vergunningen van veehouderijen
rondom de Peelvenen. Het is de vraag of veehouderijen onbenutte latente ruimte ook
daadwerkelijk gaan gebruiken. In het door Investico gebruikte onderzoek wordt (ook)
onderkend dat «de latente ruimte in milieuvergunningen en -meldingen van veehouderijen
al jaren een vrijwel stabiel gegeven is»»8 – zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 5 zijn er maatregelen die een toename
van het aantal gehouden dieren begrenzen en remmen. Het is daarom niet aannemelijk
dat de latente ruimte in Nbw-vergunningen voor een belangrijk deel wordt opgevuld.
Vraag 10
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat er niet langer geschoven wordt
met stikstofcijfers op papier, waardoor er wel nieuwe vergunningen worden afgegeven,
of uitbreidingen worden toegestaan, maar de natuur er geen steek op vooruit gaat of
zelfs op achteruit gaat?
Antwoord 10
Zoals in de beantwoording in de voorgaande vragen al aan bod is gekomen is er de onlangs
aangenomen Wet stikstofreductie en natuurverbetering. Daarnaast worden de bronmaatregelen
die nu al van kracht zijn getoetst aan de hand van monitoring van de voortgang en
effecten van deze maatregelen. Op grond hiervan kan het pakket aan maatregelen worden
aangepast indien dit nodig blijkt.
De werkzaamheden om de stikstofuitstoot te verminderen zijn daarmee in volle gang
en ik vertrouw er daarom op dat zij voldoende reductie in stikstof teweeg zullen brengen
en daarmee de natuur in een goede staat zullen brengen.
Vraag 11
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden?
Antwoord 11
Wegens de benodigde interdepartementale afstemming is dit helaas niet gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.