Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Vestering en Van Raan over de dood van een lammergier na botsing met een Nederlandse windmolen
Vragen van de leden Vestering en Van Raan (beiden PvdD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Economische Zaken en Klimaat over de dood van een lammergier na botsing met een Nederlandse windmolen (ingezonden 9 juni 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen 6 oktober 2021). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3193.
Vraag 1
Kent u de berichten «Lammergier dood na botsing met Nederlandse windmolen», «Dood
zeldzame lammergier had voorkomen kunnen worden met alarmsysteem» en «De vogels zijn
het haasje»?1, 2, 3
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Onderschrijft u beiden dat de dood van de lammergier voorkomen had kunnen worden wanneer
de windturbine uitgerust was met een detectiesysteem, aangezien uit onderzoek blijkt
dat het aantal botsingen door cameradetectie met meer dan 80% afneemt?4 Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Wij onderschrijven dat als er een detectiesysteem geweest zou zijn, de kans kleiner
was geweest dat de lammergier zou zijn geraakt. Tegelijkertijd geldt ook dat niet
valt uit te sluiten dat als de betreffende windturbine een cameradetectie had gehad,
de lammergier toch zou zijn geraakt.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoeveel het plaatsen van een (camera)detectiesysteem kost, aangezien
onderzoek aantoont dat de techniek relatief niet zo duur is en het verlies van energieopbrengst
heel beperkt blijft?
Antwoord 3
Het achterhalen van de kosten voor een (camera)detectiesysteem is ingewikkeld omdat
de kosten variëren per project. Bij dezen geven we een schatting.
Enkel het systeem voor vogels kost voor één windturbine grofweg tussen de € 20.000
en € 35.000. Voor vleermuizen zijn aparte systemen nodig, die zijn iets goedkoper.
Daarbovenop komen de installatiekosten van zo’n enkele duizenden euro’s en de servicekosten,
die worden geschat op € 3.000 à € 7.000 per jaar. Op basis hiervan is het beeld dat
per geïnstalleerde detector over de gehele levensduur van de turbine door een exploitant
gerekend wordt met een kostenpost van minstens € 100.000. Eén systeem kan geïnstalleerd
worden voor een cluster van een aantal turbines, mits die voldoende dicht bij elkaar
staan.
Het productieverlies per turbine is afhankelijk van hoe vaak een turbine stil moet
staan en dit is afhankelijk van welke vogelsoorten moeten worden gedetecteerd en in
welke mate die soorten aanwezig zijn in de omgeving. Wanneer het systeem zo wordt
ingesteld dat de meeste grote vogels worden herkend en hun aanwezigheid leidt tot
stilstand, zal er sprake zijn van een substantieel lagere opwek.
Vraag 4
Bent u beiden bereid om middels samenwerking ervoor te zorgen dat alle windturbines
uitgerust worden met één zwarte wiek en een (camera)detectiesysteem, dat ervoor zorgt
dat de wieken automatisch stoppen met draaien als er een grote vogel of vleermuis
in de buurt komt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?
Antwoord 4
Provincies zijn bij nieuwe windturbines het bevoegd gezag voor het verlenen van ontheffingen
of vrijstellingen (soorten) en vergunningen (Natura 2000-gebieden) op grond van de
Wet natuurbescherming (Wnb). Wanneer een aanvraag voor een ontheffing wordt ingediend,
moet dit worden vergezeld door een ecologisch onderzoek. Op grond van dit onderzoek
zal de aanvraag worden beoordeeld en kunnen per ontheffing eisen worden gesteld om
de eventuele negatieve effecten op de staat van instandhouding van in het gebied voorkomende
soorten te voorkomen of te compenseren. Dit betreft dus in alle gevallen maatwerk
per park. De door u genoemde systemen kunnen deel uit maken van de door het bevoegd
gezag opgelegde maatregelen.
Wat betreft de zwarte wiek is van een experiment bij één windmolenpark in Noorwegen
bekend dat dit het aantal vogelslachtoffers sterk heeft verminderd. Of dit ook voor
de Nederlandse situatie en voor de in ons land voorkomende vogelsoorten een effectieve
en wenselijke maatregel zou kunnen zijn, wordt de komende jaren getest via een pilot
in de Eemshaven, waar het Rijk ook bij betrokken is. De ILT (toezichthouder voor de
luchtvaartveiligheidseisen) heeft inmiddels toestemming gegeven om bij zeven windmolens
voor deze test een rotorblad in een andere kleur te verven dan de toegestane kleuren
wit. De toegestane kleuren wit zijn bepaald op basis van internationale luchtvaartnormen
en vastgelegd in het «Informatieblad aanduiding van windturbines en windparken op
het Nederlandse vasteland». Voor windparken op zee bestaat een soortgelijke internationale
eis, die op gespannen voet staat met de op 29 juni jl. in de Eerste Kamer aangenomen
motie Berkhout c.s. (Kamerstuk 35 092, G).5 Hierin wordt de regering namelijk verzocht om in de tenders voor wind op zee de eis
op te nemen dat de ontwikkelaar één wiek zwart verft. Zowel de Tweede als de Eerste
Kamer zullen dit najaar separaat worden geïnformeerd over de wijze waarop het kabinet
invulling zal geven aan deze motie.
Vraag 5
Klopt het dat het IJsselmeer, een internationaal beschermd natuurgebied, onder andere
vanwege de vogeltrekroutes, als zoekgebied staat aangewezen voor de plaatsing van
windturbines en zonnepanelen als onderdeel van de Regionale Energie Strategie?6
Antwoord 5
De RES-regio Noord-Holland Noord heeft het noordwestelijke deel van het IJsselmeer,
de Wieringerhoek, aangewezen als mogelijke zoeklocatie voor de opwek van zonne-energie.
De partners in deze regio zien mogelijkheden om hun energieopgave te combineren met
recreatie en toerisme en met natuurontwikkeling, door de zonnepanelen te plaatsen
op «zonne-atollen»: eilandjes waar ook ruimte is voor flora en fauna, bijvoorbeeld
als schuilplek voor jonge vis. Hierover hebben de voormalig Minister van EZK en de
Minister van Infrastructuur en Waterstaat uw Kamer eerder geïnformeerd (Aanhangsel
van de Handelingen, vergaderjaar 2020-’21, nr. 1665).7 Voor zover ons bekend staan in de RES’en 1.0 van de regio’s die grenzen aan het IJsselmeer
geen zoekgebieden voor windenergie in het IJsselmeer. Regio Noord-Holland Zuid heeft
wel een deel van het IJmeer aangewezen als «reservezoekgebied» voor wind.
Vraag 6
Klopt het dat de Commissie voor de Milieueffectrapportage de provincie Noord-Holland
heeft gewezen op de mogelijke nadelige gevolgen van windturbines en drijvende zonnepanelen
in het IJsselmeer en dat de Milieueffectrapportage adviseerde eerst een «regio-overstijgende,
cumulatieve analyse» te laten doen? Zo ja, is deze analyse inmiddels uitgevoerd en
wat zijn dan de conclusies? Zo nee, waarom niet, en wat is de stand van zaken rondom
de pilot, die de Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft aangevraagd bij Rijkswaterstaat?8
Antwoord 6
Vanuit de RES Noord-Holland Noord (NHN) is deelgenomen aan de landelijke pilot «RES
en Milieueffectrapportage (m.e.r.)». Het doel hiervan was vooral om ervaring op te
doen en de milieu-informatie in de RES te valideren. In dit kader is de concept-RES
NHN voor advies voorgelegd aan de Commissie m.e.r. Een formele MER volgt (indien nodig)
bij de planologisch juridische procedures.
De Commissie m.e.r. geeft ten aanzien van de concept-RES NHN aan dat er al veel en
relevant (milieu)onderzoek van goede kwaliteit beschikbaar is en er een goed participatieproces
heeft plaatsgevonden. De commissie adviseert o.a. om voor de afwegingen in de RES
1.0 NHN en/of latere omgevingsbesluiten enkele samenhangende alternatieven op het
niveau van de gehele RES-regio te ontwerpen. De RES-regio is van mening, gezien het
feit dat er eerder al is gewerkt met scenario’s die zijn ingebracht in het participatieproces,
dat het niet voor de hand ligt nu nieuwe alternatieven op te gaan stellen. Wel zal
men bij de uitwerking van de zoekgebieden verschillende varianten onderzoeken, rekening
houdende met de samenhang met andere zoekgebieden. Op de website van de RES NHN is
ingegaan op het advies van de Commissie m.e.r.9.
Voor wat betreft de pilot met drijvende zonnepanelen geldt dat Rijkswaterstaat momenteel
in opdracht van EZK een pre-verkenning uitvoert naar geschikte proeflocaties voor
zonne-installaties op water in het IJsselmeergebied die meer inzicht kunnen geven
in ecologische effecten. De resultaten van deze pre-verkenning worden na de zomer
verwacht.
Vraag 7 en 8
Onderschrijft u dat het plaatsen van windturbines en zonnepanelen op en rond het IJsselmeer
niet wenselijk kan zijn, aangezien de nadelige gevolgen voor vogels? Zo nee, waarom
niet?
Deelt u beiden de mening dat natuurgebieden met beschermde soorten, die negatieve
effecten ondervinden van de turbines, niet zouden mogen worden aangewezen als zoekgebied
voor de plaatsing van windturbines? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7 en 8
De verantwoordelijkheid voor het inpassen van (grootschalige) wind en zon op land
ligt bij de partners in de RES, waarbij er door het Rijk geen gebieden op voorhand
zijn uitgesloten als zoekgebied voor nieuwe windparken. De RES-partners hebben zich
daarbij uiteraard wel te houden aan de beleidskaders, zoals weergegeven in de NOVI
en de geldende wetgeving. Waarbij van belang is dat een nieuw zonne- of windpark altijd
getoetst moet worden op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb). Afhankelijk van
de natuurwaarden in de omgeving dient bij een project altijd rekening te worden gehouden
met maatregelen om negatieve effecten op de natuur en landschap te beperken. Deze
maatregelen kunnen ruimtelijk zijn – bijvoorbeeld door de locatie of het ontwerp van
het park aan te passen – maar kunnen ook vorm krijgen als stilstandsvoorziening (voor
wind) of compensatiemaatregelen (voor zon en wind).
Vraag 9
Bent u beiden bereid om in gesprek te gaan met gemeenten en provincies om te onderzoeken
of zoekgebieden met negatieve impact op natuur verplaatst kunnen worden? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 9
Voor ons beiden staat voorop dat energieprojecten op een verantwoorde wijze moeten
worden ingepast, zonder of met minimale negatieve impact op natuur. Het feit dat natuurdoelen
wettelijk zijn vastgelegd, helpt daarbij.
Op 1 juli 2021 zijn de RES’en 1.0 met daarin de definitieve zoekgebieden aangeleverd.
Uiteraard is in het proces richting de RES 1.0 ook al gekeken naar de ecologische
kaders. De komende tijd zullen onderzoeken plaatsvinden in hoeverre de ontwikkeling
van wind en zon echt mogelijk is in de zoekgebieden. In deze nog uit te voeren onderzoeken
(meestal in de vorm van een plan-MER) neemt de impact op natuur een belangrijke plaats
in. Vervolgens kan op grond van deze informatie worden afgewogen welke locatie binnen
zo’n zoekgebied de beste plek is om een energieproject te realiseren. Dit proces van
locatiekeuze is, conform de afspraken in het Klimaatakkoord en op grond van de Wro,
primair een verantwoordelijkheid van gemeenten en provincies. Het Rijk is terughoudend
om provincies en gemeenten op te roepen om op voorhand zoekgebieden te verkleinen
of uit te sluiten.
Indien bij de uitwerking van de zoekgebieden blijkt dat er bij een project sprake
is van mogelijke negatieve impact op natuur, zal dit aanleiding zijn na te gaan of
een andere locatie, ontwerp of invulling van het project mogelijk is binnen de geselecteerde
zoekgebieden. Als dat niet lukt, zullen de effecten van projecten moeten worden gemitigeerd,
respectievelijk gecompenseerd, bijvoorbeeld door elders compenserende natuur aan te
leggen. Indien ook dit onvoldoende bijdraagt aan de ecologische instandhoudingsdoelen,
zal er geen vergunning voor het project kunnen worden verstrekt.
Vraag 10 en 11
Klopt het dat energiebedrijven ontheffingen hebben aangevraagd of verkregen om 175
windturbines in Natura2000-gebied te plaatsen?10 Zo ja, hoeveel ontheffingen zijn al vergeven en op welke grond zijn deze gegeven?
Zo nee, wat is de stand van zaken?
Klopt het dat energiebedrijven ontheffingen hebben aangevraagd of verkregen om 125
windturbines pal naast beschermde natuurgebieden te plaatsen? Zo ja, hoeveel ontheffingen
zijn al vergeven en op welke grond zijn deze gegeven? Zo nee, wat is de stand van
zaken?
Antwoord 10 en 11
Provincies zijn bevoegd gezag voor het verlenen van ontheffingen of vrijstellingen
voor soorten en vergunningen voor Natura 2000. Wij hebben geen overzicht van hoeveel
en welke aanvragen alle provincies hebben bereikt en welke daarvan een ontheffing
Wnb hebben gekregen.
Of realisatie binnen of buiten een Natura 2000-gebied plaatsvindt, is geen apart verplichte
toetsing die door de Wnb wordt voorgeschreven. Voor plaatsing binnen Natura 2000-gebieden
gelden – naast de algemene toetsing op natuur en landschap – extra toetsingscriteria
om de effecten op de instandhoudingsdoelen te beperken. Voor plaatsing dicht bij Natura
2000-gebieden gelden ook extra toetsingscriteria waarbij effecten op de instandhoudingsdoelen
via externe werking worden meegewogen.
Het is ons bekend dat er enkele windprojecten in Natura 2000-gebieden zijn of worden
gerealiseerd. Vanzelfsprekend zijn deze projecten getoetst aan de wettelijke instandhoudingsdoelen.
Vraag 12
Is er voor elke vergeven ontheffing onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van beschermde
plant- en diersoorten? Zo ja, is voor elke ontheffing geconcludeerd dat kwetsbare
en beschermde diersoorten geen «significante negatieve» effecten zullen ondervinden?
Zo nee, welke beschermde plant- en diersoorten zullen negatieve gevolgen ondergaan
van de plaatsing van windturbines in Natura2000- gebied, graag uitgesplitst per ontheffing?
Hoeveel natuur zal er gecompenseerd moeten worden, graag uitgesplitst per ontheffing?
Antwoord 12
Dit type onderzoek en de daarbij behorende conclusies met betrekking tot effecten
op natuurwaarden heeft bij afzonderlijke windparken en turbines plaatsgevonden. Op
basis van een dergelijk onderzoek zijn de benodigde ontheffingen in geval van vogel-
en vleermuizenslachtoffers verleend, al dan niet met bepaalde voorwaarden. Deze informatie
is niet op nationaal niveau beschikbaar wegens de in 2017 doorgevoerde decentralisatie
van de ontheffingsverlening.
Vraag 13
Klopt het dat energiebedrijf RWE mogelijk windturbines plaatst op de zeedijk langs
de Eems-Dollard, een internationaal beschermd gebied, waar duizenden vogels leven
en passeren en welke als een internationale trekroute fungeert voor vleermuizen en
vogels?11 Zo ja, wat is de stand van zaken, is er een ontheffing aangevraagd of vergeven?
Antwoord 13
Energiebedrijf RWE verkent mogelijkheden voor nieuwbouw van windturbines op de zeedijk
langs de Eems-Dollard. Hierover is contact geweest tussen RWE en het waterschap Hunze
en Aas, de eigenaar/beheerder van de dijk. De idee behelst de bouw van 3 of 4 windturbines.
Er is geen ontheffing aangevraagd noch afgegeven. Volgens RWE is er nog geen sprake
van planvorming of een lopend project maar verkeert het nog in de ideeënfase.
Vraag 14
Indien een ontheffing is gegeven, op basis van welk onderzoek is geconcludeerd dat
kwetsbare en beschermde diersoorten geen «significante negatieve» effecten zullen
ondervinden? Zo nee, welke beschermde plant- en diersoorten zullen negatieve gevolgen
ondergaan van de plaatsing van windturbines in Natura2000- gebied? Hoeveel natuur
zal er gecompenseerd moeten worden?
Antwoord 14
Zoals toegelicht bij de vorige vraag is er nog geen sprake van een afgegeven ontheffing.
Gezien het prille stadium van de plannen van RWE voor deze locatie is er ook nog geen
ecologisch onderzoek voor een natuurtoets gedaan. Daardoor valt nu niet aan te geven
welke beschermde plant- en diersoorten negatieve gevolgen zullen gaan vinden van dit
windplan. Mocht dit plan verder ontwikkeld worden, dan zal er moeten worden voldaan
aan de eerder beschreven wettelijke eisen voor dit Natura 2000-gebied.
Vraag 15
Deelt u beiden het inzicht dat de klimaatopgave, de energietransitie en biodiversiteitsherstel
hand in hand moeten gaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 15
Dit delen wij volledig, met de aanvulling dat er af toe spanning bestaat tussen de
drie opgaven en dat het daarom van belang is te zorgen voor de juiste balans. De Ministeries
van EZK en LNV kijken samen hoe de belangen van schone energie en biodiversiteitsherstel
in samenhang bekeken en gerealiseerd kunnen worden om zo ook bij te dragen aan de
klimaatopgave. Een mooi voorbeeld hiervan is onze gezamenlijke inspanning in het traject
«Natuurinclusieve Energietransitie voor Wind en Hoogspanning op Land» (NIEWHOL), waarover
de Tweede Kamer eerder is geïnformeerd (vergaderjaar 2020–2021, Aanhangsel van de
Handelingen, nr. 524). In dit traject werken onze twee ministeries samen met provincies, de windsector,
TenneT en verschillende dier- en natuurbeschermingsorganisaties. Het doel is om met
de betrokken partijen te komen tot afspraken om de sterfte van kwetsbare vogel- en
vleermuissoorten door windturbines en hoogspanningsverbindingen te verminderen.
Vraag 16
Heeft u een overzicht van alle optionele en geplande windturbines en waar deze liggen
in verhouding tot natuurgebieden en vogeltrekgebieden? Zo nee, waarom niet en bent
u bereid dit overzicht te ontwikkelen en met de Kamer te delen?
Antwoord 16
Er wordt structureel gewerkt door het Nationaal Programma (NP) RES, PBL en RVO om
tot een betrouwbaar volledig beeld te komen van alle optionele en geplande windturbines
in Nederland. Locaties van bestaande windturbines en hun kenmerken zijn opgenomen
in de analysekaarten van NP RES. Een overzicht van de zoekgebieden voor wind en zon
wordt na de zomer beschikbaar. De Staatssecretaris van EZK zal samen met NP RES bezien
in hoeverre aanvullend onderzoek naar de impact van de RES op natuur en landschap
nodig en mogelijk is. Op www.vogelatlas.nl staan digitale kaarten over de aanwezigheid en de trek van vogelsoorten. Dit initiatief
wordt door onze ministeries ondersteund. De digitale kaarten worden proactief gedeeld
met overheden en initiatiefnemers. Het Ministerie van LNV heeft in samenwerking met
Vogelbescherming Nederland een gevoeligheidskaart laten maken voor vogelsoorten die
gevoelig zijn voor windparken. Zie: https://www.sovon.nl/nl/actueel/nieuws/nieuwe-windenergie-zoekkaarten-v…
Vraag 17
Is er onderzoek gedaan naar de cumulatieve (gestapelde) gevolgen van de plaatsing
van windturbines in en nabij beschermde natuurgebieden op regionale en landelijke
populaties? Zo ja, wat was hiervan het resultaat? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 17
Er geldt een wettelijke plicht om voor windparken die in of nabij Natura 2000-gebieden
zijn gepland de cumulatieve effecten inzichtelijk te maken en te beoordelen. Dit vormt
standaard onderdeel van een passende beoordeling en/of natuurtoets bij het MER en
borgt derhalve dat ook bij cumulatie van meerdere windinitiatieven in een gebied geen
sprake kan zijn van significant negatieve effecten op het behalen van die instandhoudingsdoelen.
Als dat niet kan worden uitgesloten, moeten mitigerende of compenserende maatregelen
worden genomen of wordt er geen vergunning verleend.
In het kader van het NIEWOHL wordt als onderdeel van een landelijk onderzoeksprogramma
in de komende jaren een onderzoek uitgevoerd naar cumulatieve effecten op populaties
en naar de effectiviteit van mitigerende maatregelen, zoals de «zwarte wiek».
Vraag 18
Bent u beiden bereid om een integrale studie te starten naar de gestapelde effecten
van alle geplande en optionele windturbines voor regio’s en voor het hele land? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?
Antwoord 18
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 16 wordt na het verschijnen van het overzicht
van de zoekgebieden in de RES’en bezien in hoeverre aanvullend onderzoek naar de impact
op natuur en landschap mogelijk en nodig is. Op basis hiervan kan vervolgens bezien
worden of er inhoudelijke verdieping bij bepaalde onderwerpen nodig is.
Vraag 19
Is de Minister van Economische Zaken en Klimaat bereid om te onderzoeken hoe het versterken
van biodiversiteit en natuur meegenomen kan worden bij het vergeven van subsidies
voor windturbines en zonnepanelen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 19
Het Rijk verstrekt verschillende subsidies voor de realisatie van hernieuwbare energie,
waarvan de grootste de SDE++ is. Het doel van de SDE++ is om op een zo kostenefficiënt
mogelijke wijze CO2 te reduceren. In principe passen hier geen kostenverhogende aspecten in. Dat neemt
niet weg dat de Staatssecretaris van EZK met de sector en lokale overheden in gesprek
is over hoe de SDE++, binnen de kaders van het kostprijsreductiepad en de geldende
wettelijke eisen, ruimte kan bieden aan projecten die bijdragen aan het versterken
van biodiversiteit en natuur. Daarnaast wordt naar aanleiding van de motie van het
lid Boucke (Kamerstuk 32 813, nr. 726)12 momenteel de noodzaak van een «kwaliteitsbudget» onderzocht, waarmee extra financiële
ruimte kan worden geboden aan het nemen van maatregelen ten behoeve van ruimtelijke
inpassing, biodiversiteit, zorgvuldige participatie en het ontzien van het elektriciteitsnetwerk.
Tot slot gaat het Rijk ervan uit dat ontwikkelaars de Gedragscodes voor wind op land
(van NWEA) en zon op land (van Holland Solar) in acht nemen voor wat betreft de afspraken
over biodiversiteit en natuur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.