Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het verbeterplan van de registratie van arbeidsmigranten in de Basisregistratie Personen (BRP) (Kamerstuk 27859-153)
27 859 Modernisering Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA)
29 861 Arbeidsmigratie en sociale zekerheid
Nr. 155 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 29 september 2021
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over
de brief van 26 mei 2021 over het verbeterplan van de registratie van arbeidsmigranten
in de Basisregistratie Personen (BRP) (Kamerstukken 27 859 en 29 861, nr. 153).
De vragen en opmerkingen zijn op 24 juni 2021 aan de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 28 september 2021 zijn de vragen
beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Martin Bosma
De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Staatssecretaris
Stand van zaken
De leden van de VVD-fractie vragen naar de meest recente stand van zaken als het gaat
om de voorbereiding van het experiment met de registratie van tijdelijke verblijfsadressen
en contactgegevens van niet-ingezetenen. Hoever is het departement daarmee? Hoever
zijn de gemeenten? De leden van de SP-fractie vragen daarnaast hoe het experimentbesluit
zich ten opzichte van het ingediende amendement Rajkowski c.s. verhoudt.
De departementale voorbereiding van het Experimentbesluit BRP is afgerond en het was
mijn bedoeling om de consultatie daarvan medio juli 2021 te starten. Het amendement
van het lid Rajkowski c.s. over het in de BRP registreren van contactgegevens en gegevens
over tijdelijke verblijfsadressen van niet-ingezetenen (Kamerstuk 35 648, nr. 12 ter vervanging van nr. 10), dat is aangenomen op 29 juni jl. regelt op hoofdlijnen
echter hetzelfde als het experimentbesluit, maar dan direct in de Wet BRP. Ik heb
het voorbereide Experimentbesluit daarom niet in consultatie gegeven.
De voorbereidingen voor benodigde aanpassingen in systemen en processen om de gegevens
te gaan registreren en verstrekken – met als grondslag dus het aangenomen amendement –
zijn inmiddels gestart. De Rijkdienst voor Identiteitsgegevens heeft daartoe opdracht
verstrekt gekregen. Ik verwacht dat in de zomer van 2022 kan worden gestart met de
registratie. Stapsgewijs zal daarna de verstrekking van de gegevens mogelijk worden,
en stapsgewijs zullen verschillende processen om de gegevens te kunnen actualiseren
worden ingevoerd. Ik ben hierover in overleg met betrokkenen, waaronder gemeenten
en uitvoeringsorganisaties.
De leden van de D66-fractie vragen wat het amendement van het lid Rajkowski c.s. (Kamerstuk
35 648, nr. 12) zou betekenen voor de geschetste aanpak indien dit zou worden aangenomen. Zij vragen
of de Staatssecretaris nog nader kan ingaan op de context die hij heeft geschetst
bij de behandeling van dit amendement, dat zijn voorkeur nog steeds de route via een
experimenteerartikel zou zijn. Gezien de recente voorbeelden van misstanden rond de
huisvesting van arbeidsmigranten, acht de D66-fractie het noodzakelijk om sneller
over te gaan op wetgeving. De leden van de D66-fractie vragen ook waar de Staatssecretaris
de mogelijke noodzaak ziet om bij te sturen en wat hij is tegengekomen bij de opzet
van de experimenten. De leden van de VVD-fractie geven te kennen dat de voorkeur uitgaat
naar het zo spoedig mogelijk uitvoeren van het experiment, ervan uitgaande dat eerst
een experiment nodig is en het opnemen van de gegevens in de BRP niet meteen in de
wet kan worden verankerd. Gaarne krijgen zij een reactie van de Staatssecretaris.
Het betreffende amendement is op 29 juni 2021 aangenomen (Handelingen II 2020/21,
nr. 94, item 15) en op 13 juli 2021 is het voorstel tot wijziging van de Wet BRP waarin dit is verwerkt
als hamerstuk afgedaan door de Eerste Kamer (Handelingen I 2020/21, nr. 46, item 5). Inwerkingtreding wordt nu voorbereid en na inwerkingtreding is de grondslag voor
het registreren van het tijdelijk verblijfsadres dus meteen in de wet verankerd.
Met de leden van de D66-fractie en van de VVD-fractie deel ik het gevoel van urgentie.
Registratie van tijdelijke verblijfsadressen kan ondanks het aangenomen amendement
helaas niet eerder van start gaan dan de bedoeling was met het experiment. Net als
voor het experiment het geval zou zijn geweest, moeten de ICT-voorzieningen worden
aangepast om de gegevens te kunnen registreren en verstrekken en moeten processen
worden ingericht.
Bij mijn appreciatie van genoemd amendement, waarin ik het oordeel aan uw Kamer heb
gelaten, heb ik inderdaad de voorkeur uitgesproken voor grondslag in een Experimentbesluit.
Daarbij heb ik ook aangegeven dat ik de inhoud van het amendement onderschrijf, en
er dus slechts een verschil in de (juridische) route is.
Het voordeel van de route met een Experimentbesluit is dat ervaring kan worden opgedaan
met de registratie in de praktijk, voor de regels definitief in de wet zouden worden
vastgelegd.
Ervaring opdoen was onder andere gewenst, omdat contactgegevens en tijdelijke verblijfsadressen
gegevens zijn die vaak veranderen en het nog niet duidelijk is welk kwaliteitsniveau
van de gegevens gerealiseerd kan worden en hoe bruikbaar de gegevens zijn. Om die
reden was in het Experimentbesluit voorzien, dat in eerste instantie slechts gemeenten
en een aantal andere gebruikers van de BRP (waaronder de Inspectie SZW) de gegevens
systematisch verstrekt zouden kunnen krijgen, en dat vervolgens de bruikbaarheid geëvalueerd
zou worden. Die juridische beperking is nu niet mogelijk, alle gebruikers van de BRP
met een taak waarvoor ze de gegevens nodig hebben, kunnen geautoriseerd gaan worden.
Daadwerkelijke autorisatie van organisaties zal overigens wel in fases plaatsvinden,
waarbij de prioriteit ligt bij het autoriseren van de gemeenten die dat willen.
Ook was de bedoeling ervaringen mee te nemen bij het bepalen van de definitie van
«tijdelijk verblijfsadres». Aan het «tijdelijk verblijfsadres» was in het Experimentbesluit
een definitie gekoppeld, die moest waarborgen dat personen minstens twee weken op
het opgegeven tijdelijk verblijfsadres verblijven (deze definitie is ook gebruikt
in het amendement van het lid Rajkowski c.s.). Het is mogelijk dat het experiment
zou uitwijzen dat deze periode ofwel korter, ofwel langer zou moeten zijn.
Daarnaast regelde het Experimentbesluit dat een aantal gemeenten de Minister van BZK
(verantwoordelijk voor de registratie van niet-ingezetenen) konden ondersteunen bij
het registeren van tijdelijke verblijfsadressen van personen die binnen de betreffende
gemeente verblijven, of daarbuiten. Op die manier kon worden beproefd of gemeenten
een rol kunnen vervullen in de bijhouding van tijdelijke verblijfsadressen van niet-ingezetenen,
zodat de registratie van tijdelijke verblijfsadressen zo sluitend en actueel mogelijk
is. Ik ben van plan daarvoor alsnog een experiment in te gaan richten en een Experimentbesluit
in consultatie te gaan doen. Daarover ben ik in gesprek met gemeenten.
Ten slotte borgt het volgen van de procedure voor een Experimentbesluit dat het besluit
in consultatie zou gaan bij onder andere gemeenten en dat de Autoriteit Persoonsgegevens
om advies zou worden gevraagd, in verband met de verwerking van nieuwe persoonsgegevens
in de BRP. Dit zou nog tot wijzigingen hebben kunnen geleid.
Planning en inwerkingtreding
De leden van de D66-fractie vragen waarom het tot de zomer van 2022 duurt om het experiment
met registratie van tijdelijke verblijfsadressen en contactgegevens van niet-ingezetenen
in de BRP (tweede stap van het verbeterplan) in werking te laten treden?
Het experiment is grotendeels vervangen door het aangenomen amendement. Echter, net
als voor het experiment het geval zou zijn geweest, moeten de ICT-voorzieningen worden
aangepast om de gegevens te kunnen registreren en verstrekken en moeten processen
worden ingericht. Het gaat niet alleen om centrale systemen van de BRP zelf, maar
ook om systemen van de organisaties die met de gegevens moeten werken. Dat vergt voorbereiding
en implementatietijd. Ik streef naar een zo snel mogelijke inwerkingtreding.
De leden van de D66-fractie vragen of voor de derde stap dan ook de uitkomsten van
het tweede deel moeten worden afgewacht wat de Staatssecretaris betreft.
Nee. Onderdeel van de derde stap betrof de evaluatie van het experiment en de structurele
verankering van het experiment in de Wet BRP. Dat deel van stap drie vervalt door
het aangenomen amendement. Ik overweeg – zoals hierboven ook genoemd – wel alsnog
een experiment uit te gaan voeren voor de rol van gemeenten bij de bijhouding van
de gegevens. Daarvoor geldt dan wel dat structurele verankering in de Wet BRP volgt
na evaluatie van het experiment, als de conclusie uit de evaluatie is dat – eventueel
met aanpassingen – een structurele grondslag voor de werkwijze uit het experiment
gewenst is.
De leden van de PvdA-fractie vragen waar de eventuele belemmeringen zitten in uitvoeringspraktijk,
de wet- en regelgeving of financiën die weggenomen dienen te worden om dit proces
te versnellen en er sneller voor de zorgen dat de problematiek van arbeidsmigranten
eerder aangepakt kan gaan worden.
Een belangrijke belemmering met betrekking tot wet- en regelgeving was het ontbreken
van een juridische grondslag voor het kunnen registreren van tijdelijke verblijfsadressen
en contactgegevens van niet-ingezetenen in de BRP. Deze belemmering is weggenomen
zodra het wetsvoorstel (Wijziging van de Wet basisregistratie personen (Kamerstuk
35 648)), met daarin het aangenomen amendement van het lid Rajkowski c.s., in werking treedt.
De inwerkingtredingsdatum hangt af van het moment waarop de benodigde technische voorzieningen
gereed zijn, naar verwachting in de zomer van 2022.
Er vindt overleg plaats met gemeenten en andere betrokken organisaties over mogelijke
belemmeringen in de uitvoeringspraktijk. Voor gemeenten zal een handreiking worden
opgesteld aan de hand van vragen die zijn geïnventariseerd tijdens informatiebijeenkomsten.
Denk bijvoorbeeld aan de vraag welke informatie aan niet-ingezetenen gevraagd mag
worden om te bepalen of (ambtshalve) inschrijving als ingezetene aan de orde is.
Voor de werkzaamheden van de Rijkdienst voor Identiteitsgegevens is budget beschikbaar
op de begroting van Binnenlandse Zaken.
Voor de totale aanpak van de problematiek zijn naar verwachting meer wijzigingen in
wet- en regelgeving en processen nodig, ook buiten het domein van de BRP en BZK. Daarover
wordt uw Kamer op de hoogte gehouden in het kader van de kabinetsbrede aanpak van
de problematiek rond arbeidsmigranten1. Aan uw Kamer is door het kabinet een Jaarrapportage Arbeidsmigranten toegezegd.
Streven is deze rapportage voor het eerst eind 2021 aan te bieden, één jaar na het
uitkomen van het advies van het Aanjaagteam. Deze rapportage zal alle aspecten omvatten
uit het advies en de ontwikkelingen op betrokken beleidsterreinen in samenhang presenteren.
De leden van de D66-fractie vragen hoe de Staatssecretaris wil omgaan met de inwerkingtreding,
aangezien hij aangeeft dat dit amendement niet sneller van kracht zal zijn van de
route van de experimenten en de leden van de VVD-fractie vragen hoeveel tijd er na
de inwerkingtreding van het hiervoor genoemde wetsvoorstel nodig is voordat daadwerkelijk
met het experiment kan worden begonnen.
Dit onderdeel van de wijziging van de Wet BRP zal in werking treden zodra techniek
en andere voorzieningen gereed zijn. Het wetsvoorstel kent een inwerkingtredingsbepaling
die gefaseerde inwerkingtreding mogelijk maakt. Deze bepaling biedt de ruimte om onderdelen
van het wetsvoorstel waarvoor de techniek en andere voorzieningen gereed zijn, in
werking te laten treden en andere onderdelen waarvoor die techniek en andere voorzieningen
nog niet klaar zijn, later in werking te laten treden.
Ik merk hierbij nogmaals op dat ik het gevoel van urgentie als het gaat om het starten
met de registratie van tijdelijke verblijfsadressen en contactgegevens van niet-ingezetenen
in de BRP deel en dat ik er zorg voor zal dragen dat het onderdeel van het wetsvoorstel
dat ziet op de registratie van tijdelijke verblijfsadressen en contactgegevens zo
snel mogelijk in werking treedt.
Monitoring en evaluatie
De leden van de VDD-fractie vragen in hoeverre de goede uitvoering van het experiment
straks wordt gemonitord en geëvalueerd.
Voor het registreren van contactgegevens en tijdelijke verblijfsadressen is door het
aangenomen amendement geen experiment meer mogelijk. Ik overweeg wel alsnog een experiment
uit te gaan voeren voor de rol van gemeenten bij de bijhouding van de gegevens.
Op grond van de wetswijziging (Wijziging van de Wet basisregistratie personen (Kamerstuk
35 648)) wordt het verplicht om een evaluatie naar de doeltreffendheid van het experiment
in de praktijk te verrichten. De evaluatie van een Experimentbesluit BRP moet worden
uitgevoerd door een onafhankelijke instantie. Het verslag van de evaluatie dient vervolgens
inzicht te geven in de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk
en zou aan uw Kamer worden toegezonden.
Omdat het amendement van het lid Rajkowski c.s. is aangenomen door uw Kamer, zal evaluatie
van het registreren van contactgegevens en tijdelijke verblijfsadressen niet op grond
van het Experimentbesluit plaatsvinden. Desalniettemin zal de effectiviteit van de
registratie van de gegevens worden gemonitord en geëvalueerd. Het verbeteren van de
registratie is onderdeel van de Kabinetsaanpak naar aanleiding van de adviezen van
het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten onder leiding van de heer Roemer. Jaarlijks
zal in een integrale voortgangsrapportage aandacht worden besteed aan de effecten
van de verschillende maatregelen, waaronder dus ook de maatregelen rond registratie.
De leden van de VVD-fractie vragen tevens of de Staatssecretaris de Kamer wil informeren
over de gang van zaken en het moment dat de gemeenten de genoemde gegevens echt gaan
opnemen.
De gegevens worden geregistreerd door de Minister van BZK aan RNI-loketten bij 19
gemeenten, via een digitaal loket of via een voor de bijhouding van gegevens van niet-ingezetenen
aangewezen bestuursorgaan (waaronder de Belastingdienst). Gemeenten krijgen de gegevens
vooralsnog enkel verstrekt (op basis van autorisatiebesluiten). Ik zal uw Kamer informeren
over de gang van zaken en de registratie van de bedoelde gegevens. Ik zal dat doen
in brieven over de stand van zaken met betrekking tot de Ontwikkelagenda BRP, en ook
in de voortgangsrapportages naar aanleiding van de adviezen van het Aanjaagteam bescherming
arbeidsmigranten.
Vrijwillige versus verplichte registratie
De leden van de PvdA-fractie vragen wat het vrijwillig registreren van tijdelijke
verblijfsadressen en contactgegevens en het gebruiken daarvan in de praktijk bijdragen
aan het oplossen van de vaak schrijnende problemen waar arbeidsmigranten tegenaan
lopen.
Belangrijk doel van de (vrijwillige) registratie van tijdelijke verblijfsadressen
en contactgegevens van niet-ingezetenen is om het tijdelijke verblijfsadres te kunnen
verstrekken aan gemeenten, zodat zij zicht krijgen op verblijf van niet-ingezetenen
in hun gemeente en om personen die langer dan vier maanden in Nederland verblijven,
te kunnen wijzen op hun verplichting om zich in te laten schrijven als ingezetene
in de gemeente en hen zo nodig ambtshalve in te kunnen schrijven.
Ook andere overheidsorganisaties (bijvoorbeeld de Inspectie SZW) kunnen de gegevens
verstrekt krijgen. Met behulp van de adressen en de contactgegevens kunnen zij contact
leggen met de arbeidsmigrant.
De gegevens kunnen ook gebruikt worden om arbeidsmigranten te informeren. Vanaf juni
zijn de geregistreerde e-mailadressen gebruikt om informatie over COVID-19 te versturen.
Het gaan registreren en verstrekken van de gegevens is een onderdeel van de aanpak,
het is niet de enige maatregel die het kabinet neemt om de problemen op te lossen
waar arbeidsmigranten mee te maken hebben. Naast deze maatregelen, wordt met betrekking
tot registratie gewerkt aan opvolging van nog zes andere aanbevelingen van het Aanjaagteam
bescherming arbeidsmigranten. Hierover verderop in deze brief meer.
De leden vragen of de Staatssecretaris de mening van deze leden deelt dat bij vrijwillige
medewerking het risico levensgroot is dat arbeidsmigranten alsnog buiten beeld blijven
en er ook geen zicht op hun woon- of werksituatie gaat ontstaan. De leden van de VVD-fractie
vragen aandacht voor de relatie met EU-wet- en regelgeving. In hoeverre is deze regelgeving
een belemmering voor het definitief regelen van het opnemen van de contactgegevens
en de tijdelijke verblijfsadressen van arbeidsmigranten in de BRP? Is de Staatssecretaris
bereid daar onderzoek naar te laten doen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wil de Staatssecretaris
de Kamer informeren over de uitkomsten van dat onderzoek?
Als registratie op basis van vrijwillige medewerking de enige maatregel zou zijn,
zouden inderdaad nog veel mensen buiten beeld kunnen blijven.
De correcte registratie van tijdelijke verblijfsadressen moet dan ook op andere wijze
dan enkel door opgave door de burger worden gerealiseerd.
Ook zonder vrijwillige opgave door de arbeidsmigrant kunnen straks gegevens worden
geregistreerd. Het aangenomen amendement van het lid Rajkowski c.s. maakt ook het
volgende mogelijk. Zogenaamde «aangewezen bestuursorganen» (abo’s) zoals de Belastingdienst,
kunnen tijdelijke verblijfsadressen van niet-ingezetenen (personen die binnen zes
maanden korter dan vier maanden in Nederland verblijven) laten registreren in de BRP.
Een aangewezen bestuursorgaan doet opgave indien hij kennis heeft van het tijdelijke
verblijfsadres of van een wijziging daarvan. Dit proces geschiedt dus zonder tussenkomst
van de niet-ingezetene.
In het Experimentbesluit werd daarnaast ook voorzien in de aanwijzing van een aantal
gemeenten als aangewezen bestuursorgaan. Deze gemeenten kunnen tijdelijke verblijfsadressen
van niet-ingezetenen laten opnemen in de BRP, indien zij daar kennis van hebben. Bijvoorbeeld
als tijdens een huisbezoek is vastgesteld dat een niet-ingezetene op een bepaald adres
verblijft. Deze adressen kunnen worden geregistreerd zonder tussenkomst of medewerking
van de niet-ingezetene zelf. Het amendement van het lid Rajkowski c.s. voorziet hier
niet in. Ik overweeg zoals hierboven ook gemeld daarom alsnog een experiment daarmee
te starten en een Experimentbesluit daarvoor in consultatie te gaan doen.
In de brief van 28 juni jl. (Kamerstuk 35 648, nr. 16) heb ik uw Kamer een onafhankelijk onderzoek toegezegd naar de vraag of het EU-recht
mogelijkheden laat voor verplichte registratie in de BRP van personen die kortdurend
(korter dan vier maanden) in Nederland verblijven. Voor het onderzoek zijn conceptvragen
opgesteld, die gedurende het zomerreces afgestemd zijn met diverse vertegenwoordigers
van gemeenten. Reacties zijn verwerkt in een nieuw voorstel, en op 9 september voorgelegd
aan de Programmaraad Toekomst BRP, waarin zowel vertegenwoordigers van gemeenten als
gebruikers van de BRP-gegevens zitting hebben. Ik verwacht het onderzoek in de herfst
te kunnen laten starten en ik zal uw Kamer begin 2022 informeren over de uitkomsten
van dat onderzoek.
De leden vragen of dit dan niet langer gaat over vrijwillige registratie, en of er
in de experimenteerruimte wel naar ruimte zou kunnen worden gezocht om dit direct
te verplichten, ook al binnen het experiment.
Het onderzoek richt zich inderdaad op mogelijke verplichte registratie.
Aangezien het experiment niet zal plaatsvinden, is er ook geen mogelijkheid om te
zoeken naar ruimte om registratie direct te verplichten binnen het experiment. Zoals
hierboven gemeld overweeg ik nog een ander experiment (met een rol voor gemeenten
bij de bijhouding van gegevens).
Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomsten van het onderzoek en of die uitkomsten
leiden tot wijziging in de aanpak.
Stapsgewijze aanpak
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de Staatssecretaris voor een stapsgewijze
aanpak kiest, en vragen of urgente problemen niet juist een doortastende aanpak door
de benodigde wet- en regelgeving meteen aan te passen en maatregelen te nemen om gemeenten
en andere instellingen voor te bereiden op deze nieuwe registratie van niet-ingezetenen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of nader kan worden ingegaan op de redenen
voor de keuze om stapsgewijs te werken in het verbeterplan en waarom er niet voor
is gekozen wettelijke stappen te zetten en de verbeteringen daarmee juridisch te borgen.
De stapsgewijze aanpak was en is juist bedoeld om zo snel mogelijk verbeteringen te
kunnen realiseren, zonder meteen ingrijpende wijzigingen in het BRP-stelsel door te
voeren, waarvan doelmatigheid en doeltreffendheid nog niet aangetoond kunnen worden
en waar door de diverse afhankelijkheden onzekerheden optreden in planning en uitvoerbaarheid.
Dat past ook in de aanpak die ik heb gekozen voor doorontwikkeling van de BRP, waarbij
in nauwe samenspraak met betrokkenen in het stelsel stapsgewijs verbeteringen worden
aangebracht. Waarbij steeds merkbare tussenresultaten worden behaald in plaats van
jaren toe te werken naar een totaaloplossing.
Dit jaar kon door die werkwijze al gestart worden met registreren van contactgegevens
op vrijwillige basis aan de RNI-loketten, in 2022 kan gestart worden met registreren
en verstrekken van contactgegevens en tijdelijke verblijfsadressen en ondertussen
wordt gewerkt aan andere benodigde wijzigingen, zoals het realiseren van voorzieningen
voor arbeidsmigranten om wijzigingen in gegevens laagdrempelig door te geven en het
inregelen van processen buiten het BRP-domein om de kwaliteit van de gegevens zo optimaal
mogelijk te krijgen. Denk aan een rol voor de werkgever bij het actueel houden van
de gegevens.
Tussentijds kan door de stapsgewijze aanpak ook bijgestuurd worden, bijvoorbeeld als
de ervaring leert dat andere of aanvullende kwaliteitsmaatregelen nodig zijn.
Kan de Staatssecretaris het tijdspad schetsen van de stappen 1 tot en met 3 met daarbij
vermelding wanneer de wetswijziging wordt voorzien die nodig is om wel een structureel
toezicht te kunnen houden op het wel en wee van arbeidsmigranten in Nederland, zo
vragen de leden van de PvdA-fractie.
Stap 1 is reeds gerealiseerd; sinds januari worden contactgegevens geregistreerd aan
de RNI-loketten. In 2022 kan worden begonnen met het registreren en verstrekken van
contactgegevens en tijdelijke verblijfsadressen. In de jaren daarna zullen kwaliteitsmaatregelen
worden ingevoerd, waarvoor niet alleen aanpassingen in de (Wet) BRP nodig zijn.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom stap 1 niet wordt overgeslagen (registratie
van contactgegevens op vrijwillige basis bij de 19 RNI-loketten, zodat direct met
het volledig registreren van contactgegevens en tijdelijke verblijfsadressen van arbeidsmigranten
in de BRP kan worden begonnen. Speelt daarbij meer dan alleen het voltooien van het
wetsvoorstel Wijziging van de Wet basisregistratie personen (Kamerstuk 35 648)?
Stap 1 is doorgevoerd om – zonder wijzigingen in wet- en regelgeving BRP – zo snel
mogelijk met de registratie en het gebruik van contactgegevens van niet-ingezetenen
te kunnen starten. Er is al gestart met wat binnen de AVG mogelijk was. Stap 1 heeft
er dan ook niet voor gezorgd dat later met stap 2 is begonnen. Daarbij spelen geen
zaken anders dan het voltooien van het (inmiddels tot wet verheven) wetsvoorstel Wijziging
van de Wet basisregistratie personen (Kamerstuk 35 648).
De leden van de PvdA-fractie geven aan dat zij niet begrijpen wat de meerwaarde is
van het op vrijwillige basis melden van e-mailadressen en telefoonnummers van niet-ingezetenen
in de 19 RNI-loketten, anders dan misschien met het registratiesysteem kan worden
geoefend met het oog op verdere uitbreiding van de registratie. De leden vragen hier
nader op in te gaan. De leden van de D66-fractie vragen tevens wat de ervaringen zijn
met het lopende experiment waarbij door 19 RNI-loketten bij gemeenten vrijwillige
e-mailadressen en telefoonnummers van niet-ingezetenen worden geregistreerd.
Sinds half januari 2021 wordt aan niet-ingezetenen gevraagd om op vrijwillige basis
hun contactgegevens te laten registreren. De resultaten tot nu toe zijn dat ongeveer
80% van niet-ingezetenen een e-mailadres en/of mobiel nummer laat registreren en toestemming
geeft voor (beperkt) gebruik ervan. Inmiddels zijn op deze manier ruim 50.000 e-mailadressen
en een vergelijkbaar aantal mobiele telefoonnummers geregistreerd.
Er wordt niet slechts geoefend met het registratiesysteem: de e-mailadressen worden
daadwerkelijk gebruikt. Aan de e-mailadressen is vanaf de maand juni op verzoek van
het Ministerie van VWS negen keer een mailing verstuurd naar niet-ingezetenen om ze
te informeren over de mogelijkheden voor COVID-19 vaccinatie in Nederland. Deze mailings
zijn verstuurd in de vijf meest gebruikte talen binnen deze groep: Pools, Roemeens,
Bulgaars, Engels en Spaans. De gegevens worden dus gebruikt, maar er wordt ook mee
geoefend in de zin dat de opgedane ervaringen worden gebruikt om voorzieningen en
processen te verbeteren. Bijvoorbeeld om fouten bij het invoeren van (buitenlandse)
e-mailadressen tegen te gaan.
Adviezen aanjaagteam o.l.v. dhr. Roemer
De leden van de SP-fractie vragen hoe de verbeterplannen van de Staatssecretaris zich
verhouden ten opzichte van de aanbevelingen van het aanjaagteam onder leiding van
Emile Roemer.
De verbeterplannen zijn in lijn met de aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming
arbeidsmigranten. Stap 1 van het verbeterplan en het door het amendement vervangen
experimenteerbesluit geven uitvoering aan aanbeveling 3.1B (Registreer contactgegevens
van arbeidsmigranten in de BRP) en 3.1.C (Registreer het feitelijke verblijfsadres).
Om het gewenste effect (zicht op verblijf arbeidsmigranten en tijdige inschrijving
als inwoner van Nederland) te bereiken wordt daarnaast een sluitend proces voor registratie
en bijhouding (actueel houden) van de gegevens ingericht. Daarin worden de aanbevelingen
van het Aanjaagteam meegenomen. Zie ook het antwoord op de vraag van de leden van
de D66-fractie hieronder.
De leden van de D66-fractie vragen of de Staatssecretaris nader wil ingaan op de aanvullende
adviezen van het aanjaagteam arbeidsmigranten op de registratie van arbeidsmigranten.
Zoals hierboven al genoemd wordt op advies van het Aanjaagteam een sluitend proces
voor registratie en bijhouding van de gegevens ingericht. Hierin worden de volgende
aanbevelingen meegenomen:
– Actieve zorgplicht voor werkgevers ten aanzien van registratie (aanbeveling 3.1.A).
– Gebruik signalen uit de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (aanbeveling 3.1.D).
– Toezicht op de registratie van arbeidsmigranten (3.1.F).
– Goede registratie is onderdeel van de certificering (3.1.E).
Daarnaast heeft het Aanjaagteam bij het thema Registratie twee aanbevelingen gedaan
met betrekking tot informatievoorziening en toegang tot digitale dienstverlening:
– RNI-loketten naast registratiepunt ook informatiepunt (3.2.A)
– Maak gebruik DigiD mogelijk (3.2.B)
Op 1 april 2021 heeft uw Kamer een rapportage ontvangen over de stand van zaken van
alle aanbevelingen van het Aanjaagteam (Kamerstuk 29 861, nr. 69.) Aan uw Kamer is door het kabinet een Jaarrapportage Arbeidsmigranten toegezegd.
Aan de eerste jaarrapportage wordt nu gewerkt. Streven is deze rapportage voor het
eerst eind 2021 aan te bieden. Deze rapportage zal alle aspecten omvatten uit het
advies en de ontwikkelingen op betrokken beleidsterreinen in samenhang presenteren,
waaronder dus ook het beleidsterrein BRP.
De leden vragen daarbij op welke manier de actieve zorgplicht van werkgevers ten aanzien
van registratie zou kunnen worden vormgegeven, en wat de stand van zaken is rond de
signalen uit de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit. Het aanjaagteam doet namelijk de
aanbeveling om deze signalen te gebruiken bij het versterken van toezicht op arbeidsmigratie.
Het kabinet heeft eerder aangegeven daar waar mogelijk al gehoor wordt gegeven aan
het advies van het aanjaagteam arbeidsmigranten. De leden vragen of dit deel van het
advies daar ook onder valt en wat de beoogde timing is voor het opvolgen van dit advies.
De wijze waarop de actieve zorgplicht van werkgevers tot stand kan gaan komen, is
nog niet bekend.
De leden vragen ook naar de stand van zaken rond de signalen uit de Landelijke Aanpak
Adreskwaliteit (LAA). Door LAA is een pilot gestart om samen met UWV datagedreven
en risicogericht een signaal te ontwikkelen. Dit signaal heet: Langdurig niet-ingezeten.
Langdurig niet-ingezetenen zijn personen, waaronder arbeidsmigranten, die wellicht
ten onrechte als niet-ingezetene staan geregistreerd in de BRP.
In 2020 is de proef van LAA opgeschaald naar twaalf gemeenten en dit jaar uitgebreid
naar dertig gemeenten. In 37% van de door gemeenten onderzochte gevallen blijkt er
inderdaad sprake te zijn van onjuiste registratie als niet-ingezetene in de BRP (mensen
zijn onterecht niet ingeschreven als ingezetene). LAA draagt zo bij aan een verbetering
van de registratie van arbeidsmigranten in de BRP.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe het stappenplan zich verhoudt tot het advies
van de Commissie Roemer om arbeidsmigranten als ingezetenen te registreren op het
feitelijk adres waar zij verblijven.
Arbeidsmigranten die naar verwachting langer dan vier maanden in Nederland verblijven,
moeten zich net als ieder ander op grond van de huidige Wet BRP uiterlijk op de vijfde
dag na aankomst in Nederland inschrijven bij de gemeente waar zij hun woonadres hebben.
Het stappenplan ziet daar niet op, omdat deze verplichting reeds bestaat. Wel wordt
gewerkt aan een handreiking voor gemeenten over hoe ze kunnen bevorderen dat in hun
gemeente verblijvende arbeidsmigranten die als niet-ingezetenen staan ingeschreven,
kunnen registreren als inwoner. Bovendien is het de bedoeling dat de voor niet-ingezetenen
geregistreerde tijdelijke verblijfsadressen en contactgegevens gebruikt gaan worden
om tijdige registratie als ingezetene te bevorderen.
Gegevensuitwisseling
De leden van de PvdA-fractie vragen of de plannen voorzien in een wettelijke grondslag
voor gegevensuitwisseling en bestandvergelijking tussen RNI, Belastingdienst, UWV,
gemeenten en DUO. Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De gegevens in de RNI (niet-ingezetenen registratie in de BRP) zijn al beschikbaar
voor genoemde overheidsorganisaties. Een wettelijke grondslag voor gegevensverstrekking
aan deze organisaties bestaat reeds op grond van de Wet BRP. Omgekeerd kunnen de Belastingdienst
en UWV (voor DUO geldt dit niet) ook gegevens over niet-ingezetenen in de RNI laten
opnemen of laten wijzigen (als aangewezen bestuursorgaan, zoals ik hiervoor schetste).
Onderdeel van het verbeterplan is dat nieuwe gegevens (over verblijfsadressen en contactgegevens)
verstrekt kunnen worden aan overheidsorganen die de gegevens nodig hebben.
Gegevensuitwisseling tussen bijvoorbeeld de Belastingdienst en UWV of DUO, vindt plaats
buiten de BRP om. De Wet BRP kan daarvoor geen grondslag bieden: uitwisseling tussen
die organisaties dient te worden getoetst aan de AVG, UAVG en sectorwetgeving.
Zorgvuldigheid
De leden van de SGP-fractie vragen of de snelheid waarmee ingrijpende wijzigingen
van de BRP nu plaatsvinden, met name het verankeren van contactgegevens, voldoende
recht doet aan de vereiste zorgvuldigheid. In hoeverre worden waar nodig het vrijwillige
traject en de experimentele aanpak benut om risico’s te voorkomen bij het verplicht
opnemen van contactgegevens van niet-ingezetenen?
Ik onderschrijf het belang van zorgvuldigheid. In juridische zin is de registratie
van contactgegevens (telefoonnummers en e-mailadressen) vrijwillig, ook op grond van
het aangenomen amendement van het lid Rajkowski c.s. blijft dat zo. Voorkomen moet
worden dat mensen zich überhaupt niet laten registreren in de BRP, omdat zij niet
wensen contactgegevens met de overheid te delen. De 19 gemeenten die zijn belast met
inschrijving van niet-ingezetenen hebben hierover instructie ontvangen. Ook als de
persoon geen tijdelijk verblijfsadres en contactgegevens kan of wil opgeven, kan de
persoon ingeschreven worden in de BRP.
De leden van de SGP-fractie vragen de Staatssecretaris ook om nader te duiden wat
de bedoeling is van het opnemen van de contactgegevens van niet-ingezetenen. Deze
leden lezen in de brief vooral voor betrokkenen positieve doelstellingen, zoals het
creëren van meer zicht en betere bescherming, maar zij constateren dat ook sprake
kan zijn van de noodzaak tot handhaving bij onwil om te registreren in strijd met
verplichtingen. Zij vragen hoe deze uitgangspunten zich tot elkaar verhouden en wat
dat betekent voor de communicatie richting niet-ingezetenen.
De leden van de SGP-fractie merken terecht op dat de registratie van contactgegevens
positieve doelstellingen heeft: het creëren van meer zicht en betere bescherming.
Zoals aangegeven in mijn vorige antwoord komen er voor niet-ingezetenen geen verplichtingen
om contactgegevens op te geven. Handhaving (op de naleving van een verplichting) is
hier dan ook niet aan de orde.
In de brief van 28 juni jl. heb ik op verzoek van uw Kamer echter wel een onafhankelijk
onderzoek toegezegd naar de vraag of het EU-recht mogelijkheden laat voor verplichte
registratie in de BRP van personen die kortdurend (korter dan vier maanden) in Nederland
verblijven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Martin Bosma, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
F.M.J. Hendrickx, adjunct-griffier