Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Tellegen over het artikel 'Zij moest naar België voor de abortus van haar ernstig gehandicapte kind, omdat artsen verzwegen dat het ook in Nederland kon'
Vragen van het lid Tellegen (VVD) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het artikel «Zij moest naar België voor de abortus van haar ernstig gehandicapte kind, omdat artsen verzwegen dat het ook in Nederland kon» (ingezonden 9 september 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 27 september
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Zij moest naar België voor de abortus van haar ernstig
gehandicapte kind, omdat artsen verzwegen dat het ook in Nederland kon» van 5 juni
2021?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dat artikel.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat Nederlandse vrouwen zich genoodzaakt zien naar België uit te
wijken voor een late zwangerschapsafbreking wanneer er ernstige afwijkingen bij hun
ongeboren kind geconstateerd zijn?
Antwoord 2
De Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging
bij pasgeborenen (hierna: Regeling LZA/LP) biedt juridische waarborgen voor artsen
die op grond van hun professionele norm samen met de vrouw en diens eventuele partner
besluiten tot een late zwangerschapsafbreking. Als de arts zich houdt aan de zorgvuldigheidseisen
zoals opgenomen in de Regeling LZA/LP, kan hij een beroep doen op de rechtvaardigingsgrond
van overmacht in de zin van noodtoestand (artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht).
Uiteraard kan een arts principiële bezwaren hebben om een late zwangerschapsafbreking
uit te voeren. In dat geval kan de arts gezien zijn zorgplicht de optie tot afbreking
benoemen en de betreffende vrouw doorverwijzen naar een andere zorgverlener of ziekenhuis.
Het is onwenselijk dat vrouwen zich in die situatie genoodzaakt zien om uit te wijken
naar het buitenland.
Vraag 3
Hoe verklaart u het feit dat er in Nederland sinds 2016 drie á vier meldingen per
jaar zijn gedaan van late zwangerschapsafbrekingen, terwijl in één ziekenhuis in Antwerpen
het aantal meldingen jaarlijks rond de 40 ligt?
Antwoord 3
Het is goed om te realiseren dat de abortusgrens in België op 12 weken na de conceptie
of 14 weken na de eerste dag van laatste menstruatie ligt. In België is dus al sprake
van een late zwangerschapsafbreking vanaf 12 weken na de conceptie of vanaf 14 weken
na de eerste dag van de laatste menstruatie. In Nederland wordt gerekend op basis
van het aantal weken na de eerste dag van de laatste menstruatie en is pas sprake
van een late zwangerschapsafbreking na 24 weken. Dit verschil geeft mogelijk een vertekend
beeld.
Ik ga ervanuit dat er weinig meldingen bij de beoordelingscommissie binnen komen,
omdat het niet vaak voorkomt dat ernstige afwijkingen pas na 24 weken ontdekt worden.
De prenatale screening is in de afgelopen jaren sterk verbeterd. Ik ken de casussen
die gemeld worden in België niet en kan daar niet over oordelen.
Ik verwacht meer inzicht in de oorzaak van het lage aantal meldingen te krijgen door
de evaluatie van de Regeling LZA/LP die op dit moment uitgevoerd wordt. De resultaten
van deze evaluatie worden in maart 2022 verwacht.
Vraag 4
Kunt u reflecteren op de stappen die zijn genomen naar aanleiding van de conclusie
uit de laatste evaluatie van de Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking
en levensbeëindiging bij pasgeborenen (LZA/LP) uit 2013 dat artsen zich onvoldoende
zeker voelen om een late zwangerschapsafbreking uit te voeren? Welke acties zijn ondernomen
en hebben deze tot verbetering van de Regeling late zwangerschapsbreking in Nederland
geleid? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Allereerst is de samenstelling van de beoordelingscommissie aangepast. De commissie
is uitgebreid met een arts en heeft nu zes leden, waarvan één rechtsgeleerde, één
deskundige inzake ethische of zingevingvraagstukken en vier artsen, afkomstig uit
ter zake doende disciplines. De voorzitter is op dit moment een gynaecoloog en met
deze benoeming is mede beoogd de drempel om te melden te verlagen.
Daarnaast is uit de evaluatie van de Regeling LZA/LP in 2013 een aantal knelpunten
naar voren gekomen, waaronder de onduidelijkheid over de zorgvuldigheidseisen ten
aanzien van late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen. In
februari 2016 is naar aanleiding hiervan de nieuwe Regeling LZA/LP in werking getreden.
De nieuwe regeling biedt zowel de beoordelingscommissie als de beroepsgroepen een
duidelijk kader, dat zoveel mogelijk aansluit bij de praktijk. De zorgvuldigheidseisen
zijn op onderdelen nader geformuleerd en de medische en juridische aspecten zijn verhelderd.
Tevens zijn de zorgvuldigheidseisen nu opgenomen in de regeling zelf in plaats van
in de toelichting.
De beoordelingscommissie LZA/LP heeft veel informatie over het melden van een late
zwangerschapsafbreking of levensbeëindiging bij pasgeborenen op haar website geplaatst.
Ook zijn op de website samenvattingen van geanonimiseerde oordelen van de commissie
te vinden. De commissie heeft tevens werkbezoeken aan verschillende ziekenhuizen gebracht.
Of deze acties tezamen geleid hebben tot meer vertrouwen in de regeling bij artsen
moet blijken uit de evaluatie van de Regeling LZA/LP.
Vraag 5
Klopt het dat Nederlandse artsen niet tot nauwelijks overgaan tot het uitvoeren van
een late zwangerschapsafbreking uit angst voor justitiële vervolging? Zijn er hier
verschillen met België?
Antwoord 5
Ik verwacht dat de evaluatie van de Regeling LZA/LP op deze vragen een antwoord kan
geven. Overigens is sinds het bestaan van de Regeling LZA/LP nog geen sprake geweest
van strafrechtelijke vervolging van een arts wegens late zwangerschapsafbreking.
In België zijn in 2018 de artikelen die bepaalden onder welke voorwaarden zwangerschapsafbreking
niet strafbaar was uit het Strafwetboek gehaald. In de Wet vrijwillige zwangerschapsafbreking
die in 2018 in werking is getreden zijn wel bepalingen opgenomen die zien op straffen
voor vrouwen en artsen die een zwangerschapsafbreking verrichten buiten de voorwaarden
uit de wet.
Vraag 6
Wat vindt u ervan dat Nederlandse artsen vanwege angst voor vervolging geen officiële
doorverwijzing naar een Belgische hulpverlener durven te geven, terwijl dit in 2013
al een belangrijke conclusie was uit de evaluatie?
Antwoord 6
Ik vind dit een onwenselijke situatie. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 7 en 8
Denkt u dat de huidige praktijk invloed heeft op het welzijn van vrouwen die de moeilijke
beslissing nemen hun zwangerschap in een laat stadium af te breken? Zo ja, op welke
manier? Zo nee, waarom niet?
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat vrouwen ondanks de wettelijke mogelijkheden
in Nederland voor een late zwangerschapsafbreking toch moeten uitwijken naar het buitenland?
Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7 en 8
Ik vind het onwenselijk dat deze vrouwen moeten uitwijken naar het buitenland gezien
de wettelijke mogelijkheden die er zijn in Nederland op het terrein van late zwangerschapsafbreking.
Ik ben ervan overtuigd dat een besluit tot een (late) zwangerschapsafbreking niet
lichtvaardig wordt genomen en dat het ondergaan van deze behandeling ingrijpend is.
Het behoort tot de zorgplicht van artsen deze vrouwen en hun eventuele partners in
te lichten over de mogelijkheden die er zijn in Nederland en hen te ondersteunen bij
het maken van een keuze en indien nodig door te verwijzen naar een andere zorgverlener
of ziekenhuis.
Vraag 9
Bent u voornemens actie te ondernemen om de huidige praktijk rondom late zwangerschapsafbreking
in Nederland te verbeteren? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Ik zal de resultaten van de evaluatie van de Regeling LAZ/LP afwachten, omdat ik dan
eventueel gericht actie kan ondernemen in samenspraak met de beroepsgroep.
Vraag 10
Kunt u deze vragen beantwoorden vóórdat de resultaten van de evaluatie van de LZA/LP
naar de Kamer worden gestuurd?
Antwoord 10
Ja, zie de beantwoording hierboven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.