Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Leijten over de inzet van ministeries tijdens politieke campagnes van bewindspersonen
Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Minister-President over de inzet van ministeries tijdens politieke campagnes van bewindspersonen (ingezonden 1 juli 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Minister-President (ontvangen 24 september 2021).
Vraag 1 t/m 6
Deelt u de mening dat indien een Minister ook lijsttrekker of partijleider is, dit
twee verschillende functies zijn? Zo nee, waarom niet?1,
2
Zijn er richtlijnen of algemene afspraken voor ministeries hoe er omgegaan moet worden
met politieke activiteiten van Ministers die geen rechtstreeks verband houden met
het ministerschap? Zo ja, welke zijn deze richtlijnen? Zo nee, waarom niet?
Door wie wordt er een inschatting gemaakt of een Minister ergens als Minister verschijnt
of als partijleider?
Gelden er strengere voorwaarden rondom optredens in verkiezingstijd? Zo nee, bent
u bereid die op te stellen? Zo ja, welke?
Is er iets aangepast in de regels en afspraken rondom de inzet van ambtenaren voor
partijpolitieke aangelegenheden sinds 2011?3
Vindt u het gerechtvaardigd dat er ambtenaren, betaald door gemeenschapsgeld, worden
ingezet voor partijpolitieke aangelegenheden van Ministers? Zo ja, waarom?
Antwoord 1 t/m 6
Het Nederlandse staatsbestel heeft als uitgangspunt een neutraal ambtelijk apparaat
met een politieke leiding. Dat betekent dat ministeries kunnen worden geleid door
politici die vaak daarnaast een belangrijke rol vervullen binnen hun partij. Het komt
regelmatig voor dat partijleiders zitting hebben in het kabinet.
Hoewel de posities van partijleider en bewindspersoon gescheiden functies zijn, zijn
er situaties denkbaar waarbij de aard of de timing van een activiteit het maken van
onderscheid tussen beide functies bemoeilijkt. Een bewindspersoon krijgt op het podium
van zijn politieke partij veelvuldig te maken met zaken waar hij als bewindspersoon
voor verantwoordelijk is. Een Kamerbrief uit 2011 van mijn ambtsvoorganger Donner
maakt inzichtelijk hoe de ambtelijke neutraliteit kan worden geborgd:4
«Omdat een Minister als hij in het openbaar spreekt altijd ook als Minister spreekt,
moet hij bij de voorbereiding van zijn spreekbeurten altijd aanspraak kunnen maken
op deskundige ambtelijke ondersteuning, ongeacht het publiek en ongeacht het kader
waarin de spreekbeurt plaatsvindt.»
Dat betekent dat de inzet van ambtenaren zonder meer is toegestaan wanneer een bijdrage
de eenheid van het kabinetsbeleid bevordert en voor zover een bewindspersoon ingaat
op beleidsinhoudelijke onderwerpen die vallen binnen het terrein van het ministerie.
De brief vervolgt:
«Die ondersteuning dient dus bij verkiezingsbijeenkomsten dezelfde te zijn als in
andere gevallen. Voor de meer partijpolitieke passages die een Minister eventueel
in zijn spreekbeurt wil opnemen, dient hij echter zelf te zorgen, eventueel met hulp
van zijn politiek assistent of van anderen binnen zijn politieke partij. Als deze
taakverdeling consequent wordt aangehouden, blijven de verhoudingen zuiver.»
Deze brief van mijn ambtsvoorganger is op dit punt nog altijd van toepassing. Deze
lijn vormt eveneens het uitgangspunt op social media. Ministers zijn zelf verantwoordelijk
hierin een zorgvuldige afweging te maken. De belangrijkste kaders waarbinnen die afweging
plaatsvindt zijn het Reglement van Orde van ministerraad (laatst gewijzigd op 24 oktober
2011) en de Uitgangspunten overheidscommunicatie (laatste versie dateert van 11 april
2017).
Daarnaast is er sinds 2015 de Gedragscode Integriteit Rijk die in meer algemene zin
ingaat op de integriteitswaarden die leidend zijn voor ambtenaren. Onafhankelijkheid
en onpartijdigheid zijn belangrijke integriteitswaarden die in de Gedragscode zijn
opgenomen. Die komen in het geding wanneer ambtenaren zich in de uitoefening van hun
functie mengen in partijpolitiek. De laatste versie van de Gedragscode dateert van
2019.
Bovenstaande uitgangspunten gelden onverkort, zowel in verkiezingstijd als daarbuiten.
Vraag 7
Is er specifiek beleid voor privégebruik van de sociale media accounts van Ministers?
Zo ja, kunt u dit openbaar maken?5
Antwoord 7
Ja, de openbare notitie «Bewindslieden op sociale media» beschrijft welke varianten
van sociale media-accounts door bewindspersonen gebruikt (kunnen) worden. Bewindspersonen
kunnen bij aantreden zelf kiezen naar welke variant hun voorkeur uitgaat. De ruimte
voor ambtelijke ondersteuning is afhankelijk van de gekozen variant. De varianten
zijn:
1. «Corporate»: volledige ambtelijke ondersteuning, geen partijpolitieke berichten.
2. «Hybride»: gedeelde ambtelijke ondersteuning, ook partijpolitieke berichten.
3. «Persoonlijk»: Geen ambtelijke ondersteuning.
In lijn met de «Uitgangspunten Overheidscommunicatie» geven de drie varianten eveneens
duidelijkheid over het afzenderschap van berichten. Op hybride accounts wordt eventuele
partijpolitieke content geplaatst door de partij, de politiek assistent of de bewindspersoon
zelf. De ambtelijke ondersteuning beperkt zich tot het vervaardigen en plaatsen van
content die betrekking heeft op het ambt.
Partijpolitieke inhoud dient op hybride accounts expliciet als zodanig herkenbaar
gemaakt te worden, bijvoorbeeld door achter het betreffende bericht #[partij] te plaatsen.
Bewindspersonen zijn zelf verantwoordelijk voor het naleven van deze richtlijnen op
hun sociale media-accounts.
Voor meer informatie over de uitwerking van de verschillende niveaus van ambtelijke
ondersteuning verwijs ik u naar de openbare notitie: www.communicatierijk.nl/documenten/publicaties/2021/03/08/bewindslieden…
Vraag 8
Hoe is het mogelijk dat sociale media accounts zowel door een politieke partij als
door een ministerie beheerd worden? Bent u het eens dat dit onduidelijk en onwenselijk
is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Nee, zoals beschreven in de beantwoording op vraag 7 zijn er verschillende manieren
waarop bewindslieden hun sociale media-accounts kunnen inzetten en beheren. Bewindspersonen
zijn zelf verantwoordelijk voor het naleven van de richtlijnen op hun sociale media-accounts.
Daarnaast maken zij een eigenstandige afweging of (en op welke wijze) zij hun privéaccount
willen inzetten op het moment dat zij bewindspersoon zijn geworden.
Vraag 9
Hoe wordt er omgegaan met het gebruik van ministeries in tijden van verkiezingen als
uitvalsbasis, of plaats van strategisch overleg, voor campagne-activiteiten?
Antwoord 9
Er zijn geen regels die specifiek betrekking hebben op het gebruik van overheidsmiddelen
voor partijdoeleinden. Met privégebruik van representatieve overheidsruimten dient
terughoudend te worden omgegaan.6 Ministers dienen hierin zelf een zorgvuldige afweging te maken.
Vraag 10
Welke cijfers gebruikt u nu uit de notulen van de ministerraad blijkt dat u de waarderingscijfers
voor dit kabinet belangrijk vindt om te analyseren en te betrekken in overwegingen?
Door wie wordt dit gemeten en houden (communicatie-)medewerkers van ministeries zich
hiermee bezig?7
Antwoord 10
Waarderingscijfers voor het kabinet kunnen in algemene zin worden gebaseerd op meerdere
openbare onderzoeken. Bijvoorbeeld opiniepanels zoals EenVandaag en De Hond, onderzoek
uitgevoerd door commerciële onderzoeksbureaus zoals Ipsos en I&O en onderzoek door
het SCP zoals het periodieke Continue Onderzoek Burgerperspectieven. De uitkomsten
van deze onderzoeken dragen bij aan de wijze waarop communicatiemedewerkers zich een
algemeen beeld vormen van de relevante thema’s die spelen in de maatschappij.
Vraag 11
Hoeveel communicatiemedewerkers houden zich bezig met beeldvorming over het kabinet
en de Ministers?
Antwoord 11
Overheidscommunicatie dient primair over beleid en/of organisatie te gaan. Op departementen
wordt vanzelfsprekend nagedacht over de wijze waarop een communicatieboodschap effectief
kan worden overgebracht. Het profiel van een bewindspersoon kan daarbij een secundaire
rol spelen, bijvoorbeeld in de keuze voor een bepaald medium of de toonzetting van
de communicatie. Overheidscommunicatie wordt in lijn met de «Uitgangspunten overheidscommunicatie»
nooit gericht op persoonlijke «imagebuilding» van bewindspersonen of andere overheidsfunctionarissen
en dienen nooit een partijpolitiek belang.
Vraag 12
Gaat het hierbij om een duidelijk beeld te krijgen van wat er speelt in de samenleving
of om beïnvloeding van de beeldvorming?
Antwoord 12
Het hoofddoel van de communicatie van de rijksoverheid is te voldoen aan het recht
van de burger op communicatie en informatie van de rijksoverheid en het ondersteunen
van goed democratisch bestuur. Het accent ligt op de openbaarmaking en verduidelijking.
Onderzoek, monitoring en analyse zijn voor de overheid van wezenlijk belang om gevoel
te houden met wat er in een samenleving speelt.
Vraag 13
Vindt u het wenselijk dat Ministers of uzelf in de media optreden waarbij journalistieke
uitgangspunten als objectiviteit en onafhankelijkheid niet worden toegepast? Kunt
u uw antwoord toelichten?
Antwoord 13
Nederland kent een pluriform journalistiek landschap waarin het beleid van de rijksoverheid
vanuit verschillende perspectieven wordt belicht. Media gaan zelf over de toepassing
van journalistieke grondbeginselen zoals onafhankelijkheid en objectiviteit. Het is
niet aan de overheid om over de toepassing daarover een waardeoordeel te vellen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
M. Rutte, minister-president
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.