Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 916 Wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ter implementatie van Europese regelgeving over het Europees strafregisterinformatiesysteem
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
A. Algemeen deel
1. Inleiding
Voorliggend voorstel van wet strekt tot implementatie van nieuwe Europese regelgeving
over het Europees strafregisterinformatiesysteem (hierna: Ecris), namelijk:
– Verordening (EU) 2019/816 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019
tot invoering van een gecentraliseerd systeem voor de vaststelling welke lidstaten
over informatie beschikken inzake veroordelingen van onderdanen van derde landen en
staatlozen (Ecris-TCN) ter aanvulling van het Europees Strafregisterinformatiesysteem
en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1726 (PbEU 2019, L 135; hierna: Ecris-TCN-verordening);
en
– Richtlijn (EU) 2019/884 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot
wijziging van Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad, betreffende de uitwisseling van
informatie over onderdanen van derde landen en betreffende het Europees Strafregisterinformatiesysteem
(Ecris), en ter vervanging van Besluit 2009/316/JBZ van de Raad (PbEU 2019, L 151;
hierna: Ecris-richtlijn).
Daartoe voorziet dit wetsvoorstel in wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke
gegevens (hierna: Wjsg). Ter implementatie van voornoemde Europese regelgeving wordt
tevens een wijzigingsregeling voorbereid van het Besluit justitiële en strafvorderlijke
gegevens (hierna: Bjsg). De transponeringstabellen zijn opgenomen in onderdeel C van
deze memorie van toelichting. De implementatie dient uiterlijk 28 juni 2022 te zijn
afgerond.
Het uitgangspunt bij de implementatie van de Ecris-TCN-verordening en Ecris-richtlijn
is zuivere implementatie van de Europese regelgeving. Bij dit wetsvoorstel zijn geen
andere regels opgenomen dan noodzakelijk voor de implementatie.
De reden van bestaan van Ecris is gelegen in de doelstelling dat justitiële gegevens
betreffende de in de lidstaten van de Europese Unie uitgesproken veroordelingen buiten
de lidstaat van veroordeling in aanmerking worden genomen bij nieuwe strafrechtelijke
procedures. Eerdere Europese regelgeving over Ecris hield onvoldoende rekening met
onderdanen van derde landen, waaronder onderdanen van de Europese Unie die ook de
nationaliteit van een derde land bezitten, staatlozen en personen wier identiteit
niet bekend is. Via Ecris kunnen ook over onderdanen van derde landen justitiële gegevens
wederzijds worden doorgegeven, maar dat verloopt omslachtig omdat daartoe telkens
elke lidstaat van de Europese Unie dient te worden bevraagd. Voor onderdanen van een
lidstaat van de Europese Unie geldt namelijk dat de lidstaat van nationaliteit alle
justitiële gegevens over in de Europese Unie uitgesproken veroordelingen bewaart.
Voor onderdanen van een derde land ontbreekt een referentielidstaat. De nieuwe Europese
regelgeving over Ecris houdt met name verband met de instelling van Ecris-TCN. Met
behulp van Ecris-TCN kan een lidstaat onmiddellijk en efficiënt nagaan welke lidstaten
beschikken over justitiële gegevens van een onderdaan van een derde land. Na het gebruik
van Ecris-TCN kan een lidstaat gericht om de doorgifte van die justitiële gegevens
verzoeken via Ecris.
2. Implementatiewetgeving
Deze paragraaf bevat een toelichting op de te implementeren Ecris-TCN-verordening
en Ecris-richtlijn. Omwille van de toegankelijkheid volgt eerst een toelichting op
het reeds in 2012 geïmplementeerde Ecris-kaderbesluit. Daarna volgt een toelichting
op de te implementeren Ecris-TCN-verordening en Ecris-richtlijn.
Ecris-kaderbesluit
Ecris is ingesteld bij Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009
betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister
tussen de lidstaten (PbEU 2009, L 93; hierna Ecris-kaderbesluit). Het Ecris-kaderbesluit
is in 2012 omgezet in het Bjsg (Stb. 2012, 130).
Ecris, het Europees strafregisterinformatiesysteem, bestaat uit een elektronisch systeem
voor de wederzijdse doorgifte van justitiële gegevens tussen de centrale autoriteiten
van de lidstaten. De centrale autoriteit in Nederland betreft de Justitiële informatiedienst.
Ecris betreft een decentraal informatiesysteem. Een decentraal informatiesysteem houdt
in dat justitiële gegevens uitsluitend zijn opgeslagen in een informatiesysteem van
een lidstaat. Op hoofdlijnen werkt Ecris als volgt. De lidstaat waar een onderdaan
van een andere lidstaat is veroordeeld, deelt de justitiële gegevens over die veroordeling
mee aan de lidstaat waarvan de veroordeelde de nationaliteit heeft. De lidstaat van
nationaliteit bewaart de ontvangen justitiële gegevens. Zodoende is geborgd dat de
justitiële documentatie in de lidstaat van nationaliteit volledig is met betrekking
tot in de Europese Unie uitgesproken veroordelingen. Indien een lidstaat justitiële
gegevens behoeft over een onderdaan van een andere lidstaat van de Europese Unie,
behoeft die lidstaat slechts de lidstaat van nationaliteit te bevragen. De lidstaat
van nationaliteit beschikt immers over de volledige justitiële documentatie van diens
onderdanen. Dat laat overigens onverlet dat de lidstaat van veroordeling voor nationale
doeleinden justitiële gegevens over in die lidstaat uitgesproken veroordelingen mag
bewaren.
Ecris was onvoldoende ingericht op onderdanen van een derde land. Een lidstaat die
justitiële gegevens behoefde over een onderdaan van een derde land, diende een verzoek
daartoe te sturen aan alle lidstaten. Ten aanzien van onderdanen van een derde land
bestond immers geen decentrale opslag van de hun betreffende justitiële gegevens in
een van de lidstaten, zoals dat bestond ten aanzien onderdanen van een lidstaat van
de Europese Unie in de lidstaat van nationaliteit. Dat gebrek genereerde hoge uitvoeringslasten.
De uitvoeringslasten bestonden voor de verzoekende lidstaat uit het aan alle lidstaten
sturen van een verzoek en het afwachten van een antwoord daarop. De uitvoeringslasten
bestonden voor de aangezochte lidstaat uit het beantwoorden van de verzoeken die dus
telkens aan alle lidstaten werden verstuurd. Vanwege de hoge uitvoeringslasten werd
weinig gebruik gemaakt van Ecris ten aanzien van onderdanen van een derde land.
Ecris-TCN-verordening
Naar aanleiding van vorenstaande problematiek deed de Europese Commissie in 2017 een
voorstel tot invoering van een gecentraliseerd systeem voor de vaststelling welke
lidstaten over informatie beschikken inzake veroordelingen van onderdanen van derde
landen en staatlozen ter aanvulling en ondersteuning van het Europees strafregisterinformatiesysteem
(COM/2017/0344). Dat voorstel leidde tot de totstandkoming van de Ecris-TCN-verordening.
Bij de Ecris-TCN-verordening is Ecris-TCN ingesteld en zijn regels gegeven over het
gebruik daarvan. Ecris-TCN bestaat uit een centraal informatiesysteem waarin identiteitsgegevens
van in de Europese Unie veroordeelde onderdanen van een derde land worden opgeslagen.
Ook bestaat Ecris-TCN uit een nationaal centraal toegangspunt in elke lidstaat en
een bijbehorende communicatie-infrastructuur en interfacesoftware. Ecris-TCN wordt
beheerd door eu-LISA. Ecris-TCN betreft een systeem om vast te stellen welke lidstaten
beschikken over informatie over eerdere veroordelingen van onderdanen van een derde
land. Het doel van het gebruik van Ecris-TCN is om informatie over die eerdere veroordelingen
te verkrijgen via Ecris. Een lidstaat die justitiële gegevens behoeft over een persoon
kan aldus via Ecris-TCN vaststellen welke lidstaten beschikken over justitiële gegevens
van die persoon, en vervolgens die justitiële gegevens via Ecris verkrijgen bij de
desbetreffende lidstaat of lidstaten. Onder onderdanen van een derde land worden tevens
verstaan onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie die ook de nationaliteit
van een derde land bezitten, staatlozen en personen wier nationaliteit niet bekend
is.
De centrale autoriteit van iedere lidstaat creëert voor elke veroordeelde onderdaan
van een derde land een gegevensbestand in het centrale informatiesysteem van Ecris-TCN.
Het gegevensbestand bevat de achternaam, voornaam of voornamen, geboortedatum, geboorteplaats,
nationaliteit of nationaliteiten, geslacht, en eventuele vroegere namen. Daarnaast
bevat het gegevensbestand vingerafdrukken indien de onderdaan van een derde land is
veroordeeld tot een gevangenisstraf van ten minste zes maanden of voor een strafbaar
feit waarop naar het recht van de lidstaat van veroordeling een gevangenisstraf van
twaalf maanden of meer is gesteld. Een lidstaat heeft beleidsruimte om ook gezichtsopnamen
van veroordeelden toe te voegen aan het gegevensbestand. De Nederlandse regering heeft
besloten geen gezichtsopnamen van veroordeelden toe te voegen. Elk gegevensbestand
wordt in het centrale informatiesysteem opgeslagen zolang de justitiële gegevens over
de veroordelingen van de betrokkene in het nationale strafregister worden opgeslagen.
De centrale autoriteit van iedere lidstaat maakt gebruik van Ecris-TCN indien in de
betrokken lidstaat wordt verzocht om justitiële gegevens over die persoon ten behoeve
van de strafrechtspleging. De centrale autoriteit kan ook gebruikmaken van Ecris-TCN
indien in de betrokken lidstaat wordt verzocht om justitiële gegevens voor andere
doeleinden, mits zulks is geregeld bij het nationale recht van de desbetreffende lidstaat.
Ecris-richtlijn
De Ecris-richtlijn strekt tot enkele wijzigingen van het Ecris-kaderbesluit. Die wijzigingen
zien met name op de wederzijdse doorgifte van informatie over veroordelingen van onderdanen
van derde landen via Ecris. Zo wordt geregeld dat de lidstaten de nationaliteit of
nationaliteiten van de veroordeelde registreren, en wordt geregeld dat een door een
onderdaan van een derde land opgevraagd uittreksel uit de justitiële documentatie
wordt aangevuld met justitiële gegevens uit andere lidstaten. Daarnaast zien de wijzigingen
op de procedures voor het beantwoorden van verzoeken om justitiële gegevens en op
technische wijzigingen.
3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
In deze paragraaf worden de drie hoofdonderdelen van het wetsvoorstel toegelicht.
Ter implementatie van de Ecris-TCN-verordening en Ecris-richtlijn beoogt het wetsvoorstel
regels te geven over het gebruik van Ecris-TCN; het gebruik van Ecris; en het recht
op een uittreksel. De overige onderdelen van het wetsvoorstel betreffen het invoegen
van drie begrippen aan de begripsbepalingen (artikel I, onderdeel A), een gewijzigde
grondslag voor het ter beschikking stellen van justitiële gegevens aan de bevoegde
autoriteit van een andere lidstaat (artikel I, onderdeel C), en enkele technische
wijzigingen (artikel I, onderdelen D, E, G tot en met M en artikel II). Voor een toelichting
op die onderdelen zij verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.
Het gebruik van Ecris-TCN (artikel I, onderdeel B; artikel 2a, eerste lid, van de
Wjsg)
Ecris-TCN wordt gebruikt om vast te stellen welke lidstaten van de Europese Unie beschikken
over justitiële gegevens over een onderdaan van een derde land en een onderdaan van
een lidstaat van de Europese Unie die tevens de nationaliteit van een derde land bezit.
Het doel van die vaststelling is om die justitiële gegevens te verkrijgen via Ecris.
Onder een onderdaan van een derde land verstaat de Ecris-TCN-verordening tevens een
staatloze of een persoon wier nationaliteit niet bekend is.
Het voorgestelde artikel 2a schrijft voor dat Ecris-TCN wordt gebruikt met het oog
op (a) een verzoek van de betrokkene om hem betreffende justitiële gegevens als bedoeld
in artikel 18; en (b) een veiligheidsonderzoek in verband met werving of vrijwillige
activiteiten waarbij er sprake is van rechtstreeks en geregeld contact met kinderen,
nadat betrokkene een aanvraag heeft gedaan om afgifte van een verklaring omtrent het
gedrag. Het gebruik van Ecris-TCN voor die doelen is verplicht op grond van Europees
recht. Ten aanzien van het doel, bedoeld in onderdeel a, geldt die verplichting op
grond van artikel 25 van de Ecris-TCN-verordening in combinatie met artikel 7, eerste
lid, laatste alinea, van de Ecris-TCN-verordening. Ten aanzien van het doel, bedoeld
in onderdeel b, geldt die verplichting op grond van artikel 10, tweede lid, van Richtlijn
2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding
van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en
ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PbEU 2011, L 335) in combinatie
met artikel 7, eerste lid, laatste alinea, van de Ecris-TCN-verordening. Voorts zal
Ecris-TCN worden gebruikt met het oog op de strafrechtspleging (een strafrechtelijke
procedure tegen een persoon). Dit laatste volgt rechtstreeks uit artikel 7, eerste
lid, van de Ecris-TCN-verordening. Artikel 7, eerste lid, van de Ecris-TCN geeft de
nationale wetgever de ruimte om te regelen dat Ecris-TCN ook wordt gebruikt door de
centrale autoriteit voor andere doelen. Omdat in dit implementatiewetsvoorstel geen
andere regels zijn opgenomen dan voor de implementatie noodzakelijk zijn, voorziet
dit wetsvoorstel niet in het gebruik van Ecris-TCN voor andere doelen. Het gebruik
van Ecris-TCN voor de doelen genoemd in het voorgestelde artikel 2a geldt aldus dat
het gebruik van Ecris-TCN verplicht is op grond van het Europees recht.
Het gebruik van Ecris (artikel I, onderdeel B; artikel 2a, tweede lid, van de Wjsg)
Ecris wordt gebruikt om de centrale autoriteit van een andere lidstaat van de Europese
Unie te verzoeken om justitiële gegevens over een betrokkene. Een verzoek zal veelal
worden gericht aan de centrale autoriteit van de lidstaat van nationaliteit van de
betrokkene of aan de centrale autoriteit van de lidstaat waarvan door middel van het
gebruik van Ecris-TCN is vastgesteld dat die lidstaat over justitiële gegevens van
de betrokkene beschikt. Het voorgestelde artikel 2a, tweede lid, schrijft voor dat
Ecris wordt gebruikt met het oog op de in het eerste lid genoemde doelen.
Omwille van de overzichtelijkheid volgt hierna een tabel. De tabel drukt naar de nationaliteit
van de betrokkene uit in welke gevallen justitiële documentatie wordt geraadpleegd,
Ecris wordt gebruikt en Ecris-TCN wordt gebruikt.
raadpleging justitiële documentatie
– betrokkene is onderdaan van Nederland
raadpleging justitiële documentatie en bevraging Ecris
– betrokkene is onderdaan van Nederland en ook onderdaan van een andere lidstaat van
de Europese Unie
– betrokkene is onderdaan van een andere lidstaat van de Europese Unie
raadpleging justitiële documentatie, raadpleging Ecris-TCN en, indien bij raadpleging
van Ecris-TCN een hit volgt, bevraging Ecris
– betrokkene is onderdaan van Nederland en ook onderdaan van een derde land
– betrokkene is onderdaan van een andere lidstaat van de Europese Unie en ook onderdaan
van een derde land
– betrokkene is onderdaan van een derde land
– betrokkene is staatloos
– nationaliteit van betrokkene is onbekend
Voorts verdient toelichting waarom op het niveau van de formele wet, en niet bij gedelegeerde
regelgeving, de doelen worden vastgelegd waarvoor Ecris-TCN en Ecris worden gebruikt.
Artikel 2 van de Wjsg geeft de grondslag voor het verwerken van justitiële gegevens.
Ingevolge dat artikel worden justitiële gegevens verwerkt ten behoeve van een goede
strafrechtspleging. Op grond van artikel 3, vierde tot en met het zesde lid, van de
Wjsg kunnen justitiële gegevens worden verwerkt voor een ander doel dan waarvoor zij
zijn verkregen. Het doel waarvoor justitiële gegevens zijn verkregen betreft de strafrechtspleging.
Aldus kunnen justitiële gegevens pas voor een ander doel dan de strafrechtspleging
worden verwerkt, indien die justitiële gegevens voorafgaand aan die doelafwijkende
verwerking worden verwerkt ten behoeve van de strafrechtspleging.
De Ecris-TCN-verordening en het Ecris-kaderbesluit, zoals gewijzigd door de Ecris-richtlijn,
staan toe dat Ecris-TCN en Ecris overeenkomstig het nationaal recht rechtstreeks voor
een ander doel worden gebruikt dan de strafrechtspleging. Artikel 2 van de Wjsg geeft
daarvoor geen grondslag. Ingevolge dat artikel worden justitiële gegevens immers uitsluitend
verkregen ten behoeve van de strafrechtspleging. Pas nadat justitiële gegevens zijn verkregen voor de strafrechtspleging, kunnen die justitiële
gegevens op de voet van artikel 3, vierde tot en met het zesde lid, van de Wjsg voor
een ander doel worden verwerkt. Het gebruik van Ecris-TCN en Ecris voor een ander
doel dan de strafrechtspleging vereist dus, naast artikel 2 van de Wjsg, een nieuwe
grondslag voor het verwerken van justitiële gegevens. In de Wjsg behoren de verwerkingsgrondslagen
tot de hoofdelementen van de regeling. Om die reden wordt het opportuun geacht om
de andere doelen waarvoor Ecris-TCN en Ecris worden gebruikt en waarvoor – rechtstreeks,
dus zonder dat zij voor de strafrechtspleging opgevraagd zijn – een verzoek om justitiële
gegevens aan de centrale autoriteit van een andere lidstaat wordt gedaan, te regelen
bij wet en op gelijke voet met het vigerende doel van het verwerken van justitiële
gegevens.
Het recht op een uittreksel (artikel I, onderdeel F; artikel 18 van de Wjsg)
Het voorgestelde gewijzigde artikel 18 van de Wjsg geeft de betrokkene het recht om
op diens schriftelijk verzoek een uittreksel, in de wet een overzicht genoemd, te
verkrijgen van hem betreffende justitiële gegevens. Dit recht is nieuw en komt te
bestaan in plaats van het bestaande recht op inzage op grond van het geldende artikel
18, eerste lid, van de Wjsg. De aanleiding voor het introduceren van dit recht is
gelegen in artikel 6 van het Ecris-kaderbesluit, zoals gewijzigd door de Ecris-richtlijn.
Het derde lid van dat artikel schrijft voor dat de centrale autoriteit van een lidstaat
op verzoek van een onderdaan van een andere lidstaat, de centrale autoriteit van de
lidstaat waarvan hij de nationaliteit heeft, verzoekt om diens justitiële gegevens,
en deze opneemt in het aan de betrokkene te verstrekken uittreksel. Het derde lid-bis
van dat artikel schrijft een overeenkomstige verplichting voor bij een verzoek van
een onderdaan van een derde land, met dien verstande dat de centrale autoriteit diens
justitiële gegevens niet verzoekt bij het land waarvan hij de nationaliteit heeft,
doch uitsluitend bij de centrale autoriteit van de lidstaten die over betrokkene betreffende
justitiële gegevens beschikken. Het geldende artikel 18, eerste lid, van de Wjsg voorziet
in een recht op inzage, hetgeen geen recht op het ontvangen van een uittreksel inhoudt.
Om uitvoering te kunnen geven aan genoemde voorschriften uit het Ecris-kaderbesluit,
zoals gewijzigd door de Ecris-richtlijn, wordt voorgesteld het in artikel 18, eerste
lid, opgenomen recht op inzage te vervangen door het recht op een uittreksel.
Het recht op een uittreksel betreft een recht van de betrokkene in de zin van hoofdstuk
III van de Richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging. Evenals ten aanzien
van de andere rechten van de betrokkene is het recht op een uittreksel geregeld bij
wet en niet bij gedelegeerde regelgeving.
4. Verhouding tot hoger recht
In deze paragraaf wordt de verhouding van voorliggend wetsvoorstel tot de Grondwet
en tot de door Nederland geratificeerde verdragen toegelicht.
Verhouding tot de Grondwet
Dit wetsvoorstel geeft regels over het verwerken van persoonsgegevens. Persoonsgegevens
die in het kader van dit wetsvoorstel worden verwerkt, worden verwerkt zonder toestemming
van de betrokkene. Daarmee raakt het wetsvoorstel het bepaalde in artikel 10, eerste
lid, van de Grondwet. In artikel 10, eerste lid, van de Grondwet staat dat een ieder
recht heeft op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, behoudens bij of krachtens
de wet te stellen beperkingen. Een inbreuk op een grondrecht is gerechtvaardigd indien
die inbreuk is toegestaan bij de Grondwet. Artikel 10, eerste lid, van de Grondwet
staat toe dat bij of krachtens de wet een inbreuk wordt gemaakt op het recht op eerbiediging
van de persoonlijke levenssfeer. Die inbreuk is in dit geval noodzakelijk omdat die
inbreuk dient ter uitvoering van Europese regelgeving. Ook is de inbreuk in dit geval
proportioneel omdat de inbreuk niet verder gaat dan noodzakelijk om uitvoering te
kunnen geven aan de in paragraaf 1 genoemde Europese voorschriften.
In artikel 10, tweede lid, van de Grondwet staat dat de wet regels stelt ter bescherming
van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van de
persoonsgegevens. In artikel 10, derde lid, van de Grondwet staat dat de wet regels
stelt inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens
en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige
gegevens. Ten aanzien van het vewerken van justitiële gegevens is aan die verplichtingen
in de Wjsg reeds voldaan. Titel 2, afdeling 1, geeft regels over onder meer het vastleggen
van justitiële gegevens; titel 2, afdeling 2, geeft regels over het verstrekken van
justitiële gegevens; en titel 2, afdeling 3, geeft regels over de rechten van de betrokkene,
waaronder het recht op kennisneming en het recht op rectificatie. Dit wetsvoorstel
introduceert enkele nieuwe bepalingen die verband houden met artikel 10, tweede en
derde lid, van de Grondwet. Het voorgestelde artikel 2a geeft regels over het vastleggen
van justitiële gegevens; het voorgestelde artikel 16 geeft regels over het verstrekken
van justitiële gegevens; en het voorgestelde artikel 18 geeft regels over het recht
op het verkrijgen van een uittreksel van de betrokkene betreffende justitiële gegevens.
Verhouding tot de door Nederland geratificeerde verdragen
Het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer is ook vastgelegd in artikel
8 van het EVRM, artikel 17 van het IVBPR en artikelen 7 en 8 van het EU-handvest.
Ten aanzien van artikel 8 van het EVRM geldt op hoofdlijnen het volgende. Artikel
8, eerste lid, van het EVRM geeft een ieder recht op respect voor zijn privéleven,
zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. Volgens rechtspraak
van het EHRM raakt het verwerken van persoonsgegevens door het openbaar gezag het
recht op respect voor het privéleven. Een inbreuk op dat recht is op de voet van artikel
8, tweede lid, van het EVRM toegestaan indien die inbreuk is voorzien bij de wet,
een legitiem doel dient, en noodzakelijk is in een democratische samenleving. Onderhavig
wetsvoorstel voldoet aan die voorwaarden. De inbreuk is voorzien bij de wet. Daarvoor
is van belang dat de desbetreffende bepalingen in het wetsvoorstel duidelijk, voorzienbaar
en voldoende toegankelijk zijn. Voorts dient de inbreuk een legitiem doel, namelijk
het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten. Het doel van de implementatiewetgeving
is immers dat gegevens betreffende de in de lidstaten van de Europese Unie uitgesproken
veroordelingen buiten de lidstaat van veroordeling in aanmerking worden genomen in
het kader van nieuwe strafrechtelijke procedures alsook ter voorkoming van nieuwe
strafbare feiten. En ten slotte is de inbreuk noodzakelijk in een democratische samenleving.
Daarvoor is van belang dat de inbreuk niet verder gaat dan noodzakelijk is om te voldoen
aan voornoemd doel.
Artikel 17 van het IVBPR stelt, voor zover in verband met tot dit wetsvoorstel relevant,
dat niemand mag worden onderworpen aan willekeurige of onwettige inmenging in zijn
privéleven. Te dien aanzien wordt opgemerkt dat onderhavig wetsvoorstel geen ruimte
laat voor een willekeurige inmenging en voorziet in een wettelijke grondslag voor
de noodzakelijke verwerkingen van persoonsgegevens. Artikelen 7 en 8 van het EU-handvest
geven eenieder het recht op eerbiediging van zijn privéleven en bescherming van zijn
persoonsgegevens. Ter uitvoering van die rechten zijn reeds adequate regels gegeven
in de Wjsg.
5. Verhouding tot nationale regelgeving
In de verhouding van voorliggend wetsvoorstel tot nationale regelgeving is met name
van belang de verhouding van het wetsvoorstel tot de Richtlijn gegevensbescherming
opsporing en vervolging, zoals omgezet in de Wjsg, en de Algemene verordening gegevensbescherming.
In dit hoofdstuk wordt die verhouding nader toegelicht.
De Richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging is van toepassing op de verwerking
van persoonsgegevens door bevoegde nationale autoriteiten met het oog op de voorkoming,
het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging
van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van bedreigingen
voor de openbare veiligheid. De Algemene verordening gegevensbescherming is van toepassing
op de verwerking van persoonsgegevens door nationale autoriteiten indien die verwerking
niet onder de Richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging valt. Zulks geldt
ook voor het verwerken van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van de
Ecris-TCN-verordening en de Ecris-richtlijn (overweging 35 van de Ecris-TCN-verordening
en overweging 12 van de Ecris-richtlijn).
De bij dit wetsvoorstel voorgestelde bepalingen ter implementatie van de Ecris-TCN-verordening
en Ecris-richtlijn worden opgenomen in de Wjsg. Op de voorgestelde bepalingen is de
Richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging van toepassing, zoals geïmplementeerd
in – voor zover in dit verband van belang – de Wjsg (Stb. 2018, 401). Het verwerken van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van de Ecris-TCN-verordening
en Ecris-richtlijn valt immers onder het toepassingsgebied van de Richtlijn gegevensbescherming
opsporing en vervolging. De Algemene verordening gegevensbescherming komt in het hierna
genoemde geval in beeld. Op grond van de Wjsg worden persoonsgegevens verstrekt aan
derden. Het doel waarvoor die derde persoonsgegevens verwerkt is relevant. Indien
dat doel buiten het toepassingsgebied valt van de Richtlijn gegevensbescherming opsporing
en vervolging, is op de verdere verwerking met het oog op dat doel de Algemene verordening
gegevensbescherming van toepassing. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de Justitiële
informatiedienst Ecris gebruikt met het oog op een veiligheidsonderzoek in verband
met werving of vrijwillige activiteiten waarbij er sprake is van rechtstreeks en geregeld
contact met kinderen, nadat betrokkene een aanvraag heeft gedaan om afgifte van een
verklaring omtrent het gedrag. Op dat gebruik van Ecris door de Justitiële informatiedienst
is de Richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging van toepassing. Dat geldt
ook voor het verstrekken van justitiële gegevens door de Justitiële informatiedienst
aan Justis. Justis is op zijn beurt belast met de behandeling van de aanvraag om een
verklaring omtrent het gedrag. Het verwerken van persoonsgegevens voor dat doel valt
buiten het toepassingsgebied van de Richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging
waardoor op die verwerking de Algemene verordening gegevensbescherming van toepassing
is.
6. Uitvoering
In deze paragraaf wordt ingegaan op de uitvoeringsaspecten van het wetsvoorstel. Met
het oog op de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel heeft de Justitiële informatiedienst
een uitvoeringstoets opgesteld. Met het oog op de regels van het gegevensbeschermingsrecht
is een gegevensbeschermingseffectbeoordeling opgesteld.
Uitvoeringstoets
De Justitiële informatiedienst is in Nederland belast met de uitvoering van de Ecris-TCN-verordening
en de Ecris-richtlijn. Daartoe is de Justitiële informatiedienst aangewezen als centrale
autoriteit. Bij de uitvoering van de Ecris-TCN-verordening maakt de Justitiële informatiedienst
een kanttekening. De Justitiële informatiedienst merkt op dat in de Basisregistratie
personen sinds 2014 niet langer naast de Nederlandse nationaliteit een tweede of volgende
nationaliteit wordt geregistreerd. Op grond van artikel 5 van de Ecris-TCN-verordening
is de Justitiële informatiedienst evenwel gehouden de nationaliteit of nationaliteiten
van veroordelingen te registreren in een gegevensbestand in Ecris-TCN. De regering
ziet in dat de Justitiële informatiedienst in een voorkomend geval dat de betrokkene
beschikt over meer dan één nationaliteit slechts een tweede nationaliteit kan invoeren
in een gegevensbestand in Ecris-TCN indien de Justitiële informatiedienst via een
andere weg op de hoogte is van die tweede nationaliteit. Behoudens die kanttekeningen
wordt geen beletsel verwacht bij de uitvoering van de Ecris-TCN-verordening, de Ecris-richtlijn
of onderhavig wetsvoorstel. In de uitvoeringstoets zijn de financiële gevolgen in
kaart gebracht verbonden aan de beoogde uitvoering van de Ecris-TCN-verordening, Ecris-richtlijn
en onderhavig wetsvoorstel. Aan die financiële gevolgen wordt gerelateerd in paragraaf
8.
Gegevensbeschermingseffectbeoordeling
In de gegevensbeschermingseffectbeoordeling concludeert de verwerkingsverantwoordelijke
dat met de beoogde uitvoering van de Ecris-TCN-verordening, Ecris-richtlijn en onderhavig
wetsvoorstel aan de regels van het gegevensbeschermingsrecht wordt voldaan. De verwerkingsverantwoordelijke
meent dat de bescherming van de persoonsgegevens van de betrokkenen goed is gewaarborgd.
Opgemerkt wordt dat Nederland verplicht is de Ecris-TCN-verordening en Ecris-richtlijn
uit te voeren. Ook wordt opgemerkt dat onderhavig wetsvoorstel en de beoogde uitvoering
niet verder reiken dan noodzakelijk voor de implementatie van de Europese regelgeving.
7. Toezicht en handhaving
De bij dit wetsvoorstel voorgestelde bepalingen worden geïntroduceerd in de Wjsg.
Alle voorgestelde bepalingen hebben betrekking op het verwerken van justitiële gegevens.
Op grond van artikel 27 van de Wjsg is de Autoriteit persoonsgegevens belast met toezicht
op de naleving op het verwerken van justitiële gegevens overeenkomstig het bij en
krachtens de Wjsg bepaalde.
8. Financiële gevolgen
De uitvoering van de Ecris-TCN-verordening en Ecris-richtlijn heeft financiële gevolgen
voor de Justitiële informatiedienst. Voor het ontwikkelen en het beheer van de benodigde
systemen en werkstromen worden deze geraamd op 1,296 miljoen euro aan incidentele
kosten en 200.000 euro aan jaarlijkse, structurele kosten. Vanwege de verwachtte inwerkingtreding
in medio 2022 zijn de structurele kosten voor dit jaar op 50.000 euro geraamd. Daarnaast
brengt de Ecris-TCN-verordening nieuwe uitvoeringslasten met zich mee voor de Autoriteit
persoonsgegevens. Deze zijn gezamenlijk met de nieuwe EES-, ETIAS-, SIS- en Interoperabiliteitsverordeningen
geraamd op 1,4 miljoen euro aan jaarlijkse, structurele kosten en 132.000 euro aan
incidentele kosten. De middelen voor de Autoriteit persoonsgegevens zullen gefaseerd
worden toegekend, in lijn met de implementatie van de verschillende verordeningen
en richtlijn. Alle bovengenoemde kosten zullen worden gedekt vanuit de begroting van
het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
9. Advies en consultatie1
Bij de ambtelijke voorbereidingen van dit wetsvoorstel zijn de uitvoeringsorganisaties
betrokken. Omdat dit wetsvoorstel dient ter zuivere implementatie van Europese regelgeving
is dit wetsvoorstel vervolgens niet in consultatie gebracht. Een uitzondering daarop
is gemaakt voor de Autoriteit persoonsgegevens. Een concept van dit wetsvoorstel is
ter consultatie voorgelegd aan de Autoriteit persoonsgegevens. De Autoriteit persoonsgegevens
heeft geen opmerkingen gemaakt bij het concept. Wel wees zij erop dat aan de uitvoering
van de Europese regelgeving over Ecris ook financiële gevolgen verbonden zijn voor
haar als nationaal toezichthoudende instantie. Aan die financiële gevolgen wordt gerelateerd
in paragraaf 8.
10. Overgangsrecht en inwerkingtreding
De implementatie van de Ecris-TCN-verordening en Ecris-richtlijn dient uiterlijk 28 juni
2022 te zijn afgerond. Beoogd wordt dat dit wetsvoorstel, gelijktijdig met een wijzigingsregeling
van het Bjsg, op die datum in werking treedt.
B. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A
Dit artikel introduceert twee begripsbepalingen. Het eerste begrip betreft het begrip
centrale autoriteit. Het begrip centrale autoriteit wordt reeds bepaald in het Bjsg.
Omdat dat begrip voorkomt in het voorgestelde artikel 2a, wordt voorgesteld dat begrip
op eenzelfde wijze op te nemen in de Wjsg. Het tweede begrip betreft het begrip Ecris-TCN.
Bij de omschrijving van het begrip Ecris-TCN wordt verwezen naar artikel 4, eerste
lid, van de Ecris-TCN-verordening. Ecris-TCN (het Europees strafregisterinformatiesysteem-derdelanders)
betreft iets anders dan Ecris, namelijk een specifieke aanvulling op Ecris (het Europees
strafregisterinformatiesysteem).
Artikel I, onderdeel B
Artikel 2a, eerste lid
Dit artikel geeft regels voor het gebruik van Ecris-TCN. Artikel 7, eerste lid, van
de Ecris-TCN-verordening schrijft voor dat de centrale autoriteit Ecris-TCN gebruikt
ten behoeve van de strafrechtspleging (een strafrechtelijke procedure tegen een persoon)
of voor een ander doel, mits het gebruik voor dat andere doel is voorzien bij en in
overeenstemming is met het nationaal recht. Het gebruik ten behoeve van de strafrechtspleging
geschiedt aldus op grond van de Ecris-TCN-verordening. Het gebruik ten behoeve van
een ander doel geschiedt overeenkomstig de Ecris-TCN-verordening krachtens nationaal
recht. Uit het voorgestelde artikel 2a, eerste lid, volgt dat de centrale autoriteit
Ecris-TCN – naast ten behoeve van de strafrechtsrechtspleging – gebruikt ten behoeve
van (a) een verzoek van de betrokkene om hem betreffende justitiële gegevens als bedoeld
in artikel 18 of (b) een veiligheidsonderzoek in verband met werving of vrijwillige
activiteiten waarbij er sprake is van rechtstreeks en geregeld contact met kinderen,
nadat betrokkene een aanvraag heeft gedaan om afgifte van een verklaring omtrent het
gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wjsg. De bepaling is verplichtend geformuleerd.
Het gebruik van Ecris-TCN voor genoemde doelen is namelijk verplicht op grond van
Europees recht. Voor een nadere toelichting op dit artikel wordt verwezen naar paragraaf
3 van het algemeen deel van de memorie van toelichting.
Artikel 2a, tweede lid
Dit artikellid regelt ten behoeve van welke doelen de centrale autoriteit van een
andere lidstaat wordt verzocht om justitiële gegevens over een persoon. De doelen
zijn gelijk aan de doelen ten behoeve waarvoor Ecris-TCN wordt gebruikt. Voorts zij
toegelicht dat artikel 2a, tweede lid, evenals artikel 2a, eerste lid, verplichtend
is geformuleerd. Hierboven is de reden daarvoor toegelicht ten aanzien van de doelen,
bedoeld in onderdelen a en b. Het doen van een verzoek ten behoeve van de strafrechtspleging
is eveneens verplicht op grond van Europees recht, namelijk op grond van artikel 3,
eerste lid, van Kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad van 24 juli 2008 betreffende
de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden
met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie (PbEU 2008, L 220). Voor
een nadere toelichting op dit artikellid wordt verwezen naar paragraaf 3 van het algemeen
deel van de memorie van toelichting.
Artikel 2a, derde lid
Dit artikellid bevat een delegatiegrondslag voor het stellen van nadere regels bij
een algemene maatregel van bestuur voor het doen van een verzoek om de doorgifte van
justitiële gegevens aan de centrale autoriteit van andere lidstaten van de Europese
Unie en over de ontvangst daarvan vanuit andere lidstaten van de Europese Unie. De
Ecris-TCN-verordening en de Ecris-richtlijn bevatten voorschriften die zich naar hun
aard lenen voor opname in een algemene maatregel van bestuur. Voor een overzicht van
die voorschriften zij verwezen naar de transponeringstabellen zoals opgenomen in onderdeel
C van deze memorie van toelichting. Het huidige artikel 16, tweede lid, van de Wjsg
bevat reeds een delegatiegrondslag voor het stellen van nadere regels bij algemene
maatregel van bestuur over de ontvangst van justitiële gegevens vanuit een andere
lidstaat van de Europese Unie. Ter wille van de overzichtelijkheid van de wet is die
delegatiegrondslag verplaatst naar en samengevoegd in onderhavig artikellid. Voor
een nadere toelichting op dit artikellid wordt verwezen naar paragraaf 3 van het algemeen
deel van de memorie van toelichting.
Artikel I, onderdeel C
Het voorgestelde artikel 16 van de Wjsg bevat twee wijzigingen ten opzichte van het
vigerende artikel 16 van de Wjsg. Het voorgestelde artikel 16, tweede lid, van de
Wjsg is nieuw en regelt dat justitiële gegevens kunnen worden ter beschikking gesteld
ten behoeve van andere doelen dan de strafrechtspleging aan de bevoegde autoriteit
(waaronder vanzelfsprekend de centrale autoriteit) van een andere lidstaat. Het Bjsg
gaf daarover reeds regels, doch een algemene regel daartoe in de Wjsg ontbrak. Nu
het Ecris-kaderbesluit, zoals gewijzigd door de Ecris-richtlijn, voorschrijft dat
de centrale autoriteit van een lidstaat justitiële gegevens aan de bevoegde autoriteit
van een andere lidstaat kan verstrekken ten behoeve van andere doelen dan de strafrechtspleging,
bestaat daarin een aanleiding om in een grondslag daartoe in de formele wet te voorzien.
In het Bjsg kunnen die doelen nader worden bepaald. Daarnaast is, zoals toegelicht
in de artikelsgewijze toelichting op het voorgestelde artikel 2a, derde lid, van de
Wjsg, de delegatiebepaling voor het stellen van nadere regels over de ontvangst van
justitiële gegevens vanuit andere lidstaten van de Europese Unie verplaatst naar dat
artikel.
Artikel I, onderdeel F
Het voorgestelde artikel 18 van de Wjsg geeft de betrokkene het recht om op diens
schriftelijk verzoek een uittreksel, in het wetsvoorstel een overzicht genoemd, te
verkrijgen van hem betreffende justitiële gegevens. Dit recht is nieuw en vervangt
het bestaande recht op inzage op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wjsg. De
reden voor de introductie van dit recht is toegelicht in paragraaf 3 van het algemeen
deel van de memorie van toelichting. De termijn waarbinnen de Minister van Justitie
en Veiligheid gehouden is uitsluitsel te geven over de al dan niet verwerking van
de betrokkene betreffende justitiële gegevens is verlengd van vier weken naar zes
weken. De reden daarvoor is gelegen in de antwoordtermijnen, bedoeld in artikel 8
van het Ecris-kaderbesluit, zoals gewijzigd door de Ecris-richtlijn. Alvorens uitsluitsel
kan worden gegeven zal de Justitiële informatiedienst Ecris-TCN en soms ook Ecris
gebruiken. De centrale autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie beantwoordt
een verzoek binnen twintig werkdagen na de datum van ontvangst van een verzoek. In
dat licht is de bestaande termijn van vier weken te kort en wordt voorgesteld die
termijn te verlengen naar zes weken.
Artikel I, onderdelen D, E, en G tot en met M, en artikel II
Deze artikelen behelzen uitsluitend technische wijzigingen. Het geldende artikel 18,
eerste en tweede lid, van de Wjsg bevat regels over het recht op inzage. Dat artikel
is in de Wjsg en het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing verklaard
ten aanzien van andersoortige persoonsgegevens dan justitiële gegevens. Het voorgestelde
artikel 18, dat een recht op een uittreksel inhoudt, dient niet te gelden ten aanzien
van die andersoortige persoonsgegevens. Te dien aanzien blijft uitsluitend het reeds
bestaande recht op een inzage bestaan. De technische wijzigingen regelen dat onderscheid.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
C. Transponeringstabellen
Ecris-TCN-verordening
Bepaling EU-regelgeving
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling
Omschrijving beleidsruimte
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte
Artikel 1 (Algemene bepalingen)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 2 (Toepassingsgebied)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 3 (Definities)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 4 (Technische architectuur van Ecris-TCN)
Rechtstreekse werking volstaat
Een lidstaat gebruikt de Ecris-referentie-implementatie of de nationale Ecris-implementatiesoftware.
Nederland maakt gebruik van de Ecris-referentie-implementatie.
Artikel 5 (Invoer van gegevens in Ecris-TCN)
Rechtstreekse werking volstaat
Een lidstaat kan de namen van ouders van veroordeelden en gezichtsopnamen van veroordeelden
aan het gegevensbestand toevoegen.
Nederland voegt geen namen van ouders van veroordeelden en gezichtsopnamen van veroordeelden
toe aan het gegevensbestand.
Artikel 6 (Gezichtsopnamen)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 7 (Gebruik van Ecris-TCN om vast te stellen welke lidstaten over strafregistergegevens
beschikken)
Artikel 2a van de Wjsg (nieuw)
Ecris-TCN wordt gebruikt ten behoeve van de strafrechtspleging en kan daarnaast worden
gebruikt voor andere doeleinden indien geregeld bij nationaal recht.
Bij het voorstel van wet zijn geen andere regels opgenomen dan noodzakelijk voor de
implementatie.
Artikel 8 (Bewaringstermijn van opgeslagen gegevens)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 9 (De wijziging en het wissen van gegevens)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 10 (Vaststelling van uitvoeringshandelingen door de Commissie)
Gericht op de Commissie
Artikel 11 (Ontwikkeling en operationeel beheer van Ecris-TCN)
Gericht op eu-LISA en de Commissie
Artikel 12 (Verantwoordelijkheden van de lidstaten)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 13 (Verantwoordelijkheid voor het gebruik van gegevens)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 14 (Toegang voor Eurojust, Europol en het EOM)
Gericht op Eurojust, Europol en het EOM
Artikel 15 (Toegang voor gemachtigd personeel van Eurojust, Europol en het EOM)
Gericht op Eurojust, Europol en het EOM
Artikel 16 (Verantwoordelijkheden van Eurojust, Europol en het EOM)
Gericht op Eurojust, Europol en het EOM
Artikel 17 (Contactpunt voor derde landen en internationale organisaties)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 18 (Verstrekken van informatie aan een derde land, internationale organisatie
of particuliere partij)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 19 (Beveiliging van gegevens)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 20 (Aansprakelijkheid)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 21 (Interne monitoring)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 22 (Sancties)
Artikel 272 van het WvSr
Artikel 23 (Verwerkingsverantwoordelijke en verwerker)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 24 (Doel van de verwerking van persoonsgegevens)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 25 (Recht op inzage, rectificatie, wissen en de beperking van verwerking)
Eerste tot en met het derde lid: Rechtstreekse werking volstaat; vierde lid: Artikel
23, eerste lid, van de Wjsg; vijfde lid: Artikel 23, tweede lid, van de Wjsg
Artikel 26 (Samenwerking om de eerbiediging van gegevensbeschermingsrechten te waarborgen)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 27 (Rechtsmiddelen)
Artikel 23 van de Wjsg
Artikel 28 (Toezicht door de nationale toezichthoudende instanties)
Artikel 27, eerste lid, van de Wjsg; artikelen 5:16, 5:17 en 5:20 van de Awb
Artikel 29 (Toezicht door de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming
Gericht op de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming en eu-LISA
Artikel 30 (Samenwerking tussen de nationale toezichthoudende instanties en de Europese
Toezichthouder voor gegevensbescherming)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 31 (Bijhouden van logbestanden)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 32 (Gebruik van gegevens voor verslagen en statistieken)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 33 (Kosten)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 34 (Kennisgevingen)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 35 (Invoer van gegevens en ingebruikneming)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 36 (Controle en evaluatie)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 37 (Uitoefening van de delegatie)
Gericht op de Commissie, het Europees Parlement en de Raad
Artikel 38 (Comitéprocedure)
Gericht op de Commissie
Artikel 39 (Adviesgroep)
Gericht op eu-LISA
Artikel 40 (Wijzigingen van Verordening (EU) 2018/1726
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 41 (Omzetting en overgangsmaatregelen)
Rechtstreekse werking volstaat
Artikel 42 (Inwerkingtreding)
Rechtstreekse werking volstaat
Ecris-richtlijn
Bepaling EU-regelgeving
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling
Omschrijving beleidsruimte
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte
Artikel 1, eerste lid (wijzigt artikel 1 – doel)
Behoeft naar zijn aard geen omzetting in regelgeving
Artikel 1, tweede lid (wijzigt artikel 2 – definities)
Artikel 1 van het Bjsg (nog aanpassen)
Artikel 1, derde lid (wijzigt artikel 4, eerste lid – verplichtingen van de lidstaat
van veroordeling)
Artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van het Bjsg (nog aanpassen)
Artikel 1, vierde lid (wijzigt artikel 6, derde lid – verzoek om gegevens over veroordelingen)
Artikelen 16, tweede lid, en 18, derde lid, van de Wjsg, en een nader te ontwerpen
nieuw artikel in het Bjsg
Artikel 1, vierde lid (voegt in artikel 6 een derde lid bis toe – verzoek om gegevens
over veroordelingen)
Artikelen 16, tweede lid, en 18, derde lid, van de Wjsg, en een nader te ontwerpen
nieuw artikel in het Bjsg
Artikel 1, vijfde lid (wijzigt artikel 7, vierde lid – antwoord op een verzoek om
gegevens over veroordelingen)
Behoeft naar zijn aard geen omzetting in regelgeving
Artikel 1, vijfde lid (voegt in artikel 7 een vierde lid bis toe – antwoord op een
verzoek om gegevens over veroordelingen)
Artikel 36, eerste lid en derde lid, van het Bjsg
Artikel 1, zesde lid (wijzigt artikel 8, tweede lid – antwoordtermijnen)
Artikel 16, tweede lid, van de Wjsg en een nader te ontwerpen nieuw artikel in het
Bjsg
Artikel 1, zevende lid (wijzigt artikel 9 – voorwaarden voor het gebruik van persoonsgegevens)
Artikelen 36 en 39 van het Bjsg
Artikel 1, achtste lid (wijzigt artikel 11, eerste lid – formaat en andere regelingen
inzake het organiseren en faciliteren van de uitwisseling van gegevens inzake veroordelingen)
Artikel 6, eerste lid, van het Bjsg
De centrale autoriteit deelt de volgende gegevens mee indien zij voorhanden zijn:
(i) vingerafdrukken van de betrokkene, (ii) voor zover van toepassing, pseudoniemen
of bijnamen, en (iii) gezichtsopnamen.
Nederland stelt via Ecris geen (i) vingerafdrukken van de betrokkene, (ii) voor zover
van toepassing, pseudoniemen of bijnamen, en (iii) gezichtsopnamen ter beschikking.
Artikel 1, achtste lid (wijzigt artikel 11, derde lid – formaat en andere regelingen
inzake het organiseren en faciliteren van de uitwisseling van gegevens inzake veroordelingen)
Een nader te ontwerpen nieuw artikel in het Bjsg
Artikel 1, achtste lid (wijzigt artikel 11, vierde lid – formaat en andere regelingen
inzake het organiseren en faciliteren van de uitwisseling van gegevens inzake veroordelingen)
Behoeft naar zijn aard geen omzetting in regelgeving
Artikel 1, achtste lid (wijzigt artikel 11, vijfde lid – formaat en andere regelingen
inzake het organiseren en faciliteren van de uitwisseling van gegevens inzake veroordelingen)
Behoeft naar zijn aard geen omzetting in regelgeving
Artikel 1, negende lid (voegt artikel 11bis, eerste lid, toe – Europees strafregisterinformatiesysteem
(Ecris)
Behoeft naar zijn aard geen omzetting in regelgeving
Artikel 1, negende lid (voegt artikel 11bis, tweede lid, toe – Europees strafregisterinformatiesysteem
(Ecris)
Behoeft naar zijn aard geen omzetting in regelgeving
Artikel 1, negende lid (voegt artikel 11bis, derde lid, toe – Europees strafregisterinformatiesysteem
(Ecris)
Behoeft naar zijn aard geen omzetting in regelgeving
Artikel 1, negende lid (voegt artikel 11bis, vierde lid, toe – Europees strafregisterinformatiesysteem
(Ecris)
Behoeft naar zijn aard geen omzetting in regelgeving
Artikel 1, negende lid (voegt artikel 11bis, vijfde lid, toe – Europees strafregisterinformatiesysteem
(Ecris)
Gericht op de Commissie. Behoeft geen omzetting in regelgeving
Artikel 1, negende lid (voegt artikel 11bis, zesde lid, toe – Europees strafregisterinformatiesysteem
(Ecris)
Gericht op eu-LISA. Behoeft geen omzetting in regelgeving
Artikel 1, negende lid (voegt artikel 11bis, zevende lid, toe – Europees strafregisterinformatiesysteem
(Ecris)
Behoeft naar zijn aard geen omzetting in regelgeving
Artikel 1, negende lid (voegt artikel 11bis, achtste lid, toe – Europees strafregisterinformatiesysteem
(Ecris)
Behoeft naar zijn aard geen omzetting in regelgeving.
Een lidstaat gebruikt de Ecris-referentie-implementatie of de nationale Ecris-implementatiesoftware.
Nederland maakt gebruik van de Ecris-referentie-implementatie.
Artikel 1, negende lid (voegt artikel 11ter toe – uitvoeringshandelingen)
Gericht op de Commissie. Behoeft geen omzetting in regelgeving
Artikel 1, tiende lid (voegt artikel 12 bis toe – comitéprocedure)
Gericht op de Commissie. Behoeft geen omzetting in regelgeving
Artikel 1, elfde lid (voegt artikel 13bis toe – verslaglegging door Commissie en evaluatie)
Gericht op de Commissie. Behoeft geen omzetting in regelgeving
Artikel 2 (vervanging van Besluit 2009/316/JBZ)
Behoeft naar zijn aard geen omzetting in regelgeving
Artikel 3 (omzetting)
Behoeft naar zijn aard geen omzetting in regelgeving
Artikel 4 (inwerkingtreding en toepassing)
Behoeft naar zijn aard geen omzetting in regelgeving
Artikel 5 (adressaten)
Behoeft naar zijn aard geen omzetting in regelgeving
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.