Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over radicale ideeën voor een nieuwe bestuurscultuur
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Minister-President over radicale ideeën voor een nieuwe bestuurscultuur (ingezonden 15 september 2021).
Antwoord van Minister Rutte (Algemene Zaken), mede namens Minister van Sociale Zaken
            en Werkgelegenheid, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Minister
            voor Rechtsbescherming en Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
            (ontvangen 21 september 2021).
         
Vraag 1
            
Herinnert u zich dat u in mei zei dat u radicale ideeën had voor een nieuwe bestuurscultuur?
Antwoord 1
            
Ja. Zie ook het antwoord op vraag 20.
Vraag 2
            
Bent u ervan op de hoogte dat onder de naam «Een nieuw sociaal contract» verschillende
               voorstellen gedaan zijn voor meer macht en tegenmacht en dat u naar aanleiding van
               het rapport «Ongekend Onrecht» een aantal voorstellen en beloftes gedaan heeft?
            
Antwoord 2
            
Ja. Het eindverslag van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
               (POK) leidde tot een schokgolf in ambtelijk en bestuurlijk Nederland. Er is een breed
               gedeeld gevoel dat dit nooit had mogen gebeuren en nooit meer mag gebeuren. De kabinetsreactie
               op het rapport «Ongekend onrecht» en het daaropvolgende debat hebben geleid tot bijna
               90 acties om deze problemen aan te pakken en zo het geschade vertrouwen van de burger
               in de overheid terug te winnen. Het kabinet wil niet het beeld schetsen dat met een
               aantal goedgerichte acties de koers al is bijgestuurd. De afgelopen maanden lieten
               zien dat de dialoog over het functioneren van de overheid en het veranderen van de
               bestuurscultuur nog maar net begonnen is. Dit geldt voor de verschillende departementen,
               uitvoeringsorganisaties, het kabinet, het parlement en ook voor de rechterlijke macht.
               Het is cruciaal dat deze dialoog de komende periode verder gaat. De voorstellen in
               «een nieuw sociaal contract» kunnen een bijdrage leveren aan het publieke debat.
            
Vraag 3
            
Deelt u de mening dat het gepast is dat dit kabinet voorafgaand aan de Algemene Politieke
               Beschouwingen een korte tussenstand geeft over een aantal moties en toezeggingen op
               dat terrein zodat bekend is wat de stand van zaken is?
            
Antwoord 3
            
De Algemene Politieke Beschouwingen is het debat dat traditioneel volgt op de indiening
               van de miljoenennota en zich doorgaans richt op de hoofdlijnen van het kabinetsbeleid
               voor het komende jaar. Het staat de deelnemende Kamerleden vrij om alle onderwerpen
               die zij van belang achten aan de orde te stellen. In de brief van 29 juni 2021 en
               de daarbij behorende bijlage1 heeft het kabinet kort voor de zomer een stand van zaken gegeven van de acties voortkomend
               uit de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend Onrecht».Voor zover bij onderstaande
               vragen behoefte blijkt aan een nadere stand van zaken ga ik hier graag op in.
            
Vraag 4, 5 en 6
            
Herinnert u zich dat de Kamer in januari 2020 de gewijzigde motie-Omtzigt/Bruins aannam
               die de regering verzocht samen met o.a. de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
               (WRR) en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) een code of
               standaard te ontwikkelen voor onderzoek van de overheid naar de overheid en daar in
               te gaan op o.a. opdrachtverlening, onafhankelijkheid, inzagerecht, correctierecht,
               publicatierecht en recht van de Kamer op het horen van de onderzoekers, en die voor
               oktober 2021 voor te leggen aan de Kamer?2
Heeft het kabinet overleg gehad met de WRR en KNAW over een dergelijke code of standaard?
               Zo ja, wanneer?
            
Is het kabinet in staat om voor 1 oktober 2021 een code of standaard aan de Kamer
               voor te leggen?
            
Antwoord 4, 5 en 6
            
Het overleg met de WRR en de KNAW heeft 16 september jl. plaatsgevonden.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal begin oktober
               de Kamer per separate brief informeren over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven
               aan deze motie.
            
Vraag 7 en 8
            
Herinnert u zich dat u toezegde dat er voor 1 juli 2021 een «regeringscommissaris
               informatiehuishouding» zou zijn?
            
Wanneer is of wordt de regeringscommissaris aangesteld en wat zal haar of zijn mandaat
               zijn en bent u bereid dit mandaat aan de Kamer voor te leggen?
            
Antwoord 7 en 8
            
In de bijlage3 bij de brief van 29 juni 2021 over de stand van zaken van de acties voortkomend uit
               de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend Onrecht» is toegelicht dat het streven
               om de regeringscommissaris al op 1 juli te laten starten te optimistisch is gebleken.
            
Gelet op de complexiteit van het bestuurlijke speelveld, de komst van nieuwe actoren
               zoals het adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding en de versterking van
               bestaande actoren als de inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed, is meer tijd nodig
               voor de verkenning van een werkzame taakafbakening. De Staatssecretaris van Binnenlandse
               Zaken en Koninkrijksrelaties zal de uitkomsten van deze verkenning voor het einde
               van het jaar naar de Kamer sturen.
            
De werkzaamheden gericht op de realisatie van het generiek actieplan Open op Orde
               worden in de tussentijd verricht door een kwartiermaker en het inmiddels ingerichte
               programmabureau.
            
Vraag 9
            
Herinnert u zich de motie Kuik c.s die in april 2021 is aangenomen met onder andere
               het dictum: «verzoekt de regering, binnen een jaar wetsvoorstellen in te dienen om
               artikel 120 van de Grondwet te schrappen en om een kaderwet toezicht in te dienen
               die onafhankelijkheid van toezichthouders borgt»?4
Antwoord 9
            
Ja.
Vraag 10
            
Kunt u aangeven welke voorbereidende handelingen verricht zijn voor het wetsvoorstel
               om artikel 120 van de Grondwet te laten vervallen (of ten minste het toetsingsverbod)
               en wanneer dat wetsvoorstel in consultatieversie zal verschijnen en wanneer indiening
               bij de Raad van State en bij de Tweede Kamer gepland is?
            
Antwoord 10
            
In het debat van 29 april 2021 waarin deze motie is ingediend heb ik aangegeven dat
               het niet aan het huidige kabinet is om deze motie te appreciëren. De uitvoering van
               de motie is aan het volgende kabinet.
            
In dit verband wil ik wel opmerken dat het niet in de rede ligt om – zoals in de motie
               wordt gevraagd – eerst te volstaan met de indiening van een wetsvoorstel om artikel
               120 van de Grondwet te schrappen en pas op een later moment de uitwerking van de grondwettelijke
               toetsing ter hand te nemen. Dit vergt een geïntegreerde afweging van principiële en
               praktische gevolgen en het ligt in de rede dat een volgend kabinet dit in één grondwetgevingstraject
               ter hand zal nemen.
            
Vraag 11
            
Kunt u aangeven welke voorbereidende handelingen verricht zijn voor het wetsvoorstel
               kaderwet toezicht en wanneer dat wetsvoorstel in consultatieversie zal verschijnen
               en wanneer indiening bij de Raad van State en bij de Tweede Kamer gepland is?
            
Antwoord 11
            
De brede evaluatie van organisatiekaders voor rijksorganisaties op afstand moet worden
               beschouwd als voorbereidende handelingen. Het eindrapport ontvangt u nog dit jaar
               via de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze evaluatie
               legt de basis voor een nieuwe visie op het verlenen en borgen van de twee vormen van
               zelfstandigheid waar het in de kaders voor organisaties op afstand, zoals inspecties,
               om draait: zelfstandigheid in de taakuitoefening en zelfstandigheid in de bedrijfsvoering
               of een combinatie van beide. Het opstellen van die toekomstvisie is aan het nieuwe
               kabinet, maar wordt nu al parallel aan de brede evaluatie ambtelijk voorbereid.
            
Het kabinet kent de wens van de Kamer om spoedig te komen tot een wettelijke regeling
               specifiek voor de inspecties. De adviezen van de staatscommissie parlementair stelsel
               en de Raad van State benadrukken echter het belang van een meer integraal kaderstelsel.
               De Aanwijzingen inzake de rijksinspecties maken hier onderdeel van uit. In de nieuwe
               visie zal nadrukkelijk ook aandacht zijn voor de hierin te maken keuzes, waarbij ook
               de vraag hoort of de veronderstelling juist is dat een formele wet bijdraagt aan de
               gewenste onafhankelijke taakuitoefening door de rijksinspecties.
            
Vraag 12
            
Herinnert u zich dat in januari 2021 de motie-Omtzigt c.s met algemene stemmen is
               aangenomen en dat die de regering verzocht om met behulp van een externe partij –
               bijvoorbeeld de Ombudsman – een onderzoek uit te voeren met als doel een doorlichting
               van andere wetten en regelingen waar hetzij de wet, hetzij de uitvoering hardvochtige
               effecten heeft op groepen burgers, en hierbij gebruik te maken van reeds bestaande
               onderzoeken? Herinnert u zich dat de regering ook werd verzocht in ieder geval te
               laten kijken naar de Participatiewet, het Persoonsgebonden budget (PGB) en de wetten
               die door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) worden uitgevoerd
               en om een voorstel voor een dergelijk onderzoek binnen drie weken aan de Kamer voor
               te leggen, burgers de mogelijkheid te geven om voorbeelden aan te leveren en een eerste
               rapportage voor 1 juli aan de Kamer te doen toekomen?5
Antwoord 12
            
Ja, ik herinner mij de motie en deze sluit ook aan bij de inzet van het kabinet. Het
               is van belang dat sprake is van gebalanceerde wetgeving met oog voor de menselijke
               maat. Het is de taak van de overheid om actief te monitoren hoe wet- en regelgeving
               in de praktijk uitpakt voor burgers en in te grijpen waar dat nodig is. Ik vind het
               belangrijk om gedegen en onafhankelijk onderzoek te laten doen naar hardvochtige effecten
               in de Participatiewet, de UWV-wetten en het pgb, zoals ook aangegeven in een eerdere
               brief over deze motie van 12 februari jl. (26 448, nr. 643)6 en in antwoorden op schriftelijke vragen van 4 juni jl. (26 448, nr. 650)7. Ook de uitvoeringsorganisaties moeten gelegenheid krijgen om signalen grondig te
               analyseren. Daarnaast is de afstemming tussen het onderzoeksbureau en de betrokken
               organisaties van belang. De motie vraagt om het uitvoeren van een extern onderzoek.
               Dat betekent dat het onderzoek aanbesteed is. Vanwege het belang van het onderzoek
               wordt de Kamer geïnformeerd over de resultaten van de verschillende fases van het
               onderzoek. Het zorgvuldig doorlopen van al deze stappen kost tijd. Hierover is de
               Kamer ook geïnformeerd in de hierboven genoemde brieven en het Commissiedebat van
               30 juni jl. Een eerste tussenrapportage van de Minister van SZW aan de Kamer is voorzien
               in oktober. Ondertussen heeft de Minister van SZW de kamer op 6 juli jl. de Stand
               van de uitvoering sociale zekerheid gestuurd (26 448, nr. 652)8. Bij deze Stand van de uitvoering zijn voor het eerst ook twee knelpuntenbrieven
               van UWV en van SVB gevoegd waarin medewerkers van UWV en SVB ongewenste effecten voor
               burgers signaleren.
            
Het onderzoek naar andere wetten en regelingen waar hetzij de wet, hetzij de uitvoering
               hardvochtige effecten heeft op groepen burgers, wordt meegenomen in de uitvoering
               van de motie Ploumen/Jetten (35 510, nr. 24)9. Door elk departement wordt een inventarisatie verricht naar wet- en regelgeving
               die mogelijk hardvochtig uitpakt. Hiertoe wordt in elk geval inbreng opgehaald binnen
               het eigen departement en binnen de bij het departement horende uitvoeringsorganisaties
               die voor burgers belangrijke beslissingen nemen. Daarnaast worden ook de advocatuur
               en de Nationale ombudsman bevraagd. De planning is erop gericht om in het najaar de
               eerste resultaten bij elkaar te brengen.
            
Vraag 13
            
Ben u ervan op de hoogte dat er sindsdien veel signalen zijn dat bij het UWV, Participatiewet,
               belastingdienst en jeugdzorg ernstige misstanden zijn waar burgers zwaar in de knel
               gekomen zijn?10, 11
Antwoord 13
            
Ja. Zoals opgemerkt heeft het eindverslag van de Parlementaire Ondervragingscommissie
               Kinderopvangtoeslag (POK) tot een schokgolf geleid in ambtelijk en bestuurlijk Nederland.
               De overheid moet anders gaan werken. Signalen vanuit de uitvoering of vanuit burgers
               moeten meer gestructureerd en meer dwingend op het bordje van beleidsmakers en de
               politiek terechtkomen. Daarvoor zijn meerdere veranderingen in gang gezet.
            
In het onderzoek naar aanleiding van de motie Omtzigt (35 510, nr. 13)12 worden signalen meegenomen en proberen we een structurele oplossing te vinden om
               hardvochtige effecten zoveel mogelijk terug te dringen. Onderzoeksbureau Panteia vraagt
               via belangenverenigingen en op social media naar voorbeelden van hardvochtige effecten
               in de genoemde wetten en gaat op basis hiervan casestudies uitvoeren door met mensen
               in gesprek te gaan die hardvochtige effecten hebben ervaren. Verder zijn cliëntenraden,
               cliëntenorganisaties en uitvoeringsprofessionals nauw bij het onderzoek betrokken
               en worden klachten, signalen en bezwaar- en beroepszaken vanuit UWV en de SVB geanalyseerd.
               Voor de Participatiewet is – na een eerste ronde van gesprekken – een specifiek traject
               gestart, waarbij naast gemeenten en andere bij de uitvoering van de Participatiewet
               betrokken organisaties, ook bijstandsgerechtigden nauw worden betrokken. De uitkomsten
               van dit traject worden ook steeds gedeeld met het onderzoeksbureau. Daarnaast gaat
               het onderzoeksbureau in gesprek met de Nationale ombudsman. Deze input is essentieel
               voor het in beeld krijgen van hardvochtige effecten. Ten aanzien van de Participatiewet
               zijn dit voorjaar verschillende rondetafelgesprekken met gemeenten georganiseerd om
               de reikwijdte en aard van de signalen te kunnen duiden. In de brief van 4 juni jl.
               (34 352, nr. 213)13 is de Kamer zowel geïnformeerd over de uitkomsten van de ronde tafels, als het vervolgtraject.
               Het kabinet pakt dit vraagstuk op als een brede maatschappelijke opgave, waarbij in
               samenwerking met het veld, experts en bijstandsgerechtigden wordt gekeken naar mogelijke
               oplossingen in de volle breedte van de wet en uitvoering. De opgehaalde inzichten
               krijgen een plek in de uitwerking van het toegezegde beleidsplan. De Kamer is hierover
               geïnformeerd per brief op 10 september jl. (34 352, nr. 223)14.
            
Ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten (35 510, nr. 24)15 wordt door elk departement een inventarisatie verricht naar wet- en regelgeving die
               mogelijk hardvochtig uitpakt. Hiertoe wordt in elk geval inbreng opgehaald binnen
               het eigen departement en binnen de bij het departement horende uitvoeringsorganisaties
               die voor burgers belangrijke beslissingen nemen. Daarnaast worden ook de advocatuur
               en de Nationale ombudsman bevraagd. De planning is erop gericht om in het najaar de
               eerste resultaten bij elkaar te brengen.
            
Voor complexe vragen of situaties zijn bij een aantal uitvoeringsorganisaties maatwerkplaatsen
               ingericht. Bij de Belastingdienst en Toeslagen zijn hiervoor de Stella-teams, die
               komende periode verder uitgebreid worden. Hier worden signalen uit de praktijk direct
               binnen de dienstverlening opgepakt en is ruimte om daar vanuit het eigen ambtelijk
               vakmanschap mee om te gaan. Bij de Belastingdienst worden signalen uit de praktijk
               sinds enkele maanden ook regulier besproken met beleidsmakers. Zo ontstaat een kortere
               feedbackloop tussen praktijk en beleid. Er zijn daarnaast initiatieven, bijvoorbeeld
               bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, om burgerbrieven anders te
               behandelen als er sprake is van acute signalen en in contact te treden. Het kabinet
               is daarnaast voornemens om een invoeringstoets uit te voeren een jaar na inwerkingtreding
               van een wet of regeling. Ook zal voortaan in beleidsevaluaties sterker de nadruk worden
               gelegd op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van een wet of regeling, de effecten
               daarvan op burgers en bedrijven en of de wet of regeling werkelijk een oplossing heeft
               geboden voor het maatschappelijke probleem. Een andere belangrijke stap is dat dit
               jaar voor het eerst een Stand van de uitvoering voor de Belastingdienst en Toeslagen
               wordt gemaakt, waarin signalen uit de uitvoering met beleidsmakers en politiek worden
               gedeeld.
            
Het kabinet wil niet het beeld schetsen dat met een aantal goedgerichte acties de
               koers al is bijgestuurd. De afgelopen maanden lieten zien dat de dialoog over het
               functioneren van de overheid en het veranderen van de bestuurscultuur nog maar net
               begonnen is. Dit geldt voor de verschillende departementen, uitvoeringsorganisaties,
               het kabinet, het parlement en ook voor de rechterlijke macht. Het is cruciaal dat
               deze dialoog de komende periode verder gaat uiteindelijk leidt tot een andere werkwijze.
               Met de overheidsbrede werkagenda voor de publieke dienstverlening die volgt uit de
               kabinetsreactie op de rapporten Werk aan Uitvoering, wil het kabinet de dienstverlening
               meer aan laten sluiten bij de behoeften en verwachtingen van mensen, nu en in de toekomst.
               Het doel is om de uitvoerende overheidsorganisaties consequent in staat te stellen
               om de publieke waarden van de overheid steeds in praktijk te brengen. Hiermee zet
               het kabinet in op duurzame verbetering van het overheidshandelen in de volle breedte,
               met een horizon van tien jaar.
            
Vraag 14
            
Waar kunnen burgers deze misstanden melden en indien dat nog niet mogelijk is, waarom
               is dat onafhankelijke meldpunt waar burgers voorbeelden en hun eigen zaak kunnen aanleveren
               er nog steeds niet?
            
Antwoord 14
            
Burgers kunnen zich in eerste instantie wenden tot de uitvoeringsorganisatie of het
               departement. Voor complexe vragen of situaties zijn bij een aantal uitvoeringsorganisaties
               maatwerkplaatsen ingericht. Bij de Belastingdienst en Toeslagen zijn hiervoor de Stella-teams,
               die komende periode verder uitgebreid worden. Hier worden signalen uit de praktijk
               direct binnen de dienstverlening opgepakt en is ruimte om daar vanuit het eigen ambtelijk
               vakmanschap mee om te gaan. Bij de Belastingdienst worden signalen uit de praktijk
               sinds enkele maanden ook regulier besproken met beleidsmakers. Zo ontstaat een kortere
               feedbackloop tussen praktijk en beleid. Er zijn daarnaast initiatieven, bijvoorbeeld
               bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, om burgerbrieven anders te
               behandelen als er sprake is van acute signalen en in contact te treden.Burgers kunnen
               zich in eerste instantie wenden tot de uitvoeringsorganisatie of het departement.
               Voor complexe vragen of situaties zijn bij een aantal uitvoeringsorganisaties maatwerkplaatsen
               ingericht. Bij de Belastingdienst en Toeslagen zijn hiervoor de Stella-teams, die
               komende periode verder uitgebreid worden. Hier worden signalen uit de praktijk direct
               binnen de dienstverlening opgepakt en is ruimte om daar vanuit het eigen ambtelijk
               vakmanschap mee om te gaan. Bij de Belastingdienst worden signalen uit de praktijk
               sinds enkele maanden ook regulier besproken met beleidsmakers. Zo ontstaat een kortere
               feedbackloop tussen praktijk en beleid. Er zijn daarnaast initiatieven, bijvoorbeeld
               bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, om burgerbrieven anders te
               behandelen als er sprake is van acute signalen en in contact te treden.
            
Er blijft altijd het risico dat goedwillende mensen als gevolg van een samenloop van
               omstandigheden en ondanks bovenstaande initiatieven toch klem komen te zitten. De
               Nationale ombudsman is dan de aangewezen plek waar mensen terecht kunnen. In principe
               worden klachten eerst behandeld bij de betreffende uitvoeringsinstantie, voordat de
               ombudsman een klacht in behandeling neemt. Maar als mensen in schrijnende situaties
               zich bij de ombudsman melden, kan hij ook direct in actie komen. Naar aanleiding van
               de problemen met de kinderopvangtoeslag ziet de Nationale ombudsman ruimte om dit
               vaker te doen.
            
Vraag 15
            
Waarom schrijft u dat ministeries zelf onderzoek moeten doen naar misstanden in het
               kader van deze motie en herinnert u zich nu juist niet dat de belastingdienst ontzettend
               veel onder het eigen tapijt geveegd heeft en dat zonder extern meldpunt zaken juist
               verborgen blijven?16
Antwoord 15
            
Het onderzoek waarom is gevraagd in de motie Omtzigt (35 510, nr. 13)17 wordt uitgevoerd door een onafhankelijke externe partij (onderzoeksbureau Panteia).
               Een klankbordgroep onder leiding van een onafhankelijke voorzitter en met leden vanuit
               de wetenschap, de landelijke cliëntenraad, de uitvoering en beleid begeleidt het onderzoek.
            
Daarnaast is er ook een bredere doorlichting van overige wet- en regelgeving in het
               kader van de motie Ploumen/Jetten (35 510, nr. 24)18. Deze doorlichting wordt door de verschillende departementen afzonderlijk opgepakt,
               waarbij onderlinge afstemming en coördinatie plaatsvindt. Hiervoor is gekozen omdat
               in zijn algemeenheid bij medewerkers van de uitvoeringsorganisaties veel kennis aanwezig
               is over de gevolgen van wet- en regelgeving in de praktijk. Het is van belang om deze
               kennis en kunde te benutten. Daarbij zijn ook de signalen van externen, zoals de Nationale
               ombudsman en van burgers van groot belang. Het kabinet vertrouwt op de professionaliteit
               van organisaties en de mensen op de werkvloer om kritisch te kijken naar hun eigen
               functioneren en naar de interne checks and balances in de organisatie.
            
Vraag 16
            
Herinnert u zich de aangenomen motie-Omtzigt/Van Dam uit januari 2021, over het instellen
               van een staatscommissie die het functioneren van de rechtsstaat analyseert?19
Antwoord 16
            
Ja.
Vraag 17
            
Heeft de aangekondigde rondetafelconferentie tussen de staatsmachten al plaatsgevonden?
               Zo ja kunt u dan het verslag aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, wanneer vindt het
               plaats en worden de indieners van de motie, de Venetiëcommissie en aan aantal externe
               experts ook uitgenodigd?
            
Antwoord 17
            
Op 5 juli jl. heeft een rondetafelgesprek plaatsgevonden met deelnemers vanuit de
               verschillende staatsmachten, die zelf de keuze voor de deelnemers hebben bepaald (zie
               de bijlage20 voor een overzicht van de deelnemers). Van dat gesprek heeft geen verslaglegging
               plaatsgevonden om het informele karakter van de gesprekken te onderstrepen. Het gesprek
               diende ter inspiratie van de voorbereidingen voor een conceptopdrachtformulering voor
               een staatscommissie.
            
Bij het formuleren van de conceptopdracht zal het door de Kamer gevraagde advies van
               de Venetiëcommissie – voorzien voor medio oktober – worden betrokken.
            
Vraag 18
            
Kunt u aangeven wanneer de staatscommissie volgens de planning ingesteld zal worden?
Antwoord 18
            
Het kabinet bereidt de instelling van de staatscommissie voor en treedt graag daarover
               in overleg met de Kamer naar aanleiding van de conceptopdracht (zie ook de beantwoording
               op vraag 19).
            
Vraag 19
            
Kunt u aangeven wanneer de concept-opdracht aan de staatscommissie aan de Kamer wordt
               voorgelegd?
            
Antwoord 19
            
Een conceptopdracht zal worden voorgelegd aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.
               Het streven is om dat te doen in november.
            
Vraag 20
            
Welke veranderingen en welke resultaten van de radicale nieuwe bestuurscultuur kunt
               u al melden?
            
Antwoord 20
            
Het kabinet heeft naar aanleiding van het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie
               Kinderopvangtoeslag een breed scala aan maatregelen aangekondigd. Zoals toegelicht
               in de brief van 29 juni jl. is een groot aantal acties opgepakt. Daarnaast is de dialoog
               over het functioneren van de overheid en het veranderen van de zogenoemde bestuurscultuur
               in volle gang. Dit vergt voortdurende inzet van departementen, het kabinet, uitvoeringsorganisaties,
               het parlement en ook de rechtelijke macht. In het notaoverleg van 5 juli jl. over
               het advies van de Raad van State over ministeriële verantwoordelijkheid met de Minister
               van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en in het debat van 7 juli jl. over
               het verslag van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag met de
               bewindspersonen van Financiën en mij is hier met de Kamer over gesproken. Het is goed
               dat alle hoofdrolspelers in de dialoog – ieder vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid
               – het belang ervan blijven inzien om gaandeweg gezamenlijk het samenspel te verbeteren.
               In dat licht heb ik in mijn hoedanigheid als voorman van de VVD in een interview bij
               Nieuwsuur op 10 mei jl. voorstellen gedaan. Het kabinet ziet uit naar de aanbevelingen
               en voorstellen die de Commissie Van der Staaij II eind dit jaar zal uitbrengen aan
               het presidium van de Kamer en neemt die graag mee in de verdere dialoog met de Kamer
               over het versterken van het samenspel tussen parlement, kabinet en ambtenaren.
            
Naast deze dialoog heeft het kabinet al verschillende betekenisvolle stappen gezet
               in de verbetering van de informatievoorziening aan het parlement. Zo worden de agenda
               en besluitenlijst van de ministerraad openbaar gemaakt, zijn de Aanwijzingen inzake
               externe contacten van rijksambtenaren herzien en worden sinds 1 juli jl. onderliggende
               beslisnota’s bij Kamerstukken in de categorieën wetgeving en beleidsvorming actief
               openbaar gemaakt. Het kabinet hanteert in de informatievoorziening aan het parlement
               niet meer de grond persoonlijke beleidsopvattingen als invulling van de weigeringsgrond
               «het belang van de staat» en wil dat ambtenaren vaker technische briefings verzorgen
               aan de Kamer.
            
Daarnaast wordt met de overheidsbrede werkagenda voor de publieke dienstverlening,
               die volgt uit de kabinetsreactie op de rapporten Werk aan Uitvoering, dienstverlening
               meer aangesloten bij de behoeften en verwachtingen van mensen, nu en in de toekomst.
               Het doel is om de uitvoerende overheidsorganisaties consequent in staat te stellen
               om de publieke waarden van de overheid steeds in praktijk te brengen. Hiermee zet
               het kabinet in op duurzame verbetering van het overheidshandelen in de volle breedte,
               met een horizon van tien jaar. Het is belangrijk dat in de komende kabinetsperiode,
               maar zeker ook daarna, kabinet, Tweede Kamer, uitvoeringsorganisaties en mede-overheden
               samen blijven werken aan deze doelen.
            
Vraag 21
            
Kunt u deze vragen voor dinsdag 21 september 2021 beantwoorden zodat de antwoorden
               betrokken kunnen worden bij de Algemene Politieke Beschouwingen?
            
Antwoord 21
            
De vragen zijn op 21 september 2021 beantwoord.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M. Rutte, minister-president - 
              
                  Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties - 
              
                  Mede namens
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties - 
              
                  Mede namens
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 
              
                  Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.