Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Inge van Dijk over de opschalingskorting op het gemeentefonds
Vragen van het lid Inge van Dijk (CDA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de opschalingskorting op het gemeentefonds (ingezonden 31 augustus 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens Staatssecretaris van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) (ontvangen
21 september 2021).
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)
van 25 augustus 2021 over de opschalingskorting op het gemeentefonds?1
Antwoord 1
Ja, ik heb kennisgenomen van deze brief.
Vraag 2
Voor welke bedragen is de opschalingskorting op het gemeentefonds doorgevoerd in de
begrotingsjaren 2015 tot en met 2020?
Antwoord 2
In onderstaande tabel is weergegeven voor welke bedragen de opschalingskorting is
doorgevoerd in de begrotingsjaren 2015–2020. De oploop van de opschalingskorting is
in 2020 en 2021 incidenteel geschrapt vanwege de toegenomen financiële druk bij gemeenten
door corona2. De realisatie wijkt hierdoor in 2020 af van de oorspronkelijke reeks.
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Oorspronkelijke reeks cumulatief
60
120
180
240
300
370
Actuele reeks cumulatief
60
120
180
240
300
300
Vraag 3
Voor welke bedragen is de opschalingskorting ingeboekt voor de begrotingsjaren 2021
en later?
Antwoord 3
In onderstaande tabel is weergegeven voor welke bedragen de opschalingskorting voor
2021 en verder is ingeboekt. De oploop van de opschalingskorting voor gemeenten wordt
in 2022 (evenals in 2020 en 2021) incidenteel geschrapt. Het is aan een nieuw kabinet
om te besluiten over de opschalingskorting voor 2023 en verder.
2021
2022
2023
2024
2025
Structureel
Oorspronkelijke reeks cumulatief
460
570
700
835
975
975
Actuele reeks cumulatief
300
300
700
835
975
975
Vraag 4
Op basis van welke raming van de efficiencywinst voor gemeenten is de opschalingskorting
berekend?
Antwoord 4
De opschalingskorting is geïntroduceerd tijdens het kabinet Rutte II.
De besparingen zijn toentertijd gebaseerd op lagere apparaatskosten van gemeenten
door schaalvoordelen, verminderen van toezicht, vereenvoudiging van regelgeving en
minder dubbeling van taken. Tevens gaat de besparing uit van een daling van het aantal
gemeenteambtenaren doordat gemeenten groter worden of met elkaar gaan samenwerken.
Bij invoering, is er uitgegaan van het rekenkundige equivalent van een vermindering
met 75 gemeenten in de periode 2012 tot 2017. Voor de totale periode kwam deze benadering
neer op een resterend aantal van 100–150 gemeenten in 2025.
Vraag 5
Heeft de reële efficiencywinst voor gemeenten zich ontwikkeld in overeenstemming met
de raming?
Antwoord 5
De middelen uit het gemeentefonds zijn vrij besteedbaar, gemeenten hoeven hier geen
verantwoording over af te leggen aan het Rijk. Dit is dan ook niet bekend bij het
Rijk.
Vraag 6
Hoe verhoudt de opschalingskorting zich tot de voorgenomen herijking van het gemeentefonds?
Antwoord 6
De opschalingskorting heeft betrekking op de omvang van het gemeentefonds. De herijking
heeft betrekking op de verdeling van de middelen in het gemeentefonds. Het enige verband
tussen de opschalingskorting en de herijking is dan ook dat de omvang van de te verdelen
middelen groter is als de oploop van de opschalingskorting wordt geschrapt.
Vraag 7
Deelt u de mening van de VNG, dat de opschalingskorting niet voldoet aan de wettelijke
normen voor uitnamen uit het gemeentefonds van artikel 2 Financiële-verhoudingswet
en artikel 108 Gemeentewet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt
u daaraan?
Antwoord 7
Ik ben van mening dat de opschalingskorting voldoet aan de wettelijke normen voor
uitnamen uit het gemeentefonds van artikel 2 Financiële-verhoudingswet en artikel
108 Gemeentewet.
Artikel 2 Financiële-verhoudingswet gaat over beleidsvoornemens van het Rijk. Indien
de beleidsvoornemens van het Rijk leiden tot een wijziging van de uitoefening van
taken of activiteiten door provincies of gemeenten, wordt in een afzonderlijk onderdeel
van de bijbehorende toelichting met redenen omkleed en met kwantitatieve gegevens
gestaafd, welke de financiële gevolgen van deze wijziging voor de provincies of gemeenten
zijn. In de toelichting wordt tevens aangegeven via welke bekostigingswijze de financiële
gevolgen voor de provincies of gemeenten kunnen worden opgevangen.
Artikel 108, derde lid, van de Gemeentewet verplicht het Rijk de kosten te vergoeden
die voortvloeien uit de uitvoering van taken die bij of krachtens de wet aan gemeenten
zijn opgedragen en waarvan de kosten niet op andere wijze vergoed worden.
De opschalingskorting betreft echter geen nieuwe taken, maar een korting op de apparaatskosten
en staat dan ook los van artikel 108, derde lid, Gemeentewet en van artikel 2 van
de Financiële-verhoudingswet.
Vraag 8
Bent u bereid de opschalingskorting ook in 2022 te bevriezen op het niveau van 2019?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Ja, het kabinet heeft besloten de oploop van de opschalingskorting ook voor 2022 te
schrappen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.