Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over het blokkeren van Kamerleden door social-mediagiganten
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het blokkeren van Kamerleden door social-mediagiganten (ingezonden 24 juni 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
21 september 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3383.
Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat social-mediagiganten, zoals Twitter, YouTube, Facebook
en LinkedIn Kamerleden blokkeren in het doen van controlerende, kaderstellende en
volksvertegenwoordigende taken?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het feit dat verschillende sociale mediaplatformen accounts
van Kamerleden tijdelijk hebben geblokkeerd of berichten van een label hebben voorzien
vanwege het schenden van hun gebruikersvoorwaarden.
Vraag 2 en 3
Wat vindt u van het feit dat social-mediagiganten gaan bepalen wat wel of wat juist
niet geschikt is als uitgezonden content op kanalen die er juist zijn voor vrije nieuwsgaring?
Deelt u de mening dat de vrijheid van meningsuiting onder druk komt te staan als social
mediagiganten meningen gaan verwijderen? Kunt u uw opvatting toelichten?
Antwoord 2 en 3
Het kabinet staat voor de bescherming van de vrijheid van meningsuiting, ook als het
gaat om uitingen die worden gedaan op het internet. Onze vrijheid van meningsuiting
is cruciaal in en voor de democratische rechtsstaat en zorgt er ook voor dat Kamerleden
hun controlerende, kaderstellende en volksvertegenwoordigende werk goed kunnen doen.
Daarbij geldt dat wat offline illegaal is, dit ook online illegaal is. Terroristische
content, kinderpornografie en hate speech vallen niet binnen de grenzen van de vrijheid
van meningsuiting. Hetzelfde geldt voor content die als onrechtmatig kan worden aangemerkt
en tot schade bij een slachtoffer kan leiden. Een verzoek of bevel tot het verwijderen
van content van overheidswege wordt alleen dan gedaan of gegeven wanneer op grond
van uitdrukkelijk in de wet vastgelegde normen geoordeeld kan worden dat content strafbaar
of onrechtmatig is.
Het staat aanbieders van online platformen als private onderneming vrij om in het
kader van de contractvrijheid grenzen te stellen aan wat zij toelaatbaar gebruik van
hun diensten vinden – bijvoorbeeld in hun gebruikersvoorwaarden – en om actie te ondernemen
wanneer deze voorwaarden worden overtreden. Iedereen heeft de vrijheid om voor zichzelf
te bepalen of hij/zij die voorwaarden wil accepteren en afhankelijk daarvan al dan
niet gebruik te maken van dat online platform.
Wanneer een online platform zelf besluit om actie te ondernemen n.a.v. een bericht,
bijvoorbeeld door informatie te verwijderen of een gebruiker toegang te ontzeggen,
vindt het kabinet het van belang, dat dit platform transparant is over de reden(en)
daarvoor. De vrijheid van meningsuiting staat daarbij centraal. Ook moeten platformen
helder zijn over hun schorsingsbeleid. Ten slotte moeten betrokkenen ten alle tijden
bezwaar kunnen maken tegen dit soort beslissingen, in ieder geval ook altijd bij de
rechter. Het regeringsbeleid ten aanzien van online content is erop gericht om hier
uitvoering aan te geven.
Ik verwijs u verder naar de brief over content moderatie en vrijheid van meningsuiting
op online platformen met kenmerk 2021-0000443067 die ik gelijktijdig met de beantwoording
van deze vragen aan uw Kamer zend.
Vraag 4
Deelt u de mening dat Kamerleden – zonder gecensureerd te worden – hun controlerende,
kaderstellende en volksvertegenwoordigende moeten kunnen doen? Zo ja, heeft u de bereidheid
om van social-mediagiganten te eisen dat zij stoppen met censuur? Kunt u dit toelichten
en daarbij de stappen aangeven hoe u dat gaat doen?
Antwoord 4
Ja, Kamerleden moeten te allen tijde hun controlerende, kaderstellende, en volksvertegenwoordigende
werk kunnen doen. Sociale mediaplatformen hebben echter in het kader van de contractvrijheid
wel het recht om berichten te verwijderen of personen te blokkeren wanneer gebruikers
ingaan tegen de gebruiksvoorwaarden die zij hebben gesteld. Ik vind het voorts belangrijk
om op te merken dat sociale mediaplatformen niet de enige manier zijn waarop Kamerleden
hun meningen kunnen verspreiden. Er zijn immers ook andere media en andere manieren
van het verspreiden van meningen en ideeën. De suggestie dat het verwijderen van het
gebruiksaccount van een Kamerlid per definitie leidt tot censuur is zodoende onjuist.
Tegelijkertijd vind ik het van belang dat sociale mediaplatformen bij het stellen
van hun gebruiksvoorwaarden en het toepassen daarvan rekening houden met de grondrechten
van hun gebruikers, waarbij ook hun functie als politicus een rol dient te spelen.
In dit kader wijs ik op artikel 12 van het voorstel voor de Digital Services Act.
Daar wordt geregeld dat onder meer sociale mediaplatformen bij het toepassen van hun
gebruiksvoorwaarden gepaste aandacht moeten hebben voor de rechten en gewettigde belangen
van alle betrokken partijen, waaronder de van toepassing zijnde, in het Handvest verankerde
grondrechten van de afnemers van de dienst.
Vraag 5
Bent u het eens dat social mediagiganten onderdeel zijn geworden van de kritische
infrastructuur?
Antwoord 5
De rijksoverheid hanteert de term vitale infrastructuur in plaats van kritische infrastructuur.
De Nederlandse vitale infrastructuur wordt gevormd door processen die zo belangrijk
zijn voor de Nederlandse samenleving dat uitval of verstoring tot ernstige maatschappelijke
ontwrichting leidt en een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid. De beoordeling
of een proces vitaal is wordt gemaakt wanneer maatschappelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld
veranderende dreigingen of risico’s en evaluaties van incidenten) daar aanleiding
toe geven. De vitaliteitsbeoordeling wordt gemaakt door het verantwoordelijke vakdepartement
op basis van opgestelde impactcriteria, zoals economische schade en fysieke gevolgen.
Op dit moment maken social mediagiganten geen onderdeel uit van de vitale infrastructuur.
Vraag 6
Bent u het eens dat de Nederlandse strafwet de enige begrenzing zou moeten zijn bij
het beoordelen van content door bedrijven die onderdeel zijn van de kritische infrastructuur?
Antwoord 6
Nee. Zoals hiervoor reeds toegelicht vallen sociale mediaplatformen niet onder de
vitale infrastructuur, en zijn zij op grond van de contractvrijheid vrij om zelf hun
gebruiksvoorwaarden te bepalen. Bovendien is het van belang om onderscheid te maken
tussen strafbare uitingen, onrechtmatige uitingen, en ongewenste uitingen. Strafbare
uitingen zoals terroristische content, kinderpornografie en hate speech vallen niet binnen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting en moeten
worden verwijderd of ontoegankelijk gemaakt. Hetzelfde geldt voor onrechtmatige uitingen.
Ook dergelijke informatie moet worden verwijderd door sociale mediaplatformen. Het
strafrecht is dus niet de enige begrenzing.
Ongewenste content daarentegen, zoals bepaalde vormen van mis- of desinformatie, valt
over het algemeen binnen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting. Dit neemt niet
weg dat online platformen op grond van de contractvrijheid mogen bepalen dat zij bepaalde
content dusdanig onwenselijk vinden dat zij die niet toestaan. Om te voorkomen dat
zij daarbij de grondrechten van burgers schaden verwelkom ik zodoende het eerder genoemde
artikel 12 van de Digital Services Act.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.