Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid van Kent over "het moeten inleveren van een aangepaste bus"
Vragen van het lid Van Kent (SP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het moeten inleveren van een aangepaste bus (ingezonden 3 augustus 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Wiersma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
14 september 2021).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht van EenVandaag «Het UWV gaf Alisa een aangepaste
bus, maar eist die nu terug: «Zonder kan ik niet werken»»?1
Antwoord 1
Ik heb kennisgenomen van het bericht van EenVandaag. De situatie waarin onverwacht
een aangepaste bus moet worden ingeleverd omdat geen recht meer bestaat op deze voorziening
die wordt verstrekt door het UWV, is voor mevrouw ontzettend vervelend. Ik begrijp
de teleurstelling van mevrouw dat het, ondanks de inspanningen van UWV om te kijken
naar hoe behoud van de aangepaste bus toch mogelijk is, niet tot de voor haar gewenste
oplossing heeft geleid.
Vraag 2 en 3
Kunt u uitleggen waarom Alisa de aangepaste bus moet teruggeven?
Vindt u dat mensen met een beperking hulpmiddelen moeten krijgen om te kunnen leren,
werken en functioneren in de maatschappij?
Antwoord 2 en 3
Ik kan in mijn beantwoording niet specifiek ingaan op betreffende casus, maar zal
in onderstaande beantwoording in algemene termen ingaan op uw vragen.
Mensen met een beperking hebben recht op noodzakelijke hulpmiddelen om te kunnen leren,
werken en functioneren in de maatschappij. De toegang tot deze hulpmiddelen is geregeld
in de Wet overige OCW-subsidies (WOOS) voor het onderwijsdomein, in de Wet werk en
inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), Wajong en Participatiewet voor het werkdomein
en in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor het leefdomein. UWV en gemeenten
kunnen deze hulpmiddelen verstrekken binnen de daarvoor geldende wettelijke en financiële
kaders.
UWV voert in opdracht van het Ministerie van OCW de toekenning van onderwijsvoorzieningen
uit. De vervoersvoorziening die door UWV in dit kader kan worden verstrekt is bedoeld
voor het reizen tussen de woonplaats en de opleidingslocatie. Bij het afronden of
beëindigen van een opleiding vervalt het wettelijke recht op de vervoersvoorziening
als onderwijsvoorziening. Wel kan aansluitend recht op een voorziening bestaan voor
het werk- of leefdomein.
UWV kan op basis van de Wajong of WIA een vervoersvoorziening verstrekken aan een
persoon die arbeid als werknemer, maar ook als zelfstandige verricht. Een vervoersvoorziening
wordt enkel verstrekt om de werkplek te bereiken.
Wanneer iemand na het afronden van een opleiding start als zelfstandige, maar er geen
sprake is van woon-werkverkeer, omdat iemand bijvoorbeeld vanuit huis werkt, kan UWV
geen vervoersvoorziening verstrekken. Een zelfstandige heeft geen recht op aangepast
vervoer voor de uitvoering van de werkzaamheden als zelfstandige.
Omdat het zeer vervelend is om ineens zonder een voorziening te zitten, waar men bijvoorbeeld
ook voor het sociale leven van afhankelijk is, kijkt UWV samen met cliënten naar een
zo soepel mogelijke overgang. Denk daarbij aan bemiddeling in de overgang van het
verstrekken van voorzieningen door een gemeente in het kader van de Wmo.
Ook kijkt UWV naar het moment van de inname van de voorziening indien een overgang
naar een andere verstrekker of overgang op een andere grond (bijvoorbeeld van onderwijs
naar werk) niet aan de orde lijkt te zijn of wanneer een cliënt in bezwaar of in (hoger)
beroep gaat. UWV kan een overgangstermijn bieden voor de cliënt om zich in te stellen
op de nieuwe situatie.
Vraag 4
Vindt u dat mensen met een beperking die een eigen onderneming starten, recht hebben
op hulpmiddelen zoals een aangepast vervoermiddel? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt
zich dat tot rechten van werkende mensen met een beperking op hulpmiddelen? En hoe
verhoudt zich dit tot het Verenigde Naties (VN)-verdrag voor de Rechten van Personen
met een Handicap?
Antwoord 4
Het kabinet spant zich in om iedereen die wil werken te ondersteunen waar dit noodzakelijk
is.
Nederland kent verschillende wetten en regelingen om de arbeidsparticipatie van mensen
met een beperking te bevorderen. Om te voldoen aan het VN-verdrag handicap zijn bij
de implementatie van het verdrag verschillende wetten aangepast om stappen te zetten
richting een inclusieve arbeidsmarkt.
Kenmerk van zelfstandig ondernemerschap is dat ondernemers een eigen verantwoordelijkheid
hebben én bepaalde financiële risico’s zelf dragen. Ze dragen hun eigen arbeidskosten.
De lasten voor werkvoorzieningen op basis van de Wajong of WIA worden gedragen door
werkgevers via de premies werknemersverzekeringen. Zelfstandigen dragen hier niet
aan bij.
Om te voorkomen dat er een drempel is om te starten als zelfstandige bestaat er de
mogelijkheid voor startende zelfstandigen om bij UWV op basis van de WIA een werkvoorziening
aan te vragen. Enkele voorbeelden daarvan zijn een aanpassing van de werkplek, een
schrijf- of gebarentolk, een vervoersvoorziening of starterskrediet. De werkvoorzieningen
zijn bedoeld voor de startfase, na drie jaar als zelfstandige wordt een inkomensgrens
gehanteerd.
Bij de beoordeling van een aanvraag door een zelfstandige gelden de gebruikelijke
voorwaarden voor een werkvoorziening. UWV kijkt naar wat als algemeen gebruikelijk
kan worden beschouwd. De kosten voor een algemeen gebruikelijke voorziening of aanpassing
zijn voor eigen rekening. Een voorziening dient adequaat en passend te zijn waarbij
de kosten in verhouding dienen te zijn ten opzichte van de gevraagde oplossing. UWV
verstrekt de goedkoopste adequate voorziening.
Vraag 5 en 6
Wat kan de gemeente voor Alisa doen?
In hoeverre zijn de regelingen per gemeente verschillend?
Antwoord 5 en 6
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het verstrekken van leefvoorzieningen in het
kader van de Wmo en werkvoorzieningen in het kader van de Participatiewet.
De Wmo regelt hulp en ondersteuning voor burgers, zodat zij zo lang mogelijk zelfstandig
thuis kunnen wonen en deel kunnen blijven nemen aan de maatschappij. Gemeenten hebben
daarbij beleidsruimte om binnen de wettelijke kaders eigen beleid vast te stellen.
Hulp en ondersteuning moet worden aangevraagd bij het gemeentelijke Wmo-loket. De
gemeente onderzoekt vervolgens wat in de persoonlijke situatie van de burger nodig
en mogelijk is voor hulp en ondersteuning. Dit kan resulteren in het aanbieden van
een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening.
Voor mensen die vanwege een beperking geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer
beschikken de meeste gemeenten/regio’s over een collectieve vervoersvoorziening. Hulp
en ondersteuning kan, afhankelijk van de persoonlijke situatie, ook bestaan uit bijvoorbeeld
aanpassing van de auto, een scootmobiel of een rolstoel.
De gemeente kan in het kader van de Participatiewet ondersteuning bieden aan iedereen
die niet zelf over de noodzakelijke kosten van het bestaan kan voorzien. Deze ondersteuning
kan zowel de inkomensondersteuning betreffen als arbeidsondersteuning. In algemene
zin heeft de gemeente tot taak mensen die onder de Participatiewet vallen te ondersteunen
naar werk. De gemeente kan daarbij ook voorzieningen toekennen. Gemeenten hebben daarbij
beleidsruimte om binnen de wettelijke kaders eigen beleid vast te stellen, bij voorbeeld
via gemeentelijke verordeningen.
Specifiek voor zelfstandigen die een bedrijf of beroep (willen) uitoefenen is er het
Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz). Het Bbz is een regeling onder
de Participatiewet, speciaal voor zelfstandigen. Het Bbz kan onder bepaalde voorwaarden
tijdelijk ondersteuning bieden in de vorm van aanvullende uitkering voor levensonderhoud
(voorlopige leenbijstand) en/of een rentedragende lening voor bedrijfskapitaal aan
startende en gevestigde zelfstandigen. Cruciale voorwaarde is dat het bedrijf of beroep
levensvatbaar moet zijn, dat wil zeggen dat men na een jaar naar verwachting financieel
op eigen benen moet staan. De Participatiewet vormt samen met het Bbz de kaders waarbinnen
de gemeente waar betrokkene woont, moet beoordelen of en zo ja, wat de mogelijkheden
zijn om in deze concrete situatie ondersteuning te bieden.
Vraag 7
Wat gaat u doen om Alisa en anderen in dezelfde situatie te helpen zodat zij kunnen
blijven werken als zelfstandige zonder personeel (zzp'er), ondanks hun beperking?
Antwoord 7
Ik heb vernomen dat ten aanzien van de onderhavige casus een oplossing is gevonden.
De gemeente biedt in het kader van de Wmo hulp die bestaat uit het vergoeden van de
kosten voor de aanpassing van een door mevrouw zelf aan te geschaffen bus.
De Participatiewet, Wajong en WIA bieden wat betreft voorzieningen voldoende mogelijkheden
voor ondersteuning aan startende zelfstandigen met een beperking. UWV en gemeenten
kunnen binnen deze kaders maatwerk leveren aan startende zelfstandigen. Als demissionair
Staatssecretaris ga ik deze regels niet aanpassen. De casus zal, in overleg met UWV
worden betrokken bij de evaluatie van knelpunten bij het verstrekken van voorzieningen
aan zelfstandigen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.