Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de gevolgen van duurzaam gescheiden leven (DGL) voor de verschuldigde eigen bijdrage aan het CAK (Kamerstuk 26448-648)
26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
Nr. 656 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 september 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 12 mei 2021 over de gevolgen van duurzaam gescheiden leven (DGL) voor
de verschuldigde eigen bijdrage aan het CAK (Kamerstuk 26 448, nr. 648).
De vragen en opmerkingen zijn op 10 juni 2021 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 13 september 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agema
De adjunct-griffier van de commissie, Heller
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
5
II.
Reactie van de Minister
6
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief (Kamerstuk
26 448, nr. 648) van de Minister over de gevolgen van duurzaam gescheiden leven (DGL) voor de verschuldigde
eigen bijdrage aan het CAK en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
Genoemde leden lezen in de brief dat uit recent gestarte bestandsvergelijkingen tussen
het CAK en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) is gebleken dat de hoogte van de eigen
bijdrage die wordt geïnd door het CAK niet altijd is gebaseerd op de juiste gegevens.
Deze leden vragen de Minister wat de aanleiding was voor deze bestandsvergelijking
en hoe lang deze discrepantie mogelijk al bestaat. Wat is de reden dat er geen structurele
gegevensvergelijking plaatsvond tussen het CAK en het SVB?
De leden van de VVD-fractie lezen dat circa 5.500 van de 29.000 AOW-gerechtigden een
DGL-registratie hebben. Kan de Minister aangeven waarom een fractie van de groep AOW-gerechtigden
die hiervoor in aanmerking komt, voor deze optie gekozen heeft? Verder lezen genoemde
leden dat de SVB haar beleid heeft aangepast zodat een verzoek om een alleenstaanden
AOW-pensioen te ontvangen kan worden teruggedraaid. Hoe is deze wijziging onder de
aandacht gebracht van de doelgroep die nadeel heeft ondervonden van een omzetting
naar een alleenstaanden AOW?
Voorts vragen genoemde leden of de Minister verder kan toelichten hoe de algemene
informatievoorziening rondom deze regeling wordt verbeterd. Wat is bekend over de
tien procent aanvragers die nadeel ondervindt van een omzetting naar een alleenstaanden
AOW? Hoe worden zij gericht geïnformeerd en ondersteund in deze keuze? Hoe is de rekentool
van het CAK onderdeel van het aanvraagproces bij de SVB? Worden ouderen die geen internet
hebben of moeite hebben om dergelijke inkomenseffecten via internet te berekenen daarbij
ook ondersteund?
Verder staat in de brief dat cliënten hebben nalaten hun veranderde huishoudsamenstelling
ten gevolge van een DGL-registratie door te geven aan het CAK. In de voorgestelde
maatregelen moeten cliënten echter opnieuw zelf hun wijzigingen doorgeven aan het
CAK. Hoe wordt geborgd dat cliënten dit zelf gaan doen?
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om een toelichting op de tien procent
van de cliënten die een financieel nadeel ondervinden van het aanvragen van een DGL.
Is dit tien procent van de gegevens nadat een bestandvergelijking met onder andere
de SVB heeft plaatsgevonden, of kan dit cijfer nog hoger uitvallen na een dergelijke
bestandsvergelijking? Kan de Minister ingaan op de oorzaken van de inkomensachteruitgang
voor tien procent van de AOW-gerechtigden? Speelt dit bij specifieke inkomensgroepen
of leefsituaties?
Voorts lezen genoemde leden dat het CAK vanwege haar informatieplicht de financiële
gevolgen van de foutieve registratie voor mensen gaat beperken. Kan de Minister toelichten
hoe het CAK dit gaat doen en of hieraan budgettaire gevolgen zijn verbonden? Indien
dit het geval is horen zij tevens graag wat de dekking hiervan is.
Daarnaast hebben genoemde leden vragen over het maatwerk dat het CAK zal toepassen
op het eventueel beperken de naheffingen. Deze leden onderschrijven dat problemen
die ontstaan door naheffingen voorkomen moeten worden, maar de wijze waarop het CAK
hier vorm aan geeft is hen niet duidelijk op basis van de brief. Welke criteria hanteert
het CAK hierbij en hoe waarborgen we hier de gelijke behandeling van mensen? Wat bedoelt
de Minister precies met de zinsnede dat «wordt voorzien dat deze beperking van de
naheffing in beginsel kan worden toegepast»?
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister hoe de bestandsvergelijking met andere
ketenpartners van het CAK, zoals het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
(UWV) en de Belastingdienst, is georganiseerd. Wordt dit geëvalueerd en kan de Minister
uitsluiten dat hier eventueel ook een discrepantie tussen gegevens bestaat?
Tot slot vragen genoemde leden hoe deze uitvoeringsproblematiek moet worden gezien
in relatie tot het rapport over uitvoeringsorganisaties van de commissie-Bosman. Zijn
de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en Wet langdurige zorg (Wlz) voldoende
helder over de eigen bijdrage en de rol van het CAK?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de gevolgen van DGL voor de verschuldigde eigen bijdrage aan het CAK en hebben daar
nog de nodige vragen en opmerkingen over.
De leden van de PVV-fractie constateren dat een significant deel van de 3.000 cliënten
geconfronteerd worden met naheffingen. Kan de Minister aangeven om welke bedragen
het hier gaat? Genoemde leden lezen dat het CAK een correctie kan opleggen die maximaal
36 maanden teruggaat, maar dat het CAK zich beperkt tot maximaal 12 maanden op grond
van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Kan de Minister
aangeven bij hoeveel cliënten het om zo’n lange periode gaat? Dit geldt echter alleen
als er sprake is van een fout. Kan de Minister een aantal voorbeelden geven van dergelijke
fouten?
De SVB heeft haar beleid aangepast en de DGL-registratie kan herzien worden. Kan dit
ook met terugwerkende kracht? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister. Zij
willen graag van dit schriftelijk overleg gebruik maken om enkele aspecten helder
te krijgen.
De Minister stelt dat uit een bestandsvergelijking tussen het CAK en de SVB is gebleken
dat een groep van circa 3.000 cliënten met onjuiste gegevens bij het CAK geregistreerd
staat. Kan de Minister uiteenzetten hoe deze gegevens nu «boven» water zijn gekomen?
Denkt de Minister hiermee de hele groep te pakken te hebben?
Kan de Minister uiteenzetten hoe groot de groep is die een brief voor een nabetaling
in de brievenbus kan verwachten en hoe groot de groep is die een brief voor restitutie
kan verwachten?
Verder in de brief stelt de Minister dat uit gegevens van de SVB blijkt dat er in
Nederland circa 29.000 AOW-gerechtigden zijn die zelf in een instelling wonen, of
waarvan de partner in een instelling woont. Daarvan zijn circa 5.500 cliënten bij
de SVB als DGL geregistreerd. Een verzoek om het alleenstaande AOW-pensioen te ontvangen,
kan volgens het huidige SVB-beleid niet worden teruggedraaid. Hiervan zijn de leden
van genoemde fractie op de hoogte en hier hebben zij ook verschillende trieste brieven
over ontvangen. Waarom kan dit volgens de Minister niet worden teruggedraaid?
De Minister stelt in zijn brief dat de financiële gevolgen van deze keuze soms lastig
te voorspellen zijn. Ook geeft hij aan dat de optie dat cliënten terug kunnen komen
op hun verzoek om DGL-geregistreerd te worden, grote financiële gevolgen heeft. Begrijpen
de leden van genoemde fractie het goed dat dat het terug kunnen draaien van de DGL
negatieve financiële gevolgen heeft voor de SVB? Kan de Minister hier nader op ingaan?
De Minister stelt dat AOW-gerechtigden wordt geadviseerd om zich, voor het aanvragen
bij de SVB van een alleenstaande AOW-pensioen, te laten informeren over de financiële
gevolgen. Maar de leden van de CDA-fractie vinden dat het SVB of het CAK hier ook
een taak hebben. Vindt de Minister ook niet dat de SVB hier duidelijker over moet
informeren, juist omdat het zo ingewikkeld is. En vindt de Minister ook niet dat de
SVB dit duidelijker moet doen dan de SVB tot nu toe heeft gedaan? Kunnen bijvoorbeeld
verschillende rekenvoorbeelden in de brief (of bijlage) worden opgenomen?
Verder geeft de Minister aan dat circa negentig procent van de CAK-cliënten een hogere
eigen bijdrage moet betalen. In slechts ongeveer tien procent van deze gevallen is
sprake van een financieel nadeel voor cliënten. Waar zijn deze cijfers op gebaseerd?
Voor hoeveel procent van deze cliënten maakt dit eigenlijk financieel niet zoveel
uit en is het financiële verschil uiteindelijk minimaal? Kan de Minister een duiding
geven met hoeveel procent de eigen bijdrage gemiddeld stijgt voor die groep van circa
negentig procent? Hoe groot zijn dan de uiteindelijke bedragen per periode?
Als het slechts in tien procent van de gevallen nadelig is voor de persoon (duurzaam
gescheiden echtpaar) omdat de verhoging van de eigen bijdrage groter is dan het bedrag
waarmee het AOW-pensioen wordt verhoogd, dan zou de SVB dit toch mee kunnen geven
in de brief die zij stuurt?
Het CAK heeft in het verleden nagelaten een gedegen bestandsvergelijking en informatie-uitwisseling
op te zetten met de SVB. Waarom heeft het CAK dit nagelaten?
Wat betreft de maatregelen die zowel het SVB als het CAK neemt, staat bij maatregel
2 dat cliënten met een DGL-registratie deze registratie kunnen herzien. Over welke
groep gaat dit, aangezien verder in de brief is te lezen dat voor een structurele
oplossing de wet zal moeten worden gewijzigd? Hoe lang gaat de regeling voor tijdelijke
herziening duren? Is de Minister voornemens de wet op dit punt te wijzigen? Waarom
wel, of waarom niet?
De leden van de CDA-fractie willen wat betreft maatregel 3 ook graag meer duidelijkheid.
Bedoelt de Minister dat er geen naheffing van maximaal 12 maanden wordt opgelegd?
Of is dit een beslissing die de Minister bij het CAK laat? Genoemde leden ontvangen
op dit punt graag een nadere toelichting.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister. Deze
leden constateren dat uit een bestandsvergelijking tussen het CAK en SVB is gebleken
dat voor een groep van ongeveer 3.000 mensen onjuiste gegevens geregistreerd staan
bij het CAK en dat zij daardoor geconfronteerd worden met een naheffing of een teruggave
van de eigen bijdrage.
Bij de naheffing kan het CAK een correctie opleggen die tenminste 36 maanden teruggaat.
Genoemde leden vragen de Minister waarom hij deze naheffing niet kwijtscheldt wanneer
dit veroorzaakt is door een verkeerde registratie of voor mensen die onbewust iets
niet hebben doorgegeven. Zij vragen de Minister om een uitgebreide reactie op dit
punt. Voorts willen deze leden willen weten hoe de regering voorkomt dat mensen eindeloos
in de schulden terechtkomen. Dit geldt ook voor het punt dat wanneer door een fout
of vertraging in de keten een naheffing tot 12 maanden terug kan gaan. Waarom is voor
deze termijn gekozen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben onder dankzegging kennisgenomen van de
brief van de Minister. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de toelichting van de Minister een voorbeeld
van de complexiteit van de systematiek van uitkeringen, toeslagen en eigen bijdragen.
Een kleine verandering bij één regeling kan allerlei effecten hebben op andere regelingen.
Deze leden zijn van mening dat deze complexiteit ongewenst is. Is de Minister het
eens met deze leden dat dit illustreert dat het belastingstelsel en het toeslagenstelsel
toe is aan hervorming?
Genoemde leden lezen dat de problematiek specifiek in het geval van de eigen bijdrage
bij DGL nu goed in beeld is en dat aan oplossingen wordt gewerkt. Zij vragen de Minister
of het mogelijk is om wijzigingen in de AOW-uitkering door de SVB automatisch door
te laten geven aan het CAK. Wil de Minister dit overwegen mocht dit mogelijk blijken
te zijn?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister hoe hij ervoor gaat zorgen
dat mensen vooraf zicht krijgen op de financiële gevolgen van de aanpassing van hun
AOW-uitkering, zodat ze beredeneerd die keuze kunnen maken.
Genoemde leden vragen de Minister wat het maximale bedrag is dat nageheven kan worden
als er wordt uitgegaan van 36, 12 en 1 maand(en). Op welke manier moet worden aangetoond
dat het gaat om een fout of vertraging in de keten? Kan de Minister situaties benoemen
waarin het CAK de mogelijkheid van maatwerk zal toepassen om de naheffing te beperken
tot maximaal één maand of een beslissing dat de naheffing niet verschuldigd is? Welke
criteria gelden voor het CAK om tot maatwerk over te gaan? Is de Minister het met
genoemde leden eens dat een naheffing niet mag leiden tot een inperking van de bestaanszekerheid
van ouderen?
II. Reactie van de Minister
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister over de gevolgen
van duurzaam gescheiden leven (DGL) voor de verschuldigde eigen bijdrage aan het CAK
en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
Genoemde leden lezen in de brief dat uit recent gestarte bestandsvergelijkingen tussen
het CAK en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) is gebleken dat de hoogte van de eigen
bijdrage die wordt geïnd door het CAK niet altijd is gebaseerd op de juiste gegevens.
Deze leden vragen de Minister wat de aanleiding was voor deze bestandsvergelijking
en hoe lang deze discrepantie mogelijk al bestaat. Wat is de reden dat er geen structurele
gegevensvergelijking plaatsvond tussen het CAK en het SVB?
De huishoudsamenstelling is één van de elementen waarop een eigen bijdrage Wet langdurige
zorg (Wlz) of Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) wordt gebaseerd.
Het is daarom belangrijk dat mensen die als duurzaam gescheiden leven (DGL) worden
geregistreerd bij de SVB, dit doorgeven aan het CAK. Het CAK is er lange tijd vanuit
gegaan dat dat ook gebeurde. Dat is ook de reden dat er geen structurele bestandsvergelijking
noodzakelijk leek. Echter uit de behandeling bij het CAK van klacht- en/of bezwaarzaken
en andere contacten met cliënten en signalen uit de uitvoering kwam naar voren dat
dit niet altijd het geval is. Het CAK heeft deze discrepantie geanalyseerd met als
resultaat een bestandsvergelijking met de SVB die dit jaar voor het eerst is uitgevoerd.
Deze bestandsvergelijking wordt inmiddels maandelijks uitgevoerd.
De leden van de VVD-fractie lezen dat circa 5.500 van de 29.000 AOW-gerechtigden een
DGL-registratie hebben. Kan de Minister aangeven waarom een fractie van de groep AOW-gerechtigden
die hiervoor in aanmerking komt, voor deze optie gekozen heeft?
Alle gehuwden waarvan één van de partners in een zorginstelling wordt opgenomen, wordt
deze mogelijkheid geboden. De SVB informeert deze cliënten per brief over de mogelijkheid
om een verzoek in te dienen om de hogere AOW voor ongehuwden te ontvangen. Het ontvangen
van de hogere AOW voor ongehuwden kan voordelige maar ook nadelige financiële gevolgen
hebben, zoals een hogere eigen bijdrage voor de Wlz, of een lagere toeslag. De SVB
wijst cliënten op de mogelijkheid dat een keuze voor de DGL-status financiële gevolgen
kan hebben. De SVB kan echter geen advies geven over individuele financiële gevolgen
omdat de gevolgen per persoon verschillend zijn en de SVB niet over de benodigde informatie
(inkomen en vermogen) beschikt. Slechts 20% van de cliënten kiest ervoor om het hogere
alleenstaande AOW-pensioen te ontvangen. Onbekend is waarom 80% van de cliënten er
niet voor kiest om als DGL te worden aangemerkt. Hier kunnen financiële overwegingen
een rol spelen, maar ook emotionele overwegingen, waarbij partners niet als duurzaam
gescheiden willen worden gezien, terwijl ze gehuwd zijn. Daarbovenop komt dat emotionele
gebeurtenissen, zoals een opname van een partner in een zorginstelling, het doenvermogen
van mensen onder druk zet. En juist deze gebeurtenis vraagt mensen om in actie te
komen en zich te laten informeren over de mogelijke gevolgen van de DGL-keuze.
Zowel het CAK als de SVB wijzen cliënten inmiddels actief op de gevolgen van een wijziging
in het AOW-pensioen en op de mogelijkheid om een proefberekening van de eigen bijdrage
voor de Wlz of Wmo beschermd wonen te maken via de website, voordat een beslissing
over het AOW-pensioen wordt genomen. Het CAK leidt cliënten telefonisch en in brieven
hiernaartoe. Wanneer cliënten aangeven dat ze hulp nodig hebben bij het maken van
een proefberekening, staat het CAK klaar om de cliënt telefonisch te ondersteunen.
De telefonische ondersteuning gebeurt ook voor ouderen die geen internet hebben of
moeite hebben om dergelijke inkomenseffecten via internet te berekenen. Cliënten kunnen
ook een financieel adviseur raadplegen.
Verder lezen genoemde leden dat de SVB haar beleid heeft aangepast zodat een verzoek
om een alleenstaanden AOW-pensioen te ontvangen kan worden teruggedraaid. Hoe is deze
wijziging onder de aandacht gebracht van de doelgroep die nadeel heeft ondervonden
van een omzetting naar een alleenstaanden AOW?
De SVB heeft alle cliënten die in het verleden hebben verzocht als duurzaam gescheiden
levend te worden aangemerkt medio mei 2021 per brief geïnformeerd over het aangepaste
beleid en de mogelijkheid om per eerstvolgende maand weer het AOW-pensioen voor gehuwden
te ontvangen. Tot 1 juli 2021 hebben 323 cliënten van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
Voorts vragen genoemde leden of de Minister verder kan toelichten hoe de algemene
informatievoorziening rondom deze regeling wordt verbeterd.
De SVB en het CAK hebben hun communicatie over DGL verbeterd.
Het CAK heeft op haar website een uitgebreide pagina met veelgestelde vragen over
het AOW-pensioen. Het CAK heeft in samenwerking met de SVB een werkwijze opgezet waarbij
zowel het CAK als de SVB cliënten actief wijzen op de gevolgen van een wijziging in
het AOW-pensioen en op de mogelijkheid om een proefberekening van de eigen bijdrage
Wlz of Wmo beschermd wonen te maken via de website, voordat een beslissing over het
AOW-pensioen wordt genomen. Het CAK leidt cliënten telefonisch en in brieven hiernaartoe.
Wanneer cliënten aangeven dat ze hulp nodig hebben bij het maken van een proefberekening
voor de eigen bijdrage, dan staat het CAK klaar om de cliënt telefonisch te ondersteunen.
De SVB informeert AOW-gerechtigden waarvan één van de partners in een zorginstelling
is opgenomen over de mogelijkheid de SVB te verzoeken om als DGL te worden geregistreerd
en het hogere alleenstaande AOW-pensioen te ontvangen. De SVB heeft de brieven die
worden verstuurd verbeterd. Cliënten worden nadrukkelijker en duidelijker dan voorheen
gewezen op de eventuele gevolgen van hun verzoek. Daarnaast is in het toekenningsproces
nu ingebouwd dat de SVB checkt of iemand zich heeft laten informeren over de consequenties
voor de eigen bijdrage en toeslagen. Indien dat niet blijkt uit het verzoek, wordt
telefonisch contact opgenomen met de cliënt.
Wat is bekend over de tien procent aanvragers die nadeel ondervindt van een omzetting
naar een alleenstaanden AOW? Hoe worden zij gericht geïnformeerd en ondersteund in
deze keuze? Hoe is de rekentool van het CAK onderdeel van het aanvraagproces bij de
SVB? Worden ouderen die geen internet hebben of moeite hebben om dergelijke inkomenseffecten
via internet te berekenen daarbij ook ondersteund?
De SVB heeft alle cliënten die in het verleden hebben verzocht als DGL te worden aangemerkt
medio mei 2021 per brief geïnformeerd over het aangepaste beleid en de mogelijkheid
om per eerstvolgende maand weer het AOW-pensioen voor gehuwden te ontvangen.
Zowel het CAK als de SVB wijzen cliënten inmiddels actief op de gevolgen van een wijziging
in het AOW-pensioen en op de mogelijkheid om een proefberekening van de eigen bijdrage
voor de Wlz of Wmo beschermd wonen te maken via de website, voordat een beslissing
over het AOW-pensioen wordt genomen. Het CAK leidt cliënten telefonisch en in brieven
hiernaartoe. Wanneer cliënten aangeven dat ze hulp nodig hebben bij het maken van
een proefberekening, staat het CAK klaar om de cliënt telefonisch te ondersteunen.
De telefonische ondersteuning gebeurt ook voor ouderen die geen internet hebben of
moeite hebben om dergelijke inkomenseffecten via internet te berekenen.
De SVB biedt algemene informatie over de mogelijke financiële gevolgen. Hierbij wordt
ook verwezen naar de rekentool van het CAK. De SVB kan cliënten geen gericht advies
geven over de gevolgen van de DGL-keuze voor de eigen bijdrage aan het CAK, omdat
de gevolgen per persoon verschillend zijn en de SVB niet over de inkomens- en vermogensgegevens
beschikt. Novum, het innovatielab van de SVB, onderzoekt samen met CAK en Belastingdienst
of de complexe financiële gevolgen voor cliënten eenvoudig inzichtelijk kunnen worden
gemaakt.
Verder staat in de brief dat cliënten hebben nalaten hun veranderde huishoudsamenstelling
ten gevolge van een DGL-registratie door te geven aan het CAK. In de voorgestelde
maatregelen moeten cliënten echter opnieuw zelf hun wijzigingen doorgeven aan het
CAK. Hoe wordt geborgd dat cliënten dit zelf gaan doen?
Zowel het CAK als de SVB wijzen cliënten nadrukkelijk op de gevolgen van DGL. In alle
relevante correspondentie vanuit het CAK zal rondom dit onderwerp expliciet een meldingsplicht
worden opgenomen. Daarnaast heeft het CAK een bestandsvergelijking met de SVB ingericht,
wat dient als vangnet. Wanneer de cliënt de wijziging niet, of niet tijdig aan het
CAK doorgeeft, dan ontvangt het CAK de gegevens alsnog van de SVB. Hierdoor kan het
CAK de eigen bijdrage alsnog correct berekenen en de cliënt informeren.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om een toelichting op de tien procent
van de cliënten die een financieel nadeel ondervinden van het aanvragen van een DGL.
Is dit tien procent van de gegevens nadat een bestandvergelijking met onder andere
de SVB heeft plaatsgevonden, of kan dit cijfer nog hoger uitvallen na een dergelijke
bestandsvergelijking?
De tien procent refereert aan de eerdere bestandsvergelijking tussen het CAK en de
SVB, waarmee het verleden hersteld wordt en waaruit is gebleken dat voor een groep
van circa 3.000 cliënten onjuiste gegevens over de leefsituatie bij het CAK geregistreerd
staan. Van ongeveer 300 cliënten is de verhoging van de eigen bijdrage (van de lage
naar de hoge eigen bijdrage) meer dan de verhoging van de AOW (voor twee personen
van de AOW voor gehuwden naar de AOW voor alleenstaanden), waardoor een financieel
nadeel ontstaat. Voor de toekomst is het voortduren van discrepanties in de DGL-registraties
(en naheffingen in dergelijke omvang) gemitigeerd met de periodieke uitwisseling met
de SVB. Op dit moment vindt nog een verdere analyse plaats naar de verschillen waardoor
deze aantallen nog kunnen wijzigen.
Kan de Minister ingaan op de oorzaken van de inkomensachteruitgang voor tien procent
van de AOW-gerechtigden? Speelt dit bij specifieke inkomensgroepen of leefsituaties?
Er zijn twee soorten eigen bijdragen, de zogenaamde hoge eigen bijdrage en de lage
eigen bijdrage. Beide hebben een eigen berekeningssystematiek. Voor opname in een
instelling betaalt de cliënt de hoge eigen bijdrage, tenzij een van de uitzonderingssituaties
van toepassing is. Een van deze uitzonderingssituaties is het hebben van een thuiswonende
partner. Indien een van de uitzonderingssituaties van toepassing is, betaalt de cliënt
de lage eigen bijdrage. Indien een cliënt de keuze maakt voor DGL wordt de hoge eigen
bijdrage toegepast.
De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van het individuele inkomen, het individuele
vermogen, de leeftijd, de leveringsvorm van de zorg en de huishoudsamenstelling. Een
DGL-registratie en de gevolgen daarvan zijn altijd individueel. Cliënten die DGL geregistreerd
zijn bij de SVB, ontvangen beiden het alleenstaande AOW-pensioen (70% van het netto-referentieminimumloon
(cf. Wet minimumloon, Wml) in plaats van het AOW-pensioen voor gehuwden (50% van het
Wml). Het verschil tussen de bruto AOW-uitkering voor alleenstaanden (€ 1.346,52)
en gehuwden (€ 914,46) is € 432,06 per maand bij een volledige AOW-opbouw. Voor een
paar AOW-gerechtigden dat als DGL is geregistreerd, ligt de AOW-uitkering dus maximaal
€ 864,12 hoger.
Bij het veranderen van een gezamenlijke naar een gescheiden huishouding verandert
ook de hoogte van de eigen bijdrage. Bij een gezamenlijke huishouding, betaalt de
cliënt, op basis van het van toepassing zijn van een uitzonderingssituatie, de lage
eigen bijdrage (minimaal € 171,40 en maximaal € 899,80 per maand). Bij het voeren
van een gescheiden huishouding vervalt de uitzonderingssituatie en moet de cliënt
de hoge eigen bijdrage (maximaal € 2.469,20 per maand) betalen. In tien procent van
de gevallen bleek het moeten betalen van de hoge eigen bijdrage niet op te wegen tegen
het financiële voordeel van het hogere alleenstaande AOW-pensioen. Alhoewel de gevolgen
per individu verschillen is deze keuze in het algemeen nadelig, indien de cliënt die
is opgenomen in een instelling een hoog inkomen heeft.
Voorts lezen genoemde leden dat het CAK vanwege haar informatieplicht de financiële
gevolgen van de foutieve registratie voor mensen gaat beperken. Kan de Minister toelichten
hoe het CAK dit gaat doen en of hieraan budgettaire gevolgen zijn verbonden? Indien
dit het geval is horen zij tevens graag wat de dekking hiervan is.
De termijnen om de eigen bijdrage te herzien, liggen vast in de artikelen 3.3.1.5
en 3.3.1.6 van het Besluit langdurige zorg en de artikelen 3.5 en 3.6 van het Uitvoeringsbesluit
Wmo 2015. Hieruit volgt dat de wettelijke termijn tot herziening is gemaximeerd tot
36 maanden. Op grond van de bevoegdheden in de voornoemde artikelen kan het CAK de
herzieningstermijn verkorten naar twaalf maanden in verband met ernstige tekortkomingen
of vertragingen. Daarnaast kan het CAK uit eigen beweging of op aanvraag van de cliënt,
bij het voordoen van de genoemde situaties de termijn verkorten tot ten hoogste een
maand of besluiten dat de herziene bijdrage niet verschuldigd is in bijzondere of
voor de cliënt verzwarende omstandigheden. Deze wettelijke bepalingen zijn nader uitgewerkt
in de «Beleidsregels CAK inkorten termijnen of niet verschuldigd zijn eigen bijdrage
Wlz en Wmo 2015». Hierin zijn enkele criteria opgenomen om eventuele naheffingen te
beperken. Het CAK heeft met inachtneming van de wettelijke bepalingen en de genoemde
beleidsregels vastgesteld dat in deze casuïstiek sprake was van bijzondere of voor
de cliënt verzwarende omstandigheden zoals het nadrukkelijk tekortschieten in de informatievoorziening
naar burgers, de ingrijpende wijziging in persoonlijke (woon)situatie (partner naar
instelling), beperkte «doenvermogen» op deze complexe materie en de gevolgen daarvan
en het feit dat het CAK niet tijdig een informatie-uitwisseling met de SVB heeft georganiseerd.
Op basis hiervan vindt het CAK dat de gevolgen voor de cliënten geminimaliseerd dienen
te worden wat i.c. betekent dat deze cliënten geen eigen bijdrage verschuldigd zijn
en geen naheffing zullen ontvangen. Daarbij heeft het CAK ook gehandeld in lijn met
het rapport «Klem tussen balie en beleid» (Bijlage bij Kamerstuk 35 387, nr. 2) en – rekening houdend met onder andere het «doenvermogen» – maatwerk geleverd zodat
de ongunstige onbedoelde effecten op de cliënten als gevolg van beleid en uitvoering
gemitigeerd worden (menselijke maat).
Doordat wordt afgezien van naheffingen worden er aan cliënten minder eigen bijdragen
opgelegd en daardoor ook minder afgedragen aan het Fonds langdurige zorg (Flz) en
aan centrumgemeenten. Dit bedrag is voor de Wlz € 15.729.716,– en voor de Wmo Beschermd
wonen € 67.626,–. Hiermee is niet specifiek rekening gehouden bij de raming.
Het aan cliënten terugbetalen van door hen te veel betaalde bedragen, leidt tot een
daadwerkelijke uitstroom van middelen bij het Flz en bij gemeenten in 2021. Dit bedraagt
voor de Wlz € 2.385.822,– en voor de Wmo Beschermd wonen € 2.125,– in 2021. Het budgettaire
effect voor de eigen bijdragen Wlz loopt mee in de actualisatie van deze post op de
begroting van VWS. Het structurele effect wordt (ook voor de Wlz) op nihil verondersteld,
omdat de groep die wordt ontzien van de naheffing in het vervolg wel de hogere eigen
bijdrage gaat betalen.
Daarnaast hebben genoemde leden vragen over het maatwerk dat het CAK zal toepassen
op het eventueel beperken de naheffingen. Deze leden onderschrijven dat problemen
die ontstaan door naheffingen voorkomen moeten worden, maar de wijze waarop het CAK
hier vorm aan geeft is hen niet duidelijk op basis van de brief. Welke criteria hanteert
het CAK hierbij en hoe waarborgen we hier de gelijke behandeling van mensen? Wat bedoelt
de Minister precies met de zinsnede dat «wordt voorzien dat deze beperking van de
naheffing in beginsel kan worden toegepast»?
In de «Beleidsregels CAK inkorten termijnen of niet verschuldigd zijn eigen bijdrage
Wlz en Wmo 2015» zijn enkele criteria opgenomen om eventuele naheffingen te beperken.
In specifiek deze gevallen is extra weging gegeven aan de verzwarende en bijzondere
omstandigheden waarin deze naheffing kon ontstaan en in die zin is er sprake van maatwerk
voor de betreffende cliënten. Bij maatwerk is het evident dat gelijke gevallen met
gelijke behandeling tot op zekere hoogte kan, maar het is juist het doel van maatwerk
om oplossingen te leveren die passend zijn bij de situatie en omstandigheden. Het
CAK heeft daarom besloten, gezien de bijzondere verzwarende omstandigheden voor de
cliënten, de financiële gevolgen volledig te beperken, dat wil zeggen dat er aan geen
enkele cliënt een naheffing wordt opgelegd.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister hoe de bestandsvergelijking met andere
ketenpartners van het CAK, zoals het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
(UWV) en de Belastingdienst, is georganiseerd. Wordt dit geëvalueerd en kan de Minister
uitsluiten dat hier eventueel ook een discrepantie tussen gegevens bestaat?
Het CAK is voor de uitvoering van zijn taken afhankelijk van meerdere ketenpartijen.
Voor alle door ketenpartijen aangeleverde gegevens geldt dat het van belang is dat
deze geregistreerde gegevens bij de ketenpartij aansluiten bij de geregistreerde gegevens
bij het CAK. Naar aanleiding van de uitkomsten van deze bestandsvergelijking met de
SVB wordt nu ook gekeken naar bestandsvergelijkingen met andere ketenpartners van
het CAK. In deze fase is nog niet duidelijk of hier discrepanties in bestaan die invloed
hebben op de uitvoering door het CAK.
Tot slot vragen genoemde leden hoe deze uitvoeringsproblematiek moet worden gezien
in relatie tot het rapport over uitvoeringsorganisaties van de commissie-Bosman. Zijn
de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en Wet langdurige zorg (Wlz) voldoende
helder over de eigen bijdrage en de rol van het CAK?
De Wlz en de Wmo 2015 zijn voldoende helder maar het feit dat mensen door toepassing
van DGL op hun situatie van de lage eigen bijdrage voor gehuwden overgingen naar een
hoge eigen bijdrage voor alleenstaanden was niet altijd voldoende helder. Door betere
voorlichting en hulp bij de berekening van de eigen bijdrage is dat nu verbeterd.
Ook de rol van het CAK is voldoende helder. Daarnaast is in lijn met het rapport «Klem
tussen balie en beleid» hier door het CAK – rekening houdend met onder andere het
«doenvermogen» – maatwerk geleverd zodat de ongunstige onbedoelde effecten op de cliënten
als gevolg van beleid en uitvoering gemitigeerd worden (menselijke maat).
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de gevolgen van DGL
voor de verschuldigde eigen bijdrage aan het CAK en hebben daar nog de nodige vragen
en opmerkingen over.
De leden van de PVV-fractie constateren dat een significant deel van de 3.000 cliënten
geconfronteerd worden met naheffingen. Kan de Minister aangeven om welke bedragen
het hier gaat?
De termijnen om de eigen bijdrage te herzien, liggen vast in de artikelen 3.3.1.5
en 3.3.1.6 van het Besluit langdurige zorg en de artikelen 3.5 en 3.6 van het Uitvoeringsbesluit
Wmo 2015. Hieruit volgt dat de wettelijke termijn tot herziening is gemaximeerd tot
36 maanden. Op grond van de bevoegdheden in de voornoemde artikelen kan het CAK de
herzieningstermijn verkorten naar twaalf maanden in verband met ernstige tekortkomingen
of vertragingen. Daarnaast kan het CAK uit eigen beweging of op aanvraag van de cliënt,
bij het voordoen van de genoemde situaties de termijn verkorten tot ten hoogste een
maand of besluiten dat de herziene bijdrage niet verschuldigd is in bijzondere of
voor de cliënt verzwarende omstandigheden. Deze wettelijke bepalingen zijn nader uitgewerkt
in de «Beleidsregels CAK inkorten termijnen of niet verschuldigd zijn eigen bijdrage
Wlz en Wmo 2015». Hierin zijn enkele criteria opgenomen om eventuele naheffingen te
beperken. Het CAK heeft met inachtneming van de wettelijke bepalingen en de genoemde
beleidsregels vastgesteld dat in deze casuïstiek sprake was van bijzondere of voor
de cliënt verzwarende omstandigheden. Op basis hiervan vindt het CAK dat de gevolgen
voor de cliënten geminimaliseerd dienen te worden wat i.c. betekent dat deze cliënten
geen eigen bijdrage verschuldigd zijn en geen naheffing zullen ontvangen. Daarbij
heeft het CAK ook gehandeld in lijn met het rapport «Klem tussen balie en beleid»
en – rekening houdend met onder andere het «doenvermogen» – maatwerk geleverd zodat
de ongunstige onbedoelde effecten op de cliënten als gevolg van beleid en uitvoering
gemitigeerd worden (menselijke maat).
Als de naheffing zou plaatsvinden zou het gaan om totaalbedragen per cliënt in hoogte
variërend van een paar honderd euro tot in uitzonderlijke gevallen enkele tienduizenden
euro’s.
Maar het CAK heeft dus besloten, gezien de bijzondere verzwarende omstandigheden voor
de cliënten, de financiële gevolgen volledig te beperken, dat wil zeggen dat er aan
geen enkele cliënt een naheffing wordt opgelegd.
Genoemde leden lezen dat het CAK een correctie kan opleggen die maximaal 36 maanden
teruggaat, maar dat het CAK zich beperkt tot maximaal 12 maanden op grond van het
Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Kan de Minister aangeven
bij hoeveel cliënten het om zo’n lange periode gaat? Dit geldt echter alleen als er
sprake is van een fout. Kan de Minister een aantal voorbeelden geven van dergelijke
fouten?
In de «Beleidsregels CAK inkorten termijnen of niet verschuldigd zijn eigen bijdrage
Wlz en Wmo 2015» is een nadere uitwerking gegeven en toegelicht om wat voor soort
fouten of vertragingen het zou kunnen gaan. Een voorbeeld is als de zorggegevens over
het verleden met terugwerkende kracht worden gecorrigeerd. Als nadien blijkt dat de
geleverde zorggegevens onjuist zijn dan is dit onder normale omstandigheden niet aan
de cliënt te wijten maar aan de zorgketenpartner. De cliënt heeft immers in de regel
geen invloed op de gegevens of de aanlevering. In dit geval krijgen cliënten in het
geheel geen naheffing.
De SVB heeft haar beleid aangepast en de DGL-registratie kan herzien worden. Kan dit
ook met terugwerkende kracht? Zo nee, waarom niet?
Het aanpassen van het AOW-recht zonder dat er sprake is van een wijziging in de feitelijke
leefsituatie van de cliënt past niet in de systematiek van de wet. Het aangepaste
beleid van de SVB komt de cliënt evenwel tegemoet door de mogelijkheid te bieden om
de onbedoelde en onvoorziene negatieve effecten van een door de cliënt gemaakte eerdere
keuze ongedaan te maken. Zou het beleid met terugwerkende kracht ingaan, dan zouden
cliënten worden geconfronteerd met een terugvordering bij de SVB. Zij zouden dan met
terugwerkende kracht recht krijgen op het lagere AOW-pensioen voor gehuwden (50% van
het netto-referentieminimumloon (Wml)) in plaats van het hogere alleenstaande AOW-pensioen
(70% Wml). Dit betekent dat er een nieuwe schuld zou ontstaan bij de SVB.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister. Zij willen graag van dit
schriftelijk overleg gebruik maken om enkele aspecten helder te krijgen.
De Minister stelt dat uit een bestandsvergelijking tussen het CAK en de SVB is gebleken
dat een groep van circa 3.000 cliënten met onjuiste gegevens bij het CAK geregistreerd
staat. Kan de Minister uiteenzetten hoe deze gegevens nu «boven» water zijn gekomen?
Denkt de Minister hiermee de hele groep te pakken te hebben?
Kan de Minister uiteenzetten hoe groot de groep is die een brief voor een nabetaling
in de brievenbus kan verwachten en hoe groot de groep is die een brief voor restitutie
kan verwachten?
Deze gegevens zijn door een bestandsvergelijking tussen het CAK en de SVB «boven»
water gekomen. Er worden nu maandelijkse bestandsvergelijkingen uitgevoerd tussen
het CAK en de SVB en daarmee worden eventuele discrepanties tijdig gesignaleerd. Afhankelijk
van de individuele uitkomsten krijgen cliënten een brief toegestuurd. De 3.829 cliënten
waarbij in beginsel sprake zou zijn van een naheffing – die niet in rekening wordt
gebracht – hebben inmiddels een brief van het CAK met hun beschikking met de juiste
eigen bijdrage geldend vanaf 1 juli 2021 ontvangen. Van de 3.829 cliënten krijgen
er 3808 cliënten zorg uit de Wlz en 21 uit het domein Wmo Beschermd Wonen.
Ook de cliënten die een restitutie ontvangen hebben inmiddels een brief van het CAK
gekregen met daarin het bedrag van de restitutie alsmede de hoogte van de eigen bijdrage.
Hierbij gaat het om 988 cliënten die zorg ontvangen uit hoofde van de Wlz en om vier
cliënten uit hoofde van de Wmo Beschermd Wonen.
Verder in de brief stelt de Minister dat uit gegevens van de SVB blijkt dat er in
Nederland circa 29.000 AOW-gerechtigden zijn die zelf in een instelling wonen, of
waarvan de partner in een instelling woont. Daarvan zijn circa 5.500 cliënten bij
de SVB als DGL geregistreerd. Een verzoek om het alleenstaande AOW-pensioen te ontvangen,
kan volgens het huidige SVB-beleid niet worden teruggedraaid. Hiervan zijn de leden
van genoemde fractie op de hoogte en hier hebben zij ook verschillende trieste brieven
over ontvangen. Waarom kan dit volgens de Minister niet worden teruggedraaid?
Het aanpassen van het AOW-recht zonder dat er sprake is van een wijziging in de feitelijke
leefsituatie van de cliënt past niet in de systematiek van de wet. Het aangepaste
beleid van de SVB komt de cliënt evenwel tegemoet door de mogelijkheid te bieden om
de onbedoelde en onvoorziene negatieve effecten van een door de cliënt gemaakte eerdere
keuze ongedaan te maken. Zou het beleid met terugwerkende kracht ingaan, dan zouden
cliënten worden geconfronteerd met een terugvordering bij de SVB. Zij zouden dan met
terugwerkende kracht recht krijgen op het lagere AOW-pensioen voor gehuwden (50% van
het netto-referentieminimumloon (Wml) in plaats van het hogere alleenstaande AOW-pensioen
(70% Wml). Dit betekent dat er een nieuwe schuld zou ontstaan bij de SVB. Alle cliënten
die in het verleden hebben verzocht om als DGL te worden geregistreerd zijn medio
mei 2021 geïnformeerd over het gewijzigde beleid.
De Minister stelt in zijn brief dat de financiële gevolgen van deze keuze soms lastig
te voorspellen zijn. Ook geeft hij aan dat de optie dat cliënten terug kunnen komen
op hun verzoek om DGL-geregistreerd te worden, grote financiële gevolgen heeft. Begrijpen
de leden van genoemde fractie het goed dat dat het terug kunnen draaien van de DGL
negatieve financiële gevolgen heeft voor de SVB? Kan de Minister hier nader op ingaan?
Het kunnen terugdraaien van de DGL-registratie heeft geen structurele financiële gevolgen
voor de uitvoering van de SVB. Aanpassing van het beleid heeft tot beperkte eenmalige
uitvoeringskosten geleid. Het kunnen terugdraaien van de DGL-registratie leidt tot
een beperkte besparing op de uitkeringslasten, omdat de AOW wordt verlaagd van 70%
naar 50% van het netto-referentieminimumloon (Wml).
De Minister stelt dat AOW-gerechtigden wordt geadviseerd om zich, voor het aanvragen
bij de SVB van een alleenstaande AOW-pensioen, te laten informeren over de financiële
gevolgen. Maar de leden van de CDA-fractie vinden dat het SVB of het CAK hier ook
een taak hebben. Vindt de Minister ook niet dat de SVB hier duidelijker over moet
informeren, juist omdat het zo ingewikkeld is. En vindt de Minister ook niet dat de
SVB dit duidelijker moet doen dan de SVB tot nu toe heeft gedaan? Kunnen bijvoorbeeld
verschillende rekenvoorbeelden in de brief (of bijlage) worden opgenomen?
Ik onderschrijf het belang van duidelijke communicatie aan cliënten. De SVB heeft
de brieven die worden verstuurd verbeterd. Cliënten worden nadrukkelijker en duidelijker
dan voorheen gewezen op de eventuele gevolgen van hun verzoek.
Er is niet voor gekozen om rekenvoorbeelden op te nemen, omdat de situatie per cliënt
zo verschillend kan zijn dat rekenvoorbeelden al snel een eigen leven gaan leiden.
De SVB vindt het belangrijk dat cliënten zich laten informeren over hun persoonlijke
consequenties, bijvoorbeeld door het CAK ten aanzien van de eigen bijdrage Wlz en
Wmo beschermd wonen. In het toekenningsproces is ingebouwd dat de SVB checkt of iemand
zich heeft laten informeren over de consequenties voor de eigen bijdrage Wlz en Wmo
beschermd wonen en toeslagen. Indien dat niet blijkt uit het verzoek wordt contact
opgenomen met de cliënt.
Novum, het innovatielab van de SVB, onderzoekt samen met het CAK en de Belastingdienst
of de complexe financiële gevolgen voor cliënten eenvoudig inzichtelijk kunnen worden
gemaakt, toegespitst op de individuele situatie van de cliënt.
Verder geeft de Minister aan dat circa negentig procent van de CAK-cliënten een hogere
eigen bijdrage moet betalen. In slechts ongeveer tien procent van deze gevallen is
sprake van een financieel nadeel voor cliënten. Waar zijn deze cijfers op gebaseerd?
De tien procent refereert aan de eerdere bestandsvergelijking tussen het CAK en de
SVB, waarmee het verleden hersteld wordt en waaruit is gebleken dat voor een groep
van circa 3.000 cliënten onjuiste gegevens over de leefsituatie bij het CAK geregistreerd
staan. Van ongeveer 300 cliënten is de verhoging van de eigen bijdrage (van de lage
naar de hoge eigen bijdrage) meer dan de verhoging van de AOW (voor twee personen
van de AOW voor gehuwden naar de AOW voor alleenstaanden), waardoor een financieel
nadeel ontstaat. Voor de toekomst is het voortduren van discrepanties in de DGL-registraties
(en naheffingen in dergelijke omvang) gemitigeerd met de periodieke uitwisseling met
de SVB. Op dit moment vindt nog een verdere analyse plaats naar de verschillen waardoor
deze aantallen nog kunnen wijzigen.
Voor hoeveel procent van deze cliënten maakt dit eigenlijk financieel niet zoveel
uit en is het financiële verschil uiteindelijk minimaal? Kan de Minister een duiding
geven met hoeveel procent de eigen bijdrage gemiddeld stijgt voor die groep van circa
negentig procent? Hoe groot zijn dan de uiteindelijke bedragen per periode?
Over hoe groot de uiteindelijke bedragen per periode zijn, is afhankelijk van de persoonlijke
situatie van de cliënt en varieert tussen de € 0 – € 2.469,20 (respectievelijk de
wettelijke minimale en maximale bijdrage per maand). Het CAK heeft evenmin zicht op
de financiële gevolgen bij andere domeinen (zoals huur- of zorgtoeslag).
Als het slechts in tien procent van de gevallen nadelig is voor de persoon (duurzaam
gescheiden echtpaar) omdat de verhoging van de eigen bijdrage groter is dan het bedrag
waarmee het AOW-pensioen wordt verhoogd, dan zou de SVB dit toch mee kunnen geven
in de brief die zij stuurt?
Alle AOW-gerechtigden waarvan een van de partners is opgenomen in een zorginstelling,
hebben de mogelijkheid om als duurzaam gescheiden levend te worden aangemerkt. Ongeveer
80% van de cliënten, maakt geen gebruik van deze mogelijkheid. Van de 20% die wel
als DGL wordt aangemerkt is de inschatting dat 10% (= 2% van het totaal) een financieel
onvoordelige keuze heeft gemaakt.
De percentages worden niet genoemd in de brieven, omdat deze percentages niets zeggen
over de individuele situatie van de cliënt. Het opnemen van percentages kan juist
sturend werken waardoor cliënten zich niet meer laten informeren. Dat is onwenselijk,
omdat zo’n twintig procent van de cliënten wel baat heeft bij DGL-registratie.
Het CAK heeft in het verleden nagelaten een gedegen bestandsvergelijking en informatie-uitwisseling
op te zetten met de SVB. Waarom heeft het CAK dit nagelaten?
De huishoudsamenstelling is een van de elementen waarop een eigen bijdrage Wet langdurige
zorg (Wlz) of Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) wordt gebaseerd.
Het is daarom belangrijk dat mensen die als duurzaam gescheiden leven (DGL) worden
geregistreerd bij de SVB, dit doorgeven aan het CAK. Het CAK is er lange tijd vanuit
gegaan dat dat ook gebeurde. Dat is ook de reden dat er geen structurele bestandsvergelijking
noodzakelijk leek. Echter uit de behandeling bij het CAK van klacht- en/of bezwaarzaken
en andere contacten met cliënten en signalen uit de uitvoering kwam naar voren dat
dit niet altijd het geval is. Het CAK heeft deze discrepantie geanalyseerd met als
uiteindelijk resultaat een bestandsvergelijking met de SVB die dit jaar voor het eerst
is uitgevoerd. Deze bestandsvergelijking wordt inmiddels maandelijks uitgevoerd.
Wat betreft de maatregelen die zowel het SVB als het CAK neemt, staat bij maatregel 2
dat cliënten met een DGL-registratie deze registratie kunnen herzien. Over welke groep
gaat dit, aangezien verder in de brief is te lezen dat voor een structurele oplossing
de wet zal moeten worden gewijzigd? Hoe lang gaat de regeling voor tijdelijke herziening
duren? Is de Minister voornemens de wet op dit punt te wijzigen? Waarom wel, of waarom
niet?
De SVB heeft alle cliënten die in het verleden hebben verzocht als duurzaam gescheiden
levend te worden aangemerkt medio mei 2021 per brief geïnformeerd over het aangepaste
beleid en de mogelijkheid om per eerstvolgende maand weer het AOW-pensioen voor gehuwden
te ontvangen. Tot 1 juli 2021 hebben 323 cliënten van deze mogelijkheid gebruik maakt.
Met de beleidswijziging worden toekomstige negatieve financiële gevolgen naar aanleiding
van het verzoek om als DGL te worden aangemerkt beperkt. Echter de complexe financiële
gevolgen blijven in stand. Voor cliënten is het moeilijk om de gevolgen inzichtelijk
te krijgen. Voor de SVB is het onmogelijk om cliënten hier gericht op de individuele
omstandigheden voor te lichten. De SVB beschikt voor de uitvoering van de AOW niet
over inkomens- en vermogensgegevens en kan alleen in zijn algemeenheid voorlichting
geven.
Het aanpassen van het beleid en het verbeteren van de informatievoorziening om cliënten
beter te ondersteunen bij hun keuze, zijn mooie stappen die de SVB en het CAK hebben
gezet. Het neemt de complexiteit van de keuze echter niet weg. Die complexiteit spitst
zich echter niet alleen toe op de situatie dat mensen duurzaam gescheiden leven van
elkaar, maar betreft het stelsel van leefvormen in zijn geheel. Daarom is onderzoek
gedaan naar mogelijkheden om het stelsel van leefvormen binnen de AOW fundamenteel
te vereenvoudigen; zowel voor cliënten als voor de uitvoering. De «Verkenning leefvormen
AOW» is op 31 maart jl.1 aangeboden aan uw Kamer. In deze verkenning zijn drie varianten uitgewerkt om het
partnerbegrip voor de AOW te vereenvoudigen.
Het gaat om het individualiseren van de AOW, het adres als uitgangspunt en het toepassen
van het partnerbegrip dat geldt voor de toeslagen. Naast deze varianten zijn een aantal
opties beschreven om verbeteringen binnen het huidige stelsel door te voeren. Het
is aan een volgend kabinet om opvolging te geven aan deze verkenning.
De leden van de CDA-fractie willen wat betreft maatregel 3 ook graag meer duidelijkheid.
Bedoelt de Minister dat er geen naheffing van maximaal 12 maanden wordt opgelegd?
Of is dit een beslissing die de Minister bij het CAK laat? Genoemde leden ontvangen
op dit punt graag een nadere toelichting.
De termijnen om de eigen bijdrage te herzien, liggen vast in de artikelen 3.3.1.5
en 3.3.1.6 van het Besluit langdurige zorg en de artikelen 3.5 en 3.6 van het Uitvoeringsbesluit
Wmo 2015. Hieruit volgt dat de wettelijke termijn tot herziening is gemaximeerd tot
36 maanden. Op grond van de bevoegdheden in de voornoemde artikelen kan het CAK de
herzieningstermijn verkorten naar twaalf maanden in verband met ernstige tekortkomingen
of vertragingen. Daarnaast kan het CAK uit eigen beweging of op aanvraag van de cliënt,
bij het voordoen van de genoemde situaties de termijn verkorten tot ten hoogste een
maand of besluiten dat de herziene bijdrage niet verschuldigd is in bijzondere of
voor de cliënt verzwarende omstandigheden. Deze wettelijke bepalingen zijn nader uitgewerkt
in de «Beleidsregels CAK inkorten termijnen of niet verschuldigd zijn eigen bijdrage
Wlz en Wmo 2015». Hierin zijn enkele criteria opgenomen om eventuele naheffingen te
beperken. Het CAK heeft met inachtneming van de wettelijke bepalingen en de eigen
beleidsregels vastgesteld dat in deze casuïstiek sprake was van bijzondere of voor
de cliënt verzwarende omstandigheden. Op basis hiervan vindt het CAK dat de gevolgen
voor de cliënten geminimaliseerd dienen te worden wat i.c. betekent dat deze cliënten
geen naheffing wordt opgelegd.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister. Deze leden constateren
dat uit een bestandsvergelijking tussen het CAK en SVB is gebleken dat voor een groep
van ongeveer 3.000 mensen onjuiste gegevens geregistreerd staan bij het CAK en dat
zij daardoor geconfronteerd worden met een naheffing of een teruggave van de eigen
bijdrage.
Bij de naheffing kan het CAK een correctie opleggen die tenminste 36 maanden teruggaat.
Genoemde leden vragen de Minister waarom hij deze naheffing niet kwijtscheldt wanneer
dit veroorzaakt is door een verkeerde registratie of voor mensen die onbewust iets
niet hebben doorgegeven. Zij vragen de Minister om een uitgebreide reactie op dit
punt.
Voorts willen deze leden willen weten hoe de regering voorkomt dat mensen eindeloos
in de schulden terechtkomen. Dit geldt ook voor het punt dat wanneer door een fout
of vertraging in de keten een naheffing tot 12 maanden terug kan gaan. Waarom is voor
deze termijn gekozen?
Het is zeer onwenselijk als cliënten met hoge naheffingen worden geconfronteerd. Om
stapelfacturen te reduceren zijn daarom een aantal jaar geleden verschillende maatregelen
getroffen. Allereerst is de termijn waarover het CAK een initiële oplegging van de
eigen bijdrage mag opleggen verkort van 36 naar twaalf maanden. Vanaf 2019 geldt de
twaalf maanden termijn voor de bijdrage voor Wlz-zorg en de maatwerkvoorziening beschermd
wonen, en vanaf 2020 geldt dit ook voor alle andere Wmo-voorzieningen waarvoor het
CAK een bijdrage oplegt.
Daarnaast is besloten om per 2020 bij herzieningen de termijn waarover naheffingen
kunnen worden opgelegd te verkorten van 36 maanden naar twaalf maanden als het CAK
van oordeel is dat er sprake is van een ernstige tekortkoming of ernstige vertraging
bij het CAK of ketenpartners (zoals gemeenten, zorgkantoren of de Belastingdienst)
in de gegevensuitwisseling. Hierbij is aangesloten bij de termijn die sinds 1 januari
2019 wordt gehanteerd voor initiële beschikkingen.
Ook heeft het CAK sinds 2020 de bevoegdheid om, in zeer specifieke situaties, een
naheffing naar aanleiding van (initiële) oplegging van een bijdrage of een herziening
een kortere termijn dan twaalf maanden te hanteren of de eigen bijdrage zelfs helemaal
niet op te leggen.
Het CAK heeft geoordeeld dat in deze specifieke situatie alle cliënten in aanmerking
komen voor het verkorten van de termijn van twaalf maanden. Gezien de bijzondere verzwarende
omstandigheden voor de cliënt betekent dit dat geen enkele cliënt een naheffing ontvangt.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben onder dankzegging kennisgenomen van de brief van de Minister. Deze
leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de toelichting van de Minister een voorbeeld
van de complexiteit van de systematiek van uitkeringen, toeslagen en eigen bijdragen.
Een kleine verandering bij één regeling kan allerlei effecten hebben op andere regelingen.
Deze leden zijn van mening dat deze complexiteit ongewenst is. Is de Minister het
eens met deze leden dat dit illustreert dat het belastingstelsel en het toeslagenstelsel
toe is aan hervorming?
Het demissionaire kabinet deelt dat het toeslagenstelsel toe is aan herziening. Om
op de lange termijn toe te werken naar een toegankelijker en begrijpelijker stelsel
zijn alternatieven uitgewerkt voor een ander toeslagenstelsel en scenario’s voor het
inrichten van een nieuw stelsel van kindvoorzieningen2. Daarnaast heeft het kabinet in reactie op verschillende moties en Kamervragen verbeteringen
en vereenvoudigingen van het belastingstelsel in kaart laten brengen3. Een volgend kabinet zal opvolging moeten geven aan deze verkenningen om vereenvoudiging
van het toeslagen- en belastingstelsel te realiseren.
Bij de situatie waarin een van de partners wordt opgenomen in een zorginstelling en
de keuze voor DGL zich voordoet, manifesteert de complexiteit zich niet zozeer in
de gevolgen voor de AOW maar in de doorwerking in andere regelingen (inkomstenbelasting,
toeslagen, eigen bijdrage Wlz/Wmo). Cliënten kunnen hierdoor niet goed overzien wat
de gevolgen zijn van de keuze om -al dan niet- als DGL te worden aangemerkt door de
SVB. De ingewikkelde DGL-keuze is niet zozeer een illustratie van de complexiteit
van het toeslagen- en belastingstelsel, maar een voorbeeld van complexiteit die kan
ontstaan door de samenhang van verschillende regelingen en hoe die op elkaar inwerken.
Genoemde leden lezen dat de problematiek specifiek in het geval van de eigen bijdrage
bij DGL nu goed in beeld is en dat aan oplossingen wordt gewerkt. Zij vragen de Minister
of het mogelijk is om wijzigingen in de AOW-uitkering door de SVB automatisch door
te laten geven aan het CAK. Wil de Minister dit overwegen mocht dit mogelijk blijken
te zijn?
De bestandsvergelijking tussen het CAK en de SVB vindt periodiek plaats en fungeert
als vangnet. Als de cliënt de wijziging niet doorgeeft, dan past het CAK de hoogte
van de eigen bijdrage aan op basis van de gegevens van de SVB. Er vindt nog overleg
plaats tussen het CAK en de SVB over hoe de periodieke uitwisseling zoals die nu is
vormgegeven een geautomatiseerd karakter kan krijgen. Hierbij worden alle opties overwogen
om het maximale te bereiken binnen de middelen en mogelijkheden van het CAK en de
SVB. Als blijkt dat het mogelijk is voor de SVB om wijzigingen in de AOW-uitkering
automatisch door te laten geven aan het CAK, dan zal dit zeker overwogen worden.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister hoe hij ervoor gaat zorgen
dat mensen vooraf zicht krijgen op de financiële gevolgen van de aanpassing van hun
AOW-uitkering, zodat ze beredeneerd die keuze kunnen maken.
Voor de SVB is het onmogelijk om cliënten vooraf individueel inzicht te geven de financiële
gevolgen. De SVB beschikt voor de uitvoering van de AOW niet over inkomens- en vermogensgegevens
en kan alleen in zijn algemeenheid voorlichting geven. Het is onwenselijk dat cliënten
niet goed kunnen worden geïnformeerd over de gevolgen van de keuze voor DGL. Daarom
onderzoekt Novum, het innovatielab van de SVB, samen met het CAK en de Belastingdienst
of de complexe financiële gevolgen voor cliënten eenvoudig inzichtelijk kunnen worden
gemaakt.
Genoemde leden vragen de Minister wat het maximale bedrag is dat nageheven kan worden
als er wordt uitgegaan van 36, 12 en 1 maand(en). Op welke manier moet worden aangetoond
dat het gaat om een fout of vertraging in de keten? Kan de Minister situaties benoemen
waarin het CAK de mogelijkheid van maatwerk zal toepassen om de naheffing te beperken
tot maximaal één maand of een beslissing dat de naheffing niet verschuldigd is? Welke
criteria gelden voor het CAK om tot maatwerk over te gaan? Is de Minister het met
genoemde leden eens dat een naheffing niet mag leiden tot een inperking van de bestaanszekerheid
van ouderen?
Er zijn geen vaste bedragen te geven bij 36, twaalf of één maand(en), omdat de hoogte
van de bijdragen geheel afhankelijk is van het inkomen en vermogen van de burger en
zo is er ook geen maximum in geldelijke zin vastgelegd. Uitgaande van de wet- en regelgeving
en de eigen bijdragen per maand die gelden als absolute minimum aan eigen bijdrage
(€ 0) en het absolute maximum aan eigen bijdrage (€ 2.469,20) voor verblijf in een
instelling kan een eventuele naheffing maximaal 36 keer een bedrag zijn gelegen tussen
de € 0 – € 2.469,20. Op grond van de bevoegdheden in het Besluit langdurige zorg en
het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is er sprake van vigerend beleid dat aangeeft dat
de herzieningstermijn wordt gematigd tot en met twaalf maanden in verband met ernstige
tekortkomingen of vertragingen. Het CAK heeft vastgesteld dat dit aan de orde is.
Specifiek in deze gevallen vindt het CAK daarnaast dat de gevolgen voor de cliënten
geminimaliseerd dienen te worden. Gezien de bijzondere verzwarende omstandigheden
voor de cliënt betekent dit het volledig beperken van de financiële gevolgen. In de
Beleidsregels CAK «inkorten termijnen of niet verschuldigd zijn eigen bijdrage Wlz
en Wmo 2015» is nader geduid om welke bijzondere of verzwarende situaties het zou
kunnen gaan (niet limitatief). Het besluit om niet tot naheffing over te gaan is uiteindelijk
overeenkomstig de wet- en regelgeving een bevoegdheid van het CAK. Het CAK heeft met
inachtneming van de wettelijke bepalingen en de genoemde beleidsregels vastgesteld
dat in deze casuïstiek sprake was van bijzondere of voor de cliënt verzwarende omstandigheden,
zoals het tekortschieten in de informatievoorziening naar burgers, de ingrijpende
wijziging in persoonlijke (woon)situatie (partner naar instelling), het beperkte «doenvermogen»
op deze complexe materie en de gevolgen daarvan en het feit dat het CAK niet tijdig
een informatie-uitwisseling met de SVB heeft georganiseerd.
Aangezien er i.c. geen naheffing plaatsvindt, wordt de bestaanszekerheid van ouderen
niet ingeperkt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier