Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over een familie die vermalen wordt in de molens van de overheid
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Financiën over een familie die vermalen wordt in de molens van de overheid (ingezonden 7 juni 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) en Staatssecretaris Vijlbrief
(Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst), mede namens Minister voor Rechtsbescherming)
(ontvangen 3 september 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021,
nr. 3362.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht over Savaz en zijn gezin, en hun problemen met
de overheid?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Wat is uw (uitgebreide) analyse over hoe het zo fout heeft kunnen gaan in deze zaak?
Met andere woorden: waar is het misgegaan?
Vindt u dat er door alle betrokken instanties voldoende maatwerk is geleverd in deze
zaak en dat de menselijke maat voldoende in acht is genomen? Zo nee, hoe wilt u een
gebrek aan maatwerk en menselijke maat nu en in de toekomst voorkomen?
Antwoord 2 en 3
Er kan niet worden ingaan op een specifieke casus. Ten aanzien van de inzet van bestuurlijke
bevoegdheden door een burgemeester dient in eerste instantie de burgemeester per geval
alle betrokken belangen in zijn afweging te betrekken en daarbij te beoordelen of
toepassing van een maatregel evenredig is. Die beoordeling kan door de rechter worden
getoetst. De Minister van JenV treedt daar niet in. De voorzieningenrechter kan de
tenuitvoerlegging van de maatregel eventueel schorsen.
Op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige kan hier vanwege artikel
67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) niet worden ingaan.
Vraag 4 en 5
Wat vindt u ervan dat Savaz en zijn gezin niet eens een beroep kunnen doen op gesubsidieerde
rechtsbijstand? Ziet u in dat als mensen hun recht niet kunnen halen onrecht blijft
bestaan?
Wat gaat u concreet doen om mensen die duidelijk gesubsidieerde rechtsbijstand nodig
hebben, hen die ook echt te geven? Bent u bereid zo snel mogelijk te investeren in
de rechtsbijstand, zodat mensen als de heer Savaz en zijn familie gewoon hun recht
kunnen halen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4 en 5
In algemene zin geldt dat er geen toevoeging van een advocaat wordt verleend in een
bezwaarprocedure bij de Belastingdienst voor geschillen die uitsluitend rekenkundig
of feitelijk van aard zijn, tenzij er sprake is van bijzondere feitelijke en/of juridische
ingewikkeldheid. Deze regel in artikel 8 lid 1 sub een lid 2 Besluit rechtsbijstands-
en toevoegingscriteria heeft in de wetsgeschiedenis ten principale als uitgangspunt
dat «(...) dient voorkomen te worden dat zaken in de sfeer van de rechtsbijstand belanden
terwijl nog andere, meer geëigende vormen van hulpverlening zoals gemeentelijke of
andere overheidsinstellingen, sociaal raadslieden of maatschappelijk werk, openstaan.»
Dit uitgangspunt behoeft herijking, waarvoor het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum
op dit moment een onderzoek is gestart. Daarnaast zijn de Raad voor Rechtsbijstand,
het Juridisch Loket, de Nederlandse Orde van Advocaten en Sociaal Werk Nederland sinds
1 juli 2021 proefondervindelijk aan de slag om zich te herbezinnen op zelfredzaamheid.
In situaties, waarbij burgers tussen wal en het schip dreigen te vallen en die door
het Juridisch Loket niet verder geholpen kunnen worden, zal de Raad voor Rechtsbijstand
een zogenoemde Adviestoevoeging Zelfredzaamheid (ATZ) aan een advocaat verlenen.2
Vraag 6
Kunt u specifiek reflecteren op de rol van de Belastingdienst in deze zaak?
Antwoord 6
Op grond van artikel 67 AWR geldt een fiscale geheimhoudingsplicht. Iedere belastingplichtige
moet erop kunnen vertrouwen dat de door hem verstrekte, veelal privacygevoelige, gegevens
en inlichtingen bij de Belastingdienst in goede handen zijn. De Belastingdienst hecht
dan ook veel waarde aan deze geheimhoudingsplicht. Op grond van de fiscale geheimhoudingsplicht
kan de Staatssecretaris van Financiën voor Fiscaliteit en Belastingen niet ingaan
op de fiscale positie van een belastingplichtige.
In zijn algemeenheid geldt dat de Belastingdienst een belangrijke partner is in de
aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit, waaronder hennepteelt. Tussen
de deelnemende bestuursorganen kunnen binnen de Regionale Informatie- en Expertise
Centra (RIEC’s) op het thema georganiseerde hennepteelt, dat onderdeel is van het
RIEC-convenant, over en weer meldingen worden gedaan.3 Een melding van een RIEC-partner kan voor de Belastingdienst aanleiding zijn onderzoek
te doen naar de ingediende aangifte en afhankelijk van de uitkomsten daarvan de aanslag
niet conform de aangifte op te leggen, dan wel een navorderingsaanslag op te leggen,
eventueel met een daarbij passende boete. Daarbij heeft de Belastingdienst de bevoegdheid
informatie op te vragen bij de belastingplichtige of bij derden. Het uitoefenen van
deze bevoegdheid wordt begrensd door algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Zo
mag een inspecteur gelet op het fair-play beginsel bijvoorbeeld niet vragen naar het
adviserende deel van een belastingadvies.
Vraag 7
Vindt u het juist dat, terwijl de strafrechter al heeft bepaald dat er geen sprake
kan zijn geweest van meerdere oogsten, de Belastingdienst zich toch op het standpunt
stelt dat er wél meerdere oogsten zijn geweest en de heer Savas zelf maar moet aantonen
dat dit niet het geval is geweest? Zo ja, waarom vindt u dat de Belastingdienst een
strafrechtelijke uitspraak zo naast zich neer kan leggen? Zo nee, wat gaat u hier
aan doen?
Antwoord 7
Zoals eveneens in het antwoord op vraag 6 is toegelicht, kunnen op grond van de fiscale
geheimhoudingsplicht geen uitspraken gedaan worden over individuele belastingplichtigen.
Bij het opleggen van een aanslag die afwijkt van de door belastingplichtige ingediende
aangifte of een navorderingsaanslag geldt in zijn algemeenheid dat het aan de Belastingdienst
is om de hoogte van het inkomen aannemelijk te maken. De Belastingdienst kan zich
hiervoor onder andere baseren op de informatie die van derden is verkregen, bijvoorbeeld
van de partners binnen de RIEC-structuur, informatie verkregen naar aanleiding van
vragen die aan belastingplichtige zijn gesteld, maar ook op basis van feiten die zijn
opgenomen in een vonnis van een strafrechter. Een dergelijk vonnis is niet in naar
personen herleidbare vorm openbaar, maar op basis van artikel 55 AWR kan de Belastingdienst
bij het OM een verzoek tot inzage indienen. In het geval van hennepteelt moet het
inkomen veelal achteraf herleid worden. De hoeveelheid aangetroffen planten en het
aantal oogsten is daarvoor mede van belang. De Belastingdienst kan zich hiervoor baseren
op de bij de hennepplantage aangetroffen indicatoren (bijvoorbeeld het aantal gebruikte
stekblokken en vervuilde koolstoffilters). Uiteraard dient de inspecteur zich bij
het opleggen van een dergelijke correctie te houden aan de algemene beginselen van
behoorlijk bestuur.
Als de Belastingdienst overgaat tot het opleggen van een aanslag die afwijkt van de
ingediende aangifte of een navorderingsaanslag, dan heeft de belastingplichtige het
recht om in bezwaar en beroep te gaan tegen die aanslag. In de bezwaarprocedure vindt
een (volledige) herbeoordeling van de aanslag plaats. Om een onbevooroordeelde herbeoordeling
te borgen wordt het bezwaar beoordeeld door een andere ambtenaar dan de inspecteur
die de aanslag heeft opgelegd. In een beroepsprocedure zal, afhankelijk van de bewijslastverdeling
die de rechter vaststelt, de Belastingdienst aannemelijk moeten maken dat het inkomen
juist is vastgesteld, of zal belastingplichtige aannemelijk moeten maken dat het inkomen
door de Belastingdienst onjuist is vastgesteld. Wanneer een belastingplichtige ondanks
herhaald verzoek geen aangifte indient of anderszins geen openheid van zaken geeft,
heeft de Belastingdienst redelijkerwijs geen andere optie dan het belastbare inkomen
schattenderwijs vast te stellen en de aanslag ambtshalve vast te stellen. Bij een
eventueel bezwaar en beroep bepalen de artikelen 25 en 27e AWR dan dat de bewijslast
bij de belastingplichtige ligt. Hij zal dan moeten doen blijken dat de ambtshalve
aanslag naar een te hoog bedrag is vastgesteld (de zogenoemde omkering en verzwaring
van de bewijslast).
Vraag 8
Kunt u uiteenzetten hoe de Belastingdienst aan het strafdossier van het OM is gekomen?
Deelt het OM deze gegevens uit zichzelf met de Belastingdienst of heeft de Belastingdienst
zelf gevraagd om het dossier? Als dit laatste het geval is, hoe wist de Belastingdienst
dan dat zij om dit strafdossier moest vragen bij het OM?
Antwoord 8
Ook hier geldt, zoals in de antwoorden op vraag 6 en 7 is toegelicht, dat er op grond
van de fiscale geheimhoudingsplicht geen uitspraken kunnen worden gedaan over individuele
belastingplichtigen. Tevens doet het OM geen uitspraken over individuele zaken. Er
kan dan ook niet worden ingegaan op de vraag of het OM die gegevens uit eigen beweging
heeft verstrekt of op verzoek van de Belastingdienst.
In zijn algemeenheid geldt dat de Belastingdienst overheidsinstanties op grond van
artikel 55 AWR kan vragen (persoons)gegevens en inlichtingen te verstrekken die relevant
kunnen zijn voor de uitvoering van belastingwetgeving. De Belastingdienst kan uit
hoofde van dit artikel ook (persoons)gegevens en inlichtingen opvragen bij het OM,
mits het fiscale belang dit rechtvaardigt.
Het OM kan ook op eigen initiatief gegevens en inlichtingen delen met de Belastingdienst.
Uit hoofde van het Protocol aanmelding en afdoening van fiscale delicten en delicten
op het gebied van douane en toeslagen (AAFD) dient er afstemming plaats te vinden
tussen de Belastingdienst en het OM. Dat geldt onder andere in het kader van samenloop
tussen bestuurlijke boeten en strafrechtelijke afdoening, waaronder het opleggen van
strafbeschikkingen, en over het samengaan van voordeelsontneming en het heffen en
innen van belastingen.
Vraag 9 en 10
Vindt u dat huisuitzettingen het juiste middel zijn bij ontdekking van een kleine
hennepplantage, zeker als die hennepplantage onder financiële druk en dreiging van
geweld tot stand is gekomen? Zo nee, hoe wordt met de huidige Wet Damocles voorkomen
dat in die gevallen toch wordt besloten tot huisuitzetting?
Snapt u dat veel mensen de sluiting van een woning als straf ervaren en niet zozeer
als een bestuurlijke maatregel, ook omdat je mogelijk bij woningcorporaties op een
zwarte lijst komt te staan en dus in de toekomst ook moeilijker een woning kunt vinden?
Vindt u dit wenselijk?
Antwoord 9 en 10
Toepassing van artikel 13b Opiumwet is niet bedoeld als straf. Wanneer er vanuit woningen
drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn, kan
een burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet besluiten een woning te sluiten.
Het doel van artikel 13b Opiumwet is om het overtreden van de Opiumwet te stoppen
en om verdere overtredingen te voorkomen, alsmede om de bekendheid van het pand als
drugspand weg te nemen en de «loop» naar het pand eruit te halen. Daarmee wordt het
pand onttrokken aan het drugscircuit. Een burgemeester dient bij het toepassen van
artikel 13B Opiumwet een gedegen afweging te maken of de nadelige gevolgen voor betrokkenen
niet onevenredig zijn. Bij de toepassing is het daarbij belangrijk de eisen van proportionaliteit
en subsidiariteit in acht neemt. Een woningsluiting is immers een ingrijpend besluit
voor betrokkenen.
Vraag 11 en 12
Met deze zaak als voorbeeld, wordt volgens u artikel 13b Opiumwet nog wel toegepast
op de manier zoals die door de wetgever oorspronkelijk bedoeld was? Zo ja, kunt u
dit nader onderbouwen? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
In hoeverre denkt u dat de zaak van Savaz en zijn gezin uniek is? Hoeveel van dit
soort zaken spelen er nog meer in Nederland, denkt u?
Antwoord 11 en 12
Er kan niet worden ingegaan op een specifieke casus. Momenteel wordt uitvoering gegeven
aan de motie Buitenweg-Van-Nispen, waarin wordt verzocht om de toepassing van de bevoegdheid
in artikel 13b Opiumwet te monitoren en uitspraken van de rechter hierover te analyseren,
en de Kamer daarover driejaarlijks te informeren. Op dit moment vindt een evaluatie
van artikel 13b Opiumwet plaats. Tevens heeft de Raad van State recent gekeken naar
haar eigen rol in gevallen waarbij artikel 13b Opiumwet is gehanteerd. Zoals toegezegd
in het Commissiedebat Drugsbeleid van 2 juni jl. wordt uw Kamer over de evaluatie
geïnformeerd, gevolgd door een beleidsreactie daarop.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.