Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Kent over "schrijnende situaties door de kostendelersnorm"
Vragen van het lid Van Kent (SP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over schrijnende situaties door de kostendelersnorm (ingezonden 23 juli 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Wiersma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
2 september 2021).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het artikel «Minder uitkering nu haar kind 21 is: Klopt niet»
en «Minima in de knel door regel»?1
Antwoord 1
Ik heb kennisgenomen van beide artikelen. Met de beantwoording op onderstaande vragen
geef ik in algemene zin een reactie op beide artikelen omdat ik van mening ben dat
het niet aan mij is om op individuele casuïstiek in te gaan.
Vraag 2
Kunt u reageren op de opmerking van de wethouder dat uitzonderingen maken op de kostendelersnorm
niet makkelijk gaat «De huidige Participatiewet is te star. Alleen in het geval van
een dreigende huisuitzetting mag je als gemeente ingrijpen. En dan nog geldt zo’n
uitzondering maar voor zes maanden, dat is geen langdurig maatwerk.»?
Antwoord 2
Ik ben van mening dat het genuanceerder ligt dan de wethouder stelt. De wetgever heeft
door middel van diverse communicatiekanalen; via de beantwoording van Kamervragen,
via Gemeentenieuws SZW èn via een handreiking Maatwerk Participatiewet van Divosa
aangegeven dat gemeenten in schrijnende situaties, in crisissituaties of bij dreigende
dakloosheid de kostendelersnorm tijdelijk niet hoeven toe te passen. De wetgever doet
geen uitspraken over de duur van deze tijdelijkheid. De noodzaak hiertoe is namelijk
afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden. Dat het tijdelijk niet toepassen van
de kostendelersnorm maximaal zes maanden zou mogen duren, wordt niet door de wetgever
bepaald.
Vraag 3
Hoe kan het dat u de Kamer altijd voorhoudt dat er in de Participatiewet ruimte is
voor maatwerk betreffende de kostendelersnorm bij schrijnende situaties, terwijl gemeenten
vooral een gebrek aan ruimte hiertoe ervaren?
Antwoord 3
Het is mij bekend dat gemeenten een gebrek aan ruimte voor maatwerk ervaren. Dit bleek
ook uit het onderzoek «Samen onder dak; belemmeringen voor bijstandsgerechtigden om
woonruimte te delen» dat Significant APE in opdracht van het Ministerie van SZW heeft
uitgevoerd: «Gemeenten zijn terughoudend met maatwerk uit angst voor een aanzuigende
(precedent-)werking of misbruik. Verder zien we dat er diversiteit is tussen gemeenten,
en zelfs tussen medewerkers van een gemeente, in hoeverre zij maatwerk toepassen en
in hoeverre dit is vastgelegd in beleid, notities of stappenplannen.»2
De «Handreiking maatwerk Participatiewet voor dak- en thuisloze jongeren» van Divosa
biedt gemeenten handvatten om ook bij de kostendelersnorm maatwerk te kunnen bieden.
Bij bestuurlijke overleggen met deelnemende gemeenten aan de Brede aanpak dak- en
thuisloosheid, het actieprogramma dak- en thuisloze jongeren en het programma Een
(t)huis, een toekomst hebben gemeenten aangegeven dat zij met de handreiking van Divosa
goed uit de voeten kunnen. Dit neemt niet weg dat de toenmalige Staatssecretaris van
SZW Van ’t Wout naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek van Significant
APE in de kabinetsreactie op het onderzoek en de handreiking3 heeft aangegeven een verkenning naar een andere vormgeving van de kostendelersnorm
uit te voeren. Deze verkenning is door de Minister van SZW Koolmees aangeboden aan
uw Kamer4. Uw Kamer heeft deze verkenning controversieel verklaard.
Vraag 4
Kunt u heel precies en juridisch onderbouwd uitleggen in welke situaties een gemeente
een uitzondering mag maken op de kostendelersnorm bij: daklozen, mantelzorgers, mensen
met een beperking, chronisch zieken, kinderen tot 27 jaar en mensen die anders op
een zorginstelling zouden zijn aangewezen?
Antwoord 4
In Gemeentenieuws SZW (destijds nog Verzamelbrief geheten) 2015-2 is door de toenmalige
Staatssecretaris Klijnsma aangegeven dat «als sprake is van tijdelijk verblijf, dit
geen gevolgen hoeft te hebben voor de naar het oordeel van de uitvoering bestaande
leefsituatie en daarmee mogelijk de vaststelling van de uitkeringshoogte. Dit kan
betekenen dat de persoon die tijdelijk bij een bijstandsgerechtigde inwoont, niet
mee hoeft te tellen voor de kostendelersnorm. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om
mensen in crisissituatie en daklozen.» En «Het is aan de uitvoering om op basis van
concrete feiten en omstandigheden van het individuele geval vast te stellen dat het
gaat om tijdelijk verblijf. Er is dus geen sprake van een categoriale ontheffing van
de kostendelersnorm.»
Het is dus niet zo dat de gemeente een categoriale ontheffing van de kostendelersnorm
kan maken voor de specifieke groepen die in vraag 4 worden omschreven. Het behoort
tot de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de gemeente om vast te stellen dat
het gaat om tijdelijk verblijf. De wetgever doet geen uitspraken over de mate van
tijdelijkheid, noch stelt de wetgever grenzen aan de tijdelijkheid van het verblijf.
Vraag 5
Hoe verhoudt artikel 18, eerste lid (afstemming op omstandigheden) van de Participatiewet
zich tot artikel 22a (de kostendelersnorm)? In welke gevallen prevaleert artikel 22
en kunt u dit juridisch onderbouwen?
Antwoord 5
Artikel 19a, Participatiewet geeft aan wanneer sprake is van een kostendelende medebewoner
en artikel 22a, Participatiewet geeft aan welke bijstandsnorm geldt afhankelijk van
het aantal kostendelende medebewoners. Deze artikelen zijn leidend voor het vaststellen
van de voor de bijstandsgerechtigde geldende bijstandsnorm. Daarnaast biedt artikel
18, Participatiewet de gemeente de mogelijkheid om afhankelijk van het individuele
geval de bijstandsnorm af te stemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen
van de bijstandsgerechtigde of het gezin. Het is niet zo dat de gemeente door middel
van artikel 18, Participatiewet de in artikel 22a, Participatiewet geldende norm categoriaal
kan verhogen.
Vraag 6
Herinnert u zich de motie Jasper van Dijk (Kamerstuk 24 515, nr. 599) van 25 februari waarin verzocht wordt om daklozen, mantelzorgers en kwetsbare jongeren
tot en met 27 jaar uit te zonderen van de kostendelersnorm en motie Maatoug (Kamerstuk
35 420, nr. 297) van 2 juni?
Antwoord 6
Ja.
Vraag 7
Wat is er al gebeurd om deze moties ten uitvoer te brengen en wat gaat u nog doen?
Antwoord 7
De motie van het lid Jasper van Dijk c.s. in vraag 6 verzoekt niet om genoemde groepen
uit te zonderen van de kostendelersnorm, maar verzoekt de regering een voorstel te doen om daklozen, mantelzorgers en kwetsbare jongeren tot en met 27 jaar uit te zonderen
van de kostendelersnorm. Dit verzoek is expliciet meegenomen bij de verkenning naar
een andere vormgeving van de kostendelersnorm. Variant 4 van deze verkenning en enkele
subvarianten van variant 4 (verwerkt in bijlage 2 van de verkenning) sluiten gedeeltelijk
aan op de motie van het lid Jasper van Dijk c.s. over het uitsluiten van daklozen,
mantelzorgers en kwetsbare jongeren van de kostendelersnorm. Zoals de Minister van
SZW Koolmees aangaf in de aanbiedingsbrief van de verkenning is een andere vormgeving
van de kostendelersnorm alleen mogelijk via een wetswijziging wat een zorgvuldige
voorbereiding vergt op basis van een brede afweging met oog voor de uitvoerbaarheid
en effecten voor de (rechts)positie van uitkeringsgerechtigden. Ook ik ben van mening
dat het aan een nieuw kabinet en de Staten-Generaal als medewetgever is om deze afweging
te maken. Ik constateer dat uw Kamer deze mening deelt omdat de verkenning en de kamerbrief
door uw Kamer controversieel verklaard is.
De motie van het lid Maatoug c.s. in vraag 6 verzoekt het kabinet om gemeenten stevig
aan te sporen gebruik te maken van de uitzonderingsmogelijkheden die bestaan om de
kostendelersnorm niet van toepassing te laten zijn in knellende gevallen. Ik ben van
mening dat het verzoek van het lid Maatoug c.s. de bevindingen van het onderzoek van
Significant APE onderschrijft dat gemeenten terughoudend zijn bij het toepassen van
maatwerk bij de kostendelersnorm. In september heb ik een bestuurlijk overleg met
VNG en Divosa waar ik dit verzoek met hen bespreek. Vervolgens neem ik het verzoek
op in het eerstvolgende Gemeentenieuws SZW. In het lopende traject over de ervaren
hardheden in de (uitvoering van de) Participatiewet, de uitkomsten van de rondetafelgesprekken
Participatiewet en de vervolgaanpak5 neem ik ook de ervaren knelpunten bij toepassing van de kostendelersnorm mee.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.