Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 1 en 2 september 2021 (kamerstuk 21501-28-223)
21 501-28 Defensieraad
Nr. 224 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 6 september 2021
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Defensie over de brief van 20 augustus 2021 over de geannoteerde
agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 1 en 2 september 2021 (Kamerstuk
21 501-28, nr. 223).
De vragen en opmerkingen zijn op 26 augustus 2021 aan de Minister van Defensie voorgelegd.
Bij brief van 31 augustus 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Aukje de Vries
De adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff
Vragen en antwoorden
Vraag 1
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de geannoteerde agenda. Zij hebben
daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
Met verbazing lazen zij de recente opmerkingen van HV Borrell dat het nu tijd is om
de Europese Unie een interventiemacht van 50.000 militairen te geven.
Deze leden vragen de Minister aan te geven of Borrell hier simpelweg de oude Helsinki-doelstelling
uit 1999 weer eens herhaalde, of dat er daadwerkelijk concrete en doordachte plannen
aan het voorstel ten grondslag liggen.
Antwoord
De EU lidstaten hebben zich in 1999 gecommitteerd aan de zgn. Helsinki Headline Goal waarin het doel is gesteld om binnen 60 dagen 60.000 militairen binnen 6.000 kilometer
te kunnen ontplooien. Deze doelstelling werd destijds bepaald in het licht van de
onmacht van Europa om effectief in te kunnen grijpen in de Balkan-crisis.
De EU heeft al diverse keren vastgesteld dat het meer verantwoordelijkheid moet nemen
op gebied van veiligheid en defensie. De EU moet haar vermogen om op te treden, bij
voorkeur met partners maar zelfstandig waar en wanneer nodig, vergroten. Nederland
heeft deze ambitie onder meer in de Defensievisie 2035 en de kabinetsreacties op het
AIV-advies inzake Europese Veiligheid en de IOB-evaluatie van het GVDB onderschreven.
De ontwikkelingen in Afghanistan geven aan dit debat een nieuwe impuls. De uitspraak
van HV Borrell dient wellicht in dit licht gezien worden. Hij zal hier naar verwachting
tijdens de informele RBZ een toelichting op geven. Op korte termijn is het gehele
Headline Goal voor de EU niet haalbaar, dat zou vele miljarden extra investeringen in defensie
van EU lidstaten vergen, inclusief Nederland. Nederland is er voorstander van om in
het kader van het Strategisch Kompas haalbare tussenstappen te formuleren om het EU
defensiebeleid in de komende vijf jaar te versterken. Tijdens de strategische dialoogfase
van het Strategisch Kompas heeft Frankrijk een voorstel gedaan om te komen tot een
initial entry force ter grootte van 5.000 militairen om snel in crisissituaties in te kunnen grijpen.
Dit voorstel is door meerdere lidstaten gesteund en is wat Nederland betreft op de
korte termijn een realistisch doel en een goede stap. Hiertoe kan worden voortgebouwd
op de reeds bestaande snel-inzetbare EU Battlegroups, waarvan de EU er in beginsel steeds twee paraat heeft staan.
Vraag 2
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister het met deze leden eens is dat Europese
landen beter, naar Nederlands voorbeeld, in samenwerking met nauwe partners hun krijgsmachten
kunnen versterken, om zo over eenheden te beschikken die inzetbaar zijn onder verschillende
vlaggen zoals die van de NAVO, de EU of ad hoc coalities. Zij vragen de Minister dit
in te brengen bij de raadsvergadering.
Antwoord
Het kabinet acht internationale samenwerking voor het versterken van gereed gestelde
en snel inzetbare eenheden van groot belang. Het kabinet is van mening dat deze samenwerking
leidt tot het efficiënt en effectief vergroten van de gezamenlijke slagkracht van
Europese landen. Een goed voorbeeld hiervan is de wijze waarop Nederland met Duitsland
en andere partners optrekt in het kader van de EU Battlegroup, waarvan de EU er in beginsel steeds twee paraat heeft staan. Ook in NAVO-verband
en andere samenwerkingsconfiguraties werkt Nederland nauw samen met partners om in
gezamenlijkheid (snel) inzetbare eenheden te realiseren. Voorbeelden hiervan zijn
de snelle interventiemacht van de NAVO (de NATO Response Force), het Nederlands-Duits legerkorps, de Joint Expeditionary Force en goedlopende bilaterale samenwerkingsverbanden zoals het Duits-Nederlandse tankbataljon.
Nederland is van mening dat nadere Europese defensiesamenwerking en implementatie
van de verschillende EU-instrumenten voor capaciteitsontwikkeling van groot belang
zijn voor de realisatie van de door lidstaten inzetbare capaciteiten, onder meer vanwege
de randvoorwaardelijke coherentie en interoperabiliteit. De versterking van de capaciteiten
van de lidstaten, bondgenoten en partners draagt daarmee bij aan de versterking van
de krijgsmachten en de militaire capaciteiten van de EU, NAVO en ad hoc coalities.
Lidstaten hebben immers een «single set of forces» die in verschillende verbanden kan worden ingezet. Interoperabiliteit is hierbij
van groot belang.
Het kabinet is bereid het belang van het versterken van de samenwerking op het gebied
van snel inzetbare eenheden en capaciteitsontwikkeling in te brengen bij de informele
Raad Buitenlandse Zaken Defensie.
Vraag 3
In plaats van telkens weer grote en niet uitvoerbare beloften te doen, kan de Europese
Unie in de ogen van de leden van de VVD-fractie beter doorgaan op de ingeslagen weg
van haar specifieke toegevoegde waarde gebruiken om defensie-inspanningen van lidstaten
te versterken, zoals bij de defensie-industrie of militaire mobiliteit. Deze leden
zijn dan ook tevreden over de Nederlandse inbreng op het gebied van het tegengaan
van cyberdreigingen. Wel lazen zij deze week verontrustende berichten dat er toch
weer vertragingen zijn bij de daadwerkelijke deelname van de Verenigde Staten aan
het PESCO-project militaire mobiliteit, omdat uitwerking van de benodigde bestuurlijke
afspraken moeilijk blijkt. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister aan te geven
waar de barrières zitten, en toe te zeggen zich in te spannen om deze weg te werken.
Antwoord
De RBZ Defensie van mei jl. heeft besloten dat de VS, Canada en Noorwegen voldoen
aan de voorwaarden tot toetreding tot het PESCO-project militaire mobiliteit en dat
Nederland deze landen nu kan uitnodigen om aan dit project deel te nemen. Kort daarop
heeft Nederland deze uitnodigingen verstuurd en zijn deze door de genoemde drie landen
ook aanvaard. Het Raadsbesluit over de algemene voorwaarden waaronder derde landen
kunnen worden uitgenodigd voor PESCO-projecten1 stelt dat er vervolgens een administratief arrangement met deze landen moet worden
opgesteld, waarin de details over hun deelname worden geregeld. Dat proces is nu door
Nederland opgestart. Daartoe dient het concept administratief arrangement eerst onder
de EU lidstaten te worden afgestemd en vervolgens worden deze arrangementen met de
derde landen uit onderhandeld. Dit zal een paar maanden in beslag nemen. Het streven
en de verwachting is dat de administratieve arrangementen met de drie landen in november
worden vastgesteld, zodat de VS, Canada en Noorwegen vanaf begin december a.s. aan
het PESCO-project kunnen deelnemen.
Vraag 4
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geagendeerde
agenda voor de EU Defensieraad. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat met betrekking tot Afghanistan Nederland het
belang van internationale coördinatie wil onderstrepen, maar zij vragen wat dit betekent.
Voorts vragen deze leden of er nog meer internationale coördinatie nodig is en welke
partijen de Minister daarbij zou willen betrekken
Antwoord
Het kabinet acht het cruciaal dat de EU en de lidstaten in gezamenlijkheid blijven
handelen, in nauw overleg en in samenwerking met internationale partners. In Europees
verband wordt nauw overlegd tussen Ministers van Buitenlandse Zaken (bijv. tijdens
de informele Raad Buitenlandse Zaken van 17 augustus jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2400) en de informele Raad Buitenlandse Zaken van 2-3 september a.s.) (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2399) en Ministers van Defensie (informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 1–2 september
a.s. (Kamerstuk 21 501-28, nr. 223)). Daarnaast is er binnen de EU Militaire Staf (EUMS) een tijdelijke informatie-
en coördinatiecel voor Afghanistan ingericht om informatie-uitwisseling en coördinatie
tussen de evacuaties van lidstaten te faciliteren. Overleg vindt ook plaats in bilateraal,
NAVO- en VN-verband alsook in de G-7.
Vraag 5
De leden van de D66-fractie lezen dat Turkije kenbaar heeft gemaakt deel te willen
nemen aan PESCO-projecten. Deze leden vragen wat de toetredingseisen zijn en of Turkije,
met zijn huidige staat van democratie en rechtsstraat, kans maakt om toegelaten te
worden tot PESCO?
Antwoord
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, heeft Turkije bij Nederland een verzoek ingediend
om deel te nemen aan het PESCO-project militaire mobiliteit. Deze aanvraag is binnen
het project nog in behandeling. De voorwaarden waaraan Turkije moet voldoen, staan
opgesomd in artikel 3 van het Raadsbesluit over de algemene voorwaarden waaronder
derde landen tot PESCO-projecten kunnen worden uitgenodigd. Eén van de voorwaarden
is dat het derde landen de waarden van de EU, waaronder democratie en rechtsstaat,
moet onderschrijven. De vraag of Turkije aan die voorwaarde voldoet zal onderdeel
uitmaken van de beoordeling binnen het PESCO-project. Andere voorwaarden betreffen
onder andere dat het derde land het principe van goede nabuurrelaties met de EU lidstaten
respecteert, beschikt over een politieke dialoog met de EU, een substantiële toegevoegde
waarde aan het project toevoegt, dat deelname bijdraagt aan het versterken van het
Gemeenschappelijk Veiligheid en Defensiebeleid van de EU, en dat het derde land beschikt
over een Security of Information Agreement met de EU. Nederland zal als neutrale voorzitter van dit PESCO-project zorgdragen
voor een zorgvuldig besluitvormingsproces hierover.
Vraag 6
Met betrekking tot het verslag van de vorige EU Defensieraad willen de leden van de
D66-fractie de regering erop wijzen dat er een brief is toegezegd door de Minister
met een toelichting over de specialisatie.2 Hierbij zou de Minister voornamelijk in gaan op het opstarten van de discussie van
specialisatie. Kan de Kamer deze brief binnenkort tegemoet zien, en kan de Minister
daarbij ook ingaan op de vraag hoe andere landen, groepen en coalities in de Europese
Raad hebben gereageerd op het starten van deze discussie, zo vragen de leden van de
D66-fractie. Voorts vragen zij de Minister daarbij aan te geven waar de moeilijke
discussiepunten zitten voor de lidstaten.
Antwoord
Er wordt gewerkt aan de Kamerbrief over specialisatie. Hierin zal ik ingaan op wat
specialisatie is, de verschillende lijnen waarlangs kan worden gespecialiseerd en
de kansen en risico’s ervan. In verschillende Europese overleggen heb ik het punt
van specialisatie opgebracht – partners hebben daarover nog geen positie ingenomen.
Er is interesse in het gedachtengoed, maar ook de zorg dat specialisatie wordt gezien
als een manier om minder te gaan doen, terwijl er meer nodig is. Dat laten de huidige
ontwikkelingen maar weer eens zien. Specialisatie gaat om kwaliteit en het benutten
van de meerwaarde die partners hebben voor elkaar. U ontvangt de Kamerbrief over specialisatie
zo snel mogelijk.
Vraag 7
De leden van de D66-fractie zijn content met het feit dat zij periodiek op de hoogte
worden gehouden van de capaciteitsopbouw van de Europese defensieopbouw, en vragen
daarbij of er voor het rondmaken van het Strategisch Kompas in februari 2022 onder
Frans voorzitterschap al gekeken wordt naar bepaalde standaard capaciteitsopbouw of
voorbereiding daartoe. Zo niet, dan vragen de leden van de D66-fractie de Minister
toe te zeggen deze vraag in de Raad te beleggen, en daarbij de nadruk te leggen op
de tijdsdruk die de veranderende geopolitieke omstandigheden rondom de Europese Unie
met zich mee brengen om de Europese militaire capaciteiten slim op te bouwen en te
bundelen.
Antwoord
De EU heeft reeds verschillende instrumenten ingericht om te komen tot standaardisatie,
een grotere interoperabiliteit en nauwere samenwerking tussen de lidstaten op het
gebied van capaciteitsontwikkeling. Zo worden via het Capability Development Plan en het Headline Goal Process (HLG, zie ook vraag 10) respectievelijk gezamenlijke prioriteiten en tekortkomingen
vastgesteld. De Coordinated Annual Review on Defence (CARD) is een tweejarige cyclus die een overzicht biedt van het Europese Defensielandschap
op het gebied van defensieplanning, -samenwerking en -uitgaven. Ook identificeert
CARD samenwerkingskansen voor lidstaten. Zoals eerder aan uw Kamer gecommuniceerd
heeft CARD in 2020 55 samenwerkingsmogelijkheden op het gebied van capaciteitsontwikkeling
en 56 op het gebied van research & technology (R&T) geïdentificeerd. Gezamenlijke projecten kunnen onder andere via PESCO en het
Europees Defensiefonds worden gestart. De nieuwe CARD cyclus start eind dit jaar.
Op 28 mei jl. heeft de Raad Buitenlandse Zaken Defensie over het onderwerp capaciteitsontwikkeling
in het kader van het Strategisch Kompas gesproken.3 Wat Nederland betreft dient het Strategisch Kompas politieke sturing te geven aan
capaciteitsontwikkeling, bijvoorbeeld bij de herziening van het Capability Development Plan. Daarbij is het voor Nederland van belang om duidelijk te definiëren waartoe de EU
in staat moet zijn, o.a. wat crisismanagement betreft. De benodigde capaciteiten vloeien
daaruit voort. Zie voor concrete voorbeelden het antwoord op vraag 10.
Vraag 8
De leden van de D66-fractie merken op dat de HV van de Europese Unie Josep Borell
in reactie op de chaotische en onverwachte evacuatie uit Kaboel uitspraken heeft gedaan
over de wens van de Europese Unie als instantie om binnen korte termijn een Europese
krijgsmacht op te richten. Hij sprak onder andere de wens uit voor een snelle reactiemacht
van zo’n 50.000 manschappen. De situatie in Afghanistan moet volgens de HV een keerpunt
en een wake-up call zijn voor de lidstaten van de Europese Unie dat het gemeenschappelijk buitenlands
en defensiebeleid veel te lang te weinig aandacht heeft gekregen. De afhankelijkheid
van de Amerikanen als enablers in Kaboel, en de opgelegde deadline door de Taliban brengen de Europese NAVO-lidstaten
in enorme verlegenheid, aangezien er sinds 26 augustus niet meer geëvacueerd wordt.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister in te gaan op deze uitspraken van de
Hoge Vertegenwoordiger en of de Minister zijn standpunt deelt.
Antwoord
Zie ter beantwoording het antwoord op vraag 1.
Vraag 9
Verwacht de Minister dat deze nijpende kwestie onderwerp van gesprek zal zijn bij
de komende EU Defensieraad? Zo ja, wat is hierbij de Nederlandse inzet?
Antwoord
De situatie in Afghanistan zal besproken worden tijdens deze informele Raad. De situatie
in Afghanistan onderstreept het belang voor de NAVO om lessen te trekken uit de gebeurtenissen
van de afgelopen periode. Tijdens de bijeenkomst van Ministers van Buitenlandse Zaken
van de NAVO op 20 augustus jl. riepen veel bondgenoten ook op tot een diepgaande en
onafhankelijke evaluatie. De SG van de NAVO zegde toe dit proces in gang te zetten
en te leiden. Het is nog niet bekend hoe dit proces er precies uit zal zien en hoe
lang het gaat duren. Dat laat onverlet dat de uitkomst en de geleerde lessen ook relevant
zijn voor strategische discussies zoals het Strategisch Kompas van de EU.
De EU heeft al diverse keren vastgesteld dat het meer verantwoordelijkheid moet nemen
op gebied van veiligheid en defensie. De ontwikkelingen in Afghanistan tonen aan dat
Europa over betere militaire capaciteiten dient te beschikken. De noodzaak van een
meer zelfredzaam Europa op gebied van defensie is dan ook een speerpunt in de Defensievisie2035.
Daarvoor is een forse structurele verhoging van de defensie-uitgaven in Europa nodig.
Om toe te groeien naar het EU-gemiddelde waar het gaat om de 2% doelstelling van de
NAVO, zijn minimaal 4 miljard extra structurele investeringen nodig. Besluitvorming
hierover ligt aan een volgend kabinet.
Vraag 10
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de Europese Unie op den duur eigen
hoogwaardige capaciteiten dient op te bouwen en zodoende zelf als enabler kan optreden in gevaarlijke oorlogssituaties van het hoogste geweldsspectrum.
Deze leden vragen een inventarisatie van de huidige Europese militaire capaciteiten
inclusief die van Groot-Brittannië. Voorst vragen zij wat de Europese krijgsmachten
missen om gezamenlijk te komen tot de status van enabler.
Antwoord
Binnen de EU wordt om de benodigde capaciteiten vast te stellen voor het bereiken
van het militaire ambitieniveau gebruik gemaakt van het Headline Goal Process (HLG). In deze cyclus wordt op basis van vijf illustratieve scenario’s (gebaseerd
op het Helsinki Headline Goal, zie vraag 1) in kaart gebracht wat de belangrijkste (militaire) benodigdheden en
tekortkomingen zijn die om te kunnen voldoen aan de gestelde ambities. Dit gebeurt
door vast te stellen welke capaciteiten benodigd zijn om de scenario’s uit te voeren
en in kaart te brengen welke capaciteiten de EU-lidstaten beschikbaar stellen aan
de EU. Het verschil hiertussen wordt vertaald naar kritieke tekortkomingen (de zogenaamde
High Impact Capability Goals – HICG) voor zowel de korte als middellange termijn.
In het Coordinated Annual Review on Defence (CARD) rapport (2020) worden de volgende tekortkomingen als meest urgent geduid:
power projection (focus op amfibische capaciteit); niet-kinetische capaciteit (focus onder andere
op stabilisatie en wederopbouw, strategische communicatie en cyber); en force protection (focus op ballistische raket verdediging). Andere genoemde belangrijke HICG’s, waaronder key-enablers, zijn strategische transportcapaciteit, Joint
Intelligence, Surveillance en Reconnaissance – capaciteit, elektronische oorlogsvoering, CIS (Federated Mission Networking, C2-systemen, satellietcommunicatie en tactische gevechtscommunicatie) en defensieve
cyber.
Het gaat hier om capaciteiten waar de lidstaten over dienen te beschikken en die zij
dan wel in EU, NAVO of ander verband kunnen inzetten. Veel van de EU capaciteitsdoelstellingen
komen overeen met de capaciteitsdoelstellingen van de NAVO. Naarmate Europese landen
hun krijgsmachten beter equiperen en daarin meer investeren, zal dat de slagkracht
van zowel de EU als de NAVO verbeteren. De situatie in Afghanistan onderstreept het
belang van een zelfredzamer Europa, zoals uiteengezet in de Defensievisie 2035.4
Na Brexit is het Verenigd Koninkrijk geen onderdeel meer van de EU, en maakt derhalve
ook geen onderdeel meer uit van de hierboven beschreven processen. Nederland kan geen
uitspraken doen over de beschikbare capaciteiten van het VK.
Vraag 11
De leden van de D66-fractie danken de Minister voor de brief over het nationaal plan
militaire mobiliteit, wat naar aanleiding van het PESCO-project military mobility is uitgewerkt. Deze leden vragen de Minister wat zij precies moeten verstaan onder
een corridor en of zij dit begrip kan definiëren en toelichten.
Antwoord
Een corridor is een van tevoren vastgestelde en bekend gestelde doorgangsroute door
Nederland, waarbij een multimodale corridor aangeeft dat er meerdere mogelijkheden
van vervoer/transport zijn zoals weg, binnenwater en rail. De drie multimodale Nederlandse
corridors sluiten aan corridors door Duitsland en België en verzekeren bondgenoten
van een (makkelijke) doorgangsroute door Europa.
Vraag 12
Wanneer wordt verwacht de twee militaire mobiliteitscorridors gereed te hebben voor
gebruik?
Antwoord
De multimodale corridors staan gepland om in 2025 gereed te zijn, waarbij opgemerkt
dient te worden dat deze multimodale corridors de komende jaren in huidige staat zullen
worden gebruikt tijdens verplaatsingen door Nederland van bondgenoten. Daarnaast is
de planning en inrichting in lijn met de Defensievisie 2035.
Vraag 13
Kan de Minister de keuze om voor twee corridors te kiezen toelichten en kan zij daarbij
ingaan op de vraag waarom de derde is afgevallen?
Antwoord
Vooralsnog wordt de prioriteit gelegd bij de twee multimodale corridors, omdat op
deze twee multimodale corridors in de toekomst ook infrastructurele aanpassingen en
verbeteringen door het Ministerie van IenW worden meegenomen. De derde multimodale
corridor is niet afgevallen, maar is nog niet afdoende onderzocht. Het ligt in de
lijn der verwachtingen dat de derde multimodale corridor aan de hand van de Defensievisie
2035 verder wordt onderzocht en vervolgens ook zal worden ingericht.
Vraag 14
Tot slot op dit punt vragen de leden van de D66-fractie welke departementen vertegenwoordigd
zijn in de interdepartementale werkgroep.
Antwoord
Onder leiding van Defensie worden alle departementen uitgenodigd om deel te nemen
aan de interdepartementale werkgroep. Daarnaast zal er een interdepartementale stuurgroep
worden ingesteld om de werkgroep aan- en bij te sturen.
Vraag 15
De leden van de SP-fractie volgen met belangstelling de geostrategische discussies
die worden gevoerd, zoals het plan van HV Borrell, en die nu ook wordt gehouden tijdens
een werklunch van de Ministers.
Naar het oordeel van de leden van de SP-fractie is zo’n discussie hoognodig omdat
de politieke en militaire wijze van optreden door NAVO- en EU-leden in diverse operaties
contraproductief is. Zoals bekend zijn deze leden van mening dat deze werkwijze onbetwist
tot de nederlaag zou leiden die nu in Afghanistan geleden is. Deze leden vragen of
de regering hun opvatting deelt dat de bestrijding van terrorisme zoals die o.a. in
Afghanistan is gevoerd contraproductief was en heeft geleid tot meer terrorisme en
ook tot de overwinning van de taliban in Afghanistan. Deze leden vragen wat de geostrategische
gevolgen van deze ontwikkelingen zijn.
Antwoord
Het kabinet deelt deze opvatting niet. Het kabinet zal conform de motie van het lid
Jasper van Dijk en de motie van het lid Van der Lee c.s.5 een onafhankelijk overkoepelend onderzoek instellen naar twintig jaar Nederlandse
inzet in Afghanistan. Het is op basis van de actuele situatie in Afghanistan te vroeg
om de geostrategische ontwikkelingen hiervan te overzien.
Vraag 16
De leden van de SP-fractie volgen met belangstelling de actuele discussie over nieuwe
plannen van HV Borrell om een grote EU-militaire interventiemacht 50.000 militairen
te vormen6. Zij vragen hoe dit plan zich verhoudt tot de discussie in de EU over de al afgesproken
vorming van de Europese Vredesfaciliteit.
Antwoord
De Europese Vredesfaciliteit (EPF) is een financieringsinstrument voor de gedeelde
kosten van EU-missies en operaties (pijler 1) enerzijds, en capaciteitsopbouw van
partnerlanden (pijler 2) anderzijds. Hierover is uw kamer in de Kamerbrief over de
EPF geïnformeerd.7 De EPF kan de inzet van militaire eenheden van EU-lidstaten in EU-missies en operaties,
wanneer de Raad daartoe beslist, gedeeltelijk financieren vanuit pijler 1. Ook de
inzet van de EU Battlegroups kan gedeeltelijk worden gefinancierd uit de EPF. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Vraag 17
De leden van de SP-fractie menen dat dit plan van Borrell de trage compromissen van
de EU onder grote druk zet. De HV heeft de crisis in Afghanistan bestempeld als een
signaal om werk te maken van een Europees expeditieleger. Deze leden vragen of de
regering hun opvatting deelt dat dit plan moet worden verworpen. Zo nee, waarom niet?
Wat is de opvatting van de Minister over deze concrete plannen?
Antwoord
Zie ter beantwoording het antwoord op vraag 1.
Vraag 18
Deze leden vragen of de Minister hun opvatting deelt dat de operaties in Afghanistan
mede tot een grote crisis in de NAVO zelf hebben geleid en tot een volledige herziening
van de buitenlandse politiek moeten leiden. Zo nee, waarom niet? Verwacht de Minister
dat de politieke gevolgen van de crisis omtrent Afghanistan, die ook een grote crisis
is voor de NAVO en het westerse politieke denken over buitenlandse politiek zijn verwerkt
vóór maart 2022, als het Strategisch Kompas volgens de huidige plannen klaar moet
zijn? Deelt de regering de opvatting om veel langer de tijd te nemen en een pas op
de plaats te maken voor diepgaande evaluatie van zowel de oorlog in Afghanistan, de
strategie tegen terrorisme als de gewenst samenwerking van de NAVO- en/of EU-leden?
De leden van de SP-fractie vragen wat naar het oordeel van de Nederlandse regering
de rol is van de VN in de actuele situatie en hoe de regering denkt dat de VN en de
EU kunnen samenwerken? Kortom welke, punten in de geostrategische discussies zal de
Nederlandse regering opbrengen, zo vragen de leden van de SP-fractie
Antwoord
Zie ter beantwoording het antwoord op vraag 9. Het kabinet ziet verder geen aanleiding
om de aanname van het Strategisch Kompas uit te stellen. De crisis omtrent Afghanistan
onderstreept het belang van een zelfredzamer Europa, zoals toegelicht in de Defensievisie
2035. Het kabinet staat voor een én-én-benadering, waarbij zowel het Gemeenschappelijk
Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) van de EU als de NAVO worden versterkt.
De VN is met een groot aantal VN-agentschappen, fondsen en programma’s aanwezig in
Afghanistan. De VN legt zich gezien de gewijzigde context op dit moment vooral toe
op humanitaire hulpverlening in Afghanistan. De Secretaris-Generaal van de VN, António
Guterres heeft op 24 augustus jl. benadrukt dat de VN in Afghanistan zal blijven.
Het behouden van toegang om humanitaire ondersteuning te verlenen, heeft nu grote
prioriteit. Sinds 2002 is ook de politieke VN-missie UNAMA (UN Assistance Mission in Afghanistan) actief. Het mandaat van UNAMA loopt tot 17 september 2021. Eventuele verlenging van
het mandaat zal naar verwachting in september in de VN-Veiligheidsraad worden besproken.
De VN-Veiligheidsraad heeft op 16 augustus jl. middels een persbericht opgeroepen
tot het beëindigen van vijandigheden in Afghanistan en het instellen van een nieuwe,
inclusieve en representatieve regering. Binnenkort zal de VN-Veiligheidsraad wederom
over de situatie komen te spreken. De aanwezigheid van de VN geeft de organisatie
mogelijk op termijn een ingang om politiek niveau een rol van te betekenis te spelen
in Afghanistan, maar het is nog onbekend hoe de mogelijkheden hiertoe zich zullen
ontwikkelen.
Samenwerking tussen de VN en de EU wordt allereerst op humanitair vlak versterkt.
intensiveren. Ursula van der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, heeft op
26 augustus in overleg met onder andere de Secretaris-Generaal van de VN aangegeven
dat de EU de humanitaire inzet van de VN zal blijven ondersteunen. Op 24 augustus
jl. kondigde zij reeds aan dat het EU-budget voor humanitaire ondersteuning in Afghanistan
wordt verviervoudigd naar € 200 miljoen. In EU-verband heeft het kabinet tijdens de
ingelaste informele RBZ over Afghanistan van 17 augustus jl. tevens gemeld dat de
EU de Afghaanse bevolking niet uit het oog mag verliezen. Het kabinet blijft met Europese
partners in gesprek over hoe deze steun er precies uit kan komen te zien.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
F.H. Mittendorff, adjunct-griffier