Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuiken over het bericht dat kinderrechters alarm slaan vanwege de groeiende wachtlijsten
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat kinderrechters alarm slaan vanwege de groeiende wachtlijsten (ingezonden 26 september 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens
Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 27 augustus 2021).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Kinderrechter in Breda over problemen jeugdzorg:
«We stapelen wachtlijst op wachtlijst»»?1
Antwoord 1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Vraag 2
Vindt u het zorgwekkend dat nu zelfs kinderrechters aan de bel trekken omdat zij zien
dat kwetsbare kinderen niet de zorg krijgen die zij nodig hebben?
Antwoord 2
Dit bericht dateert reeds van enige tijd terug. De vragen hebben echter nog niets
aan actualiteit ingeboet. Ik vind alle signalen uit de sector over het uitblijven
van de zorgcontinuïteit van kinderen zorgwekkend.
Vraag 3
Bent u het eens met de kinderrechter dat de staat van de jeugdzorg extreem penibel
is wanneer kinderen die thuis met geweld of mishandeling te maken hebben niet uit
huis geplaatst kunnen worden omdat ze maandenlang op een wachtlijst staan?
Antwoord 3
Uitgangspunt is uiteraard dat alle kinderen zo snel mogelijk de juiste hulp en bescherming
krijgen die zij nodig hebben. Daar waar een acute bedreiging voor de veiligheid van
het kind bestaat en waarbij directe uithuisplaatsing aan de orde is, moet direct worden
ingegrepen. Er zijn geen signalen dat kinderen die spoedeisende bescherming nodig
hebben niet worden gezien en geholpen. Ook niet na de ontstane situatie in Brabant
bij Jeugdbescherming Brabant en de William Schrikker Stichting.2
Ten aanzien van de staat van de jeugdbescherming constateren de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: inspecties) in hun landelijk
rapport «Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd – 2021» dat er sinds 2019 veel is
verbeterd bij de Gecertificeerde Instellingen (GI’s), waardoor de meeste GI’s erin
slagen om tijdig een vaste jeugdbeschermer in te zetten voor jeugdigen met een maatregel.
Bij 92% van de jeugdigen die de inspecties hebben beoordeeld was sprake van een vaste
jeugdbeschermer. Ook wordt meestal tijdig (binnen zes weken) een gedragen koers uitgezet
met de jeugdige en zijn gezin, wat inhoudt dat de doelen en noodzakelijke hulp zijn
bepaald. Voor 89% van de jeugdigen die de inspecties hebben beoordeeld was die koers
tijdig en gedragen uitgezet.
Ten aanzien van de norm tijdig passende hulp constateren de inspecties dat het voor
67% van de jeugdigen met een maatregel is gelukt tijdig (binnen drie maanden na het
uitspreken van de maatregel) passende hulp te organiseren. 78% van de jeugdigen heeft
uiteindelijk passende hulp gekregen. Tegelijkertijd lukt het niet in alle jeugdbeschermingsregio’s
kinderen en gezinnen in kwetsbare situaties tijdig de hulp te geven die zij nodig
hebben. De inspecties zullen in deze regio’s voor een periode van een half jaar verscherpt
toezicht uitvoeren en indringende gesprekken voeren met de gemeenten in de regio’s,
opdat elk kind met een maatregel alsnog tijdig passende hulp krijgt.
De Minister voor Rechtsbescherming en ik nemen het signaal van de inspecties zeer
serieus en zijn voornemens in de desbetreffende regio’s stappen te zetten in het kader
van het interbestuurlijk toezicht. We gaan op korte termijn met de verantwoordelijke
coördinerende wethouders van deze regio’s in gesprek.3
Vraag 4, 5, 6
Heeft u soortgelijke signalen ontvangen van andere kinderrechters? Zo ja, uit welke
gemeenten ontvangt u dergelijke signalen?
Hoe legt u deze kwetsbare kinderen uit dat zij niet geholpen zullen worden ondanks
het feit dat er een miljard uit uw budget op de plank blijft liggen? Bent u van mening
dat er genoeg aan wordt gedaan om deze kinderen in veiligheid te brengen?
Vindt u het feit dat zelfs de rechterlijke instanties de problemen in de jeugdzorg
opmerken en alarm hierover slaan voldoende reden om uitzonderlijke actie te ondernemen?
Zo ja, welke stappen bent u voornemens te zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4, 5, 6
In de Voortgangsbrief Jeugd die 17 juni jl. naar Uw Kamer is verzonden4 is naar aanleiding van de Motie Bisschop (over een actievere toets op zorgvuldigheid
en rechtmatigheid bij maatregelen van de kinderbescherming)5 onder meer verwezen naar de signalen van de Raad voor de rechtspraak (Rvdr) dat de
in de hele jeugdbeschermingsketen reeds lang bestaande structurele problemen van tekort
aan (gekwalificeerde) medewerkers, wachtlijsten en ontbreken van beschikbare hulp
en diagnostiek maken dat de rechtsbescherming niet altijd optimaal kan zijn. Naar
aanleiding van de door Jeugdbescherming Brabant afgekondigde tijdelijke instroomstop
heeft de Rvdr laten weten dat door de ontstane situatie kinderen die in de knel zitten
en bescherming nodig hebben, die benodigde bescherming en hulp niet kunnen krijgen.
Zoals de Minister voor Rechtsbescherming en ik Uw Kamer ook in de Voortgangsbrief
Jeugd heb laten weten, herkennen wij de geschetste problematiek en onderschrijven
wij dat de problemen binnen de jeugdbeschermingsketen ook effect hebben op de Rechtspraak.
Tegelijkertijd wordt binnen de keten hard gewerkt om te waarborgen dat tijdig de gepaste
jeugdhulp en jeugdbescherming wordt ingezet.
Naast acties op korte termijn is het nodig de jeugdbescherming structureel te verbeteren.
Ik verwijs hiervoor naar paragraaf 4 van de Voortgangsbrief Jeugd, waarin onder meer
is ingegaan op de arbeidsmarktproblematiek, de doorbraakaanpak en het toekomstscenario
Kind- en Gezinsbescherming.
In Brabant hebben de Minister voor Rechtsbescherming en ik inmiddels stap 3 in het
kader van interbestuurlijk toezicht gezet vanwege de afgekondigde instroomstop door
Jeugdbescherming Brabant en de William Schrikker Stichting.6 Ook in Zeeland was dat reeds het geval sinds december 2020, door dreigende discontinuïteit
van zorg als gevolg van de precaire financiële situatie van Intervence en inmiddels
het faillissement van Briedis. In deze regio’s zijn bestuurlijke afspraken gemaakt
tussen Rijk en regio die moeten leiden tot continuering en verbetering van de jeugdbescherming
en jeugdreclassering. Zoals bij het antwoord op vraag 3 reeds vermeld, zijn de Minister
voor Rechtsbescherming en ik voornemens ook in de drie andere door de inspecties in
hun rapport «Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd – 2021»» benoemde regio’s (Noord-Holland/Amsterdam,
Rotterdam-Rijnmond en Zuid-West) op korte termijn stappen te zetten in het kader van
het interbestuurlijk toezicht.
Er is inmiddels voor 2021 en 2022 extra geld beschikbaar gemaakt om de problemen binnen
het jeugdstelsel aan te pakken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.