Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op van de leden Kuiken en Kathmann inzake de mishandeling van een veertienjarig meisje
Vragen van de leden Kuiken en Kathmann (beiden PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de mishandeling van een veertienjarig meisje (ingezonden 28 juli 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 26 augustus
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3743.
Vraag 1
Kent u het bericht «Familie van mishandelde Frédérique (14): «Ongekend verdrietige
aanval, maar overrompeld door warme reacties»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de mishandeling van het genoemde meisje afschuwelijk en onbegrijpelijk
is? Zo ja, waarom? Zo nee, welke kwalificaties zou u aan deze mishandeling willen
geven?
Antwoord 2
Het is onacceptabel dat niet iedereen overal zichzelf kan zijn. Met het kabinet blijven
we streven naar een Nederland waarin iedereen gelijk wordt behandeld en zich veilig
kan voelen. Het kabinet wijst iedere vorm van discriminatie af, of het nu gaat om
seksuele gerichtheid, ras, godsdienst, levensovertuiging, geslacht of welke grond
dan ook. Het zijn zaken met vaak grote gevolgen voor het slachtoffer, die ook de samenleving
als geheel raken.
In het belang van het lopende strafrechtelijke onderzoek in deze casus kan ik daar
verder geen uitspraken over doen. Het is aan het Openbaar Ministerie en (waar deze
betrokken wordt) de rechtspraak om op basis van het onderzoek te beoordelen of sprake
is van strafbare feiten en hoe deze gekwalificeerd moeten worden.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het goed zou zijn als u vanwege uw functie in de publiciteit
duidelijk kenbaar zou maken wat u van deze misdaad vindt? Zo ja, heeft u dat al gedaan
of gaat u dat nog doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Met het kabinet zetten wij ons met een overheids-brede aanpak in voor het tegengaan
van discriminatie. Voor discriminatie, op welke grond dan ook, is geen plaats in onze
samenleving. Deze boodschap dragen wij ook uit. Ik zie geen aanleiding om dit nu extra
te benadrukken.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het ook goed zou zijn als u het slachtoffer en haar familie
zou laten weten dat u achter hen staat en dat u benadrukt dat het van belang is dat
de daders worden opgespoord? Zo ja, heeft u dat al gedaan of gaat u dat nog doen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Bij het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 5
Wat is uw mening over het invoeren van een verhoogd strafmaximum voor een strafbaar
feit dat met een discriminatoir oogmerk is begaan?
Antwoord 5
In dit verband breng ik graag het initiatiefwetsvoorstel van de leden Buitenweg (GL)
en Segers (CU) tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering
van het discriminatoir oogmerk als strafverzwaringsgrond onder de aandacht2. Eerder heb ik naar aanleiding van rechtsvergelijkend onderzoek al aangegeven dat
de introductie van een discriminatoir oogmerk als algemene wettelijke strafverzwaringsgrond
naar mijn oordeel belangrijke voordelen oplevert3. Daarmee wordt een duidelijke norm gesteld die uitdrukking geeft aan de maatschappelijke
afkeuring van discriminatoir handelen. Wettelijke verankering kan ook bevorderen dat
de officier van justitie bij zijn strafeis en de rechter bij de strafoplegging zich
rekenschap geven van het discriminatoir motief en dat de afweging die daaromtrent
is gemaakt in elke strafzaak zichtbaar is. Met het invoeren van een wettelijke regeling
op dit punt zou Nederland een stap zetten die al is of zal worden gezet in enkele
ons omringende landen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.