Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Ceder, Jasper van Dijk, Van der Werf en Piri over het terugsturen van Soedanese afgewezen asielzoekers naar Soedan
Vragen van de leden Ceder (ChristenUnie), Jasper van Dijk (SP), Van der Werf (D66) en Piri (PvdA) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het terugsturen van Soedanese afgewezen asielzoekers naar Soedan (ingezonden 22 juni 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 19 augustus
            2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3562.
         
Vraag 1
            
Wat is de rol van taalanalyses in de beoordeling van asielverzoeken? Wat is de wetenschappelijke
               status van dit taalonderzoek? Met welke zekerheid kunnen op basis van deze onderzoeken
               conclusies getrokken worden over de taal die iemand spreekt? Met welke zekerheid kunnen
               op basis van deze onderzoeken conclusies getrokken worden over iemands herkomst?
            
Antwoord 1
            
Een taalanalyse wordt alleen als aanvullend instrument ingezet, namelijk wanneer er
               ernstige twijfel bij het gestelde land van herkomst is. Concreet betekent dit dat
               de IND kan besluiten onderzoek te doen naar de taal die de vreemdeling spreekt indien
               er twijfel is over de opgegeven herkomst. Dit is een situatie waarin de IND de vreemdeling,
               in het kader van de samenwerkingsverplichting, tegemoet kan komen in bewijslastverplichting
               van de vreemdeling wanneer deze er niet in is geslaagd om zijn herkomst aannemelijk
               te maken. Zo kan een taalanalyse een hulpmiddel zijn waarmee de vreemdeling het gestelde
               land van herkomst kan onderbouwen.1
De IND is zich er van bewust dat een taalanalyse als instrument zijn beperkingen kent
               en hoogstens een sterke indicatie oplevert. Het zegt namelijk niets over waar iemand
               is geboren en in het algemeen ook niet over het gebied of de gebieden waar iemand
               slechts korte tijd heeft verbleven. Uit een taalanalyse blijkt veelal ook niet wanneer
               iemand is vertrokken uit zijn oorspronkelijke herkomstgebied.
            
Vraag 2
            
Bent u bekend met het feit dat er sinds 2015 academici zijn die vinden dat de Immigratie-
               en Naturalisatiedienst (IND) te ver gaande conclusies trekt op basis van deze taalanalyses,
               zoals beweerd wordt in het NRC-artikel van 31 mei 2021?2
Antwoord 2
            
Ik ben daar bekend mee.
Vraag 3
            
Is het al eens voorgekomen dat er op basis van de taalanalyse verkeerde conclusies
               zijn getrokken? Zo ja, hoe vaak? Welke gevolgen heeft dit gehad voor de asielzoeker
               in kwestie? Als blijkt dat de conclusie van de zogenoemde taalexpert verkeerd was,
               hoe herstelt de IND deze fout dan?
            
Antwoord 3
            
De IND houdt niet bij of er verkeerde conclusies zouden zijn getrokken op basis van
               de taalanalyse. Er moet echter onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de bevindingen
               van de taalanalist en anderzijds de conclusies die daaraan worden verbonden in de
               besluitvorming op de asielaanvraag.
            
Als een taalanalist concludeert dat een vreemdeling niet spreekt zoals gangbaar is
               in het gestelde herkomstgebied, kan die bevinding aanleiding geven om in de besluitvorming
               op de asielaanvraag te concluderen dat de verklaringen van een vreemdeling omtrent
               identiteit, herkomst of nationaliteit niet geloofwaardig zijn. Daarbij wordt overigens
               veelal ook betrokken of de vreemdeling in staat is zijn gestelde herkomstgebied goed
               te beschrijven en meer algemene kennis heeft van zijn land van herkomst.
            
Als later blijkt, bijvoorbeeld aan de hand van alsnog overgelegde en authentiek bevonden
               identiteitsdocument of paspoort, dat de vreemdeling toch afkomstig is uit het gestelde
               herkomstgebied, laat dat onverlet dat gelet op de bevindingen van de taalanalyse nog
               steeds vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de mededeling dat hij lange tijd in
               het gestelde herkomstgebied woonachtig is geweest. Er moet dan rekening worden gehouden
               met de mogelijkheid dat de betreffende vreemdeling verzwijgt dat hij – bijvoorbeeld –
               is opgegroeid in een ander land dan het land waarvan hij de nationaliteit heeft of
               in een ander gebied dan het gestelde gebied binnen zijn land van herkomst.
            
Een vreemdeling die zijn eerder ongeloofwaardig bevonden identiteit, herkomst of nationaliteit
               alsnog aannemelijk kan maken, kan een opvolgende aanvraag indienen. Dat kan er in
               voorkomende gevallen toe leiden dat de IND een verblijfsvergunning asiel verleent.
            
Vraag 4
            
Klopt het dat IND-medewerkers niet uitgebreid vragen naar de herkomst van letsel,
               als een asielzoeker hen hierop wijst, zoals in het genoemde artikel staat? Acht u
               dit een juiste gang van zaken?
            
Antwoord 4
            
Bij elk asielgehoor wordt de vreemdeling eerst verzocht in zijn eigen woorden te vertellen
               om welke reden hij zijn land heeft verlaten en internationale bescherming nodig heeft.
               Indien de vreemdeling daarbij melding maakt van letsel, bijvoorbeeld littekens, wordt
               dat uiteraard genoteerd. In alle gevallen krijgt de vreemdeling derhalve de gelegenheid
               zijn asielrelaas naar voren te brengen en worden daarover uitgebreid vragen gesteld,
               ook indien sprake is van twijfels over de gestelde identiteit en nationaliteit. Dit
               wordt ook nadrukkelijk in de openbare werkinstructie 2019/4 aangegeven. De bevraging
               kan echter korter zijn in het geval dat de nationaliteit van de vreemdelingen niet
               aannemelijk is op dat moment. Zie in dat kader ook mijn antwoord op onderstaande vraag.
            
Vraag 5
            
Klopt het dat een interne werkinstructie voorschrijft dat medewerkers «niet toekomen»
               aan de vraag of asielzoekers bescherming verdienen als hun nationaliteit niet aannemelijk
               geacht wordt? En klopt het dat het oordeel dat de nationaliteit niet aannemelijk geacht
               wordt weer (mede) gebaseerd wordt op de conclusies van de zogenoemde taalexperts?
               Wil dit inderdaad zeggen dat wanneer zo’n taalexpert zegt dat iemand een andere taal
               spreekt dan de regio waar de betrokkene vandaan zegt te komen, er vervolgens niet
               meer gekeken wordt naar het overige bewijs of de overige feiten en omstandigheden
               die betrokkene aanvoert? Acht u dit een acceptabele gang van zaken? Zou feitelijk
               letsel dat veroorzaakt kan zijn door marteling of mishandeling niet altijd serieus
               onderzocht moeten worden en in het relaas betrokken? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 5
            
De IND beoordeelt of iemand bescherming nodig heeft, meer specifiek of iemand een
               gegronde vrees voor vervolging of ernstige schade heeft in het land van herkomst.
               Indien niet is komen vast te staan wat de nationaliteit en daarmee tevens wat het
               land van herkomst van de vreemdeling is, kan de IND de risico’s die gepaard gaan met
               terugkeer naar dat land van herkomst niet beoordelen. Het land van herkomst is immers
               onbekend.
            
In de openbare werkinstructie (Wi 2019/4), die beschikbaar is op de website van de
               IND, wordt beschreven op welke wijze een herkomstonderzoek wordt verricht. Hier worden
               alle door de vreemdeling overgelegde documenten bij betrokken. Ook wordt aandacht
               geschonken aan, onder andere, de kennis van de gestelde directe woon- en leefomgeving,
               de cultuur en aan meer algemene kennis over het land van herkomst. Zoals aangegeven
               bij mijn antwoord op vraag 1 wordt een taalanalyse alleen toegepast in het geval dat
               er twijfel bestaat over het opgegeven land van herkomst en fungeert het als hulpmiddel.
               Het kan daarbij ook voorkomen dat op grond van de taalanalyse eerder gerezen twijfel
               omtrent de gestelde identiteit, nationaliteit en/of herkomst juist wordt weggenomen.
            
Dat een vreemdeling aantoont dat hij littekens heeft, maakt niet duidelijk in welk
               land dit heeft plaatsgevonden, wat de aanleiding is geweest en wie de littekens heeft
               veroorzaakt. De enkele aanwezigheid van littekens is daarom op zichzelf niet indicatief
               voor de risico’s die de vreemdeling mogelijk loopt in de toekomst bij terugkeer naar
               het gestelde land van herkomst.
            
Vraag 6
            
Kunt u de interne werkinstructie waar in vraag 5 naar verwezen wordt met de Kamer
               delen? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 6
            
Zoals aangegeven bij vraag 5 betreft dit een openbare werkinstructie die beschikbaar
               is op de site van de IND.3
Vraag 7
            
Hoe gaat de IND om met contra-expertise? In hoeveel gevallen gebeurt het dat de IND
               zijn beslissing herziet als gevolg van ingebrachte contra-expertise?
            
Antwoord 7
            
De vreemdeling kan, indien hij het niet eens is met de taalanalyse, een contra-expertise
               laten verrichten door een zelf gekozen onafhankelijke deskundige. De contra-expertise
               dient gebaseerd te zijn op dezelfde data als de taalanalyse van de IND. Een door de
               vreemdeling ingediende contra-expertise wordt altijd voorgelegd aan een linguïst van
               Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT) van de IND en voorzien van een reactie.
               Indien hiertoe aanleiding bestaat, kan worden besloten tot een nieuw taalanalyse gesprek
               en/of vervolganalyse door een andere taalanalist.
            
Uit de geautomatiseerde systemen van de IND valt niet te achterhalen hoe vaak een
               contra-expertise tot een ander oordeel heeft geleid.
            
Vraag 8
            
Klopt het dat de Dienst Terugkeer en Vertrek soms asielzoekers uitzet naar landen
               waarvan de IND niet gelooft dat dit het land van herkomst is, terwijl bovendien op
               grond van die vermeende ongeloofwaardigheid het hele asielrelaas niet geloofd wordt?4 Kunt u uitleggen hoe dit mogelijk is? Hoe gaat u deze zaken herstellen?
            
Antwoord 8
            
Een vreemdeling heeft gedurende het terugkeerproces veelal meerdere gesprekken met
               de DT&V waarin wordt gesproken over de terugkeer naar een specifiek land. De vreemdeling
               krijgt uiteraard ook te horen dat er voor dat land een reisdocument is verkregen.
               Met dit reisdocument kan de DT&V het daadwerkelijke vertrek organiseren. De vreemdeling,
               evenals eventuele rechtsbijstandsverleners, krijgen de vertrekgegevens van de vlucht
               uiterlijk 36 uur van tevoren te horen.
            
Als in het uitzettingstraject een ambassade een nationaliteitsverklaring of een reisdocument
               afgeeft, kan dat door de vreemdeling in een nieuwe asielprocedure worden gebruikt
               ter onderbouwing van zijn eerder ongeloofwaardig geachte nationaliteit. De IND kan
               slechts naar aanleiding van een asielaanvraag een beoordeling verrichten van mogelijke
               risico’s bij terugkeer. De DT&V brengt de mogelijkheid van het indienen van een opvolgende
               asielaanvraag onder de aandacht van de vreemdeling; het is aan de vreemdeling om dit
               al dan niet te doen. Daarnaast kan de vreemdeling (al dan niet via zijn advocaat)
               tegen de voorgenomen uitzetting bezwaar aantekenen. Hij kan ook, via een verzoek om
               een voorlopige voorziening hangende dat bezwaar, de rechter vragen de uitzetting te
               verbieden.
            
In aanvulling daarop heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft
               bij uitspraak van 2 juni 2021 geoordeeld dat in terugkeerbesluiten het land van terugkeer
               moet worden benoemd.5
In gevallen waarin de door de vreemdeling gestelde nationaliteit in het asielbesluit
               ongeloofwaardig is geacht, zal in de beslissing van de IND niet staan dat de vreemdeling
               naar dat gestelde land van herkomst moet terugkeren. In situaties waarin gedurende
               het terugkeerproces nieuwe informatie naar boven komt waaruit blijkt dat alsnog moet
               worden uitgegaan van het eerder ongeloofwaardig geachte land van herkomst, zal terugkeer
               naar dat land dan ook niet aan de orde zijn voordat een aanvullend terugkeerbesluit
               wordt genomen waaruit expliciet volgt dat de vreemdeling naar dat land dient terug
               te keren. Voorafgaand aan het opleggen van dat terugkeerbesluit zal de vreemdeling
               uitdrukkelijk worden geïnformeerd over het land van terugkeer en in de gelegenheid
               worden gesteld om een asielwens kenbaar te maken. Verklaringen van de vreemdeling
               waarin de vreemdeling kenbaar maakt te vrezen voor vervolging of onmenselijke behandeling
               bij terugkeer naar dat land worden conform staande instructie en jurisprudentie opgevat
               als de wens tot een asielaanvraag. De vreemdeling hoeft daarbij overigens niet expliciet
               te spreken van vervolging of onmenselijke behandeling, verklaringen met een soortgelijke
               strekking moeten ook als een wens tot een asielaanvraag worden opgevat.
            
De daadwerkelijke terugkeer is aldus het sluitstuk van een langlopend proces waar
               de vreemdeling zich heeft kunnen voorbereiden dan wel op meerdere momenten heeft kunnen
               verweren.
            
Vraag 9
            
Klopt het dat de IND niet het integrale vluchtverhaal beoordeelt wanneer de dienst
               zegt de beweerde herkomst van een asielzoeker niet te geloven?6
Antwoord 9
            
In mijn antwoord op vraag 5 heb ik reeds uiteengezet op welke wijze de IND de herkomst
               van een vreemdeling onderzoekt en betrekt bij de beoordeling van diens asielrelaas.
               Indien niet is komen vast te staan wat de nationaliteit en het land van herkomst van
               de vreemdeling is, kan de IND niet de risico’s die gepaard gaan met terugkeer naar
               dat land van herkomst beoordelen, het land van herkomst is immers onbekend.
            
De IND maakt in haar beoordeling een onderscheid tussen zaken waarin de nationaliteit
               niet vast is komen te staan en zaken waarin de nationaliteit wel maar de herkomst
               niet vaststaat.7 Wanneer er geen identiteits- en nationaliteitsdocumenten zijn en de vreemdeling vragen
               over onder meer zijn land, woonplaats en etniciteit niet overtuigend beantwoordt,
               is de gestelde nationaliteit niet geloofwaardig gemaakt. In deze gevallen is het niet
               mogelijk het asielrelaas af te zetten tegen de situatie in het land van herkomst en
               eventueel een vergunning te verlenen. Dat land is immers dan niet bekend. Deze wijze
               van beoordelen wordt ook in andere EU-lidstaten toegepast. Het is dan aan de vreemdeling
               om alsnog zijn nationaliteit te onderbouwen met documenten of met andere overtuigende
               bewijsmiddelen.
            
Wanneer de IND wel uitgaat van de nationaliteit maar niet van de herkomst binnen het
               land waarvan de vreemdeling de nationaliteit heeft, zal het asielrelaas wel inhoudelijk
               beoordeeld worden. Het komt bijvoorbeeld voor dat vreemdelingen stellen uit een bepaalde
               regio te komen binnen het land waarvan zij de nationaliteit hebben waar de veiligheidssituatie
               heel slecht is of waar bepaald beleid voor geldt om zo hun kansen op asiel te vergroten.
            
Vraag 10
            
Op welke gronden heeft u onderzoek van zowel het instituut voor Mensenrechten en Medisch
               Onderzoek (iMMO) als het Nederlands Forensich Instituut (NFI) naar letsel bij een
               teruggestuurde Soedanees naast u neergelegd?8 Bent u ondanks deze onderzoeken van mening dat het bericht dat de persoon in kwestie
               na terugkeer mishandeld is «ongefundeerd» was?9 Acht u twee van dergelijke onderzoeken niet op zijn minst een vorm van fundament
               onder de bewering van de uitgezette asielzoeker? Had u zeer doorslaggevend bewijs
               dat het verhaal toch niet kon kloppen? Zo nee, had u deze signalen dan niet serieus
               moeten onderzoeken? Zo nee, acht u de handelwijze van de IND niettemin zorgvuldig?
               Kunt u dat toelichten? Moet u in het licht van de bevindingen van NRC niet concluderen
               dat een causaal verband tussen de uitzetting en het door het iMMO en NFI vastgestelde
               letsel aannemelijk is en dat dat verband in elk geval onderzocht had moeten worden?10 Zo nee, waarom niet? Hoe weegt u de oordelen van deze instanties in het algemeen?
            
Antwoord 10
            
Zoals u weet, kan ik niet ingaan op individuele casussen. Meer algemeen kan ik stellen
               dat uit de onderzoeken die u aanhaalt niet is gebleken dat er een causaal verband
               bestaat tussen de in Nederland doorlopen asielprocedure en de bevindingen van deze
               onderzoeken. Om deze reden bestond er geen aanleiding om het beleid ten aanzien van
               Soedan te herzien. Over dit oordeel is uw Kamer uitgebreid geïnformeerd in een eerdere
               beantwoording op vragen van uw Kamer. Kortheidshalve verwijs ik u naar deze beantwoording.11
De wijze waarop rapporten van instanties zoals het iMMO dienen te worden betrokken
               in asielprocedures is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in
               een reeks van uitspraken uiteengezet. Dergelijke rapporten leveren in zijn algemeenheid
               geen onweerlegbaar bewijs op, maar kunnen onder omstandigheden een sterke aanwijzing
               vormen dat de problemen die een vreemdeling stelt te hebben ondervonden, zich ook
               daadwerkelijk hebben voorgedaan.
            
Deze rapportages worden met name ingediend in zaken waarin de IND heeft geoordeeld
               dat de vreemdeling ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd. Indien een vreemdeling
               in het kader van zijn asielprocedure een iMMO rapport overhandigt om zo zijn aanvraag
               nader te onderbouwen, beoordeelt de IND allereerst of het rapport zorgvuldig tot stand
               is gekomen en naar inhoud inzichtelijk is en concludent.
            
Bij de beoordeling is voorts van belang in hoeverre de vreemdeling tijdens de asielgehoren
               bevreemdingwekkend, vaag of tegenstrijdig heeft verklaard over het deel van het asielrelaas
               dat hij met het rapport van het iMMO heeft willen staven en in hoeverre dat deel van
               het asielrelaas past in het beeld dat in betrouwbare algemene informatie naar voren
               komt over het land van herkomst. Ook is van belang welke kwalificaties het iMMO aan
               waargenomen littekens of psychische problematiek heeft verbonden. Deze kwalificaties
               zijn in oplopende mate van waarschijnlijkheid: niet consistent, consistent, zeer consistent,
               typerend en kenmerkend. Aan de hand van het vorenstaande zal moeten worden beoordeeld
               of het rapport van iMMO voldoende aanleiding geeft om de verklaringen van de vreemdeling,
               die niet op andere wijze met bewijsstukken zijn onderbouwd, alsnog geloofwaardig te
               achten.
            
Daarnaast kan de IND, als twijfel bestaat over de juistheid van de conclusies van
               het iMMO, het NFI en NIFP vragen de vreemdeling ook te onderzoeken.
            
Vraag 11
            
Waarom zegt u in de beantwoording van 5 februari 2018 op de eerdere schriftelijke
               vraag van het lid Voordewind (CU) c.s.12 dat u niets bekend is over Soedanese diplomaten die in Nederland informatie hebben
               verzameld of verzamelen over Soedanese asielzoekers, terwijl nu blijkt dat Nederland
               tussen 2012 en 2019 drie Soedanese consuls heeft gevraagd te vertrekken, omdat zij
               agenten van de NISS bleken te zijn?13 Bent u hierover niet ingelicht door de Minister van Buitenlandse Zaken? Had dat volgens
               u wel gemoeten? Had u zich niet zelf moeten informeren bij Buitenlandse Zaken over
               de activiteiten van de Soedanese regering?
            
Antwoord 11
            
Op basis van hetgeen ik heb kunnen achterhalen is niet gebleken dat mijn voorganger
               of ik hierover geïnformeerd zijn door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Informatie
               die relevant kan zijn voor de beoordeling van asielaanvragen wordt reeds actief ingewonnen
               bij de Minister van Buitenlandse Zaken in de vorm van ambtsberichten. Het is echter
               niet gebruikelijk om, zonder concrete aanleiding, actief te informeren naar alle handelingen
               van buitenlandse autoriteiten of hun diplomatieke posten en ik zie daarin ook geen
               rol weggelegd voor mijn ministerie.
            
Vraag 12
            
Klopt het dat u uitgeprocedeerde asielzoekers heeft gepresenteerd aan diplomaten van
               de Soedanese ambassade die volgens het Ministerie van Buitenlandse Zaken spioneerden
               voor de Soedanese veiligheidsdienst National Intelligence and Security Service (NISS)? Acht u dit zorgvuldig? Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Acht u de verhalen
               dat teruggekeerden bij aankomst mishandeld worden niettemin ongeloofwaardig? Vindt
               u dat oordeel nog steeds geloofwaardig?
            
Antwoord 12
            
De DT&V werkt, veelal via ambassades, samen met herkomstlanden waar Nederland diplomatieke
               contacten mee onderhoudt en waar naartoe gedwongen terugkeer beleidsmatig mogelijk
               is. Dat geldt ook voor Soedan. De vraag of internationale bescherming aan de orde
               is, wordt door de IND gewogen in de asielprocedure. Dit is niet aan de DT&V. Het staat
               een vreemdeling natuurlijk vrij een nieuwe verblijfsprocedure te starten. De DT&V
               brengt dat daar waar nodig onder de aandacht van de vreemdeling en het is vervolgens
               aan hem om dat advies op te volgen of niet. In die asielprocedure kan de vreemdeling
               ook aangeven dat de presentatie bij zijn ambassade in zijn geval tot een (verhoogd)
               risico bij terugkeer heeft geleid. Die stelling zal dan wel nader moeten worden onderbouwd.
            
Zoals al eerder met uw Kamer gedeeld is tot op heden gebleken dat de situatie in Soedan
               in algemene zin veilig genoeg is om tot uitzetting over te gaan en dat er geen reden
               is om aan te nemen dat Soedanezen die terugkeren naar hun land van herkomst enkel
               om deze reden in de bijzondere aandacht van de Soedanese autoriteiten staan.14 Het meest recente ambtsbericht heeft geen ander beeld van deze situatie geschetst.15
Vraag 13
            
Klopt het dat u aan een functionaris van de Soedanese ambassade, van wie is gebleken
               dat hij voor de Soedanese geheime dienst werkte en daarom is uitgewezen, in Den Haag
               gevraagd hebt, in elk geval in een gesprek over een casus op 29 april 2013, te reageren
               op berichten dat een uitgezette Soedanees door diezelfde geheime dienst ernstig mishandeld
               zou zijn?16 Heeft u de reactie van deze functionaris met de advocaat van betrokkene(n) gedeeld?
            
Antwoord 13
            
Ik kan, zoals u weet, helaas niet ingaan op individuele zaken.
Vraag 14
            
Is het feit dat functionarissen van de Soedanese ambassade in Nederland inlichtingen
               over Soedanese asielzoekers verzamelden in het ambtsbericht over Soedan verwerkt?
               Zo nee, waarom niet? Zou deze informatie voor een juiste beoordeling van Soedanese
               asielverzoeken niet in het ambtsbericht moeten staan? Zouden de asielzaken die op
               grond van het ambtsbericht waarin deze informatie niet verwerkt was, beoordeeld en
               afgewezen zijn eigenlijk niet opnieuw beoordeeld moeten worden in het licht van deze
               bij de overheid bekende informatie?
            
Antwoord 14
            
Het meest recente ambtsbericht maakt melding van het feit dat in het verleden NISS-medewerkers
               op Soedanese ambassades en consulaten betrokken waren bij de monitoring van Soedanese
               leden van de diaspora. Daaruit volgt echter nog niet dat daarmee een risico bij terugkeer
               een gegeven is. Het staat vreemdelingen echter vrij om een opvolgende asielaanvraag
               in te dienen indien zij gelet op het ambtsbericht menen dat er nieuwe elementen en
               bevindingen zijn die hun asielrelaas kunnen ondersteunen.
            
Vraag 15
            
Blijft u in het licht van het NRC-artikel van 31 mei jl. bij uw mening dat er op basis
               van alle beschikbare informatie geen reden was om aan te nemen dat Soedanezen enkel
               vanwege het feit dat zij terugkeren in de bijzondere aandacht van de Soedanese autoriteiten
               staan, zoals u eerder antwoordde?17
Antwoord 15
            
De recente berichtgeving van de NRC heeft mijn eerdere standpunt niet veranderd. Ook
               het meest recente ambtsbericht en navraag bij andere Europese lidstaten hebben geen
               aanleiding gegeven om mijn eerdere standpunt aan te passen. Hierover heb ik uw Kamer
               per brief d.d. 21 juni 2021 geïnformeerd.18
Vraag 16
            
Hoe kan het dat de uitgezette Soedanezen bij aankomst telkens onderaan de vliegtuigtrap
               al werden opgewacht door de Soedanese geheime dienst? Via welke weg heeft de informatie
               over de precieze aankomsttijd hen bereikt? Is dit, na de eerste uitzetting in 2013,
               onderkend en onderzocht? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 16
            
Het is niet ongebruikelijk dat voor het verkrijgen van een vervangend reisdocument
               informatie aan een ambassade verstrekt moet worden over de datum, tijden en vluchtnummers
               waarop de desbetreffende vreemdeling terugkeert naar het betreffende land van herkomst.
               Dat is een werkwijze die bij meerdere herkomstlanden geldt. Daarbij komt dat in geval
               van gedwongen terugkeer, de vreemdeling wordt aangemeld bij de luchtvaartmaatschappij
               onder andere vanwege de begeleiding door de KMar. De passagierslijsten maken daar
               ook melding van ten behoeve van een ordentelijk terugkeerverloop en veiligheid gedurende
               de vlucht. Deze passagierslijsten zijn ook bij de grensautoriteiten bekend.
            
Vraag 17
            
Is aan de Soedanese diplomaten aan wie terug te sturen asielzoekers werden gepresenteerd
               op enige manier duidelijk gemaakt dat het om uitgeprocedeerde asielzoekers ging? Zo
               ja, hoe?
            
Antwoord 17
            
Er wordt door de DT&V medewerkers nooit gecommuniceerd dat het uitgeprocedeerde asielzoekers
               betreft.
            
Vraag 18
            
Acht u de in de genoemde artikelen beschreven gang van zaken voldoende reden om de
               manier waarop asielverzoeken inhoudelijk worden behandeld door onafhankelijke onderzoekers
               door te laten lichten en naar bevind van zaken aan te passen? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 18
            
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 15 reeds heb aangegeven, hebben de door u aangehaalde
               artikelen niet geleid tot een ander inzicht omtrent de besluitvorming in de zaken
               die daarin worden aangehaald dan wel de wijze van beoordeling in bredere zin. In betreffende
               zaken is de asiel- en vertrekprocedure zorgvuldig verlopen en heeft de IND- op basis
               van de toen bekende feiten en omstandigheden het afwijzende besluit op juiste gronden
               genomen. Daarnaast kent het bestuursrechtelijk stelsel voldoende waarborgen om een
               asielzoeker de bescherming te geven die hem op grond van het unierecht en het EVRM
               toekomt.
            
Ik zie in voornoemde artikelen dan ook geen aanleiding om de wijze waarop asielaanvragen
               inhoudelijk worden beoordeeld door onafhankelijke onderzoekers door te laten lichten.
            
Vraag 19
            
Bent u het eens met de auteur Van Kampen die in het vakblad Asiel- en Migratierecht19 stelt dat uit rechterlijke uitspraken volgt dat als op de uitzetting een onmenselijke
               situatie volgt, de Staatssecretaris de vreemdeling moet terughalen naar Nederland
               en dat daar dan een nieuwe asielprocedure zou moeten volgen? Zo nee, waarom niet?
               Volgt uit deze stelling dat een nieuwe asielprocedure, gezien de samenwerkingsplicht,
               zal moeten beginnen met teruggeleiding van de betrokkenen? Waarom wel/niet?
            
Antwoord 19
            
Er bestaat geen verplichting, internationaal of anderszins, om toe te zien op de situatie
               ná terugkeer. Het uitgangspunt is een goed doorlopen procedure en een zorgvuldige
               besluitvorming. Dit laat onverlet dat het een vreemdeling vrijstaat om een verzoek
               in te dienen tot teruggeleiding naar Nederland. Gelet op de jurisprudentie van de
               Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zal een dergelijk verzoek moeten
               worden aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit waaruit
               de bevoegdheid tot uitzetting voortvloeide.
            
Dit betekent echter niet dat de vreemdeling door het doen van een dergelijk verzoek
                  al een recht heeft om terug te keren naar Nederland om hier een nieuwe asielprocedure
                  te doorlopen. De samenwerkingsverplichting waar u op doelt, vloeit voort uit de zogenoemde
                  Kwalificatierichtlijn. Deze richtlijn heeft enkel betrekking op asielzoekers die op
                  het grondgebied van de lidstaten verblijven. Ook uit de jurisprudentie van het Hof
                  van Justitie van de EU en het Europees Hof voor de rechten van de mens kan worden
                  afgeleid dat er geen recht bestaat op overkomst van vreemdelingen die in hun land
                  van herkomst verblijven en een asielaanvraag willen indienen in een lidstaat.20
Overigens merk ik op dat het in de regel erg moeilijk zal zijn om gebeurtenissen die
                  zich mogelijk hebben voorgedaan na terugkeer in het land van herkomst in causaal verband
                  te stellen met de in Nederland doorlopen asielprocedure.
               
Vraag 20
            
Kunt u alle vragen afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 20
            
Ja.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
