Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Ceder, Jasper van Dijk, Van der Werf en Piri over het terugsturen van Soedanese afgewezen asielzoekers naar Soedan
Vragen van de leden Ceder (ChristenUnie), Jasper van Dijk (SP), Van der Werf (D66) en Piri (PvdA) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het terugsturen van Soedanese afgewezen asielzoekers naar Soedan (ingezonden 22 juni 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 19 augustus
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3562.
Vraag 1
Wat is de rol van taalanalyses in de beoordeling van asielverzoeken? Wat is de wetenschappelijke
status van dit taalonderzoek? Met welke zekerheid kunnen op basis van deze onderzoeken
conclusies getrokken worden over de taal die iemand spreekt? Met welke zekerheid kunnen
op basis van deze onderzoeken conclusies getrokken worden over iemands herkomst?
Antwoord 1
Een taalanalyse wordt alleen als aanvullend instrument ingezet, namelijk wanneer er
ernstige twijfel bij het gestelde land van herkomst is. Concreet betekent dit dat
de IND kan besluiten onderzoek te doen naar de taal die de vreemdeling spreekt indien
er twijfel is over de opgegeven herkomst. Dit is een situatie waarin de IND de vreemdeling,
in het kader van de samenwerkingsverplichting, tegemoet kan komen in bewijslastverplichting
van de vreemdeling wanneer deze er niet in is geslaagd om zijn herkomst aannemelijk
te maken. Zo kan een taalanalyse een hulpmiddel zijn waarmee de vreemdeling het gestelde
land van herkomst kan onderbouwen.1
De IND is zich er van bewust dat een taalanalyse als instrument zijn beperkingen kent
en hoogstens een sterke indicatie oplevert. Het zegt namelijk niets over waar iemand
is geboren en in het algemeen ook niet over het gebied of de gebieden waar iemand
slechts korte tijd heeft verbleven. Uit een taalanalyse blijkt veelal ook niet wanneer
iemand is vertrokken uit zijn oorspronkelijke herkomstgebied.
Vraag 2
Bent u bekend met het feit dat er sinds 2015 academici zijn die vinden dat de Immigratie-
en Naturalisatiedienst (IND) te ver gaande conclusies trekt op basis van deze taalanalyses,
zoals beweerd wordt in het NRC-artikel van 31 mei 2021?2
Antwoord 2
Ik ben daar bekend mee.
Vraag 3
Is het al eens voorgekomen dat er op basis van de taalanalyse verkeerde conclusies
zijn getrokken? Zo ja, hoe vaak? Welke gevolgen heeft dit gehad voor de asielzoeker
in kwestie? Als blijkt dat de conclusie van de zogenoemde taalexpert verkeerd was,
hoe herstelt de IND deze fout dan?
Antwoord 3
De IND houdt niet bij of er verkeerde conclusies zouden zijn getrokken op basis van
de taalanalyse. Er moet echter onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de bevindingen
van de taalanalist en anderzijds de conclusies die daaraan worden verbonden in de
besluitvorming op de asielaanvraag.
Als een taalanalist concludeert dat een vreemdeling niet spreekt zoals gangbaar is
in het gestelde herkomstgebied, kan die bevinding aanleiding geven om in de besluitvorming
op de asielaanvraag te concluderen dat de verklaringen van een vreemdeling omtrent
identiteit, herkomst of nationaliteit niet geloofwaardig zijn. Daarbij wordt overigens
veelal ook betrokken of de vreemdeling in staat is zijn gestelde herkomstgebied goed
te beschrijven en meer algemene kennis heeft van zijn land van herkomst.
Als later blijkt, bijvoorbeeld aan de hand van alsnog overgelegde en authentiek bevonden
identiteitsdocument of paspoort, dat de vreemdeling toch afkomstig is uit het gestelde
herkomstgebied, laat dat onverlet dat gelet op de bevindingen van de taalanalyse nog
steeds vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de mededeling dat hij lange tijd in
het gestelde herkomstgebied woonachtig is geweest. Er moet dan rekening worden gehouden
met de mogelijkheid dat de betreffende vreemdeling verzwijgt dat hij – bijvoorbeeld –
is opgegroeid in een ander land dan het land waarvan hij de nationaliteit heeft of
in een ander gebied dan het gestelde gebied binnen zijn land van herkomst.
Een vreemdeling die zijn eerder ongeloofwaardig bevonden identiteit, herkomst of nationaliteit
alsnog aannemelijk kan maken, kan een opvolgende aanvraag indienen. Dat kan er in
voorkomende gevallen toe leiden dat de IND een verblijfsvergunning asiel verleent.
Vraag 4
Klopt het dat IND-medewerkers niet uitgebreid vragen naar de herkomst van letsel,
als een asielzoeker hen hierop wijst, zoals in het genoemde artikel staat? Acht u
dit een juiste gang van zaken?
Antwoord 4
Bij elk asielgehoor wordt de vreemdeling eerst verzocht in zijn eigen woorden te vertellen
om welke reden hij zijn land heeft verlaten en internationale bescherming nodig heeft.
Indien de vreemdeling daarbij melding maakt van letsel, bijvoorbeeld littekens, wordt
dat uiteraard genoteerd. In alle gevallen krijgt de vreemdeling derhalve de gelegenheid
zijn asielrelaas naar voren te brengen en worden daarover uitgebreid vragen gesteld,
ook indien sprake is van twijfels over de gestelde identiteit en nationaliteit. Dit
wordt ook nadrukkelijk in de openbare werkinstructie 2019/4 aangegeven. De bevraging
kan echter korter zijn in het geval dat de nationaliteit van de vreemdelingen niet
aannemelijk is op dat moment. Zie in dat kader ook mijn antwoord op onderstaande vraag.
Vraag 5
Klopt het dat een interne werkinstructie voorschrijft dat medewerkers «niet toekomen»
aan de vraag of asielzoekers bescherming verdienen als hun nationaliteit niet aannemelijk
geacht wordt? En klopt het dat het oordeel dat de nationaliteit niet aannemelijk geacht
wordt weer (mede) gebaseerd wordt op de conclusies van de zogenoemde taalexperts?
Wil dit inderdaad zeggen dat wanneer zo’n taalexpert zegt dat iemand een andere taal
spreekt dan de regio waar de betrokkene vandaan zegt te komen, er vervolgens niet
meer gekeken wordt naar het overige bewijs of de overige feiten en omstandigheden
die betrokkene aanvoert? Acht u dit een acceptabele gang van zaken? Zou feitelijk
letsel dat veroorzaakt kan zijn door marteling of mishandeling niet altijd serieus
onderzocht moeten worden en in het relaas betrokken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De IND beoordeelt of iemand bescherming nodig heeft, meer specifiek of iemand een
gegronde vrees voor vervolging of ernstige schade heeft in het land van herkomst.
Indien niet is komen vast te staan wat de nationaliteit en daarmee tevens wat het
land van herkomst van de vreemdeling is, kan de IND de risico’s die gepaard gaan met
terugkeer naar dat land van herkomst niet beoordelen. Het land van herkomst is immers
onbekend.
In de openbare werkinstructie (Wi 2019/4), die beschikbaar is op de website van de
IND, wordt beschreven op welke wijze een herkomstonderzoek wordt verricht. Hier worden
alle door de vreemdeling overgelegde documenten bij betrokken. Ook wordt aandacht
geschonken aan, onder andere, de kennis van de gestelde directe woon- en leefomgeving,
de cultuur en aan meer algemene kennis over het land van herkomst. Zoals aangegeven
bij mijn antwoord op vraag 1 wordt een taalanalyse alleen toegepast in het geval dat
er twijfel bestaat over het opgegeven land van herkomst en fungeert het als hulpmiddel.
Het kan daarbij ook voorkomen dat op grond van de taalanalyse eerder gerezen twijfel
omtrent de gestelde identiteit, nationaliteit en/of herkomst juist wordt weggenomen.
Dat een vreemdeling aantoont dat hij littekens heeft, maakt niet duidelijk in welk
land dit heeft plaatsgevonden, wat de aanleiding is geweest en wie de littekens heeft
veroorzaakt. De enkele aanwezigheid van littekens is daarom op zichzelf niet indicatief
voor de risico’s die de vreemdeling mogelijk loopt in de toekomst bij terugkeer naar
het gestelde land van herkomst.
Vraag 6
Kunt u de interne werkinstructie waar in vraag 5 naar verwezen wordt met de Kamer
delen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Zoals aangegeven bij vraag 5 betreft dit een openbare werkinstructie die beschikbaar
is op de site van de IND.3
Vraag 7
Hoe gaat de IND om met contra-expertise? In hoeveel gevallen gebeurt het dat de IND
zijn beslissing herziet als gevolg van ingebrachte contra-expertise?
Antwoord 7
De vreemdeling kan, indien hij het niet eens is met de taalanalyse, een contra-expertise
laten verrichten door een zelf gekozen onafhankelijke deskundige. De contra-expertise
dient gebaseerd te zijn op dezelfde data als de taalanalyse van de IND. Een door de
vreemdeling ingediende contra-expertise wordt altijd voorgelegd aan een linguïst van
Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT) van de IND en voorzien van een reactie.
Indien hiertoe aanleiding bestaat, kan worden besloten tot een nieuw taalanalyse gesprek
en/of vervolganalyse door een andere taalanalist.
Uit de geautomatiseerde systemen van de IND valt niet te achterhalen hoe vaak een
contra-expertise tot een ander oordeel heeft geleid.
Vraag 8
Klopt het dat de Dienst Terugkeer en Vertrek soms asielzoekers uitzet naar landen
waarvan de IND niet gelooft dat dit het land van herkomst is, terwijl bovendien op
grond van die vermeende ongeloofwaardigheid het hele asielrelaas niet geloofd wordt?4 Kunt u uitleggen hoe dit mogelijk is? Hoe gaat u deze zaken herstellen?
Antwoord 8
Een vreemdeling heeft gedurende het terugkeerproces veelal meerdere gesprekken met
de DT&V waarin wordt gesproken over de terugkeer naar een specifiek land. De vreemdeling
krijgt uiteraard ook te horen dat er voor dat land een reisdocument is verkregen.
Met dit reisdocument kan de DT&V het daadwerkelijke vertrek organiseren. De vreemdeling,
evenals eventuele rechtsbijstandsverleners, krijgen de vertrekgegevens van de vlucht
uiterlijk 36 uur van tevoren te horen.
Als in het uitzettingstraject een ambassade een nationaliteitsverklaring of een reisdocument
afgeeft, kan dat door de vreemdeling in een nieuwe asielprocedure worden gebruikt
ter onderbouwing van zijn eerder ongeloofwaardig geachte nationaliteit. De IND kan
slechts naar aanleiding van een asielaanvraag een beoordeling verrichten van mogelijke
risico’s bij terugkeer. De DT&V brengt de mogelijkheid van het indienen van een opvolgende
asielaanvraag onder de aandacht van de vreemdeling; het is aan de vreemdeling om dit
al dan niet te doen. Daarnaast kan de vreemdeling (al dan niet via zijn advocaat)
tegen de voorgenomen uitzetting bezwaar aantekenen. Hij kan ook, via een verzoek om
een voorlopige voorziening hangende dat bezwaar, de rechter vragen de uitzetting te
verbieden.
In aanvulling daarop heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft
bij uitspraak van 2 juni 2021 geoordeeld dat in terugkeerbesluiten het land van terugkeer
moet worden benoemd.5
In gevallen waarin de door de vreemdeling gestelde nationaliteit in het asielbesluit
ongeloofwaardig is geacht, zal in de beslissing van de IND niet staan dat de vreemdeling
naar dat gestelde land van herkomst moet terugkeren. In situaties waarin gedurende
het terugkeerproces nieuwe informatie naar boven komt waaruit blijkt dat alsnog moet
worden uitgegaan van het eerder ongeloofwaardig geachte land van herkomst, zal terugkeer
naar dat land dan ook niet aan de orde zijn voordat een aanvullend terugkeerbesluit
wordt genomen waaruit expliciet volgt dat de vreemdeling naar dat land dient terug
te keren. Voorafgaand aan het opleggen van dat terugkeerbesluit zal de vreemdeling
uitdrukkelijk worden geïnformeerd over het land van terugkeer en in de gelegenheid
worden gesteld om een asielwens kenbaar te maken. Verklaringen van de vreemdeling
waarin de vreemdeling kenbaar maakt te vrezen voor vervolging of onmenselijke behandeling
bij terugkeer naar dat land worden conform staande instructie en jurisprudentie opgevat
als de wens tot een asielaanvraag. De vreemdeling hoeft daarbij overigens niet expliciet
te spreken van vervolging of onmenselijke behandeling, verklaringen met een soortgelijke
strekking moeten ook als een wens tot een asielaanvraag worden opgevat.
De daadwerkelijke terugkeer is aldus het sluitstuk van een langlopend proces waar
de vreemdeling zich heeft kunnen voorbereiden dan wel op meerdere momenten heeft kunnen
verweren.
Vraag 9
Klopt het dat de IND niet het integrale vluchtverhaal beoordeelt wanneer de dienst
zegt de beweerde herkomst van een asielzoeker niet te geloven?6
Antwoord 9
In mijn antwoord op vraag 5 heb ik reeds uiteengezet op welke wijze de IND de herkomst
van een vreemdeling onderzoekt en betrekt bij de beoordeling van diens asielrelaas.
Indien niet is komen vast te staan wat de nationaliteit en het land van herkomst van
de vreemdeling is, kan de IND niet de risico’s die gepaard gaan met terugkeer naar
dat land van herkomst beoordelen, het land van herkomst is immers onbekend.
De IND maakt in haar beoordeling een onderscheid tussen zaken waarin de nationaliteit
niet vast is komen te staan en zaken waarin de nationaliteit wel maar de herkomst
niet vaststaat.7 Wanneer er geen identiteits- en nationaliteitsdocumenten zijn en de vreemdeling vragen
over onder meer zijn land, woonplaats en etniciteit niet overtuigend beantwoordt,
is de gestelde nationaliteit niet geloofwaardig gemaakt. In deze gevallen is het niet
mogelijk het asielrelaas af te zetten tegen de situatie in het land van herkomst en
eventueel een vergunning te verlenen. Dat land is immers dan niet bekend. Deze wijze
van beoordelen wordt ook in andere EU-lidstaten toegepast. Het is dan aan de vreemdeling
om alsnog zijn nationaliteit te onderbouwen met documenten of met andere overtuigende
bewijsmiddelen.
Wanneer de IND wel uitgaat van de nationaliteit maar niet van de herkomst binnen het
land waarvan de vreemdeling de nationaliteit heeft, zal het asielrelaas wel inhoudelijk
beoordeeld worden. Het komt bijvoorbeeld voor dat vreemdelingen stellen uit een bepaalde
regio te komen binnen het land waarvan zij de nationaliteit hebben waar de veiligheidssituatie
heel slecht is of waar bepaald beleid voor geldt om zo hun kansen op asiel te vergroten.
Vraag 10
Op welke gronden heeft u onderzoek van zowel het instituut voor Mensenrechten en Medisch
Onderzoek (iMMO) als het Nederlands Forensich Instituut (NFI) naar letsel bij een
teruggestuurde Soedanees naast u neergelegd?8 Bent u ondanks deze onderzoeken van mening dat het bericht dat de persoon in kwestie
na terugkeer mishandeld is «ongefundeerd» was?9 Acht u twee van dergelijke onderzoeken niet op zijn minst een vorm van fundament
onder de bewering van de uitgezette asielzoeker? Had u zeer doorslaggevend bewijs
dat het verhaal toch niet kon kloppen? Zo nee, had u deze signalen dan niet serieus
moeten onderzoeken? Zo nee, acht u de handelwijze van de IND niettemin zorgvuldig?
Kunt u dat toelichten? Moet u in het licht van de bevindingen van NRC niet concluderen
dat een causaal verband tussen de uitzetting en het door het iMMO en NFI vastgestelde
letsel aannemelijk is en dat dat verband in elk geval onderzocht had moeten worden?10 Zo nee, waarom niet? Hoe weegt u de oordelen van deze instanties in het algemeen?
Antwoord 10
Zoals u weet, kan ik niet ingaan op individuele casussen. Meer algemeen kan ik stellen
dat uit de onderzoeken die u aanhaalt niet is gebleken dat er een causaal verband
bestaat tussen de in Nederland doorlopen asielprocedure en de bevindingen van deze
onderzoeken. Om deze reden bestond er geen aanleiding om het beleid ten aanzien van
Soedan te herzien. Over dit oordeel is uw Kamer uitgebreid geïnformeerd in een eerdere
beantwoording op vragen van uw Kamer. Kortheidshalve verwijs ik u naar deze beantwoording.11
De wijze waarop rapporten van instanties zoals het iMMO dienen te worden betrokken
in asielprocedures is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in
een reeks van uitspraken uiteengezet. Dergelijke rapporten leveren in zijn algemeenheid
geen onweerlegbaar bewijs op, maar kunnen onder omstandigheden een sterke aanwijzing
vormen dat de problemen die een vreemdeling stelt te hebben ondervonden, zich ook
daadwerkelijk hebben voorgedaan.
Deze rapportages worden met name ingediend in zaken waarin de IND heeft geoordeeld
dat de vreemdeling ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd. Indien een vreemdeling
in het kader van zijn asielprocedure een iMMO rapport overhandigt om zo zijn aanvraag
nader te onderbouwen, beoordeelt de IND allereerst of het rapport zorgvuldig tot stand
is gekomen en naar inhoud inzichtelijk is en concludent.
Bij de beoordeling is voorts van belang in hoeverre de vreemdeling tijdens de asielgehoren
bevreemdingwekkend, vaag of tegenstrijdig heeft verklaard over het deel van het asielrelaas
dat hij met het rapport van het iMMO heeft willen staven en in hoeverre dat deel van
het asielrelaas past in het beeld dat in betrouwbare algemene informatie naar voren
komt over het land van herkomst. Ook is van belang welke kwalificaties het iMMO aan
waargenomen littekens of psychische problematiek heeft verbonden. Deze kwalificaties
zijn in oplopende mate van waarschijnlijkheid: niet consistent, consistent, zeer consistent,
typerend en kenmerkend. Aan de hand van het vorenstaande zal moeten worden beoordeeld
of het rapport van iMMO voldoende aanleiding geeft om de verklaringen van de vreemdeling,
die niet op andere wijze met bewijsstukken zijn onderbouwd, alsnog geloofwaardig te
achten.
Daarnaast kan de IND, als twijfel bestaat over de juistheid van de conclusies van
het iMMO, het NFI en NIFP vragen de vreemdeling ook te onderzoeken.
Vraag 11
Waarom zegt u in de beantwoording van 5 februari 2018 op de eerdere schriftelijke
vraag van het lid Voordewind (CU) c.s.12 dat u niets bekend is over Soedanese diplomaten die in Nederland informatie hebben
verzameld of verzamelen over Soedanese asielzoekers, terwijl nu blijkt dat Nederland
tussen 2012 en 2019 drie Soedanese consuls heeft gevraagd te vertrekken, omdat zij
agenten van de NISS bleken te zijn?13 Bent u hierover niet ingelicht door de Minister van Buitenlandse Zaken? Had dat volgens
u wel gemoeten? Had u zich niet zelf moeten informeren bij Buitenlandse Zaken over
de activiteiten van de Soedanese regering?
Antwoord 11
Op basis van hetgeen ik heb kunnen achterhalen is niet gebleken dat mijn voorganger
of ik hierover geïnformeerd zijn door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Informatie
die relevant kan zijn voor de beoordeling van asielaanvragen wordt reeds actief ingewonnen
bij de Minister van Buitenlandse Zaken in de vorm van ambtsberichten. Het is echter
niet gebruikelijk om, zonder concrete aanleiding, actief te informeren naar alle handelingen
van buitenlandse autoriteiten of hun diplomatieke posten en ik zie daarin ook geen
rol weggelegd voor mijn ministerie.
Vraag 12
Klopt het dat u uitgeprocedeerde asielzoekers heeft gepresenteerd aan diplomaten van
de Soedanese ambassade die volgens het Ministerie van Buitenlandse Zaken spioneerden
voor de Soedanese veiligheidsdienst National Intelligence and Security Service (NISS)? Acht u dit zorgvuldig? Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Acht u de verhalen
dat teruggekeerden bij aankomst mishandeld worden niettemin ongeloofwaardig? Vindt
u dat oordeel nog steeds geloofwaardig?
Antwoord 12
De DT&V werkt, veelal via ambassades, samen met herkomstlanden waar Nederland diplomatieke
contacten mee onderhoudt en waar naartoe gedwongen terugkeer beleidsmatig mogelijk
is. Dat geldt ook voor Soedan. De vraag of internationale bescherming aan de orde
is, wordt door de IND gewogen in de asielprocedure. Dit is niet aan de DT&V. Het staat
een vreemdeling natuurlijk vrij een nieuwe verblijfsprocedure te starten. De DT&V
brengt dat daar waar nodig onder de aandacht van de vreemdeling en het is vervolgens
aan hem om dat advies op te volgen of niet. In die asielprocedure kan de vreemdeling
ook aangeven dat de presentatie bij zijn ambassade in zijn geval tot een (verhoogd)
risico bij terugkeer heeft geleid. Die stelling zal dan wel nader moeten worden onderbouwd.
Zoals al eerder met uw Kamer gedeeld is tot op heden gebleken dat de situatie in Soedan
in algemene zin veilig genoeg is om tot uitzetting over te gaan en dat er geen reden
is om aan te nemen dat Soedanezen die terugkeren naar hun land van herkomst enkel
om deze reden in de bijzondere aandacht van de Soedanese autoriteiten staan.14 Het meest recente ambtsbericht heeft geen ander beeld van deze situatie geschetst.15
Vraag 13
Klopt het dat u aan een functionaris van de Soedanese ambassade, van wie is gebleken
dat hij voor de Soedanese geheime dienst werkte en daarom is uitgewezen, in Den Haag
gevraagd hebt, in elk geval in een gesprek over een casus op 29 april 2013, te reageren
op berichten dat een uitgezette Soedanees door diezelfde geheime dienst ernstig mishandeld
zou zijn?16 Heeft u de reactie van deze functionaris met de advocaat van betrokkene(n) gedeeld?
Antwoord 13
Ik kan, zoals u weet, helaas niet ingaan op individuele zaken.
Vraag 14
Is het feit dat functionarissen van de Soedanese ambassade in Nederland inlichtingen
over Soedanese asielzoekers verzamelden in het ambtsbericht over Soedan verwerkt?
Zo nee, waarom niet? Zou deze informatie voor een juiste beoordeling van Soedanese
asielverzoeken niet in het ambtsbericht moeten staan? Zouden de asielzaken die op
grond van het ambtsbericht waarin deze informatie niet verwerkt was, beoordeeld en
afgewezen zijn eigenlijk niet opnieuw beoordeeld moeten worden in het licht van deze
bij de overheid bekende informatie?
Antwoord 14
Het meest recente ambtsbericht maakt melding van het feit dat in het verleden NISS-medewerkers
op Soedanese ambassades en consulaten betrokken waren bij de monitoring van Soedanese
leden van de diaspora. Daaruit volgt echter nog niet dat daarmee een risico bij terugkeer
een gegeven is. Het staat vreemdelingen echter vrij om een opvolgende asielaanvraag
in te dienen indien zij gelet op het ambtsbericht menen dat er nieuwe elementen en
bevindingen zijn die hun asielrelaas kunnen ondersteunen.
Vraag 15
Blijft u in het licht van het NRC-artikel van 31 mei jl. bij uw mening dat er op basis
van alle beschikbare informatie geen reden was om aan te nemen dat Soedanezen enkel
vanwege het feit dat zij terugkeren in de bijzondere aandacht van de Soedanese autoriteiten
staan, zoals u eerder antwoordde?17
Antwoord 15
De recente berichtgeving van de NRC heeft mijn eerdere standpunt niet veranderd. Ook
het meest recente ambtsbericht en navraag bij andere Europese lidstaten hebben geen
aanleiding gegeven om mijn eerdere standpunt aan te passen. Hierover heb ik uw Kamer
per brief d.d. 21 juni 2021 geïnformeerd.18
Vraag 16
Hoe kan het dat de uitgezette Soedanezen bij aankomst telkens onderaan de vliegtuigtrap
al werden opgewacht door de Soedanese geheime dienst? Via welke weg heeft de informatie
over de precieze aankomsttijd hen bereikt? Is dit, na de eerste uitzetting in 2013,
onderkend en onderzocht? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 16
Het is niet ongebruikelijk dat voor het verkrijgen van een vervangend reisdocument
informatie aan een ambassade verstrekt moet worden over de datum, tijden en vluchtnummers
waarop de desbetreffende vreemdeling terugkeert naar het betreffende land van herkomst.
Dat is een werkwijze die bij meerdere herkomstlanden geldt. Daarbij komt dat in geval
van gedwongen terugkeer, de vreemdeling wordt aangemeld bij de luchtvaartmaatschappij
onder andere vanwege de begeleiding door de KMar. De passagierslijsten maken daar
ook melding van ten behoeve van een ordentelijk terugkeerverloop en veiligheid gedurende
de vlucht. Deze passagierslijsten zijn ook bij de grensautoriteiten bekend.
Vraag 17
Is aan de Soedanese diplomaten aan wie terug te sturen asielzoekers werden gepresenteerd
op enige manier duidelijk gemaakt dat het om uitgeprocedeerde asielzoekers ging? Zo
ja, hoe?
Antwoord 17
Er wordt door de DT&V medewerkers nooit gecommuniceerd dat het uitgeprocedeerde asielzoekers
betreft.
Vraag 18
Acht u de in de genoemde artikelen beschreven gang van zaken voldoende reden om de
manier waarop asielverzoeken inhoudelijk worden behandeld door onafhankelijke onderzoekers
door te laten lichten en naar bevind van zaken aan te passen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 18
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 15 reeds heb aangegeven, hebben de door u aangehaalde
artikelen niet geleid tot een ander inzicht omtrent de besluitvorming in de zaken
die daarin worden aangehaald dan wel de wijze van beoordeling in bredere zin. In betreffende
zaken is de asiel- en vertrekprocedure zorgvuldig verlopen en heeft de IND- op basis
van de toen bekende feiten en omstandigheden het afwijzende besluit op juiste gronden
genomen. Daarnaast kent het bestuursrechtelijk stelsel voldoende waarborgen om een
asielzoeker de bescherming te geven die hem op grond van het unierecht en het EVRM
toekomt.
Ik zie in voornoemde artikelen dan ook geen aanleiding om de wijze waarop asielaanvragen
inhoudelijk worden beoordeeld door onafhankelijke onderzoekers door te laten lichten.
Vraag 19
Bent u het eens met de auteur Van Kampen die in het vakblad Asiel- en Migratierecht19 stelt dat uit rechterlijke uitspraken volgt dat als op de uitzetting een onmenselijke
situatie volgt, de Staatssecretaris de vreemdeling moet terughalen naar Nederland
en dat daar dan een nieuwe asielprocedure zou moeten volgen? Zo nee, waarom niet?
Volgt uit deze stelling dat een nieuwe asielprocedure, gezien de samenwerkingsplicht,
zal moeten beginnen met teruggeleiding van de betrokkenen? Waarom wel/niet?
Antwoord 19
Er bestaat geen verplichting, internationaal of anderszins, om toe te zien op de situatie
ná terugkeer. Het uitgangspunt is een goed doorlopen procedure en een zorgvuldige
besluitvorming. Dit laat onverlet dat het een vreemdeling vrijstaat om een verzoek
in te dienen tot teruggeleiding naar Nederland. Gelet op de jurisprudentie van de
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zal een dergelijk verzoek moeten
worden aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit waaruit
de bevoegdheid tot uitzetting voortvloeide.
Dit betekent echter niet dat de vreemdeling door het doen van een dergelijk verzoek
al een recht heeft om terug te keren naar Nederland om hier een nieuwe asielprocedure
te doorlopen. De samenwerkingsverplichting waar u op doelt, vloeit voort uit de zogenoemde
Kwalificatierichtlijn. Deze richtlijn heeft enkel betrekking op asielzoekers die op
het grondgebied van de lidstaten verblijven. Ook uit de jurisprudentie van het Hof
van Justitie van de EU en het Europees Hof voor de rechten van de mens kan worden
afgeleid dat er geen recht bestaat op overkomst van vreemdelingen die in hun land
van herkomst verblijven en een asielaanvraag willen indienen in een lidstaat.20
Overigens merk ik op dat het in de regel erg moeilijk zal zijn om gebeurtenissen die
zich mogelijk hebben voorgedaan na terugkeer in het land van herkomst in causaal verband
te stellen met de in Nederland doorlopen asielprocedure.
Vraag 20
Kunt u alle vragen afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 20
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.