Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Tellegen over het artikel: ‘Krimpen voert inkomenstoets Wmo in’
Vragen van het lid Tellegen (VVD) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het artikel: «Krimpen voert inkomenstoets Wmo in» (ingezonden 22 april 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 17 augustus
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2632.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Krimpen voert inkomenstoets Wmo in»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Wat vindt u ervan dat de gemeente Krimpen aan de IJssel per 1 juli a.s. een inkomenstoets
voor het recht op huishoudelijke hulp gaat invoeren, terwijl de in 2019 ingevoerde
Wmo-abonnementstarieven juist tot doel hebben in een inkomensonafhankelijke eigen
bijdrage voor huishoudelijke hulp te voorzien?
Bent u voornemens om de gemeente Krimpen aan de IJssel hierop aan te spreken, aangezien
zij niet handelt in overeenstemming met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
2015? Zo nee, waarom niet? Kunt u ook toelichten waarom de gemeente Assen, dat eenzelfde
actie ondernam, wel door u is gecorrigeerd en de gemeente Leusden tot op heden niet?
Antwoord 2, 3
Ik heb de afgelopen periode gesprekken gevoerd met de gemeenten Krimpen aan den IJssel
en Leusden.
De gemeente Krimpen aan den IJssel heeft bij wijziging van de Verordening maatschappelijke
ondersteuning (en beleidsregel) een inkomensgrens ingevoerd, die het mogelijk maakt
per 1 juli 2021 bij de beoordeling van aanvragen voor de maatwerkvoorziening «hulp
bij het huishouden» de financiële draagkracht van cliënten te betrekken. De gemeente
meent dat dit besluit in overeenstemming is met de Wmo 2015. De invoering van het
abonnementstarief per 1 januari 2019 zou, naar de overtuiging van de gemeente, het
begrip «eigen kracht» in een ander perspectief plaatsen waardoor het hanteren van
een inkomensgrens mogelijk is en te rechtvaardigen.
Ik heb ook contact gehad met de gemeente Leusden, die op grond van een vergelijkbare
motivatie, door middel van een collegebesluit de toepassing van de criteria voor de
eigen kracht en zelfredzaamheid heeft aangepast. Per 1 april jl. is de werkwijze zo
dat als inwoners voldoen aan de door de gemeente gehanteerde criteria voor financiële
draagkracht, zij een aanvraag voor de huishoudelijke hulp (mede) op die grond kunnen
afwijzen.
Ik kan mij niet vinden in de besluitvorming van beide gemeenten, aangezien deze aanpassingen
evident niet binnen de kaders en uitgangspunten van de Wmo 2015 passen. De Wmo 2015
verplicht gemeenten tot het doen van zorgvuldig onderzoek als iemand zich meldt voor
Wmo-ondersteuning.
Als hieruit blijkt dat een cliënt op de gemeente is aangewezen voor ondersteuning
– als deze niet zelfredzaam is – moet de gemeente deze ook bieden. De wet laat, bij
de beoordeling of een inwoner van een gemeente in aanmerking komt voor hulp en ondersteuning
op grond van deze wet, geen ruimte om de eigen financiële middelen van inwoners onder
het begrip «eigen kracht» te scharen (artikel 2.3.5 lid 3 Wmo 2015). Het voeren van
inkomensbeleid is en blijft een verantwoordelijkheid van het Rijk. Dit is expliciet
het uitgangspunt geweest tijdens de parlementaire behandeling, zowel bij de totstandkoming
van de Wmo 2015 als bij de wijziging van de Wmo 2015 die betrekking had op de invoering
van het abonnementstarief, en is ook meerdere malen bevestigd in rechtspraak.2
Vanuit mijn rol als systeemverantwoordelijke ben ik genoodzaakt om gemeenten hierop
aan te spreken, wanneer zij hun beleid doorzetten en zich niet aan de kaders van de
Wmo 2015 houden. Op 15 juli jl. heb ik bovenstaande toelichting ook aan de wethouders
van beide gemeenten kenbaar gemaakt. De verantwoordelijk wethouders zijn daarbij verzocht
zorg te dragen voor het in overeenstemming brengen met de uitgangspunten van de Wmo
2015 van genoemde besluitvorming in hun gemeente en mij daar vóór 15 oktober over
te informeren. Mochten deze gemeenten hiertoe niet voornemens zijn, dan beraad ik
mij op de inzet van het vervolg van de interventieladder in het kader van het interbestuurlijk
toezicht.
Bijgevoegd treft u de brieven die aan het college van B&W en de gemeenteraad van Krimpen
aan den IJssel en het college van B&W van de gemeente Leusden zijn gestuurd.3 4
Vraag 4
Wat vindt u van het feit dat de gemeente met deze actie gevolg geeft aan de oproep
van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) om de grenzen van de Wmo op te zoeken
teneinde de kosten van de uitvoering behapbaar te houden?
Antwoord 4
De adviezen die de VNG op 23 november jl. aan haar leden heeft gedaan, hebben mij
verbaasd, omdat een aantal voorstellen in dit advies niet in lijn is met de wettelijke
kaders van de Wmo 2015. Ik vind het onwenselijk dat gemeenten de beleidsruimte dusdanig
interpreteren, dat het beleid vervolgens strijdig is met de Wmo 2015, om zodoende
het abonnementstarief ter discussie te stellen. Individuele inwoners worden hierdoor
mogelijk benadeeld. Zij dienen erop te kunnen vertrouwen dat (decentrale) overheden
de wet naleven. Ik heb in het Bestuurlijk Overleg van 10 december 2020 met de VNG
benadrukt dat de adviezen van de VNG niet in lijn zijn met de Wmo 2015 en daarbij
aangegeven dat ik zal acteren in geval gemeenten zich niet aan de wet houden.
Vraag 5
Hoe is in dit kader uw verstandhouding met de VNG, dat een belangrijke rol speelt
bij het draagvlak creëren voor- en uitvoering geven aan de nieuwe abonnementstarieven?
Antwoord 5
Zoals ik ook eerder in mijn brieven over het abonnementstarief5 heb aangegeven verschillen de VNG en het Rijk van inzicht over de wenselijkheid van
het abonnementstarief. Echter, vrijwel alle gemeenten voeren deze maatregel binnen
de wettelijke kaders uit. Daar waar dat niet het geval is zal ik in contact treden
met deze gemeenten.
Vraag 6, 7
Heeft u in beeld wat het effect is van de invoering van een individuele gemeentelijke
inkomenstoets voor de Wmo op de zorgkosten van de middeninkomens, die financieel zouden
moeten worden ontlast met deze nieuwe regeling?
Vindt u ook met dat een stapeling van inkomensafhankelijkheid bovenop ons progressieve
belastingsysteem onwenselijk is en met name middeninkomens hard kan treffen?
Antwoord 6, 7
Een belangrijke reden voor de invoering van het abonnementstarief was het beperken
van de stapeling van zorgkosten (uit verschillende domeinen). Feitelijk betekent deze
maatregel voor een groot aantal huishoudens een vaak aanzienlijke verlaging van de
eigen bijdrage. De invoering van een inkomenstoets zal deze beperking grotendeels
teniet doen en er toe leiden dat midden- en hoge inkomens te maken krijgen met hogere
kosten.
Daarnaast is een inkomensafhankelijke eigen bijdrage erg complex, vanwege de vaststelling
van het bijdrageplichtige inkomen (waarbij landelijk inkomensbeleid wordt gevoerd)
en het controleren op het overschrijden van de kostprijs. Hierdoor is deze regeling
niet alleen duur en complex in de uitvoering, maar ook lastig uitlegbaar richting
cliënten. Cliënten weten vooraf vaak niet welke bijdragen ze gaan betalen en de kans
op fouten en correcties (met stapelfacturen tot gevolg) neemt toe.
Vraag 8
Deelt u het standpunt dat de zorgkosten voor middeninkomens met een langdurige zorgvraag
zo laag mogelijk moet worden gehouden en dat dit doel te allen tijden moet worden
gewaarborgd?
Antwoord 8
Ik ben van mening dat het goed is dat mensen zelf ook een bijdrage leveren aan zorg
en ondersteuning die zij van de overheid ontvangen. Tegelijkertijd wil ik oog hebben
voor de stapeling van de zorgkosten voor middeninkomens. Dat was ook een belangrijke
reden voor de invoering van het abonnementstarief. Uit de monitor blijkt dat juist
ook de middengroepen sterk profiteren van het abonnementstarief.
Vraag 9
Wat gaat u doen om de problemen van gemeenten met de Wmo abonnementstarieven op te
lossen en de zorgkosten van de middeninkomens met een langdurige zorgvraag te beschermen?
Antwoord 9
Zoals aangegeven bij antwoord op vraag 2 en 3 zie ik erop toe dat gemeenten binnen
de wettelijke kaders opereren. Daarnaast werken Rijk en VNG in een gezamenlijk proces
aan mogelijke beleidsopties die bijdragen aan een betere beheersing van de Wmo-uitgaven
op zowel de korte als de lange termijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.