Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Meijeren over de uitlatingen van een ambtenaar in de media over extreemrechts
Vragen van het lid Van Meijeren (FvD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de uitlatingen van een ambtenaar in de media over extreemrechts (ingezonden 2 juni 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 12 augustus
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3299.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Hoe extreemrechts acceptabel werd»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u dat Sterkenburg, die als ambtenaar onder uw verantwoordelijkheid
(namelijk binnen de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid) werkzaam
is, zich in de media uitlaat over wat in haar ogen beschouwd kan worden als extreemrechts?
Antwoord 2
Het betreft hier een interview waarin kenbaar is gemaakt dat de uitspraken in de hoedanigheid
als onderzoeker worden gedaan. Om onduidelijkheid hierover te voorkomen is eveneens
vermeld dat deze onderzoeker binnen het departement niet betrokken is bij dit onderwerp,
om zo nogmaals te expliciteren dat de rollen als ambtenaar en onderzoeker gescheiden
zijn.
Vraag 3
Was u er vóór publicatie van het artikel van op de hoogte dat Sterkenburg zich heeft
laten interviewen over haar opvattingen omtrent extreemrechts? Zo ja, was u toen ook
al op de hoogte van haar opvattingen? Zo nee, hoe beoordeelt u dat een ambtenaar die
onder uw verantwoordelijkheid werkzaam is, zich in de media uitlaat over een beleidsterrein
waar u voor verantwoordelijk bent, zonder u hier vooraf over op de hoogte te houden?
Hoe verhouden de uitlatingen van Sterkenburg zich met artikel 10, eerste lid, van
de Ambtenarenwet?2
Antwoord 3
Het optreden in de media in het kader van de publicatie van het boek is vooraf gemeld.
Ik hecht veel waarde aan vrijheid van meningsuiting én aan academische vrijheid. Tevens
is door de geïnterviewde kenbaar gemaakt dat uitlatingen in de hoedanigheid als onderzoeker
worden gedaan.
Vraag 4
In welke mate komen de opvattingen van Sterkenburg over extreemrechts overeen met
uw opvattingen hierover? In welke mate verschillen de opvattingen hieromtrent van
Sterkenburg en u van elkaar?
Antwoord 4
De bevindingen van het onderzoek3 over de dreiging uit rechts-extremistische hoek onderschrijven het beeld dat de NCTV
al geruime tijd verwoordt in verscheidene publicaties en de Dreigingsbeelden Terrorisme
Nederland (DTN). Zie voor een uitgebreide uiteenzetting hierover de Kamerbrief Reactie
op onderzoek extreemrechts van 8 juli 2021. Op persoonlijke opvattingen ga ik verder
niet in.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de suggestie in het artikel dat «het streven naar een homogene culturele
staat» moet worden beschouwd als extreemrechts?
Antwoord 5
In het proefschrift wordt een werkdefinitie gehanteerd van de term «radicaal- en extreemrechts»,
waarmee wordt bedoeld: het streven naar een homogene culturele of etnische staat,
door middel van het inperken van grondrechten en burgerlijke vrijheden van religieuze
en etnische minderheden, al dan niet met geweld. Deze definitie wordt in het proefschrift
wetenschappelijk onderbouwd.
Vraag 6
Hoe beoordeelt u de suggesties in het artikel dat het hanteren van een anti-abortusstandpunt,
het willen herstellen van de traditionele man-vrouwverhouding, het veel kinderen willen
krijgen of het meer geld willen besteden aan defensie kan worden beschouwd als extreemrechts?
Antwoord 6
Het proefschrift en daarmee de conclusies en stellingen die erin voorkomen vallen
onder de academische vrijheid.
Vraag 7
Erkent u dat voor de vraag of sprake is van extremisme of activisme niet bepalend
moet zijn waarnaar gestreefd wordt, maar de wijze waarop men dat streven wil verwezenlijken
(namelijk middels buitenwettige of middels democratische middelen)? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
Het DTN hanteert voor extremisme de definitie dat het een fenomeen is waarbij personen
of groepen vanuit ideologisch motief bereid zijn in ernstige mate de wet te overtreden
of activiteiten te verrichten die de democratische rechtsorde ondermijnen. Activisme
wordt in het DTN gedefinieerd als pogingen van individuen of groepen om op buitenparlementaire
wijze, maar binnen de grenzen van de wet, politieke besluitvorming te beïnvloeden.
De middelen die worden ingezet, gekoppeld aan de doelen waarnaar gestreefd wordt,
bepalen samen de beoordeling van dergelijke activiteiten.
Vraag 8
Erkent u het risico dat het functioneren van de openbare dienst in gevaar komt, indien
ambtenaren die onder uw verantwoordelijkheid werkzaam zijn zich uitlaten over beleidsterreinen
waar u verantwoordelijk voor bent – en daarbij opvattingen uitdragen die anders zijn
dan de opvattingen die u hierover bezigt? Zo ja, welke maatregelen treft u om dit
risico te beheersen?
Antwoord 8
Uitgangspunt bij de toepassing van de functioneringsnorm die voor rijksambtenaren
is vastgesteld op grond van artikel 10 van de Ambtenarenwet, is dat ambtenaren vrijheid
van meningsuiting hebben en dat voorzichtigheid geboden is bij het inperken daarvan.
Waar in een concreet geval precies de grens ligt, hangt af van de omstandigheden van
het geval. Voor de beoordeling daarvan zijn verschillende criteria of wegingsfactoren
relevant, waaronder het kenbaar maken in welke hoedanigheid een ambtenaar zijn uitspraken
doet, de positie van de ambtenaar binnen de organisatie en de maatschappelijke en
politieke gevoeligheid van een onderwerp.4
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.