Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Boswijk en Bontenbal over koolstofvastlegging
Vragen van de leden Boswijk en Bontenbal (beiden CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over koolstofvastlegging (ingezonden 21 juni 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 16 juli
2021).
Vraag 1, 2
Bent u bekend met het artikel «Markt loopt warm voor koolstofboeren» van 14 mei 2021?1
Kunt u aangeven wat de potentie is van koolstofvastlegging in de agrarische sector
ten behoeve van het Nederlandse klimaatbeleid?
Antwoord 1, 2
Voor minerale landbouwbodems is in het Klimaatakkoord afgesproken dat vanaf 2030 0,5
Mton CO2-eq. koolstof per jaar extra moet worden vastgelegd ten opzichte van het emissiepad
bij ongewijzigd beleid in 2016. In het onderzoeksprogramma Slim Landgebruik wordt
de effectiviteit van koolstofvastleggende maatregelen voor minerale landbouwbodems
nader onderzocht, op basis waarvan de inschatting van de totale potentiële koolstofvastlegging
in minerale landbouwbodems zal worden bepaald. De daadwerkelijke koolstofvastlegging
in minerale landbouwbodems is in de praktijk afhankelijk van de implementatie van
diverse maatregelen door boeren.
Voor veenbodems gaat het vooral om het behoud van koolstof in de bodem en daarmee
het voorkomen van CO2-emissie. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat er in 2030 1 Mton CO2-eq. broeikasgasemissiereductie gerealiseerd zal zijn binnen een areaal van ca. 90.000
ha veengronden. Het totaal areaal veengronden (exclusief moerige gronden) in beheer
bij de landbouw is ca. 200.000 ha. Het is op dit moment onduidelijk welke maatregelen
mogelijk zijn om de emissies van broeikasgassen substantieel verder terug te dringen.
Voor koolstofvastlegging in bomen in combinatie met landbouw, oftewel «agroforestry»,
is de potentie in de eerste 10 jaar 2,3 tot 3,1 ton CO2-eq./ha/jaar aan onder- en bovengrondse houtige biomassa, afhankelijk van het teeltsysteem.
De totale potentiële koolstofvastlegging door «agroforestry» kan bepaald worden door
dit te vermenigvuldigen met het aantal hectare dat gerealiseerd wordt. Hier zal ik
uitgaan van de ambitie uit de Bossenstrategie om 7.000 ha «agroforestry» in 2030 te
realiseren, wat uitkomt op een totale potentiële koolstofvastlegging van ca. 0,016–0,022
Mton CO2-eq./jaar. Omdat bomen naarmate ze ouder worden sneller koolstof vastleggen, kan dit
na 10 jaar verdubbelen tot ca. 0,032–0,044 Mton CO2-eq./jaar. Hier zit echter wel een grens aan.
De 7.000 ha is de voorlopige ambitie voor 2030. Het is mijn streven om het areaal
«agroforestry» zo snel mogelijk op te schalen en ik verken de haalbaarheid van een
hogere ambitie van 25.000 ha. Indien haalbaar, wordt de totale potentiële koolstofvastlegging
door «agroforestry» groter.
Vraag 3
Op welke manier kan «carbon farming» het verdienmodel van de Nederlandse boer verbeteren?
Antwoord 3
«Carbon farming», zijnde het toepassen van koolstofvastleggende/-behoudende2 maatregelen, kan zorgen voor een extra inkomstenbron voor de boer. Dit kan o.a. door
de verkoop van «carbon credits» op de vrijwillige markt. Eén «carbon credit» staat
voor een bepaalde hoeveelheid vastgelegde of behouden koolstof. De «carbon credits»
kunnen worden gekocht door een individu of bedrijf dat vrijwillig betaalt voor het
vastleggen/behouden van koolstof door de boer. Daarnaast kunnen bedrijven binnen de
agrifoodketen boeren betalen voor het vastleggen/behouden van koolstof, bijvoorbeeld
door een hogere prijs te betalen voor de afgenomen producten. Een andere mogelijkheid
is dat overheden boeren belonen voor het vastleggen/behouden van koolstof middels
subsidies en/of het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).
Bovendien verbetert het verhogen van het organische stofgehalte (en daarmee koolstofvastlegging)
in minerale bodems de bodemkwaliteit, wat op de lange termijn zorgt voor een stabielere
of zelfs hogere opbrengst. Evenzo kan de opbrengst van fruit- en notenbomen in het
geval van agroforestry, zorgen voor een extra inkomstenbron.
Vraag 4
Deelt u de mening van Eurocommissaris Timmermans dat Nederland niet geschikt is voor
het op grote schaal vastleggen van koolstof in landbouwbodems?
Antwoord 4
Eurocommissaris Timmermans noemde tijdens een door LTO georganiseerd webinar de hoge
grondprijzen en de opbrengsten in Nederland een belemmering voor het op grote schaal
verwaarden van extra koolstofvastlegging in minerale landbouwbodems middels «carbon
credits». De relatief lage prijs voor een «carbon credit» op de internationale markt
dekt niet de alternatieve kosten die Nederlandse boeren maken om extra koolstof vast
te leggen. De verwachting is echter dat regionale koolstofprojecten boeren mogelijk
een hogere prijs kunnen bieden voor hun «carbon credits», vergeleken met de huidige
internationale marktprijs. Ook noemde Eurocommissaris Timmermans tijdens hetzelfde
webinar het relatief hoge organische stofgehalte van Nederlandse minerale landbouwbodems.
Dit maakt het moeilijk om de additionaliteit van de vastgelegde koolstof aan te tonen,
hetgeen noodzakelijk is voor het verwaarden ervan.
Vraag 5
Welke initiatieven ontplooit u om boeren in Nederland te ondersteunen bij «carbon
farming»?
Antwoord 5
De lopende initiatieven van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV) om boeren in Nederland te ondersteunen bij «carbon farming» hebben vooral betrekking
op onderzoek en pilots met betrekking tot de effectiviteit, toepasbaarheid en kosten
van koolstof-vastleggende/-behoudende maatregelen op minerale- en veenbodems. De resultaten hiervan worden breed gedeeld
met boeren via netwerken om hen handelingsperspectieven te bieden. Voor koolstofvastleggende/-behoudende
maatregelen op minerale bodems loopt dit grotendeels mee in de opdracht van het Ministerie
van LNV aan Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) voor versterkte kennisverspreiding
over duurzaam bodembeheer en klimaatadaptatie. Op EU-niveau co-financiert het Ministerie
van LNV de Nederlandse deelname van ZLTO en Bionext aan het Interreg North Sea Region
project «Carbon Farming». In dit project worden maatregelen onderzocht in de praktijk,
verdienmodellen ontworpen en in show cases uitgetest.
Het ondersteunen van «agroforestry» doe ik op verschillende manieren. Ik ondersteun
verschillende onderzoeksprojecten en pilots de komende jaren die «agroforestry» moeten
versterken, zoals het «living lab agroforestry» op de Floriade. Ook ben ik samen met
andere partijen bezig met de opzet van een landelijk kennisnetwerk «agroforestry».
Verder verken ik hoe financiële prikkels en ondersteunende beleidskaders geboden kunnen
worden via het NSP en het omschakelprogramma kringlooplandbouw. Er zijn eerder al
een aantal stappen gezet, zo is er bijvoorbeeld nu een passende gewascode voor voedselbosbouw,
waardoor dit type landgebruik in aanmerking komt voor hectarevergoedingen in het GLB.
Ook zijn er sinds dit jaar fiscale voordelen vanuit de MIA\Vamil voor ondernemers
die «agroforestry» willen toepassen.
Vraag 6
Verwacht u dat de beleidsaanpassing die in het rapport «Bestemming Parijs» wordt genoemd
zal worden doorgevoerd, waarbij het gaat om het samenvoegen van non-energetische emissies
van de landbouw en landgebruik tot een gemeenschappelijke pijler genaamd «Agriculture,
Forestry en Land Use», gezien het feit dat samenvoeging van de sectoren landgebruik
en landbouw inhoudelijk gezien niet onlogisch is en kan leiden tot meekoppelkansen
(onder andere het zogenaamde «carbon farming», het belonen van boeren voor koolstofvastlegging
in grond en gewassen)?3 Wat kan dat betekenen voor de Nederlandse agrarische sector?
Antwoord 6
Het samenvoegen van non-energetische emissies van de landbouw en
landgebruik tot een gemeenschappelijke pijler genaamd «Agriculture, Forestry en Other
Land Use» (AFOLU) is één van de voorstellen die de Europese Commissie op 14 juli heeft
gepresenteerd als onderdeel van het «Fit for 55» pakket. Dit pakket bevat een reeks
aan voorstellen voor herzieningen en wijzigingen van het bestaande EU-klimaatbeleid,
om in 2030 een hoger EU-emissiereductiedoel te realiseren van 55% ten opzichte van
1990. Op dit moment wordt beoordeeld wat het voorstel kan betekenen voor de Nederlandse
agrarische sector. Uw Kamer zal via de BNC-route hier nader over worden geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.